'Achter de schermen
heb ik toch wel het
een en ander bereikt'
Vliegtuiglawaai
wereld uit door
niet te vliegen
Bedenkers van maximumsnelheid lijken wel knots^
Feiten&Meningen
ZATERDAG 2 SEPTEMBER 1995
COLUMN
Erger dan ooit: dat was deze zomer het ge
bulder van dalende vliegtuigen. En niet al
leen overdag, maar ook 's nachts. Na twee-
en mag er niet meer worden gevlogen. Toch
werd ik, vanwege de warmte slapend met
open ramen, in de maanden juli en augus
tus bijna elke nacht kort na drieën gewekt
door een vliegtuig dat de Kaagbaan op
zocht. Soms gingen er zeven achter elkaar
over. Dan werd het weer stil tot een uur of
vijf, maar was het leed al geschied, kon ik al
niet meer slapen.
Nu geef ik toe dat ik wel erg licht slaap.
Gepiep van een muis achter het behang, en
ik ben al wakker. Maar zo'n dalend vliegtuig
in de nacht, dat is erger dan tienduizend
huismuizen die piepend achter het behang
een psalm aanheffen. Bovendien is het don
derende lawaai niet alleen hinderlijk als je
slaapt. Je kunt overdag de hond alleen nog
tussen twee vliegtuigen door roepen. Zit je
in de tuin met vrienden te praten, dan zie je
opeens nog wel hun mond bewegen, maar
hoor je niets meer, ofschoon ze hun stem
verheffen. „En soms", zei een bevriende re
latie, „komen die vliegtuigen' zo laag over
dat je onwillekeurig geneigd bent te buk
ken."
Hoe moet dat nu verder? Thans is de situ
atie onduldbaar, straks na de groei van
Schiphol, is zij ondragelijk. Onleefbaarheid
ligt in het verschiet.
Initiatieven als de
aanplant van een
bulderbos juich ik
toe. Maar ik denk
dat dat niets uit
haalt. Aan de poli
tiek valt geen enkele
hoop te ontlenen,
tenzij we allemaal
Groen Links stem
men, maar dat zie ik
nog niet gebeuren.
Toch is er een
unieke oplossing,
die even simpel is
als voor de hand lig
gend. Niettemin
heb ik hem nog
nooit iemand zien bepleiten. Wij krijgen re
gelmatig, daar mijn vrouw een paar buider-
bosbomen heeft gekocht, het Bulderbos-
blaadje in de bus, maar heb daarin en
dat vind ik verbazingwekkend nog nooit
enige aanbeveling gezien in de richting van
deze oplossing. Daarom kom ik er nu zelf
maar mee, hoewel ik het bijna gênant vind
dat ik iets ga opschrijven wat zo'n evidente
open deur lijkt.
Beste mensen, hoe stoppen wij Schiphol,
en deszelfs uitbreiding? Door niet meer te
vliegen. Zo eenvoudig is het. Als in ieder ge
val alle Nederlanders die last hebben van
het lawaai van dalende en opstijgende
vliegtuigen, eri dat moeten er minstens vijf
miljoen zijn, niet meer in een vliegtuig stap
pen, bereiken we al een reductie van zo'n
33 procent van het aantal verkochte zit
plaatsen.
Mijn vader zei altijd: „Een vliegtuig in
stappen, dat nooit, ik zou nog niet eens m'n
oude schoenen aan een vliegtuig mee dur
ven geven." Helaas is deze bezorgdheid
voor oude schoenen teloor gegaan, maar
'vliegen, dat nooit,' dient voor ons weer net
zo vanzelfsprekend te worden als het was
voor de generatie van mijn vader. Het zal
moeite kosten, net als stoppen met roken,
en het zal ook niet iedereen lukken, maar
voor mij staat vast: ik vlieg niet meer.
TOM JANSSEN
Verstandig voorstel Veilig Verkeer ten onrechte afgekraakt
Ze wisten niet hoe snel ze Veilig Verkeer
Nederland aan de schandpaal moesten
nagelen. De Tweede-Kamerfracties van
PvdA, WD, CDA, D66 en Groen Links
waren er als de kippen bij. Net als de
ANWB, de verkeerspolitie en de ministe
ries van milieu en verkeer. En toch was
het best een verstandig idee dat Veilig
Verkeer Nederland (WN) lanceerde.
Een aantal jaren geleden is de maxi
mumsnelheid op de Nederlandse snel
wegen teruggeschroefd. Sindsdien mag
er in principe 120 kilometer per uur wor
den gereden, en op drukke weggedeelten
niet meer dan 100. Begrijpelijke beper
kingen, want ze komen de verkeersvei
ligheid en het milieu ten goede. Mensen
willen zich bovendien best aan beper
kende regels houden, als ze daarvan het
nut maar inzien. Tot zover dus niets aan
de hand.
Maar zoals met zoveel kwesties, is ook
hier de praktijk weerbarstiger dan de re
gelgevers achter hun bureaus denken.
Heel verstandig dus van WN om eens te
vragen wat de praktijkmensen bij uitstek,
de automobilisten, er na een flink aantal
jaren ervaring van vinden. Er werd een
forse steekproef genomen: 2.500 chauf
feurs is naar hun ervaringen gevraagd.
En wat blijkt? De maximumsnelheden
van 100 respectievelijk 120 kilometer per
uur worden door velen een te strak
keurslijf gevonden.
Dat heeft Veilig Verkeer aan het denken
gezet en tot een nieuw voorstel gebracht:
als iedereen zich overdag netjes aan de
snelheidsgrenzen houdt, kunnen die
's avonds en 's nachts op de meeste au
tosnelwegen worden verhoogd naar 140
kilometer per uur. Maar wat in een land
als het onze te verwachten viel, gebeurde
onmiddellijk. Regels zijn regels en zo is
het goed, viel allerwege te beluisteren.
Of die regels ook altijd zinnig zijn, vraagt
kennelijk bijna niemand zich af. De snel
heidsgrenzen van 100 en 120 kilometer
per uur zijn in principe verstandige
maatregelen ten bate van prijzenswaar
dige doelstellingen (minder ongelukken
en minder milieuvervuiling). Elke wel
denkende automobilist zal er ongetwij
feld ook zo over denken, al was het maar
omdat hij inmiddels weet dat het op de
drukke wegen in de Randstad overdag
niet meer zo'n zenuwentoestand is als
vroeger. Waar iedereen met een vaartje
van 100 voortrolt naar zijn doel, is het
doodgewoon een stuk rustgevender stu
ren. Met al die auto's op de weg scheelt
het ook een aardigde plas brandstof (dus
geld) en daarmee is het milieu mooi ge
holpen.
Maar kijk nu eens op diezelfde snelwe
gen na een uur of acht, negen 's avonds.
Het is er dan een stuk rustiger en de ver
keersveiligheid zal er vast niet onder lij
den als mensen wat sneller van pakweg
Leiden naar Amsterdam of van Haarlem
naar Utrecht rijden. Wie zich overdag op
de snelwegen begeeft, begrijpt de rede
lijkheid van de huidige maximumsnelhe
den onmiddellijk. Wie 's avonds diezelf
de wegen berijdt, snapt het al een stuk
minder.
En wie dat 's nachts doet, is al vlug ge
neigd de regelgevers voor knots te verslij
ten. Over brede asfaltboulevards zou de
nachtelijke automobilist zich gezwind
huiswaarts kunnen spoeden. Maar nee,
op gezag van de Haagse regeltjesmakers,
die zelf al lang op één oor liggen, mof'
hij ook dan in een letterlijk slaapvervh
kend (gevaarlijk!) tempootje voortsuP
len. Omdat hij anders wel eens in bok
sing zou kunnen komen met andere"
weggebruikers. Maar die zijn er op dP
uur helemaal niet. En omdat het milp
anders geweld wordt aangedaan. MaP
zou de milieuschade niet buitengewtf"
gering zijn, als er op zo'n laat uur maP
heel weinig mensen benzine verstokt
De chauffeur die 's avonds en 's nach
de grote baan op gaat, kan maar tot ff
conclusie komen: sommige regels zij?'
kennelijk niet omdat ze onder alle 011s
standigheden ergens toe dienen, nee,2
zijn er blijkbaar vooral opdat ze word^
gehandhaafd. Dat dat de beste mani£
om mensen tot ontduiking aan te zetl5
heeft Veilig Verkeer Nederland inmidil
begrepen. Die club heeft dan ook de 1'
nigheid van geest opgebracht om hetf
eerder ingenomen standpunt te verlat'
en nu te pleiten voor flexibele maxi- 1
mumsnelheden. Helaas als enige. 1
152
-TE
De subtiele revanche van Chris van der Klaauw
Na lang aandringen geeft hij het aarzelend toe: „Nou ja, misschien heeft dit boek ook iets van een rechtvaardiging." Chris van der
Klaauw, volgens heel wat tijdgenoten de slechtste minister van buitenlandse zaken die het departement ooit heeft gekend, heeft
zijn memoires geschreven. Een subtiele revanche tegen de plaaggeesten die hem altijd hebben achtervolgd.
Chris van der Klaauw was in
zijn jonge jaren een buiten
beentje. Een echt kapitalisten
zoontje, zegt de WD'er zelf.
Een boekenwurm, een knulletje
dat weinig pleisters op zijn
knieën nodig had. Maar er was
meer dan dat. Van der Klaauw
werd gepest. En hoe. „Tot op
het gymnasium heb ik er last
van gehad", zegt hij nu. „In de
winter was ik veel ziek, moest
dan van mijn moeder een muts
dragen. U begrijpt het al, die
was steeds weg, werd van mijn
hoofd getrokken, kwijtgemaakt.
Ze pikten ook mijn fiets. Dan
moest ik er achteraanhollen om
hem terug te krijgen. Dikke pret
natuurlijk."
„Je hoort weieens dat slachtof
fers de pesterijen zelf uitlokken.
Misschien was dat bij mij ook
wel zo. Thuis sprak ik er niet
over. Mijn vader was erg autori
tair, eigenlijk onbereikbaar.
Omdat hij invalide was, kon ik
niet met hem voetballen of an
dere sporten doen. Ik was dus
geen jongen van de straat, ei
genlijkweerloos tegenover die
pestkoppen. Pas na het tweede
jaar van het gymnasium kwam
de ommekeer. Dat morrtent kan
ik precies aanwijzen. Mijn fiets
werd weer gepikt, maar ik ging
er deze keer niet achteraan. Ik
zei: breng hem maar thuis. Pure
bluf natuurlijk, want ik vond het
heel griezelig om mijn fiets zo
achter te laten. Maar het hielp
wel. Vanaf dat moment was het
over. Misschien mijn eerste di
plomatieke succes. Haha!"
De studieresultaten hadden
aanvankelijk te lijden van hei
gepest op school, maar Van der
Klaauw bleek een doorzetter.
Na de oorlog studeerde hij ge
schiedenis aan dezelfde univer
siteit waar zijn vader hoogleraar
was: Leiden. „Ik had een ijzeren
discipline. Elke ochtend, hoe
laat het ook was geworden, om
negen uur aan de studie tot half
zes 's middags." Via het diplo-
matenklasje belandde Van der
Klaauw in 1952 op zijn eerste
buitenlandse post: Boedapest.
Dl PLO MATEN LEVEN
'Een diplomatenleven', noemde
Van der Klaauw zijn memoires
die volgende week uitkomen.
Aan dat diplomatenleven be
waart hij de beste herinnerin
gen. „Het was voor mij een
heerlijke tijd", zegt hij zonder
aarzelen. „Veilig. Als je het kon
vinden met de mensen op je
post had je een reuzetijd. Ook
in Noorwegen, mijn tweede
post, had ik het goed. Ik keek
enorm tegen de gezant op. Van
Karnebeek was voor mij een
tweede vader."
Van der Klaauw maakte als di
plomaat snel carrière, via Noor
wegen, Parijs (NAVO), Rio de
Janeiro, New York (VN) en Ge-
nève, waar hij als ambassadeur
Nederlands permanente verte
genwoordiger bij de Verenigde
Naties werd. Als bewijs uit het
ongerijmde begint hij te praten
over de tijd dat hij met TBC ziek
echtgenote?" Er ging een schok
door mij heen, de vraag was een
duidelijke verwijzing naar het
leed van haar kampperiode. Ik
antwoordde: de gezondheid van
mijn vrouw is thans weer goed.
Daarmee was de audiëntie ten
einde."
Terug in het hotel zei de nog
steeds verbijsterde Van der
Klaauw tegen zijn vrouw: „In
jouw persoon heeft de keizer
zijn verontschuldingen aange
boden voor het aangedane oor
logsleed." De oud-minister:
„Daar waren Hans en ik allebei
absoluut van overtuigd. De kei
zer had, binnen de mogelijkhe
den die het protocol van het
Hof hem bood, zijn excuses
aangeboden, dat was niet mis te
verstaan. Maar we konden het
tegen niemand zeggen! En ze
ker niet in de publiciteit bren
gen. Daarvoor ging het op een
te subtiele, Japanse manier.
Had ik zijn woorden letterlijk
weergegeven, dan had men in
Nederland gezegd: het had wel
wat royaler gekund. En dat had
weer heisa met Japan gegeven.
Verongelijkt: „En toch waren
het excuses. Maar dat is een te
rugkerend probleem in de bui
tenlandse politiek. Hoewel de
Nederlanders denken echte we
reldburgers te zijn, zijn zij zeer
moeizaam ertoe te bewegen
zich in een andere cultuur te
verplaatsen. Alles wordt toch
door de Nederlandse bril ge
zien? Zelfs het besef dat een
naaste buur als een Brit of
Fransman anders denkt, is
moeilijk over te brengen. De
uitlatingen van de keizer waren
te subtiel voor de zware klei."
Er valt een stilte, het staand
horloge in de met exotische
kunstvoorwerpen en schaalmo
dellen van galjoenen gedeco
reerde woonkamer tikt de tijd
weg. Van der Klaauw schuift de
in WD-blauw gevatte me
moires over de salontafel. Het
portret toont de Van der Klaauw
zoals het vaderland hem kent:
de pijp klemvast tussen de ka
ken en rechtervuist. „Popeye
the sailorman", schertste Van
den Bergh ooit, niet één van
Van der Klaauws grootste vrien
den.
„Dit boek is niet zo preten
tieus", zegt de auteur na een
tijdje. „Ik heb niet het stan
daardwerk Diplomacy'van Kis
singer naar de kroon willen ste
ken. Ik heb wel een beeld willen
schetsen van wat een diplomaat
doet. Maar een boodschap?
Nee, die zit er niet echt in. Met
dit boek heb ik verder geen be
doelingen gehad. Misschien
heeft dit boek wel iets van een
rechtvaardiging. Als je de knip
selmap over mijn periode als
minister doorleest, kom je tot
de conclusie dat het bijna alle
maal slecht was wat ik deed.
Maar achter de schermen heb ik
toch het één en ander weten te
bereiken."
DEN HAAG PAUL KOOPMAN
Voormalig minister Van der Klaauw: „Ik dacht: de buitenlandse politiek, daar kun je je vingers niet aan branden
zetten de lijn van de voorganger voort.
op bed lag. Uitgemergeld, de
koorts wilde maar niet wijken,
de medicijnen sloegen niet aan.
Van der Klaauw: „Ik wist zeker
dat ik zou sterven. Het gekke: ik
had er volkomen vrede mee.
Misschien kwam het ook omdat
ik uitgeput was, maar het over
heersende gevoel was toch: het
is goed zo. Ik had een fijne job,
een lieve vrouw en een schat
van een kind."
„Ik ben dus toch weer opge
krabbeld. Maar vanaf dat mo
ment heb ik het gevoel gehad:
elke dag is een geschenk. Elke
avond voordat ik ga slapen
denk ik sindsdien zeer bewust
aan de fijne dingen die ik heb
meegemaakt. Er is altijd wel een
moment van blijdschap of ont
roering, een kind dat naar je
lacht."
MINISTER
In 1977 werd Van der Klaauw
tot zijn eigen verrassing geroe
pen tot het ministersambt in
het kabinet Van Agt/Wiegel.
Van der Klaauw bereidde zich
geestelijk voor op een nieuwe,
heerlijke tijd. „Ik dacht: de bui
tenlandse politiek, daar kun je
je vingers niet aan branden. Dat
is toch een continu proces, we
zetten de lijn van de voorganger
voort. Vlak voordat ik officieel
aantrad vertrouwde een inge
wijde in de Nederlandse politiek
mij toe: Chris, van nu af aan
word je door het slijk gehaald.
Nou, dat bleek een uitspraak
met een grote voorspellende
waarde."
De oud-minister inventariseert:
„Ik vond Den Uyl tegenover me,
de loyalisten uit het CDA, kreeg
te maken met de neutronen
bom, kruisrakettenkwestie, de
vrijlating van Menten, levering
van uranium aan Brazilië, de
onderzeeboot-order uit Taiwan.
Het PvdA-kamerlid Van den
Bergh zei in de Kamer: 'zelfs je
eigen departement steuntje
niet', wat overigens niet waar
was. De pers heeft me nooii met
rust gelaten. Hans, mijn vrouw,
vond het echt vreselijk, het de
primeerde haar. Het heeft ook
geknaagd aan mijn zelfvertrou
wen. Toen uit een opinie-on
derzoek bleek dat ik onder het
volk erg populair was, was mijn
eerste reactie: dat zal wel mede
lijden zijn."
„Ik voelde me erg onwennig,
kreeg dan tien minuten voor het
debat mijn tekst, die ik niet
eens had kunnen lezen. Dan
ben je weerloos. Later organi
seerde ik dat beter, dan kende
ik het verhaal uit m'n hoofd.
Bang voor Den Uyl? Nee dat is
niet het woord. Maar ik voelde
me wel erg onzeker tegenover
hem. Ik dacht steeds: waar zal
hij nu weer mee komen?"
Het diplomatenleven was een
slechte voorbereiding op de
leeuwenkuil van politiek Den
Haag, noteert Van der Klaauw.
„Ik was niet streetwise genoeg
voor de binnenlandse politiek,
zoals je dat tegenwoordig zegt.
Ik heb vaak overwogen er de
brui aan te geven. Laurens Jan
Brinkhorst, die was toen kamer
lid voor D66, was een van mijn
plaaggeesten uit die tijd. Hij
heeft later weieens aan mijn
vrouw gevraagd: je hebt me ze
ker wel gehaat. Haar antwoord:
nou en of! Zelf heb ik die haat
nooit gevoeld. Ik ben daar denk
ik niet toe in staat."
Een voorzichtige kanttekening:
„Nou ja, toen bekend werd dat
PvdA-kamerlid Harry van den
Bergh met Fokkeraandelen had
gesjoemeld en moest opstap
pen, heb ik wel eventjes ge
dacht: daar ga je dan jongen.
Dat gaf me, moet ik in alle eer
lijkheid zeggen, wel enige ge
noegdoening."
KLOOF
De meesmuilende perscom
mentaren en soms messcherpe
kamerdebatten stonden volgens
Van der Klaauw mijlenver af
van die andere werkelijkheid
waar een minister van buiten
landse zaken mee heeft te ma
ken: het internationale circuit.
Daar voelde de rasdiplomaat
zich thuis, kon achter de scher
men wel resultaat worden ge
boekt en was er de nodige waar
dering voor zijn optreden. Al
leen in de regionale pers doken
soms verhalen op die daarvan
getuigden. Van der Klaauw:
„Dan had ik via de stille diplo
matie een vrachtwagenchauf
feur uit de gevangenis weten te
praten en liet hij in de regionale
pers weten: ik heb mijn vrijheid
aan Van der Klaauw te danken."
Een mooie anecdote tekent Van
der Klaauw op over zijn bezoek
aan Japan in 1978. Zijn vrouw
Hans vergezelde hem op die
reis. In haar curriculum vitae,
door de Japanse ambassade op
gevraagd, had zij vermeld dat zij
in een Japans krijgsgevangen
kamp had gezeten en dat haar
vader bij de dwangarbeid aan
de Birma-spoorweg was bezwe
ken. Van der Klaauw: „Onver
wacht kreeg ik bericht dat kei
zer Hirohito mij in audiëntie
wilde ontvangen. Dat was zeer
uitzonderlijk, het was niet de
gewoonte dat een eenvoudig
minister zijn opwachting-bij de
keizer maakte."
„De keizer wachtte mij op in
een salon. Na allebei gebogen te
hebben gingen we in recht te
genover elkaar staande rechte
stoelen zitten, een formele op
stelling. Het gesprek was ook
formeel. Hij informeerde eerst
naar de gezondheid van Hare
Majesteit koningin Juliana.
Daarna stelde hij in dezelfde
plechtige bewoordingen deze
vraag over prins Bemhard, prin
ses Beatrix en prins Claus. En
toen zei de keizer: „En hoe is
théns de gezondheid van uw
Dat is toch een continu proces, we
FOTO'S GPD CEES ZORN