Indië verloren, welvaart geboren! '1 ZATERDAG 5 AUGUSTUS 1995 eie Dekolonisatie leverde bijna 23 miljard gidden op ndië verloren, Rampspoed geboren'. i de zelfbedachte titel van de rammelende brochure die jonkheer C.G.S. Sandberg in januari 1914 voor de somma van 20 cent de wereld inzond. De inhoud van het werkje is al lang vergeten. Terecht, want er ont breekt kop en staart aan. Maar de titel zou beklij ven als leus waaronder een waarheid als een koe schuil ging. „Het bezit van onze Koloniën is voor den Nederlandschen stam een levensbelang. Dit is eene waarheid, zóó eenvoudig, zóó groot en zóó vanzelfsprekend, dat velen zullen meenen dat zij niet eens geformuleerd behoeft te worden, veel minder nog nader betoog vereischt", had hij de mythe een pakkende naam gegeven. Want wat zich aandiende als vanzelfsprekend bleek uitein delijk alleen maar een mythe. Onomstotelijke waarheid of mythe: geen van beide stemt tot nadenken en bezinning. Zij hou den integendeel de geest in hun ban, zelfs nadat zij door de werkelijkheid zijn ontmaskerd. Me nigeen zal in dat geval liever de werkelijkheid ont kennen dan de mythe als oud vuil verwerpen. In tegendeel zelfs, want dan is de tijd gekomen om de mythe nieuw leven in te blazen. Ramp verwacht In oktober 1948, een halve eeuw na Sandbergs ge schriften de dekolonisatie van Indië was volop aan de gang sprak de gezaghebbende histori cus Z.W. Sneller van de Vrije Universiteit een sombere rede uit. Gezien de te verwachten mate riële en geestelijke schade zou het verlies van In dië een nationale ramp zijn waarvan Nederland 'zich waarschijnlijk nimmer herstellen zou'. Dat Premier Drees voerde in de marge van de Ronde-Tafelconferentie (RTC) informeel overleg met zijn Indonesische ambtgenoot Hatta (naast Drees). De RTC begon in augustus 1949 in Den Haag. Het daar bereikte akkoord leidde ertoe dat Nederland op 27 december 1949 de soevereiniteit over Insulinde overdroeg aan de Ver enigde Staten van Indonesië. Een jaar later werd deze federale staat omgezet in een eenheidsstaat, zoals Soekarno en de zijnen altijd hadden gewild. foto spaarnestad fotoarchief toch al buitengewoon zwaar door de oorlog was was erg genoeg.^ Maar Sneller voorzag nog groter getroffen - volgens aanvullende berekeningen onheil. Zonder 'de stut' van Indonesië was liefst heel West-Europa gedoemd 'de strijd om het be- zo'n kleine 15 procent van zijn inkomen inleve ren. Daarbij is dan nog afgezien van het verlies staan te verliezen. Zijn cultuur en beschaving, van ^20 miljoen vooroorlogse guldens die de it. zijn economie en zijn democratie waren dan tot jncjjë werkende Nederlanders aldaar verdienden. ondergang gedoemd. 'Wee West-Europa! 't Is anders gelopen zowel wat betreft West- Europa als Nederland". Het is zo langzamerhand wel duidelijk dat de dekolonisatie van Indië voor Nederland in economisch opzicht een groot voor deel is geweest. Mede dank zij het profijt van de dekolonisatie lukte het Nederland zijn volkshuis- Andermaal een verlies ter grootte van zo'n 2,5 procent van het nationaal inkomen. Moet men trouwens bij dit alles niet ook nog eens de hoge kosten van de oorlogvoering tegen Indo- houding grondig te veranderen en vernieuwen. nesië rekenen? Politionele acties' luidt de verhui- Het land zag zich daardoor meegenomen in de al- iende naam voor de hoogtepunten van die strijd gemene economische vooruitgang van de wester- waarbij aan Nederlandse kant tussen 1945 en se samenleving, waartoe het op zijn beurt een niet onbelangrijke bijdrage leverde. 1949 op zijn minst 2500 militairen sneuvelden. Tienduizenden mannen zagen zich bovendien in Menigeen gelooft intussen nog altijd aan een de kracht van hun leven als militair naar Indië nieuwe mythe Het na-oorlogse economische sue- zonden. De regering onttrok hen aan de arbeids- ces van Nederland, zo heet het, kwam tot stand voorziening die dringend nodig was voor het her- ondanks en zeker niet dank zij het verlies van In- stei en de vernieuwing van de economie. Tussen v u° f* eerSte 8ez 1 bezien, schijnt dat.- 1945 en ^949 trad n0g eens een verdubbeling ook het geval te zijn. Toonden de cijfers immers niet ondubbelzinnig het grote economische be- op van de Nederlandse militaire uitgaven. Tegelijkertijd raakte de Indische staatsschuld lang van Indonesië voor Nederland aan? Bijna een buiten het gareel Deze was tijdens'de economi- derde vier miljard gulden van alle Neder landse buitenlandse investeringen lag vast in sche crisis van de jaren '30 al gestegen tot 1,3 mil jard gulden, zodat bijna een derde van de Indi- Indonesië, vooral in cultures. In 1949 ging meer sche overheidsinkomsten nodig was voor aflos- dan tien procent van de uitvoer naar Indonesië en bijna acht procent van de invoer kwam daarvan daan. De Nederlandse industrie draaide voor het leeuwedeel op Indonesische grondstoffen, sing en rentebetaling. Aan die schuld werden tus sen 1945 en 1948 in verband met de oorlogvoering tegen de Republiek Indonesië nog eens ettelijke miljarden toegevoegd. Indië kwam zodoende voor Volgens berekening van de latere Nobelprijs- ]iefst 6 3 miljard g,^ in het krijt te staan. Dat winnaar Jan Tinbergen man van onverdacht was ongeveer de helft van het toenmalige natio- linkse signatuur droeg Indië vóór de oorlog nale inkomen van Nederland. liefst één achtste bij tot het nationale inkomen van Nederland. Dat gebeurde in de vorm van divi denden, renten, pensioenen, verloftractementen, Minister van financiën Piet Lieftinck zag het met zorg aan. Hij had het al moeilijk genoeg met de gelijktijdige explosie van de Nederlandse 5 Johannes van Mook (1894-1965) was de laatste gouverneur- van Nederlands-lndië. Tot op de huidige dag zeggen oudere Jirs dat de in Semarang geboren Van Mook het met zijn geboor- ïter voor had dan andere Nederlandse en Nederlands-Indische ten. Zo nam hij in 1945 contact op met Soekarno, een stap die de idse regering openlijk afkeurde. Toen hij meer en meer naar het llan werd gedrukt, vroeg Van Mook ontslag, wat hem eind 1948 leend. Zijn opvolgers droegen de titel Hoge Vertegenwoordiger toon. foto spaarnestad fotoarchief economische belangen in Indonesië dan op het behoud van de kolonie. Zij kregen hun zin omdat de Indonesiërs op hun beurt toen voorrang gaven aan de juridische legalisering en formalisering van hun staatkundig-politieke onafhankelijkheid. Daarom ook lieten zij toe dat Nederland ook na de soevereiniteitsoverdracht voortging met zich eco nomisch in Indonesië breed te maken. Meer dan de helft van het Indonesische landbouwareaal bleef in Nederlandse handen. Zodoende bleven Nederlandse ondernemingen liefst 90 procent van de Indonesische export grondstoffen, olie en levensmiddelen verzor gen. Daarmee verdienden zij op de wereldmarkt vele honderden miljoenen guldens aan dollars. Dat was destijds de schaarse wondervaluta, drin gend benodigd voor het herstel en de vernieuwing van de nationale economie. Hoe had Nederland zulke sommen op eigen houtje moeten verdie nen? Met zijn uitvoer van bloembollen soms? Daar kwam nog eens bij dat het behoud van de kolonie onder de gegeven omstandigheden enor me herstel- en ontwikkelingskosten zou eisen. Die gingen ver boven de economische kracht van Ne derland. De toenmalige minister van economi sche zaken J.R.M. van den Brink behoorde tot de nuchtere rekenaars binnen het kabinet die begre pen hoe voordelig het was Indië kwijt te raken. Hij staat ook bekend als de grondlegger van het na oorlogse industrialisatiebeleid en daarmee van de heroriëntatie van de hele Nederlandse economie. Dat alles, zo meende Van den Brink, was tot mislukken gedoemd als Nederland opgezadeld bleef met de financieel-economische zorg voor het armlastige volk van het onderontwikkelde Indonesië. Zo kreeg Indonesië op oudejaarsavond dracht legde Unilever de bouw al weer stil. Uitein delijk volstond Unilever met het herstel van zijn vooroorlogse bedrijvigheid. Het Nederlands-Indische bedrijfsleven stelde zich even terughoudend op. Tijdens de jaren '50 investeerden de Nederlandse ondernemingen in Indonesië jaarlijks niet meer dan gemiddeld 90 miljoen gulden. Dat was gezien de voortgeschre den geldontwaarding heel wat minder dan dezelf de som gelds die er in de laatste vooroorlogse ja ren voor op tafel was gekomen. En dan te beden ken dat de werelddepressie van de jaren '30 toen al verantwoordelijk was geweest voor een drama tische val van de Indische ondernemingsinveste ringen tot op minder dan een derde van hun om vang uit de jaren '20. De na-oorlogse investerin gen waren al met al nauwelijks voldoende om het achterstallig onderhoud in te halen en de geleden oorlogsschade te repareren. Uitbreidings- en diepte-investeringen bleven, uitzonderingen daar gelaten, achterwege. Met een minimum aan kos ten en inspanningen lukte het zodoende ook uit het onafhankelijke Indonesië het maximaal moge lijke te halen. Vrolijk berekende de Nederlandse Onderne- mersraad voor Indonesië in 1957 dat sedert de soevereiniteitsoverdracht nu al jaarlijks meer dan een miljard gulden uit Indonesië naar Nederland was gevloeid. Dat was het dubbele van de gemid delde som die het dankbare Nederland gedurende een jaar of drie had mogen incasseren via de Marshall-hulp. 'Le micracle Hollandais' aldus de trotse Ondernemersraad kwam toch goed deels voor rekening van zijn leden in Indonesië. En zo was het. De Raad was dan ook alles behalve blij toen 1949 weliswaar zijn onafhankelijkheid, maar bleef overmoedig Nederland door zijn dwaas geruzie scheepvaartontvangsten, handelswinsten e.d. Als schaatsschuld tot de ongehoorde som van ruim 28 die stroom verdroogde, moest Nederland dat miijard in 1947 het zevenvoudige van het vooroorlogse record uit 1939! Hij zag al aankomen dat Nederland nu ook nog eens moest opdraaien voor de schuld van Indië. Kort voor zijn overlijden in 1989 liet hij nog optekenen dat dit inderdaad was ge beurd. Maar zie eens hoe na-oorlogs Neder land ondanks alles zijn tegenspoed heeft overwonnen! Oorlog en dekolonisatie ten spijt heeft de natie tijdens de jaren '50 en '60 haar welvarende verzorgingsstaat van de grond weten te tillen. In het raam van de Koude Oorlog verhoogde Nederland toen bovendien zijn defensie-inspanning. Het jaarlijkse gemiddelde van de defensie uitgaven van 700 miljoen gulden tussen 1945 en 1949 was al in 1950-1955 gestegen tot 1,25 miljard gulden. Het aandeel van de defensie in de totale overheidsuitgaven nam daardoor met een derde toe. Wie dit alles overziet, moet wel diep onder de in druk komen van de na-oorlogse economi sche prestaties van het geweldige volk van Nederland. Maar oud-minister van financiën Lief tinck had toch beter moeten weten. Zo was er om te beginnen geen sprake van dat de Indische staatsschuld bij de soeve reiniteitsoverdracht zomaar ten laste van de Nederlandse belastingbetaler kwam. Bij uitstek economisch deskundigen als oud- Heinekenman en minister van buiten landse zaken Dirk U. Stikker en de machti ge top-ambtenaar Max Hirschfeld wisten dat te verhinderen. Zij zorgden ervoor dat tijdens de Ronde Tafel Conferentie die aan de soevereiniteitsoverdracht vooraf ging 4,3 miljard gulden van de Indische staats schuld voor rekening kw^rn van de Indo nesische Republiek. Het kwam er feitelijk op neer dat de jonge Republiek zodoende de financiële kosten ging betalen van de hele vierjarige Nederlandse oorlogvoering tegen haar. Geen geringe beloning voor de bekwaamheid van de Nederlandse onder handelaars... Die waren op dat moment meer be dacht op het bewaken van de Nederlandse het economisch met handen en voeten gebonden aan Nederland. In dat opzicht was de dekolonisa tie dus nog allerminst voltooid. Economische belangen Die toestand kon natuurlijk niet eeuwig duren. Het Nederlandse bedrijfsleven in Indië besefte dat ter dege. Ook zijn vertegenwoordigers hechtten meer gewicht aan economische belangen dan aan zoiets vaags als de overdracht van de soevereini teit. Toen de twee Unilever-directeuren Paul Rij- kens en Sidney van den Bergh in het voorjaar van 1949 van hun studiereis naar Indonesië terugkeer den, waren ze nog vol optimisme over de ontwik kelingsmogelijkheden van hun concern aldaar. Er moest maar gauw een nieuwe fabriek komen. Maar enkele maanden na de soevereiniteitsover- met Indonesië om het waardeloze Nieuw-Guinea de kip met gouden eieren in roekeloze blindheid op de slachtbank legde. Het bood Indonesië in 1957 de niet te missen kans eindelijk ook in eco nomisch opzicht eigen orde op zaken te stellen. In december van dat jaar vond de bedrijfsovername van de Nederlandse ondernemingen plaats. Een jaar later waren zij genationaliseerd. Cultuurstelsel Maar voordien leek het wel of de dagen van het Cultuurstelsel uit de 19de eeuw waren terugge keerd. Toen haalde Nederland door een uitgekien de overheidsaanpak van de koloniale exploitatie meer dan ooit winst en voordeel uit zijn kolonie. In de periode 1832-1850 leverde Indië een kleine 20 procent van dé Nederlandse staatsinkomsten Nederlandse militairen in 1947 in de buurt van Cilacap, een belangrijke havenplaats aan de zuidkust van Java. foto spaarnestad fotoarchief op en in 1850-1860 zelfs één derde! Het stelde toenmalig Nederland onder andere in de gelegen heid zijn gigantische staatsschulden af te lossen, de Hollandse waterlinie te versterken en de beno digde gelden voor het afschaffen van de slavernij in Suriname te vinden. Maar het belangrijkste was misschien wel de aanwending van het 'batig slot' uit Indië voor de aanleg van spoorwegen, kanalen en haveninstalla ties. Zonder Indië zou Rotterdam zijn Nieuwe Wa terweg niet of pas veel later gekregen heb ben. Op die manier leverde het toenmalige Neder lands-lndië een fundamentele bijdrage tot de mo dernisering van de traditionele, agrarisch-com- merciële volkshuishouding van Nederland. In plaats daarvan verrezen de contouren van een ge- industrialiseerde samenleving, die zich al bij het begin van de 20ste eeuw had ontwikkeld tot de evenknie van de omringende industrielanden. Daarmee was het Cultuurstelsel overbodig ge worden. In Indië maakte overheidsingrijpen plaats voor economisch liberalisme. Terwijl het Nederlandse bedrijfsleven in Indië de economi sche exploitatie en ontwikkeling van de kolonie voor zijn rekening nam, tekende de overheid al daar voor de uitbreiding van het Nederlandse ge zag over de buitengewesten en het handhaven van orde en rust. Deze werkverdeling tussen gouvernement en particulier bedrijfsleven was bijzonder doeltref fend. De cultures en mijnbouw van Indië functio neerden nu immers zonder de omweg van het Cultuurstelsel en 'batig slot' rechtstreeks als on misbare drijfkrachten van de industriële groei van Nederland. Tegelijkertijd was Indië voor bijvoor beeld de destijds cruciale Nederlandse textielin dustrie een bijzonder belangrijk afzetgebied. In deze omstandigheden maar alléén in deze om standigheden had jonkheer Sandberg al het ge lijk van de wereld aan zijn kant: 'Indië verloren, Rampspoed geboren'. Verandering Maar al tijdens de Eerste Wereldoorlog bleek ver andering op til. De industrialisatie veranderde van aard en opzet. De textielnijverheid en andere tak ken van de lichte industrie fungeerden niet langer als trekkers van de industriëfe groei. De nadruk kwam te liggen op de zware industrie, de chemi sche en petro-chemische nijverheid, de elektro techniek en de elektronische industrie. Voor die bedrijvigheid was Nederlands-lndië van betrekke lijk ondergeschikte betekenis. Dank zij het opko mende autoverkeer in de jaren '20 beleefde alleen de Indische rubber nog hoogtijdagen. Maar de wereldcrisis van de jaren '30 maakte ook daaraan een eind. Het noodlijdende Nederlands-lndië dreigde nu zelfs ten laste te komen van het moe derland. Dat was natuurlijk de bedoeling niet. Al in 1933 had minister Hendrikus Colijn de toenmalige gouverneur-generaal van Indië ver trouwelijk laten weten dat het met de Indische rijkdommen, was gedaan. En als iemand het kon weten, was hij het wel. Indië was niet langer de kurk waarop Nederland dreef, zoals een 19de- eeuwse gouverneur-generaal het ooit zei, maar het lood waar het moederland een zware dobber aan had. Maar de na-oorlogse hausse in grond- stofprijzen op de wereldmarkt bood toch uitzicht op het althans tijdelijke herstel van de vroegere si tuatie. Dat vooruitzicht werd werkelijkheid door de eerste politionele actie in de zomer van 1947. Die bracht weliswaar niet de militair-strategische en politieke successen waarop hier te lande was ge hoopt, maar het economische succes was er niet minder om. Militaire operaties onder de veelzeg gende codenaam 'Product' brachten namelijk de economisch belangrijkste gebieden van Java en Sumatra weer onder Nederlands gezag. Het Ne derlandse bedrijfsleven kon er dus opnieuw* aan de slag en de wereldmarkt stond met open armen te wachten. Tien jaar lang kon er geoogst worden zonder veel te zaaien. Van de opbrengst maakte Neder land, net als in de 19de eeuw, gebruik om zijn economisch bestel te moderniseren, te herstruc tureren en te transformeren. Het kwam er in feite op neer dat Nederland zich in economisch op zicht aldus onafhankelijker maakte van zijn vroe gere kolonie. Het produktie-apparaat hier te lande kon zich dank zij de exploitatie van Indonesië en de nieuwe industrialisatie-politiek in toenemende mate richten op West-Europa en de Atlantische wereld. Toen Indonesië er ten slotte in slaagde zich ook economisch te bevrijden, was er voor Ne derland weinig of niets aan de hand. De industrië le transformatie was in 1958 immers al volop gaande zodat ze zich nu op eigen kracht kon voortzetten. Indonesië was niet langer nodig, ja kon worden gemist als kiespijn. Groot voordeel Volgens een heel bescheiden en conservatieve be rekening heeft de dekolonisatie van Indië Neder land een netto-voordeel gebracht van bijna 23 miljard gulden. Dat was ongeveer acht procent van het netto nationaal produkt. Of nog anders gerekend: het kwam overeen met ongeveer de helft van de particuliere en publieke netto-inves teringen die het Nederland in de jaren '50 moge lijk maakten nieuwe welvaartsbronnen aan te bo ren en zich los te maken van zijn vroegere kolonie. In de 19de eeuw was de vernieuwende transfor matie van de volkshuishouding gedragen door In dië; die van de 20ste eeuw door Indonesië. De conclusie ligt voor de hand: Indonesië verlo ren. welvaart geboren! Volgende week besteedt deze krant dagelijks ex tra aandacht aan de onafhankelijirfieid van Indonesië. Vanaf dinsdag 8 augustus de artike lenreeks 50 jaar Indonesië.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1995 | | pagina 27