Taal als zalf of munitie De buikspreker ZATERDAG 24 JUNI 1995 Stel, li werkt als man onder een vrouwelijke chef. Dan is de kans groot dat u zich wel eens bemoederd voelt als zij u bezorgd of adviserend toespreekt. Ofu bent die vrouwelijke chef. Dan zit het erin dat u zich eraan ergert dat uw ondergeschikte aan een moeder denkt, alleen omdat u hem anders aanspreekt dan een mannelijke chef dat zou hebben gedaan. Want vrouwen en mannen praten op de werkvloer anders tegen elkaar, zegt de Amerikaanse taalkundige Deborah Tannen. En die verschillen zijn vaak de oorzaak van veel onbegrip en ergernis. ILLUSTRATIE WIM STEVENHAGEN Deborah Tannen onderzocht vrouwen- en mannenspraak op het werk eem nou vanochtend. Iemand vroeg Deborah Tannen hoe de lezing was gegaan die ze de ijk id ervoor had gehouden in het John ms Institute. Heel goed, vond ze zelf. lar omdat ik niet wilde opscheppen over eigen lezing, zei ik: dat zou je aan één de toehoorders moeten vragen." Wie ge nt! is op een concreet antwoord op een Je crete vraag zal zich licht ergeren aan een pr »elijke ontwijkende beweging. Tannen e toch gewoon zeggen wat ze er zelf van ie It? Zo komen de problemen nu in de we- tik. te annen, 50 jaar, door krullen omlijst meis- T chtig gezicht, gaat gekleed in het uniform de Amerikaanse succesvrouw: goed ge tijen donker colbert, slanke rok, beschei- sieraden. Ze is taalkundige, en schreef paar boeken over het verschil in taalge- ne k tussen mannen en vrouwen. Haar boek io< just don't understand, in Nederland ver wen als 'Je begrijpt me gewoon niet', was 991 een megaseller. Het ging over com- n ïicatieve misverstanden tussen man en ïw in privésituaties, Nu is ze op tournee haar nifuwe boek te slijten: Talking from 5, vertaald als 'Woorden aan het werk', gaat over taalgebruik op de werkvloer, et het bovenstaande voorbeeld komt nen aanzetten als haar wordt gevraagd z< r welk soort taalgebruik ze zelf neigt: dat mannen of dat van vrouwen. Dat van ev ïwen, zegt ze. En, zo legt ze uit in haar el k, meisjes moeten vooral bescheidenheid iti< tralen. Citaat: ,,Voor vrouwen uit de Ame- m anse middenklasse geldt: praten over je ^ei n prestaties op een manier die de aan- P' it op jezelf vestigt, dat is ongewenst." Ritueel uwen streven in hun taal vooral naar cop- >us, zo laat Tannen aan de hand van vele geregistreerde praktijkvoorbeelden en \ijzingen naar wetenschappelijke studies Gelijkheid, democratie, een prettige Mannen daarentegen zijn veel meer g met machtsposities en hiërarchie: het iveren en bevestigen van een dominante itie. is een ritueel. Het ritueel van mannen tot gedrag als jennen, schertsen en elkaar ils de loef afsteken. Vrouwen zijn erop ge- t de schijn van gelijkheid op te houden, als er sprake is van evident ongelijke htsverhoudingen. Voeg daarbij dat man- concreet en probleemgericht imuniceren, terwijl vrouwen hun bood- ap verpakken en verhullen, en de misver- iden liggen voor het oprapen, et probleem gaat natuurlijk verder dan Tannen vertelt dat ze op weinig anekdo tes zoveel reacties heeft gekregen als op de door haar gesignaleerde onwil van mannen om aan iemand de weg te vragen als ze er gens verdwaald zijn. Vrouwen begrijpen dat niet, en ergeren zich eraan. Die kerel blijft maar rondjes rijden! Maar mannen, zegt Tannen, krijgen, het gevoel dat ze zich 'ondergeschikt' gedragen als ze de weg vra gen. Voila. Zowel in interviews als in haar nieuwe boek benadrukt Deborah Tannen dat ze ge neraliseert, dat niet per se alle mannen en al le vrouwen in het plaatje passen. Het gaat om onderzoeksgegevens die een grote lijn aange ven. Maar natuurlijk zijn er altijd uitzonde ringen. Met elkaar pAten doen we dag in dag uit. Toch zijn mensen zich vaak niet bewust van hun eigen communicatieproblemen. 'Woorden aan het werk' geeft zó veel be schrijvingen en analyses van gesprekken dat iedere lezer er wel een persoonlijke eye-ope ner in vindt. Begrip Problemen kunnen zich uiteraard ook tussen mannen onderling of vrouwen onderling voordoen. Zo geeft Tannen het voorbeeld van een vrouw die gewend was concreet en pro bleemoplossend te denken. Zij merkte dat vrouwelijke collega's geïrriteerd reageerden op haar reacties en was een heel eind op weg geholpen toen ze zich realiseerde dat er iets anders van haar werd verwacht: geen oplos sing, maar empathie, begrip. Taal als zalf. 'Ie begrijpt me gewoon niet' was een boek dat volgens sommige enthousiaste lezers hun huwelijk redde. In het Nederlandse tijdschrift Onze Taal werd het boek echter een 'infantiele heilsboodschap' genoemd. Niet helemaal ten onrechte, want met de échte machtskwestie houdt de schrijfster zich in dat boek niet bezig. Wat je verder op haar werk tegen zou kunnen üebben, is dat ze niet-woordelijke communicatiemiddelen zoals intonatie en lichaamshouding bijna ge heel buiten beschouwing laat. Met 'Woorden aan het werk' begeeft Tan nen zich buiten het domein van huis- en slaapkamer. Daardoor lijkt dit boek een inte ressante politieke component te hebben. Niet voor niets is in de VS een speciale com missie ingesteld die het 'glazen plafond' moet onderzoeken: de vraag waarom vrou wen ondanks hun capaciteiten maar niet in groten getale tot de echte topfuncties in be drijven doordringen. Niet voor niets hebben vrouwen bij door mannen gedomineerde vergaderingen vaak het gevoel in een vreemde wereld terecht te zijn gekomen. Een wereld waarin een hoop wordt gepraat, niet om concrete zaken aan de orde te stellen, maar om vanuit onzicht- Deborah Tannen: „Communicatie is een uiterst gecompliceerde zaak." foto cpd cees zorn bare stellingen abstracte geschillen te be slechten. Woorden als munitie: hoe meer hoe beter. Met vele, vele voorbeelden toont Deborah Tannen aan dat vrouwen bij het beklimmen van de carrièreladder worden gehinderd door de manier waarop ze gewend zijn te praten. Maar adder onder het gras als vrouwen zich het gedrag en het taalgebruik van man nen eigen maken, werkt dat óók tegen hen. Ze worden dan een bitch genoemd, of, zoals Hillary Clinton, een careerist. Ongetwijfeld kunnen ook uit de Nederlandse media lange lijsten worden verzameld van seksistische aanduidingen voor vrouwen die het gemaakt hebben. Hoop Kortom, vrouwen zitten aan twee kanten vast. Een uitweg uit deze impasse biedt ook Deborah Tannen niet. Wel jut 'ze haar seksegenoten zachtjes op. Citaat: „Het kan verstandig zijn om te besluiten dat het je niet kan schelen om agressief gevonden te wor den, zolang er maar naar je geluisterd wordt." En, schrijft ze voorzichtig optimis tisch: „Naarmate steeds meer vrouwen hun plaats in de senaat en op andere invloedrijke posten innemen, moeten we hopen dat iede re vrouw ook de vrijheid zal nemen om meer zichzelf te zijn." Hoop is mooi, hoop doet leven. Maar wie zelf vrouw is en 'Woorden aan het werk' ach ter de kiezen heeft, wordt onvermijdelijk be vangen door enige wanhoop. Kunnen vrou wen zichzelf blijven zonder in de onderste re gionen te blijven hangen, niet voor vol te worden aangezien en bij salarisbesprekingen achter het net te vissen? Deborah Tannen is wetenschapper. Ze be schrijft, ze schrijft niet voor, zegt ze. „Een uit weg uit het dilemma kan ik niet bieden. Zo simpel is het niet. Maar mensen kunnen kie zen als ze begrijpen hoe communicatie werkt: willen ze wel of niet hun stijl verande ren. En mensen, managers, kunnen natuur lijk ook opgevoed worden." Ze vertelt dat haar vorige boek, 'Je begrijpt me gewoon niet', in haar eigen land veel door managers gelezen is, en dat 90 procent van de fanmail die ze kreeg van mannen afkomstig was. Of dat met haar nieuwe boek weer zo zal gaan, t weet ze niet. Gecompliceerd In Nederland kunnen we echter vaststellen dat kwesties die man-vrouw betrekkingen aangaan, bijna uitsluitend vrouwen lijken te interesseren. Het vermoeden dat Deborah Tannen tijdens haar Nederlandse bliksem- tournee weinig mannelijke journalisten op haar pad vindt, blijkt te kloppen. „Ik weet niet precies hoeveel interviews ik heb, maar er zit maar één man bij." Conclusies wil ze daar verder niet uit trek ken. Stoere uitspraken of gewaagde veron derstellingen liggen ver van haar bed. Com municatie is een uiterst gecompliceerde zaak, waarin allerlei factoren meespelen: ie mands sekse, maar ook zijn of haar voorge schiedenis, etnische afkomst, hiërarchische positie, leeftijd en nog veel meer. De voorge schiedenis die de gesprekspartners samen hebben telt mee. En de bedrijfscultuur. In het interessante hoofdstuk 'Zij is de baas', legt Tannen uit dat vrouwelijk leider schap vaak wordt geassocieerd met moeder schap. Bezorgdheid of goede raad worden dan door mannelijke ondergeschikten al snel opgevat als bemoeizucht: 'Ja, ma!' Daar komt bij dat veel werkende vrouwen het zelf deni grerend vinden om als moeder gezien te wor den. In de eerste plaats omdat ze moeder schap iets vinden dat met 'thuis' te maken heeft, en niet met 'werk'. Het zou echter ook te maken kunnen hebben met de twijfelach tige status van 'de Amerikaanse blanke middle class moeder'. Tannen citeert een onderzoek waarin Afro- Amerikaanse (zwarte) moeders hun verbijste ring uitspreken over de manier waarop een blanke moeder haar kind in een winkel onder een kledingrek uit probeert te krijgen. Vlei end, overredend: 'Nee, we willen niet dat de kleren door elkaar raken'. Een meer voor de hand liggende reactie leek de Afro-Ameri- kaanse moeders: 'Kom meteen onder dat rek vandaan!' Botter Mijn idee, denk je als nuchtere Nederlandse bij het lezen van dit voorval. En zo zijn er meer praktijkvoorbeelden waarbij je de in druk krijgt dat er in de Amerikaanse cultuur een aanzienlijk groter verbod ligt op recht streeks taalgebruik en dominant gedrag van vrouwen dan bij ons. Heeft Tannen zelf het idee dat de Westeuropese cultuur wat dat be treft anders is dan de Amerikaanse? „Ik weet het niet, want daar heb ik geen onderzoek naar gedaan. Maar tijdens mijn le zing van gisteren hoorde ik wel van Hollan ders dat ze zichzelf 'botter' vinden dan Ame rikanen. Dus het zou heel goed kunnen. Iede re cultuur is anders. Britten bijvoorbeeld zijn doorgaans tamelijk omzichtig en indirect. Toch sta ik er versteld van hoezeer mensen uit allerlei uiteenlopende culturen de patro nen herkennen die ik in mijn boek beschrijf." Vindt zij het belangrijk dat managers haar boek lezen? „Natuurlijk. Ze kunnen er veel van leren. Ik zeg nergens dat ik de vrouwelijke stijl van communiceren beter vind dan de mannelij ke, of andersom. Maar het is wel belangrijk dat mensen die beslissingen nemen de be trekkelijkheid van hun stijl onder ogen leren zien. Een voorbeeld. Als een chef zegt dat hij mensen beoordeelt op grond van het zelfver trouwen dat ze al dan niet uitstralen, dan klinkt dat heel logisch. Maar zelfvertrouwen is iets innerlijks, en hij beoordeelt dat vanaf de buitenkant. De een toont zelfvertrouwen door twijfels toe te laten en meerdere kanten van een zaak te belichten, de ander door te roepen: zo moet het!" „Dit gedrag kan allebei als een teken van zelfvertrouwen worden uitgelegd. Maar je moet mensen beter kennen om hun gedrag te beoordelen. Als je als leidinggevende op zulke zaken let, zijn je kansen op het nemen van juiste beslissingen groter. Want het is voor een dominant persoon al moeilijk ge noeg om erachter te komen wat zijn onder geschikten echt denken." Deborah Tannen, Woorden aan het werk. Hoe vrouwen en mannen op het werk met elkaar praten. Uitg. Prometheus, 328 pag., prijs 34,90. De buikspreker stelt onze taal al ja ren voor problemen. Het is namelijk erg moeilijk om te vertellen wat hij doet, En dan bedoel ik dat niet technisch maar taalkundig. Een bakker bakt, een zanger zingt, een putjesschepper schept putjes, maar wat doet een buikspreker? Een buikspreker spreekt buik? Of moet je zeggen dat hij buikspreekt? En dan hebben we het nog niet eens over de onmogelijkheid om te ver tellen dat hij klaar is. Het probleem van de buikspreker is gro ter dan je denkt. Zelf praat ik nooit over buiksprekers, ik spreek geen woord buik en ook in mijn familie komt dit niet voor. Maar als het niet om buiksprekers gaat, dan is het wel bij roerbakken, zweefvliegen, windsur fen, slaapwandelen, pottenbakken, liplezen, neuspeuteren en lijntekenen. Bij al deze werkwoorden hebben we namelijk hetzelf de probleem als bij de buikspreker. Hoe moet je vertellen dat je ermee klaar bent? Ik heb buikgesproken? Ik heb gebuiksproken? Ik heb buikgespreekt? Of zelfs: gebuik- spreekt? Eigenlijk klinken ze allemaal even raar. Er is gewoon geen goeie oplossing om zoiets te zeggen. De enige manier is om het maar te omschrijven. Als we moeite hebben met 'hij spreekt buik', dan zeggen we maar liever: 'hij kan buikspreken' of'hij is aan het buikspreken' En na afloop zeggen we: 'hij is klaar met buikspreken'. Het werkwoord buikspreken is kennelijk nog erg onvolledig. Het heeft geen vervoeging en kan alleen als geheel gebruikt worden. Roerbakken is in zoverre iets makkelijker, dat we wel al kunnen zeggen: 'hij roer- bakte' (en niet: 'hij buiksprak'), maar pro blematisch is toch 'hij heeft ge... Tsja, wat zou je moeten zeggen: geroerbakt? Of roer gebakken? En zweefvliegen en liplezen? Hij vliegt zweef? Hij zweefvliegt? Heeft zweefge- vlogen? Heeft gezweefvliegd? Zolang hier nog geen oplossingen gevonden zijn, zullen we ons moeten behelpen. Bijvoorbeeld door te zeggen: ze heeft jaren aan zweef vliegen gedaan. Of: hij was aan het roerbak ken. Wel ben ik optimistisch dat er vroeger of la ter een oplossing zal komen. Het gaat na melijk om allemaal nieuwe woorden. Nieu we woorden voor nieuwe bezigheden. Wan neer over een hele tijd de bezigheden en de woorden heel gewoon geworden zijn, dan zal ook een of andere vervoeging ingebur gerd raken. Al valt niet goed te voorspellen wat de oplossing zal worden. Mijn optimisme is gebaseerd op het feit dat er al zo vaak zulke woorden bij gekomen zijn, en dat de taalgemeenschap na verloop van tijd een keuze doet. Neem bijvoorbeeld rolschaatsen. Dat kennen we al een hele tijd. En daarvan hebben we gemaakt: hij rolschaatst, en: hij heeft gerolschaatst. Of neem stofzuigen. Dat is geworden: hij stof zuigt, en: hij heeft gestofzuigd. Dat is dan ook het meest waarschijnlijke scenario. Op den duur zal waarschijnlijk even gewoon zijn: hij heeft geroerbakt, en: zij hee^t gezweefvliegd. Maar zeker is het niet. Want soms heeft de taalgemeenschap een andere oplossing gekozen, zoals bij huishouden: hij hield huis, en: hij heeft huisgehouden. Evenzo bij ademhalen. Waar de oplossing niet echt helemaal te voorspellen is, moeten we niet op de ontwikkeling vooruitlopen. We moeten geen oplossingen forceren. Het zou onver standig zijn om nu al van de taalkundigen een oplossing te eisen. We zullen geduldig moeten afwachten wat de taalgemeenschap gaat doen. Te vaak al hebben ongeduldige schoolmeesters sneller willen zijn dan de taal zelf. Dat gaat altijd mis. We zullen moe ten leven met de open eindjes van onze taal. In het volste vertrouwen dat de taal op den duur een oplossing kiest. Wat met rol schaatsen, huishouden, stofzuigen en slaapwandelen (en glimlachen, en lesgeven, en talloos veel andere) allemaal in orde ge komen is, dat gaat ook in órde komen met roerbakken, zweefvliegen en windsurfen. En tegen de tijd dat ook buikspreken een nationale sport geworden is, komt er ook een oplossing voor de buikspreker. Mocht daar niet van komen, dan ligt het niet aan de taal, maar aan het feit dat we zo weinig buikspreken.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1995 | | pagina 35