Asceet evenknie van levensgenieter Tour De France t Drie vijfvoudige tourwinnaars iCl8 -WOENSDAG 28 JUN11995 Miguel Indurain lijkt alleen als coureur op Jacques Anquetil enToen Jacques Anquetil in 1964 als eerste wielerprof ter wereld voor de vijfde maal de Tour de France won, werd ?t geschreven dat het een prestatie was die moeilijk meer zou worden verbeterd. Maar zeg in de sport nooit dat het pen record voor de eeuwigheid betreft. Tien jaar later had irfBddy Merckx, de Kannibaal, zich al naast Anquetil gere- iltlden. In 1985 schoof Bernard Hinault als derde aan bij het •r- illustere rijtje van vijfvoudige Tourwinnaars. Weer tien jaar later staat een Spanjaard op het punt J izijn vijfde Tourzege te boeken: Miguel Indurain, de Bask ncpie op 16 juli 31 jaar wordt. Als Indurain de komende n.jnaand slaagt, is de reeks van 'El Rey' zelfs uniek. Hij is ïnnan de eerste renner ter wereld, die een serie van vijf ^Tourzeges aaneen knoopt. eki Op deze pagina een drieledig contact met de wieler- i- 'Hall of Fame'. Merckx en Hinault met hun oordeel over Indurain. Wie Anquetil was wordt in de herinnering te- ^ruggeroepen door zijn Nederlandse meesterknecht Ab jJGeldermans, die driemaal als medetriomfator van 'Mon- ;i- kieur Chrono' in Parijs stond. BEVERWUK PETER OUWERKERK JjPD-VERSLAGGEVER jr ndurain wordt vaak vergeleken met Anquetil. Superieur aan ie- lereen in de tijdrit en dan maar économiseren' in de rest van jien is, dan was 'Maïtre Jac- jues', 'Monsieur Chrono' Gérant de la Route' de uitvin- Ier van het rekenen mét twee benen. 'et Als Ab Geldermans naar In durain op televisie kijkt, of hij de Touretappes met zijn vriend et pn 'ontdekker' Wim Joosten zo ..nu en dan nog eens van nabij 'volgt, dan denkt hij soms: „Val toch eens aan man! Er zitten in j BO landen misschien 120 mil- er |oen mensen naar je te kijken, dan mag je je dikke salaris toch ivel een keer waarmaken?" Maar Geldermans (60 inmid dels) geeft toe: Anquetil, de eer- ite 'kwintetter' in de Tour-his- :orie, zijn toenmalige 'chef de ile', was niet veel anders. Die iet zijn ploegmaats, zijn water- iragers ook eerst het vuile werk opknappen en sloeg vervolgens ongenadig toe als zijn uur had weigerde in zijn nadagen af en toe controles te ondergaan. Niet omdat hij tegen die controles was, maar de regelgevers begre pen er niets van. Geef toe, dat lijkt niet op Indurain. Geldermans wil weinig weten van dié Anquetil. „Ik ben geen verhalenverteller. Ik wil alleen de goede dingen bij me heb ben."- Het lijkt of hij zich een beetje geneert voor de helden verhalen, die toch al ruim dertig jaar geleden werden geschre ven. Het gaat Geldermans voor al om de coureur Anquetil, de dikwijls zo ongenaakbare, die 'gebeeldhouwd op de fiets zat' en in die unieke stijl 'met die hoge rug' zijn tegenstanders vermorzelde. „Hij bewoog niet, alleen de benen draaiden, hij vormde één lijn. Zelfs als hij ging staan was het nog hetzelf de beeld. Hij had een enorme coup de pédale. Hij was een fe nomeen." Geldermans meldde zich bij Anquetil in de winter van 1961/62. De winter van de sa mensmelting van St.Raphaël/Geminiani en He- lyett. Er ontstond een ploeg met Europese lijnen Anquetil, Graczyk, Everaert, Stablinsky, Simpson, Altig, Geldermans etc. Na zijn twaalfde plaats als de butant in de Nederlandse ploeg van Klaas Buchly in 1960 en zijn opgave in 1961 beleefde Gelder mans de eerste naoorlogse Tour voor merkenploegen in 1962 aan de zijde van Anquetil. „Hij was een dromerig type, die vaak achterin zat. Ik moest hem wak ker schudden en naar voren rij den. Pierre Everaert trommelde dan de rest op. Anquetil reken de blindelings op mij. Hij was een man van weinig woorden, heel moeilijk bereikbaar voor anderen. Maar de ploegtactiek was duidelijk: allen voor één. Hij had per slot een Tourzege in zijn benen en wij moesten tus sendoor als vrijbuiters zo veel mogelijk ritten zien te winnen." Hoe Geldermans tot die posi tie gekomen was? „Een keer in de Vuelta. Hij rijdt lek. Ik geef hem in een reflèx mijn fiets, ik kom na vijf kilometer terug, hij wil niet meer wisselen en hij wint de sprint op mijn fiets. Hij is drie dagen op mijn fiets blij- Ab Geldermans was ruim dertig jaar geleden van onschatbare waarde voor zijn kopman Jacques Anquetil. ven doorrijden. Ik had een 57 inch fiets, hij ook. Zijn boven- stel was wel vijftien centimeter korter dan het mijne, maar hij had even lange benen. De za delpen stond exact even hoog." Voor Geldermans werd het de beste Tour uit zijn carrière. In 1960 had hij Luik-Bastenaken- Luik gewonnen en de Ronde van Duitsland. Maar nu reed hij twee dagen in de gele trui (zijn huis 'Maillot Jaune' herinnert er nog aan) en hij eindigde als vijf de in Parijs. Na Wim van Est, Wout Wagtmans, Gerrit Voor- ting, Daan de Groot, Henk Faanhof, jan Nolten en Hans Dekkers had Nederland weer een Tourheld. Anquetil was niet mededeel zaam over zijn gewoontes, ook niet naar zijn ploegmaats. Maar gaandeweg werden er toch wel wat algemene trucs in de toen sterkste ploeg van het peloton geïntroduceerd. Waaraan ook Geldermans zijn deel had. „Hij was voor een tijdrit vaak nerveus. Dan moest hij het ma ken. Hij vroeg dan altijd of ik met hem wilde inrijden. Ik kon ook een heel goed stuk tijdrij den, kon het tempo hooghou den. dus dat brak nooit als hij eens van kop af wilde. De soig- neurs riepen soms tegen me, dat ik niet zo veel moest geven, dat Jacques mijn wiel amper kon houden. Maar in de wed strijd reed hij dan weer twee, drie kilometer sneller dan ik." „Ik heb voor hem de route kaartjes zitten maken. Nu krijg je ze van de Tour, toen moest je ze uit de krant knippen. Stukkie plastic eromheen en je kon pre cies zien wanneer de Tourmalet begon. Als er geklommen moest worden, stak hij zijn kruik in de achterzak van zijn trui. Dat was lichter, wist hij. Je kunt beter iets op de rug dragen dan dat je het moet voort duwen. Omhoog stapte hij op een lichte fiets, omlaag op een zwaardere. Had allemaal met de zwaartekracht te maken. Hij was de eerste die ik het zag doen." „Ik moest ook een beetje spion voor hem spelen. Ik ging voor de start nogal eens bij an dere ploegen zitten ouwehoe ren, bakkie doen. Zoals in 1963, de etappe van Val d'Isère naar Chamonix. Ik had gehoord dat Poulidor hem wilde aanvallen, dat hij bezig was wat renners in de slag te nemen. We hebben een plan gemaakt." „Laat Poulidor maar over de kleine Sint Bernard vliegen, zei Geminiani, tegen de grote Sint Bernard beginnen wij pas en te gen de Forclaz moet hij met die tegenwind wel in elkaar storten. Het pakte precies zo uit. Vieren- eenhalve minuut achterop? We lachten erom en gingen in de achtervolging. Toen we hem za gen kregen we vleugels. Dat kon Jacques geweldig: hij sloop er naartoe als een roofdier naar zijn prooi." Anquetil had ook een truc- spécial voor de bevoorrading. „Demarreren in de ravitaillering - daar hebben we drie, vier etappes mee gewonnen. We ga ven de beste van de dag al ons Tj\8 5 16 11 51 0 0 2 1 2 Mf 7 5 34 16(3) 96 3 2 0 1 5 5 28 18(5) 78 1 1 1 2 3 fOho 4 10 7(2) 47 0 0 2 0 2 eten. Die hoefde dus geen zak te pakken en demarreerde vol als de anderen zich bevoorraad den. Ignolin, Elliott, Cazala." Of: een bidon ijskoude cham pagne voor de finales. Gelder mans. „Ik kwam van de boerde rij, ik dronk niet. Alleen op zijn tijd een sigaretje. Al vanaf mijn zevende: gesnipperde tabaks bladeren in een pijpje van een uitgeholde kastanje. Strontziek werd ik ervan. Maar voor de koers: altijd even een paar trek- kies nemen. Mocht natuurlijk niet, maar we gingen naar het toilet, namen twee, drie haaltjes en legden de peuk op de stort bak voor de volgende. Tót de ploegleider het ontdekte." „Maar, die champagne. Op twintig kilQjneter van de streep, meestal. Net voorbij een helling. Kerel met een bidon, klokklok. Dan gaf hij 'em aan mij door, want ik zat altijd vlak bij hem. Wijn aan tafel moest ik niet, maar hij gooide mijn water al tijd in de planten. Water is voor de douche, zei hij dan. Die paar slokken champagne vond ik toch wel lekker. Ik vloog er op. Ik voelde me er perfect bij." Van Anquetil is ook bekend, dat hij rustig vijf, zes biertjes leegdronk tijdens warme dagen: van Maïtre Jacques tot Maïtre Kanterbrau. Of doorging, tot diep in de nacht. Geldermans: „Een koers er gens bij Clermont-Ferrand. We aten en sliepen in een etablisse ment van Geminiani. Anquetil en nog een paar, ongetwijfeld met Darrigade erbij, want dat was zijn vriend, bleven nog een poosje zitten kaarten. Er was met de organisatoren geen ak koord over het startgeld. Tot de andere ochtend zeven uur heb ben ze er gezeten, ik heb de ra vage gezien!" „Maar om een uur of vier wa ren ze toch nog met geld afge komen. Zodat er om kwart over zeven in de auto's moest wor den gestapt. De start was hon derd kilometer verder. Anquetil naam twee koppen thee, een stuk pain d'épice (snijkoek, red.), trok een baantrui aan en stapte op. Ik dacht: die vlucht na vijftig kilometer in de auto." Met een gedetailleerd, foto grafisch geheugen haalt Gelder mans het koersverloop terug. Hij rijdt lek, niemand hoeft te wachten. Hij komt terug in de groep, weer lek, weer niemand wachten. Terug in de groep zegt hij: ik ga demarreren. Pakt drie vier minuten, er wordt nog vol achter gereden, maar als de rest over de streep komt, staat An quetil al lang met de bloemen te zwaaien. „Kampioenen worden niet gemaakt, die worden geboren. Hij was misschien niet intellec- Ab Geldermans: „Kampioenen worden niet gemaakt, die worden gebo ren." FOTO CPD KEES BLOKKER tueel, maar wel heel intelligent, zeker in de koers. Of dat alle maal schoon gebeurde? Ach, we hadden allemaal onze goede medische begeleiding. Ik ging naar dokter Rolink. Ik gebruik nóg de vitaminen die hij mij aanraadde. Vroeger haalden ze al kracht uit sap van de bomen. Als Anquetil zich verkeerd had verzorgd, was hij niet zo lang meegegaan. Mij is nooit iets op gevallen. Ik weet er te weinig van, van die dingen. Als ik het wel zou weten, zou ik het ook niet vertellen." Anquetil was ook enorm bij gelovig. Hij kwam altijd als laatste aan tafel, maar wilde nooit de dertiende man zijn. Was dat wel zo, dan ging hij er gens anders zitten. Geldermans: „Voor de Tour ging hij altijd naar een waarzegster. In 1964 had ze gezegd, dat hij het na de rustdag moeilijk zou krijgen. In de rit naar Toulouse moest hij inderdaad al meteen in de eer ste klim lossen. Iedereen maak te zich zorgen. Viereneenhalve minuut achter op de top, maar hij kon verschrikkelijk dalen. Het mistte, toch had hij er be neden al twee minuten af. On derin het dal was het nog maar één minuut. Hij had altijd een eskadron motoren om zich heen, dus je weet het niet. Vlak voor Toulouse rijdt Poulidor lek, Anquetil springt weg, en wint met twecënenhalve minuut voorsprong, l-ater verloor hij de rit over de Puy de Dóme van hem, maar Poulidor bleef uit eindelijk op 55 seconden ste ken." Poulidor dankte aan die Puy de Dóme-legende zijn eeuwige populariteit. Hoewel hij nooit in de gele trui reed, werd hij door de massa veel meer aan het hart gedrukt dan kampioen Anque til. Alleen voor Janine Boeda de vrouw van zijn lijfarts, zes jaar ouder, met ogen als dia manten was er niet één zo bevallig als Anquetil. Ze volgde hem overal, wat na de Witte Da me van Coppi nog steeds op- merkejijk was, want er waren geen vrouwen in het cyclisme. Anquetil was een 'patron' FOTO •ARCHIEF zonder met de vuist op tafel te slaan. Hij heerste én verdeelde, net als Indurain. Geldermans: „Ik verdiende 3500 gulden per jaar, wat een goed salaris was in die tijd. Heel wat meer dan een arbeider. Maar in de Tour liet Anquetil alle prijzen- en pre miegeld aan ons. Kwamen we de man toch aan zo'n dertien duizendgulden." Verdelen in geld, verdelen in sportief succes. Het was An- quetils handelsmerk. De vrijbui ters mochten ritten kapen. Toen hij in 1966 voor Ford de helpen de hand kon toesteken aan zijn ploegmaat en vriend Lucien Ai- mar, in diens vefrassingscoup naar Turijn, waar hij de gele trui definitief overnam van Jan Jans sen, was Anquetil net zo goed content. Hij kon met een gerust hart en een beetje pijnlijke lever voortijdig afstappen. Tijdens hun beider actieve carrière was Geldermans bij An quetil op zijn kasteel geweest, in Neuville Champs-d'Oisel, op 17 kilometer van Rouaan, met 200 hectare Bos en 600 hectare land. Ooit eigendom van schrijver Guy de Maupassant. „Wc had den drie kwartier gereden in de auto, toen zei hij: oef, we moe ten terug, anders komen te laat voor het diner. We hadden de helft nog niet gezien. Je had er een aardige etappe op kunnen rijden." Toen Anquetil, die nog bondscoach werd en voor l'K- quipe vragen van lezers beant woordde tijdens de Tour, na een geruchtmakend nieuw hu welijk met zijn aangetrouwde schoondochter zijn laatste race tegen de klok niet meer kon winnen, chemotherapie noch operaties hem van zijn maag kanker konden afhelpen, legde hij op 18 november 1987 zijn hoofd neer. In de armen van André Darrigade, de mees- terspurter. Geldermans was een paar da gen later op de begrafenis. Eerst in de stampvolle kathedraal van Roucn, daarna over de met wel 150.000 Normandiërs omzoom de weg naar zijn geboortedorp. „Zijn vroegere ploegmaten droegen de kist. De gele trui lag er bovenop. I let was een heel vredige sfeer. Bloemen, vogel tjes, heel landelijke omgeving. Toen het gal werd uitgegraven, kwam er een hond langs en die piste nog even in dat graf. Op zulke momenten besef je: zo lang je leeft, geniet van alles waarmee je bezig bent. Vijf keer de Tour gewonnen, maar ook grote kampioenen laten ze op het laatst in een kuil zakken. Niemand is onsterfelijk."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1995 | | pagina 21