'Haringprofessor'de VUT in Euro ZATERDAG 14 OKTOBER 1995 ngesl i ligt e denli,,; i woi pvall Jk heb al die jaren geprobeerd een \entaliteitsveranderi ng in de visserij tot ld te brengen. Daar ben ik aardig in .„leslaagd, al zeg ik het zelf." Aan het woord: Cees Weber (57), 'haringprofessor' te IJmuiden. Eind deze maand t hij met de VUT bij \et Rijksinstuut voor Visserij Onderzoek (RIVO) in IJmuiden. De handelaren die ■eunen onder Webers jaarlijkse landelijke mé vingtest, hoeven niet juichen. Ze zijn nog niet van hem af... schud rgens urbule omfoi g«-\„; lï/l m-.i. ntie te- ndooi diti gemal ir ang R ndaai ympto melijl heitel lijdt Cees Weber stopt na 40 jaar met zijn werkzaamheden bij het RIVO. „Ik heb al die jaren geprobeerd e zeg ik het zelf." 'Kabinetsbesluit is een slechte zaak' bijnaam? Da's een geintje van n Belgische journalist. „Goh, U lijkt wel een haringprofessor", Jdie gezegd na een uitvoerig £>etoog van 1[n s Weber over de kwaliteit van haring. In lime hadden Nederlandse collega's de p; titel overgenomen. „Een badinerende ti- Ik vind van niet. Het is juist een erken- gvan mijn kennis op dat gebied." I de Driehujzenaar niets over Hol- Nieuwe. Voor je het weet volgt een n durend betoog over de smaak, de tex- r, de verschillen in haringsoorten of de di- gevo verwerkingsmanieren. Zo halverwege maand mei, vlak ingseizoen, vallen de uitnodigingen op deurmat. Voor lezingen. Of deelname lijker 'haringproeverijen. Want Weber kan a buitenkant zien of het oude haring is, gaat verhaal. Dit soort mythevorming over e en di aspect van zijn werkzaamheden hoort illemaal bij, liet Weber zich eens ontvallen toeli *n perspresentatie van de nieuwe haring. Braakliggend terrein. jongetje was Cees Weber veelvuldig i en van IJmuiden te vinden. „Al dat i i vis. Reuze interessant. 'Daar wil ik later verder', dacht ik destijds,.Al die verschil- zinde ?e soorten." Een paar jaar later schreef de velei ^ri8e Umuidenaar een kort maar net sol- neIt atiebrieQe naar het RIVO in IJmuiden. le der resultaat. Wel kon hij terecht bij de nn ierlandse Organisatie voor Toegepast Na- nvetenschappelijk Onderzoek (TNO), dat een afdeling visserijonderzoek in IJmui- had geopend. Als één iewerkers kon Weber aan de slag. In de nduren spijkerde hij op een MTS i dam zijn kennis over de visserij bij. Een heel onderzoeksgebied lag 1 ik. Zo halverwege de jaren '50 waren veel enverkende bedrijven geïnteresseerd langer houdbaar maken van hun produk- Vooral vanwege de exportmogelijkheden Duitsland. Daar was veel fundamenteel «rzoek voor nodig. Op het gebied ineren bij voorbeeld, of de verbetering de kwaliteit. De opdrachten stroomden "en. Achter ons gebouw hadden 5rij staan. Daarmee konden we allerlei rookprocessen in kaart brengen. Daarnaast hielden we ons ook bezig met zaken die niet direct met vis zelf te maken hadden. Vragen beantwoorden als 'Hoe kun je een nieuwe saus ontwikkelen diè lang houdbaar is', of een opdracht voor het ontwikkelen van een nieuw conservenblikje. Eigenlijk deed je van alles wat. Vaak zat ik bij bedrijven die hun produktietechnieken wilden verbeteren. Ver volgens ging je dan in overleg met ingenieurs hoe een bepaald euvel kon worden opgelost. Het was een soort wisselwerking: wij beke ken problemen vanuit een theoretische en technische hoek. De directeur van een visbe- drijf liet ons dan zien hoe het in werkelijkheid eraan toeging. Dat sloot prima op elkaar aan. Die kennis kwam mij later goed van pas. Vooral in het buitenland waar je meer op je zelf bent aangewezen." In Saudi-Arabië bij voorbeeld heeft Weber in opdracht van inge nieursbureau Heidemij meegeholpen aan de bouw van een distributiecentrum voor vis. Een paar jaar daarvoor zat hij aan boord van een schip dat Nederland aan Kenia had ge schonken. Gedurende zes maanden leerde Weber de opvarenden onder meer de tech nieken van het fileren en strippen en hoe daarna met de vis moest worden omgegaan. Aan het begin van de jaren '70 zocht het TNO een medewerker die zich wilde speciali seren op het gebied van de haring. Na een korte inventarisatie werd dat Weber. Niet lang na zijn benoeming moest de kersverse haringdeskundige zich bezighouden met het bestrijden van de gevreesde nematode, de al- ombekende haringworm. ,,We zaten toen met een dilemma. We wilden een procédé ontwikkelen die de smaak van de haring in tact hield, maar die wel leidde tot de vernieti ging van de nematode. De jaren daarvoor werd de haring aan boord behoorlijk gezou ten. Mede als gevolg van een veranderde voorkeur van de consument is dat zoutge bruik later minder geworden. Maar dat had wel tot gevolg dat die haringworm in leven bleef." De oplossing was even simpel als doeltreffend: de haring krijgt een lichte pe- kelbehandeling. De emmertjes worden daar na pijlsnel ingevroren zodat de worm sterft. De methodiek had als bijkomend voordeel dat sindsdien het hele jaar maatjesharing kan worden gegeten. Het onderzoek van Weber naar haring nam halverwege de jaren '70 een geheel andere wending. Oorzaak was het vangstverbod voor een groot gedeelte van de Noordzee, waarop de Nederlandse vishandelaren uitweken naar Denemarken. „Toen kreeg je te maken met een geheel ander probleem, namelijk het koelproces van de haring. De haring werd toen nog veelal per vrachtwagens naar Ne derland vervoerd om hier te worden ver werkt. We hebben gekeken hoeveel uur na de vangst haring nog geschikt was voor verwer king." Op docerende toon:„Na het vangen worden direct de ingewanden verwijderd zo dat het beest flink kan doorbloeden. De al vleesklier, de pancreas, blijft echter zitten. Dit kliertje zorgt voor een uitscheiding van enzy menen die het vlees zacht maakt. Op dat mo ment krijgt de haring ook zijn eigen zilte smaak. Ik wilde nu wel eens weten wat de in vloed was van andere enzymen op het rij pingsproces. Het kritische punt ligt rond de 36 uur. We hamerden er constant op dat de handelaren hun produkten goed in het ijs zouden bewaren. Gelukkig zie je een trend dat steeds meer Nederlandse handelaren in Denemarken de haring laten verwerken. Zo is-ie het lekkerst." Haringtest Bij het grote publiek is Weber bekend gewor den vanwege zijn jaarlijkse haringtest voor het Algemeen Dagblad. Samen met een jour nalist scheurt Weber zes dagen lang kris kras door Nederland. In totaal worden 75 viskra men en -winkels bezocht. En overal dezelfde vraag: 'Vier haringen alstublieft'., Twee stuks gaan direct in een vriezer ach ter in de auto, bestemd voor bacteriologisch onderzoek. De overige exemplaren worden ter plekke gekeurd. Smaak, kleur, geur, mate van doorbloeding. En wee degene die slechte haring verkoopt. 'Die zaak moet direct dicht', luidde eens de weinig vlijende kwalificatie over de handel van een Amsterdamse vishan delaar die haring van het vorige jaar ver kocht. De eigenaar spande een kort-geding tegen het Algemeen Dagblad aan wegens be lediging en verdraaiing van de feiten. Cees Weber: „We werden echter wel in het gelijk gesteld. In het vonnis stond dat wij zeer zorg vuldig te werk waren gegaan. Dat streelde ons wel, ja." „Toen ik met die test begon, dacht ik: 'O, jee. Dat gaat helemaal verkeerd. Dit zullen veel vishandelaren niet leuk vinden'. Maar ik wilde niets anders dan een objectief onder zoek uitvoeren. Terwijl ik me goed besefte dat dat voor sommige zaken omzetverlies zou betekenen. Maar het was de enige ma nier om de vishandelaren wakker te schud den dat het zo niet langer kon. Vooral in het begin was de situatie bij een aantal viswin kels bedroevend slecht. Ik heb eens meege maakt dat haring werd verkocht in vetvrij pa pier met een krant erom. Dan werd 's och tends vroeg de hele voorraad voor die dag ge sneden. Lagen die maatjes daar de hele dag in de open lucht te stinken. Gelukkig is het de laatste jaren stukken beter. Meestal geven we een bedrijf dat eerst slecht uit de test is geko men het jaar daarop een herkansing. Heel vaak is er dan sprake van een aanzienlijke verbetering. In het begin hoorde je dikwijls: 'Die vent kan doodvallen.' Maar op het laatst kreeg ik veel aanvragen voor het houden van lezingen voor visdetaillisten. Diep in hun hart weten zij dat ik gelijk heb. Wat ik zelf een lekkere haring vind? In de eerste plaats moet een haring fris zijn, niet ranzig of een bittere smaak. Een lichte gerijp te smaak met een romige bijsmaak. Maar dat is zuiver persoonlijk hoor. Smaken verschil len ook per regio. In het oosten van ons land houdt men het liefst van maatjesharing met een gerijpte smaak. Hoe meer naar de kust, des te rauwer de Hollandse Nieuwe moet zijn. Terwijl de Duitser weer van een wat gro vere haring houdt. Daarom raak je niet uitge praat over dit onderwerp." Nieuwe aanvoer Vooral niet nu er zich een nieuwe ontwikke ling lijkt aan te dienen: maatjesharing uit Ca nada. „Jaren geleden was ik op bezoek bij een kennis die zich had gevestigd bij de oost kust in de buurt van Nova Scotia. Hij was daar een makreelrokerij begonnen. Op een dag liep ik langs de baai en zag hoe een visser zijn netten binnentrok. Barstensvol maatjes haring van de allerbeste kwaliteit. Ik kon mijn ogen niet geloven. Direct heb ik een paar em mertjes ervan gekaakt en gezouten. Een dag later zaten we er van te smullen. Ik probeerde de Canadese autoriteiten ervan te overtuigen dat er volop exportmogelijkheden zijn naar Europa. Twee weken geleden heb ik een on derzoeksopzet ontvangen voor het inventari seren van haringgebieden. De plaatselijke au toriteiten moeten bedrijven interesseren voor de verwerking van maatjesharing. Als dat -lukt, kan volgend jaar al de eerste haring naar Europa worden overgevlogen." Sinds het opgaan van het TNO in het RIVO, drie jaar geleden, is Weber vrijwel dagelijks te vinden bij het Produktschap Vis voor een on derzoek naar kwaliteitsverbeteringen in de visserijsector. Aanleiding was een vernieti gend onderzoek van de Consumentenbond naar de toestand van vis. Zorgvuldig heeft hij de visserijketen onder de loep genomen, van de vangst aan boord tot en met de vitrine bij de vishandel. In dit onderzoek zijn eerst alle knelpunten op een rijtje gezet. De inventari satie heeft inmiddels geleid tot enkele paskla re oplossingen, zoals de introductie van een tien-punten kaart waarmee een visser kan checken of alles aan boord wel volgens de normen gaat. Ook andere organisaties en be langengroeperingen bekijken momenteel hoe de kwaliteit van vis kan worden verbeterd. „Ik snap dan ook niets van het kabinetsbe sluit om het vakbekwaamheidsdiploma voor visdetaillisten af te schaffen. Ondernemers die een viswinkel of kraam willen beginnen, hoeven in de toekomst geen opleiding te vol gen. Ze moeten alleen iets weten over be drijfsvoering. Da's een slechte zaak. Er zijn allerlei initiatieven voor de kwaliteitsverbete ring van vis en dan laten we het juist op het cruciale punt afweten! Als dit besluit gehand haafd blijft, betekent dat dat de klok weer ja ren wordt teruggedraaid." De kennis van Weber gaat niet verloren. De vutter wil een adviseursbureau beginnen op het gebied van visserij-onderzoek. „In princi pe kan iedereen me inhuren. Maar ik wil wel leuke dingen blijven doen. Bij voorbeeld die haringtest voor het AD. Daarover moet ik binnenkort nog met de krant praten. Het is in ieder geval niet zo dat ik op mijn lauweren ga rusten. Dat kan ik niet na mijn leven lang te hebben gewerkt. Ik blijf de visserij-sector nauwkeurig in de gaten houden." Wij hebben heel wat vrienden. Ze zijn erg verschillend. Een paar zijn leraar, of violist, of ze werken op een kantoor. Geen beroemdheden, staatshoofden of ministers, maar dat zie ik als een voordeel. Gewoon aardige mensen. Wij zijn niet intiem met de familie Kok of met de Van Mierlo's, en ook Kohl komt niet bij ons thuis. Soms is dat jammer, want met Kohl had ik graag eens gepraat over de euro. Ik weet niet hoeveel zakgeld Kohl kreeg toen hij zes was. Mijn aanvangssalaris was 40 cent. Dat was het maandbedrag, ge baseerd op een dubbeltje per week. Ik her inner me ook dat ik naar eigen mening nogal ruim in de middelen zat. In zekere zin was dat ook zo, want ik kon moeiteloos een maandsalaris apart zetten, wat nu niet meer lukt. Ik gaf niets uit en deed alles in een spaarpot. In feite gebruikte ik mijn zakgeld niet om dingen te kopen maar alleen om te bedenken welke dingen ik zou kunnen ko pen. Dat is heerlijk want je gebruikt je geld vele malen zonder dat het een cent kost. Mijn vermogen groeide tot ettelijke gul dens. En wat je dadr allemaal voor zou kun nen kopen Tegenwoordig koop je minder voor een gulden. Veel minder zelfs, aangezien de inflatie krachtig heeft toegeslagen. De cent is verdwenen, en er zijn nog maar weinig dingen die je voor een dubbeltje kunt ko pen. Een fotokopie, een toverbal en eerion- toereikende postzegel. Meer kan ik zo gauw niet verzinnen. Over een poosje kunnen ze de stuiver en het dubbeltje dus ook wel op doeken. Dan wordt het kwartje onze klein ste munt, voor een fotokopie, een toverbal en een ontoereikende postzegel. Als Kohl dan eens op de koffie kwam, zou ik over deze dingen met hem willen praten. Niet meteen met de deur in huis vallen, eerst over koetjes en kalfjes, kopje koffie, koekje erbij. En als hij dan in z'n koffie zit te roeren, dan begin ik. 'Die euro van jou hè, is dat nou wel goed doordacht? Begrijp me goed, ik ben een voorstander van een Eu ropese munt, maar volgens mij hebben Waigel en jij een paar dingen over het hoofd gezien'. Vol verbazing houdt hij op met roeren in zijn koffie, en dan ga ik ver der. 'Kijk', zeg ik dan, 'als die euro van jou net als de ecu ongeveer twee gulden waard is, dan kun je er in 1999 maar weinig voor kopen. En in 2010 is een euro maar net ge noeg voor een fotokopie, een toverbal of een ontoereikende postzegel' Zou het niet handiger zijn om die euro meteen op, pak 'm beet, 25 gulden te zetten? Dan kunnen we die verdelen in 100 eurocenten voor fo tokopieën en toverballen. Bovendien scheelt dat in de aantallen nullen achter grote bedragen. Het lijkt me onhandig om de euro van meet af aan bijna de kleinste waarde te geven. Ik ben benieuwd wat hij daarop te zeggen heeft. Maar ik heb nog iets. Eerst een twee de kop koffie. Nog een koekje erbij? O nee, da's waar, je moet een beetje aan de lijn denken. Dan begin ik over de naam. Het woord ecu heb ik altijd een vondst ge vonden. Prettig voor de Britten, omdat het een letterwoord is voor European Cur rency Unit, en prettig voor de Eransen om dat het de naam is van een oude Franse munt. Schitterend compromis, maar inder daad is niet aan de Duitsers gedacht. Die willen dus een andere naam: euro, een ab soluut fantasieloze en taalkundig onprakti sche naam. In de eerste plaats onpraktisch omdat allerlei bestaande woorden met eu ro- weer weggewerkt moeten worden. Zo zal het woord Europoort moeten verdwij nen, of het wordt de naam voor de flappen - tap. En Eurovisie wordt dan zoiets als de fis cale recherche. Alleen de Eurocheque kan Eurocheque blijven. Maar het meest onhandig aan het woord euro vind ik dat Duitsers, Fransen en Engel sen het zo verschillend gaan uitspreken. De ecu zou overal ongeveer als ecu klinken, maar de euro wordt een 'oiro', een 'euró' (met klemtoon op de tweede lettergreep) of een 'joerro'. En je moet er helemaal niet aan denken hoe de euro in Leiden of Rot terdam gaat uitgesproken worden. Kijk, dat vind ik geen mooi begin. Als hij zijn koffie opheeft, en iets mompelt van 'Kom, ik ga maar weer 'ns opstap pen', dan klop ik hem op zijn schouder. Denk er nog eens over. Nu kan het nog. Maar ik denk niet dat hij gauw weer terug komt.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1995 | | pagina 35