'Een voorzet is een kwestie van gevoel' jj Sport DINSDAG 2 MEI 1995 Waar zijn ze gebleven de echte buitenspelers? De talentvolle buitenspelers uit het verleden waren eigenzinnig, een tikje lui, zei of dacht men, altijd op zoek naar de actie, gevolgd door een panklare voor zet. Piet Keizer, Sjaak Swart, Coen Moulijn, Tscheu- la Ling, ze kregen een eigen aanhang die de flank van hun favoriet opzocht. Dat type voetballer lijkt uitgestorven. Voor hen in de plaats zijn de allroun- ders gekomen. Mare Overmars, Boudewijn Zenden, Glenn Helder, Regi Blinker, Gaston Taument. Vaak tweebenig, conditioneel sterk, met ook verdedigen de kwaliteiten. Maar de sterren van vroeger zijn er niet kapot van. Een inventarisatie. UTRECHT PETER VAN LEEUWEN GPD-VERSLAGGEVER Het waren dromers. Lukte de eerste actie dan konden de toe schouwers ervoor gaan zitten. Dan kwamen er scharen (Kei zer), dubbele scharen (Ling) en op maat gesneden voorzetten, liefst vanaf de achterlijn. Bijna niet te verdedigen waren ze. Een plaag voor iedere doelver- dediger. Ging het soms mis die eerste actie, dan liep de buiten speler er vaak gedurende de rest van de wedstrijd als een treur wilg bij. Miskend, met de han den in de zij, hoofdschuddend; nee het werd zijn dag niet. Tscheu-la Ling, misschien wel de laatste échte op rechts, be strijdt die laatste stelling. „On zin, gecreëerd door de media. Ik kon na vijf mislukte acties nog rustig een wedstrijd beslissen. Met Feyenoord heb ik Ajax nog eens met, ik meen, 4-1 versla gen. Er lukte helemaal niets, maar vlak voor rust werd het wel 1 -0 voor ons. Van Hanegem verving die dag Ab Fafié op de bank. Die wilde me wisselen. Nou woonde Willem in die tijd bij mij in huis. Ik zei: dat kun je doen, maar dan moet je wel op zoek naar een andere kamer. In de tweede helft heb ik Peter Boeve helemaal zoek gespeeld". Als Coen Moulijn op de mid denstip ging zitten kaarten dan zou de Kuip nog vollopen, luidt een mythe in Rotterdam-Zuid. De frêle linksbuiten was in de jaren '60 mateloos populair bij de Feyenoord-aanhang, die ge noot van zijn passeerbewegin gen en voorzetten. Tegenwoor dig verzorgen Gaston Taument en Regi Blinker de aanvoer naar het vijandelijke doel. „Harde werkers, maar ze missen toch creativiteit", vindt hun illustere voorganger. „Bovendien is de êindpass, het belangrijkste, vaak onvoldoende". Bewakers Volgens Piet Keizer, legende op links in de tijd van het eerste grote Ajax, is op dat onderdeel, de voorzet, niet te trainen. „Je hebt te maken met één of twee bewakers waar je langs moet en vervolgens kies je voor een bal bij de eerste of tweede paal. Dat is zo complex, daar valt niet op te trainen. Met stilstaande situ aties is dat wel mogelijk. Een vrije trap of een corner is goed te verbeteren door oefening". „Een voorzet is een gevoels kwestie", meent Moulijn. „Je wordt ermee geboren". Sjaak Swart, Mister Ajax, beaamt dat. Maar hij vindt in tegenstelling tot Keizer dat oefening zeker vruchten afwerpt. „Een paar jaar lang ging ik dagelijks na de training oefenen op de voorzet. In de tijd van Vic Buckingham. Ik was misschien ook wat fana tieker dan Piet. De aanleg, die heb je of die heb je niet, maar ik denk dat je je trap wel kunt per fectioneren. Nee, tegenwoordig zie je nog maar bar weinig goe de voorzetten. Er wordt volgens mij niet op getraind. Zal wel geen tijd voor zijn. Onbegrijpe lijk, want acht van de tien keer ontstaan gevaarlijke situaties voor de goal vanaf de zijkan ten". Tscheu-la Ling constateert dat er geen gevoel meer in de voorzetten zit. „Swart had een pracht voorzet, zo'n heel strak ke. Ik gaf meer van die dwarrel- balletjes bij de tweede paal. Maar neem nou John van 't Schip. Dat vond iedereen zo'n goede buitenspeler. Maar hij ging nooit langs zijn tegenstan der. En gaf alleen maar van die hoge ballen. Zo hoog dat er bij na ijs aan zat. Wat moet je daar nou mee? Zo had ik nog wel honderd jaar kunnen voetbal len". Halve schaar Tegen Bayern München zag Ling Marc Overmars een halve schaar maken. „Op volle snel heid. Voor mij het bewijs dat Overmars geen échte is. Een schaar heeft alleen zin vanuit stand of bij een versnelling. Dat hij die bewegingen moet maken is hem door de buitenwacht aangepraat. En een echte bui tenspeler is een eigenheimer, die laat zich niks voorschrij ven". Vroeger, in het „stenen tijd perk" van het voetbal, had je vijf aanvallers. Meeverdedigen, naar binnen trekken, het waren onbekende begrippen voor de man aan de zijlijn. Vanuit de mediterrane landen rukte het resultaatvoetbal op, waarin geen plaats meer was voor fri vole acties langs de zijlijn. Ling: „Het werd ook niet gezien als een sleutelpositie in het team. Behalve bij Ajax, daar onder kenden ze het belang van de buitenspeler". Nederland lijkt inmiddels het buitenbeentje in het internationale voetbal met zijn buitenspelers, een systeem dat trouwens continu ter dis cussie staat. Waar landen als Duitsland, België en Italië al ja ren met één, hooguit twee spit- Brave jongens Overmars, Hélder, Taument, stuk voor stuk brave jongens, die met mes en vork eten, met twee woorden spreken en goed luisteren naar de trainer. In het huidige systeem lijkt geen plaats meer voor eigenzinnige types. Een geleidelijke ontwik keling, volgens Keizer. „Eigen lijk was het eind jaren '70 al zo'n beetje voorbij in het inter nationale voetbal. Nederland volgde wat later. Risico's wer den uitgebannen. Terwijl de buitenspeler juist een man was van de actie. Een mannetje op zoeken en erlangs gaan. Dat werd steeds vaker verboden. Het balletje moest breed". „Buitenspelers waren excen triek, hadden vaak problemen met de trainer en hielden zich niet aan opdrachten", vertelt Ling uit eigen ervaring. „Ik was misschien wel de laatste van wie dat gedrag geaccepteerd werd. Al had 't ook zo maar ge beurd kunnen zijn. Hans Kraay had me naar Ajax gehaald, maar hij werd twee maanden na mijn komst al vervangen door Rinus Michels. Die zei: als je naar mij luistert, ben je binnen twee jaar Europese top. Dat leek me wel wat, maar vervolgens kreeg ik een verhaal over kaatsen en af spelen. Dat seizoen werd één doffe ellende. Ik besloot zelfs te stoppen. Maar het toeval hield me bij Ajax. Ik was in De Meer om wat spullen op te halen toen Bobby Haarms vroeg of ik niet een balletje mee wilde trappen. Ze hadden een mannetje te weinig voor een partijtje. Ivic was net gearriveerd. Hij wilde meteen van Haarms weten wie ik was. En maakte me vervol gens, samen met Jaap van Praag, weer enthousiast. Onder Ivic ben ik veel beter geworden. Hij legde me vooral uit hoe je moest bewegen om in balbezit te komen. Dat had nog nooit ie mand me uitgelegd. Verder kreeg ik een vrije opdracht op rechts". Back laten lopen Meeverdedigen? Ling haalt de schouders op. „Wat een onzin. Waarom verdedigen buitenspe lers tegenwoordig mee? Omdat ze bang zijn dat hun ploeg op eigen helft te maken krijgt met een numerieke meerderheid. Maar met een laatste man los je foto ARQk dVI' één-tegen-één situatie kir Nee, een back moet je gewf laten lopen. Bovendien kunf ze meestal toch niet voet! len". p Moulijn ziet het minder i treem." „Ik knapte in mijnfcL ook wel verdedigend werk IN Dat hoorde er toch bij. Ma&f zie'nu bij eèn corner van dan genpartij Regi Blinker bij.Fin noord' de eerste paal dekpt Dat begrijp ik niet". ig Swart grinnikt om het bel van Ling. „Die verdedigde geen meter mee. Dick Schoi ker, die achter hem stondj nu waarschijnlijk nog bij ti men. Ik had in mijn tijd ook verdedigende taken. Suurbier over me heen ki dan bleef ik rond de midden! Maar in principe ging daad om de actie en de Ling weer: „Zo'n Finidi Gi ge... zo ijverig, zoveel loopp! mogen. Die werkt zich eenjw geluk. Maar zijn rendementl veel hoger liggen als hij puur op aanvallende acties d1 centreerde". I Piet Keizer heeft zich nooïn gevraagd of hij met zijn ma' van voetballen in deze tijd multifunctionaliteit nog zou kunnen. „Wat heeft voor zin? Ik geloof ook nielfei het publiek zit te springen een echte buitenspeler. Er genoeg mensen die alleen het resultaat komen. Hoe tot stand komt doet er niet Ik let er in elk geval niet spe [f op als ik bij een wedstrijd Wel op spelers die iets bij ders hebben. Zoals Romp daar reed ik wel eens voor Eindhoven". Ajax als voorbeeld ht Sjaak Swart ziet de authen g buitenspeler niet zo maar twee, drie terugkeren. „Voe Iers worden van jongs af veel te veel geïnstrueerd o 'e teamverband te spelen. He volg is dat de meeste wed den voor het publiek niet aantrekkelijk zijn. Kijk naar Feyenoord: wedstr waarin helemaal niets geb Terwijl het publiek toch het stadion komt voor indi ele acties. Toch blijf ik hi misschien tegen beter weti Eens zullen alle trainers er) ter komen dat aantrel voetbal ook resultaten oplejij. Met Ajax als het voorbeeld"|8, „Je moet er eigenwijs Bs zijn", concludeert Ling. ,,Il|ïS op het veld maling aan alltoo iedereen. Na mij heb ik datf schien alleen nog bij Robl Wit terug gezien. De actie duel met Hongarije (Boedilg 1985, red.) voorafgaand aa) d goal. In een vol stadion i veel belangen op het s] dan toch zo veel risico's ni Dat zijn de echte. Maar jongens in het huidige syi nog doorkomen? Als het i lukt zal het in elk geval eei jer zijn. Dan heeft hij tegeète stromingen in volgehoudeifcl piëren met Taument op de plaats van George". Helder kan de goedkeuring van Ling ook wel wegdragen. „Al ben ik bang dat hij te vroeg naar het buitenland is gegaan. Die jongen had lekker bij Ajax moeten voetballen". Praten over systemen vindt de flamboyante Hagenaar niet interessant. „Ach, 4-4-2, 4-3-3, je speelt altijd elf tegen elf. Re sultaat is iets ongrijpbaars. Na afloop wil een trairier er graag een persoonlijk tintje aan ge ven. Louis van Gaal wordt nu gezien als uitvinder van HET systeem, maar Ajax voetbalt al eeuwen op dezelfde manier". Piet Keizer: „De tijd van de specialist is voorbij." foto archief Tscheu-la Ling: „Meeverdedigen? Wat een onzin." sen opereren, komt Oranje al tijd het veld op met drie, soms zelfs met vier aanvallers. Mare Overmars, Peter van Vossen en Bryan Roy wisselen elkaar af aan de buitenkant. Glenn Hel der en Gaston Taument zijn voorlopig niet meer dan stand- ins. Een enkeling, journa- list/TV-presentator Henk Spaan bijvoorbeeld, roept zelfs om de terugkeer van Van 't Schip, de foto archief man dus van de hoge voorzet. Ander type Volgens Piet Keizer kan het ook anders. „Guus Hiddink houdt vast aan buitenspelers. Een keu ze die ik niet goed begrijp. Roy wordt uit Engeland gehaald om langs de lijn te lopen en voor zetten te geven, terwijl hij bij Nottingham Forest in een heel andere rol speelt. (Inmiddels heeft Roy voor die rol bij de bondscoach bedankt, red.) Daarmee wordt het systeem heilig gemaakt. Volgens mij kun je beter de capaciteiten van een selectie als uitgangspunt ne men". Keizer ziet overigens in Ne derland nog genoeg buitenspe lers met kwaliteiten, maar wel van een ander type dan vroeger. „Het zijn allrounders, jongens die kunnen verdedigen en veel al naar binnen trekken. De tijd van de specialisten is voorbij. Misschien was internationaal het grote Ajax wel de laatste ploeg die met echte buitenspe lers speelde". Moulijn vindt Overmars nog de beste, maar ook hij heeft zijn twijfels: „Als aan de buitenkan ten jongens staan zonder een actie in huis, dan krijg je een heel fantasieloos spelletje. Als Hiddink er per sé aan wil vast houden zou ik Overmars en Glenn Helder op de flanken zet ten. Van Vossen? Vind ik eigen lijk in aanvallend opzicht een povere voetballer". Swart is uiteraard voorstander van het Ajax-systeem, maar al leen als het materiaal beschik baar is. „Normaal kan Dennis Bergkamp in de rol van Litma- nen. Dan kun je dus Ajax ko ien." Sjaak Swart:

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1995 | | pagina 16