Truckerskunst in het Wilde Oosten
TT
192
ZATERDAG 22 JULI 1995
Toen de Berlijnse Muur viel, was de gouden tijd voor Westerse vrachtwagenchaujfeurs in het Oostblok
over. Ineens waren hun wagens, hun goederen en geld nergens meer veilig. Strak georganiseerde
dictaturen maakten plaats voor een criminele, corrupte chaos. Henny de Vree, al tien jaar chauffeur van
chemicaliën-transporten, maakte de omslag mee. Toch doet hij niets liever dan rijden op het Oosten.
'Even naar Bulgarije' met de vlam in de pijp.
■»>MiWJ'lriH=M3Eia
et is een frisse maandagochtend,
maar Henny de Vree heeft zijn bads-
Uppers al aan, een bermuda en een
strak om zijn omvangrijke chauffeursbuik gespan
nen hempie. Op het winderige terrein van het
Maastrichtse transportbedrijf B.V. Cargofoor loopt
hij erbij alsof we een dagje naar het strand gaan.
En zo is het uiteindelijk ook. Alleen, het strand ligt
aan de Zwarte Zee, 2600 kilometer verderop. „En
het is warm daar", waarschuwt Henny. „Bloed
heet!"
Er moet twintig ton methylacrylaat naar de che
mische fabriek Neftochem, bij de stad Burgas in
Oost-Bulgarije. Maandag weg, vrijdag lossen en
laden, volgende week dinsdag terug. Tenminste,
als alles goed gaat. Als de grenzen niet op slot zit
ten, als er geen Roemenen onder de wielen belan
den, als de struikrovers op de Balkan afzijdig blij
ven, als de wagen niet stuk gaat, als alle funktiona-
rissen meewerken.
Sinds de Muur is gevallen, nu bijna zes jaar ge
leden, is het Oostblok het Wilde Oosten gewor
den. Vrachtwagenchauffeurs met hun portefeuil
les gevuld met geld van de 'baas, met hun dure la
ding en hun kostbare materiaal, zijn een prooi
voor criminelen. Vooral chauffeurs met weinig er
varing bÜjken kwetsbaar!
Henny de Vree is met zijn 32 jaar reeds een ve
teraan; hij rijdt nu tien jaar gevaarlijke stoffen op
Oost-Europa. „Onder Ceausescu was het nog lek
ker rustig in Roemenië. De wegen waren goed, er
stonden geen corrupte politiemannen, en je kon 's
nachts overal je wagen veilig parkeren. Nee, van
mij mag die Ceausescu zo weer terug komen."
Een beetje dictatuur rijdt tenminste lekker door.
Tegenwoordig doen er onder chauffeurs verha
len de ronde over berovingen en bedreigingen on
derweg. In Roemenië, waar op zeer slechte berg
wegen soms stapvoets bochten kunnen worden
genomen, klimmen onverlaten op de wagen en
trekken de kabels achter de cabine los. Of er gaat
een man op de weg liggen om een wagen tot stop
pen te dwingen.
Henny maakte ooit angstige momenten door
toen hij 's nachts voor een dichte spoorwegover
gang stond in het pikkedonker. „Er was geen trein
te zien, en er kwamen een paar kerels aan die het
duidelijk op mij hadden voorzien. Ik kon geen
kant op met mijn wagen." Dat het goed afliep was
aan een alerte spoorwachter te danken, die hem
snel over het spoor hielp en de bomen weer sloot
voor het groepje dat het op Henny had gemunt.
„Toen heb ik even hard door gereden." Nee, dan
de tijd van voor de Muur. Toen zette je je wagen
gewoon ergens neer, en hield je een heel café een
avond lang vrij voor een paar tientjes. Had je ook
alle meiden uit het dorp nog op schoot.
Ervaring
De Vree is wijs geworden in de tientallen keren
dat hij door Oost-JEuropa reed. Haal nooit een
hond aan; als-ie bijt, zie jij dan maar eens ergens
een prik te krijgen. Stop nooit bij een ongeluk;
voor je het weet raak je erbij betrokken. Laat geen
zigeunermeiden in je cabine; je krijgt ze er nooit
meer uit.-Onthoud waar de politiecontroles wor
den gehouden; ze zijn eeuwig uit op je geld. „Op
een paar plekken staan ze met verrekijkers te
wachten tot ze een wagen met westers kenteken
zien aankomen. Dat betekent vrijwel altijd stop
pen, hè. En je hebt volgens hen altijd te hard gere
den."
In Duitsland en Oostenrijk valt dat nog mee,
vertelt hij terwijl hij met 83 kilometer per uur -
snelheidsbegrensd - de Autobahn volgt. Toch le
veren de chauffeurs daar ook hun verbale gevech
ten met de geüniformeerde functionarissen die op
hoge toon roepen dat ze verkeerd parkeren, of een
bon uitdelen als ze in convooi te dicht op elkaar
gaan rijden, zodat er geen auto's meer tussen
kunnen.
„Kijk hem nou staan, die nazi", schampert De
Vree bij de Duits-Oostenrijkse grens, als hij even
zijn wagen op een streep parkeert, omdat de regu
liere vakken gevuld zijn met andere trucks. Een
grenswacht staat geagiteerd op een verhoging te
fluiten en te schreeuwen in de richting van onze
tankwagen. Het is half twaalf 's avonds. Henny be
sluit een half uurtje te wachten. Want om door
Oostenrijk te rijden moet hij 240 shilling betalen
(35 gulden) voor een bewijsje dat geldt van mid
dernacht tot middernacht. Een kwartier te vroeg
over de grens betekent dat hij twee keer moet be
talen.
Het zijn van die kleine dingen waar de chauf
feurs zich enorm over kunnen opwinden. Al die
ambtenaartjes die bedragjes vragen, maar echt
werken, homaar. „Dacht jij 'dat die gasten wel
eens overwerken? Dat geloof jij toch zeker niet."
Rijles
Henny parkeert na de grens, het is volgens de
ijzeren regels van het rijtijdenbesluit ver
plicht acht uur rust. We worstelen ons in on
ze nauwe bedjes boven elkaar. De satelliette
lex, waarmee via een beeldschermpje op het
dashboard met zijn werkgever kan worden
gecommuniceerd, zet hij uit. „Welterusten
baas."
De volgende ochtend geeft hij rijles. Henny
is een hele goeie in zijn vak, ook al zal hij dat
van zichzelf natuurlijk nooit zeggen. Tankwa
gens zijn lastig. „Die vloeistof in de tank, die
schommelt. Dat voel je, zeker als 'ie maar
half geladen is. Als ik rem, dan komt er een
golf naar voren. Dan hou ik dus de rem vast,
want anders krijg je een extra klap. Schake
len, ook zoiets. Pas als die vloeistof naar vo
ren golft moet je opschakelen. Snap je dat?"
Hij pakt een half gevulde fles mineraalwa
ter en legt hem plat neer. We gaan bergaf en
hij moet bijremmen. „Zie je dat water gol
ven? Ik heb een collega wel eens les gegeven
Henny de Vree. „Wie maakt me wat?"
op een tankwagen. Toen liet ik zien hoe je bergaf
een blikje bier rechtop kan laten staan." Toch is
de tankwagen volgens hem. nog niet eens de
moeilijkste. „Een wagen met hangend vlees, dat is
De Vree is verbijsterd over het rijgedrag van
sommige medeweggébruikers. In Oostenrijk wor
den we ingehaald door een personenwagen die,
eenmaal voor ons, plotseling hard remt om naar
rechts in te voegen. Henny probeert een nood
stop, maar de vijftig ton zware wagen blijft druk
ken. Bijna rijden we over een heel gezinnetje
heen. Als Henny zijn toeter indrukt - kaliber mist
hoorn, „dezelfde die op de Franse TGV-trein zit" -
krimpen de inzittenden voor ons ineen. „Idioten!"
schreeuwt De Vree. „Ze kijken verdomme alsof ze
zo uit een ei komen ge
kropen."
Het is niet de enige maal
dat hij automobilisten van de
weg toetert. Met minachting
praat hij over al die mensen
die met gevaar voor eigen en
andermans leven langs ko
men scheuren om een paar
minuten later doodgemoe
dereerd bij een restaurant te
stoppen. Soevereine com
mentaren vanaf Scania-
hoogte: „Kijk, daar gaat er
weer zo-een. Als ik moet in
halen en mijn richtingaan
wijzer uitzet, dan zie je ze gas
geven. Ze gaan nog liever
dood dan dat ze je erlangs la
ten."
Later, in Roemènië, slaan
we de doodsnood gade van
inzittenden in gammele Da-
FOTO'S GPD
cia's die op tweebaanswegen proberen in te halen.
Vijftig meter voor ons maakt een tegenligger zich
los en komt op onze baan. Hij geeft gas, maar hij
haalt het niet, hij haalt het nooit, hij gaat zich te
gen ons te pletter rijden! Zijn vrouw zit naast hem,
de handen voor het gezicht geslagen; op de ach
terbank twee kinderen. Henny blijft rustig. „Kijk
dan. Kijk dan. Moet ik nu remmen?" Hij neemt
gas terug. De tegenligger probeert met piepende
remmen in een gaatje op zijn weghelft terug te ko
men. Het gezicht van de bestuurder is verwron
gen, over een seconde is zijn leven afgelopen. Of
niet? Nee, toch niet. „Die zal zo wel even stoppen
om adem te halen", rondt De Vree tevreden af.
We maken dit drie keer mee, en op den duur
krijgt het iets fascinerends, mensen in doodsnood
door hun eigen stupide gedrag. Hoe ziet iemand
in een auto eruit die denkt dat zijn leven over is?
Hoog en veilig in een Scania kan je dat heel goed
bekijken.
Truckers-brutaliteit
Het is woensdagochtend vroeg als we de Hon
gaars-Roemeense grens naderen. Met het vallen
van de Muur is de handel met het voormalige
Oostblok zo toegenomen, dat de kleine grensover
gangen totaal ongeschikt zijn geworden om de ge
zwollen stroom transitoverkeer te /erwerken.
Henny moet de grens verplicht oversteken bij Na-
gylac-Nadlac, omdat hij gevaarlijke stoffen ver
voert. Voor het Hongaarse plaatsje Nagylac staan
honderden vrachtwagens in een kilometers lange
file, horen we via het bakkie van een collega.
Henny besluit een weggetje binnendoor te ne
men, dat honderd meter voor de douanegebou
wen uitkomt. Vanaf dit weggetje zien we het kilo
meters lange lint van vrachtwagens met hun on
gelukkige chauffeurs. „Een deel staat hier al drie
dagen te wachten", schat Henny. Hij zet zijn
oranje zwaailicht aan. „Ik heb met die gevaarlijke
stoffen wel het recht om langs de file te gaan,
maar ik doe dat toch altijd met een rotgevoel. Het
zijn je collega's, hè."
Maar zijn verbale aarzeling maakt dan snel weer
plaats voor de truckers-brutaliteit. Een scheldende
Poolse toerist die in de weg staat, wordt behendig
klem gereden. De Pool moet en zal erdoor. Opge
stoken middelvinger. Henny begint omstandig
een andere kant op te kijken.
Achter ons staan nog vier chemicaliën-wagens.
„Vijf bommen achter elkaar", zegt Henny. „Als er
hier nu iets gebeurt, dan is het allemaal over. Bel
je liefje nog maar snel even." Er loopt een Roe
meen voorbij in een t-shirt met de tekst Life is
Short. Play Hard.
De zon steekt, er zit geen enkele beweging in
het verkeer en de methylacrylaat in onze tank be
gint flink te stinken. Door de hitte en het schom
melen van de vloeistof wordt er druk opgebouwd
in de tank die via een ventiel een weg zoekt naar
buiten. Henny eet grote boterhammen met pinda
kaas en hagelslag.
De ochtend verstrijkt. Hij doet zijn administra
tie. Zwetende toeristen en berustende chauffeurs.
Wordt er nog wel gewerkt aan de grens? „Toen ik
hier tien jaar geleden kwam, stonden er nooit
meer dan vier, vijf vrachtwagens te wachten." Er
worden een paar softporno blaadjes uitgewisseld
met een Turkse chauffeur. In een veetransport be
ginnen koeien akelig te loeien. Als Henny een paar
jonge Nederlanders ontwaart, brult hij: „Wat moe
ten jullie nou in Roemenië! Ga toch naar Spanje!"
En met zachtere stem: „Begrijp jij nou waarom
mensen hierheen op vakantie gaan? Ik kan er niet
bij, hoor."
We praten over de romantiek van het chauf-
feursbestaan. De King of the Road staat zo vast als
een huis. Henny: „Ik ben hier vrij. Wie maakt me
wat? Ik hoef niet zo te jagen. Als je alleen in het
binnenland rijdt, dat is jagen, jagen. De hele dag
door zonder een goeie warme hap. Als je dan laat
thuis komt ligt je wijf al in bed. En jij moet de vol
gende dag alweer om vijf uur op. Nou, dat is fijn."
Nee, liever grijpt hij de microfoon van zijn bakkie
om tegen een van die andere kilometervreters te
zeggen: 'Ik ben even naar Bulgarije'. Dat klinkt al
tijd beter dan: 'Lossen in Etten-Leur'.
Veilige plek
's Avonds zoekt Henny een van zijn vaste bewaak
te parkeerterreinen. In Roemenië hebben veel
Turken een parking opgezet met een restaurant
en soms een douche. Het zijn de enige plaatsen
waar vrachtwagens veilig kunnen staan, 's Mor
gens worden we gepeild. De baas van Henny stelt
via de satellietfax exact vast hoe ver zijn chauffeur
is gevorderd: 115 kilometer noordoostelijk van
Craiova. „Voor een baas is dat een mooi systeem.
Maar voor jongens die ergens in Roemenië een
vriendin hebben zitten, is het natuurlijk niks als
een baas kan zien dat je daarvoor omrijdt."
Het is een van de vele dagen dat we niet kunnen
douchen, omdat.er geen douche is, en omdat je
niet een half uur gaat rijden voor een douche. Als
je stopt, dan is het omdat dat handig uitkomt op
je tachoschijf. Vier uur rijden, dan mag je stoppen
en als er dan een douche is, oké. Tenzij er haast is
omdat je vlak voor de douane-ploegenwissel aan
de Bulgaarse grens wil zijn. Dan is er geen tijd
voor douchen. En zo zweten we, wassen ons pro
visorisch uit een jerrycan water en na een, of twee
dagen maakt het ook minder uit. De grappen wor
den wat rauwer, de omgangsvormen ruwer, half
Roemenie stinkt naar riool dus stinken wij een
beetje mee, en eten met mes en vork is ook niet
meer verplicht. Als dat methylacrylaat nou maar
snel genoeg in Bulgarije is. Vrijdag lossen.
Maar eerst nog een grens over: Roemenië-Bul-
garije. Geroutineerd schikt Henny alle papieren
die hij nodig heeft, hij haalt stempels, en betaalt
weer allerlei bedragjes. 41 D-mark voor de grens-
brug, twee D-mark voor een onduidelijke verzeke
ring tegen de kosten van Bulgaars ziekentrans
port. 17 voor desinfectie van de wagen (een mie
zerig sproeibad), 7 plus 18 voor de weegbrug en
enig papierwerk. Visum 95 D-mark. Voor elk be
drag weer een andere ambtenaar die zit te eten,
even weg moet voor dringend overleg, zit te neus-
peuteren, of heel lang gaat zitten staren in een
Nederlandstalig document. Elk bedrag is te halve
ren: krijgt de chauffeur geen bon, gaan de harde
marken in de-gulzige binnenzak van de ambte-
Toch nog...
We spoeden ons richting Burgas. De Bulgaarse
nacht is zwart, iédere afrit dient zich even onver
hoeds aan, maar Henny de Vree kent de weg. De
Vree, die niet wilde deugen op school, heeft zich
zelf het cyrillische schrift geleerd, zodat hij de bor
den kan lezen. Rond middërnacht zien we kilome
ters ver weg de fakkels van het chemiecomplex
Neftochem. We slapen voor de poort en om zes
uur staat Henny klaar met zijn papieren. Lossen
en laden op één dag, hij heeft er zo zijn twijfels
over. „Dan moeten die Bulgaren wel érg hard wer
ken."
Negen lange uren later is er pas gelost, het la
den kan pas na het weekeinde, op maandag. Kun
nen we toch nog naar het strand, Henny heeft
tenslotte niet voor niets al vijf dagen zijn badslip-
pers aan.