De dienstjaren
djn gaan tellen'
ZATERDAG 13 ME11995
of Ij
Jan Karstens neemt afscheid van de Vereeniging
Een kwart eeuwAuas Jan
'arstens in de weer voor de 3
October- Vereeniging. Als
secretaris van de club die
'aarlijks Leidens enige echte
ilksfeest op poten zet, had hij
ia in alle bestuursleden in uren
itgedrukt de meest intensieve
,e" Desondanks is de wisseling
van de wacht - op de
•arvergaderinggisteravond in
tolidaylnn hing hij zijn hoge
hoed, jacquet en paraplu
definitief aan de kapstok -
vrijwel rimpelloos verlopen,
et secretariaat blijft namelijk
n de 'familie', in casu binnen
de kamers van zijn
otariskantoor aan het statige
Plantsoen. Zijn opvolger,
andidaat- notaris Nico Cusell,
weet al sinds anderhalf jaar
wat hem te wachten staat en
hoe straks te handelen.
Karstens zelf stort zich op 3
iktober met volle overgave op
lef feest dat toch een deel van
ijn leven is geworden, zij het
altijd op zekere afstand,
foor het eerst in 25 jaar kan ik
\u zelf eens de hort öp die dag.
Sivafm 'ief echte straatgevoel op te
?ijn|
1
Vroeger stonden de bestuursleden van de Vereeniging te boek als echte regenten. Dat is in de loop der tijd wel veranderd zoals hier blijkt uit de
duik die Jan Karstens neemt in de Steenschuur. In vol ornaat ging de secretaris in '87 te water. archieffoto wim dijkman
De kinderen van Jan Karstens zijn
intussen de deur uit en dat
vindt hij in dit geval eigenlijk
wel jammer. „Want met hen ben ik op 3 ok
tober dus nog nooit naar de kermis geweest
en dat zal vermoedelijk ook wel niet meer ge
beuren! Als secretaris, van de Vereeniging
moest ik, bij wijze van spreken, het licht aan
doen en het ook weer uitdoen. Want ik was
verantwoordelijk voor de reveille en voor het
vuurwerk. Verder had ik nog zoveel represen
tatieve taken die dag, dat het gezin er bij in
schoot. Daar over pratend besef je pas hoe
lang een kwart eeuw eigenlijk wel is. Bijna de
helft van een bewust mensenleven. Eerlijk
gezegd is dat ook de reden dat ik er mee op
houd. Ik ben nu 55 en het mag natuurlijk
nooit zo ver komen dat men gaat zeggen:
'Het wordt tijd dat die ouwe Karstens eens
opstapt'. Ook hier geldt dat er een tijd van
komen en een tijd van gaan is."
Komen deed-ie destijds uit Rotterdam
waar hij na zijn studie in Amsterdam als kan
didaat-notaris was neergestreken. Eenmaal
terug in Leiden waar familietraditie diende
worden voortgezet - ook zijn vader was hier
notaris - werd de broer van de toentertijd
veel bekender wielrenner Gerben onmiddel
lijk gestrikt voor een functie in het bestuur
van de aloude Drie October Vereeniging. ,,lk
volgde Dick den Haan op, huisarts in Leiden
en echtgenoot van de toenmalige wethouder
Den Haan. Hij kon het, 25 jaar geleden, op
zijn eentje al bijna niet meer bijsloffen. Wat
ik in al die jaren wel ervaren heb: zonder een
kantoorapparaat achter je is het secretariaat
van deze vereniging met z'n 6000 leden "niet
meer te runnen. We praten wel over een be
drijf, hoor. Niet over een voetbalclubje, overi
gens met alle respect daar weer voor."
Dat hij desondanks meteen toehapte heeft
vólgens Jan Karstens alles te maken met wat
hij noemt: „Het hebben van het echte Leidse
gevoel. Wat dat precies inhoudt? Tja, dat heb
je nou met eeri gevoel, dat valt niet eenvou
dig te omschrijven. Je moet een geboren Lei
enaar zijn, dat sowieso. Je moet van traditie
houden, want hoewel de viering bij de men
sen het meeste aanspreekt, vinden wij in het
bestuur het historische aspect, het herden
ken, minstens zo belangrijk. Dat is je legiti
matie van het feest, de reden van het be
staan, de rode draad. Ik vond en vind dat die
koppeling er altijd moet zijn. Dat op scholen
en bij de Leidenaars thuis het verhaal wordt
doorgegeven. Hetzelfde geldt voor 5 mei, de
bevrijdingsdag. Prima dat dat wordt gevierd.
Maar 4 mei, herdenkingsdag, is minstens zo
belangrijk om in ere te houden, zo niet be
langrijker. Het gaat in beide gevallen wél om
de vrijheid. Om het hoogste goed dat de
mens kent."
Commerciëler
Dat het werk van de secretaris - waarvoor één
van zijn secretaresses minstens elke dag wel
een deel(tje) in touw was - zo omvangrijk is
geworden, heeft volgens Jan Karstens alles te
maken met het almaar commerciëler worden
van het Leidse volksfeest. „Een voorbeeld.
Mijn kinderen deden vroeger steevast aan de
optocht mee - ja, inderdaad ze moesten toch
wat die dag zonder vader. Maar zonder gek
heid: die zes- of desnoods achthonderd vrij
willigers die participeerden, kwamen alle
maal uit Leiden zelf. Daar krijg je, een enke
ling uitgezonderd, tegenwoordig niemand
meer voor. Dat zie je in de hele maatschappij
terug. Wij moeten die mensen dus inhuren.
Tot uit België aan toe. Kost al gauw 150 gul
den per persoon. En dan heb je alleen nog
maar de poppetjes, nog niet de aankleding.
Een ander voorbeeld: de kermis. Die heeft
in de loop der jaren een gigantische vlucht
genomen. Daar is heel veel werk in gaan zit
ten. We hebben zelfs een aparte architect in
de hand genomen, Boots uit Alkmaar, die dat
allemaal in goede banen moet leiden. Ik
sprak van de 3 October-Vereeniging als een
bedrijf en dat zie je hier terug. Nee,rde verha
len dat er kermisklanten zijn die meer dan
een ton staangeld betalen zijn overdreven. Ze
bepalen per slot van rekening bij inschrijving
Jan Karstens: „De dienstjaren zijn
gaan tellen. Onmiskenbaar sluipt er
toch routine in. Dat moet niet. Dan
wordt het tijd voor een jonge, frisse,
kracht." foto loek zuyderduin
zelf hun prijs. Maar inderdaad, het gaat hier
wel om grote sommen geld."
Op de jaarvergadering worden de financië
le reserves nooit openbaar gemaakt. Dat de
Vereeniging puissant rijk zou zijn, ontkent
Karstens. „Wat is rijk? Onze filosofie is dat
wat er binnenkomt ook altijd weer uitgege
ven moet worden aan de volgende viering.
Op grond daarvan stellen we de budgetten
van de diverse commissies vast. Wél is het zo
dat wij in de loop der jaren een bepaalde re
serve hebben opgebouwd. En wel in die mate
dat er, mocht er ooit een ramp gebeuren, wij
een heel feest daarvan kunnen bekostigen.
Toen ik begon als secretaris was die buffer er
niet. Was er helemaal niks. Begon je telkens
op nul. Uit die tijd dateert dat we zelfs recla
me moesten toestaan in de optochten. Maar
van sponsoring wilden we toch eigenlijk niets
weten. We hoorden, was de opvatting, van
niemand afhankelijk te zijn en dat willen we
nu nog niet. Dus vandaar dat we toen ooit
het besluit hebben genomen om aan die re
serves te gaan bouwen. Een goed besluit,
want je hebt als bestuur nu eenmaal grote
verantwoordelijkheden. Je kunt niet zomaar
zakken met geld uitgeven."
de traditie
In de 25 jaar dat hij mede het beleid van de
Vereeniging bepaalde, mag dan bedrijfsmatig
het nodige zijn veranderd, inhoudelijk gezien
is toch veel bij het oude gebleven. De taptoe,
de optocht, de reveille, de koraalmuziek, het
gaat maar door, jaar in, jaar uit. „Prachtig
toch...?!", zegt hij. „Dat is nou precies wat ik
bedoel. Het is een uniek feest, een feest dat is
gebaseerd op pure traditie. Dit vind je echt
nergens anders in Nederland. Dat snappen
ze ook buiten Leiden niet. De taptoe afschaf
fen? Dat is wel eens overwogen. Maar in feite
onbestaanbaar. Het is een echt nummer
want elk jaar loopt de stad er weer op leeg, al
stelt het feitelijk gezien misschien niet zo gek
veel voor. Die commissie heeft ook het min
ste werk. Dat gaat bijna allemaal vanzelf, die
puzzel past jaarlijks naadloos ineen. Wal,
nogmaals, overigens niet wil zeggen dat wij
geen open oog hebben voor veranderingen.
We kijken steeds kritisch naar het program
ma en gaan wel degelijk ook met de tijd
mee."
De traditie is een stokpaardje van Jan Kar
stens. .Inderdaad, daar heet ik aan. Zo ben ik
nog in het bezit van een originele Handlei
ding voor den Secretaris van den 3 October-
Vereeniging. Daar staat het protocol in voor
de secretaris op taptoe-avond. Die diende op
de kermis poffertjes te gaan eten met de bur
gemeester en zijn gezin. Dat zal in die tijd
dus wel Van Kinschot zijn geweest. Verder
staat er vermeld dat er dan voor de somma
van drie gulden en vijfentwintig cent nougat
moest worden gekocht voor de kleinkinderen
van de burgemeester. Mooi verhaal, hé. Dat
gebeurde echt in die tijd.
Dat beeld van die regenten, want dat wa
ren de meestal stokoude leden van het be
stuur van de Vereeniging, dat is gelukkig ver
dwenen. We zoeken het tegenwoordig in een
dwarsdoorsnede van tie maatschappij. Niet
alleen doktoren, advocaten of bestuurders
komen in aanmerking, ook middenstanders
worden gevraagd. Wél is het standaard/wart
inclusief hoge hoed en paraplu nog altijd ver
plicht voor de zestien of achttien bestuursle
den die de Vereeniging telt. Wat me dan treft
is vooral het acceptatievermogen van de ge
wone Leidenaar op 3 oktober. Ik bedoel: er is
Hink gezaagd aan de normen en waarden in
de maatschappij. Toch word je op die dag
nimmer onheus bejegend, integendeel, je
wordt aan alle kanten aangesproken, je moet
handen schudden, je krijgt consumpties aan
geboden. Dat valt me telkens weer op, dat is
nooit veranderd. En dat heb ik altijd geweldig
gevonden."
Dierbare herinnering heeft hij eveneens
aan het jaarlijkse dagje uit voor de gezinnen
van de bestuursleden („De enige frivoliteit
die we ons permitteren") en vooral aan het
traditionele Heeren-diner. „Ook al weer zo'n
verschijnsel uit vroeger tijden dat altijd stand
heeft gehouden, al zitten er tegenwoordig
ook dames aan, want die concessie moesten
we op een gegeven moment doen. Terecht
trouwens. Oorspronkelijk was dat diner be
doeld om de bestuurders van de stad, de bur
gemeester, de commissaris, de brandweer
commandant, gunstig te stemmen in ver
band met de benodigde faciliteiten tijdens de
viering. Dat is wat op de achtergrond geraakt.
Vandaag de dag staat het vooral in het teken
van gastvrijheid. Het is een stijlvolle bijeen
komst, zeker geen slemppartij zoals buiten
staanders menen, en het is vooral gezellig. Ja,
dat Heeren-diner, waarvoor ik als secretaris
ook automatisch in de voorbereidingscom
missie zat, zal ik zeker missen."
Werd de samenwerking met de gemeente
vroeger onder een goed glas wijn beklonken
en verstevigd, altijd even soepeitjes verliep de
toch communicatie niet. „Nee. Ik kreeg op
een gegeven moment dè indruk dat het 3 ok-
tober-gevoel, zoals ik dat maar noem, bij het
ambtenarenapparaat niet altijd aanwezig
was. De bureaucratie staat vaak' heel snel
klaar met een rekening, is daardoor ook heel
goed in het ontmoedigen van initiatieven.
Mede op mijn aandrang is er een coördinator
gekomen bij wie je terecht kunt met je vra
gen, verzoeken en plannen. Dat werkt een
stuk prettiger, moet ik zeggen, dan dat je bot
een rekening van een ton krijgt van een
dienst reiniging waar je totaal niet op re
kent."
Routine
Hoewel continuiteït hoog in het vaandel van
de Vereeniging staat geschreven („Ik ben pas
de achtste secretaris en in totaal zijn er sinds
de oprichting in 1886 slechts 100 bestuursle
den benoemd") is de tijd van gaan voor Jan
Karstens aangebroken. „Het is niet zozeer
mijn leeftijd - ik loop nog marathons... - als-
wel de dienstjaren die tellen. Onmiskenbaar
sluipt er toch routine in. Dat moet niet. Dan
wordt het tijd voor een frisse, jonge kracht. Je
hebt hier toch met een belangrijk erfgoed van
de stad Leiden te maken en dat dient opti
maal beheerd te worden. Ik ga me nu wijden
aan mijn voorzitterschap van de de Stichting
Ronald McDonaldhuis, aan de 3M-marathon
en aan de Broederschap. En dit jaar eens
heerlijk 3 oktober vieren. Het feest nu eens
van een hele andere kant bekijken. Dat lijkt
me zalig."