'We kunnen Rwanda
niet in de steek laten'
Feiten &Meningen
Moskou speelt
een spelletje
in Tsjetsjenië
op n
mqn tWH 'L
V akbonds voorzitte
voorziet worsteling
met de toekomst
DONDERDAG 27 APRIL 1995
NIEUWSANALYSE
Wat voor spel spelen de Russen met
Tsjetsjenië en de rest van de wereld? De
Russische minister-president Viktor
Tsjernomyrdin kondigt aan dat hij be
reid is tot onmiddellijke onderhande
lingen over een staakt-het-vuren in de
opstandige republiek Tsjetsjenië. In één
adem voegt hij daar echter aan toe
geen serieuze gesprekspartners te zien.
De Doema, het parlement, neemt
met ongekende eensgezindheid een
resolutie aan, waarin de regering wordt
gevraagd een politieke oplossing voor
het conflict te zoeken, maar geeft niet
aan hoe. De voorzitter van het Russi
sche Hogerhuis, Tsjoemeiko, is ook he
lemaal voor een snelle regeling, maar
noemt de Tsjetsjeense leiders 'ordinaire
bandieten'.
Allemaal willen ze praten met
Tsjetsjeense commandanten. Maar wie
zijn dat? De enige serieuze gespreks
partners kunnen de opstandige leider
Doedajev en zijn militaire en politieke
adviseurs zijn. Speciale eenheden van
de Russische geheime dienst maken
echter al maanden jacht op de politieke
en militaire top van Tsjetsjenië. En hoe
kun je onderhandelen met mensen,
wier dood je hebt gezworen?
Waarnemers gaan er dan ook van uit
dat het gecompliceerde spel dat Mos
kou dezer dagen speelt, geen ander
doel heeft dan ervoor te zorgen dat het
grote feest op 9 mei ter herdenking van
de ondergang van nazi-Duitsland niet
in het bloedige Tsjetsjeense water valt.
Nu pappen en nathouden en na 9 mei
defenitief afrekenen; dat lijkt de strate
gie.
Want de gevechten in Tsjetsjenië
gaan gewoon door. En opnieuw duiken
berichten op over het bloedbad dat
speciale Omon-eenheden van het Rus
sische ministerie van binnenlandse za
ken en mariniers begin deze maand in
het Tsjetsjeense stadje Samasjki heb
ben aangericht. In de Russische pers
zijn steeds meer kritische verhalen te
lezen. Waren het eerst strijders voor de
mensenrechten, zoals de parlementari
ërs Kojaljov en Sjabad, journalisten en
Rode-Kruismedewerkers, die het over
genocide hadden, nu melden zich ook
anderen.
Onder hen Dimitri Balboerov van het
weekblad Moskou Nieuws. Hij be
schrijft minutieus hoe de Russen direct
na hun inval in december een ruime
boog om het strategisch belangrijke
stadje maakten, omdat de inwoners
weigerden de Russische troepen door
gang te verlenen. De Russen hadden op
dat moment te weinig mankracht om
op te treden. Maar toen begin dit jaar
na de val van Grozni aanhangers van
Doedajev in het stadje verschenen en'
de Russen meer troepen vrij konden
maken, herinnerden de generaals zich
dat dwarsliggende Samasjki.
Op 6 april rukte een grote Russische
legermacht op. De Russen eisten het
vertrek van alle Doedajev-strijders en
de overdracht van exact 64 pistool-mi
trailleurs, drie zware mitrailleurs en
twee pantserwagens. De raad van isla
mitische dorpsoudsten begon onder
handelingen met de Russen, vooral om
te voorkomen dat de gevreesde speciale
eenheden hun woonplaats binnen zou
den komen. Het mocht allemaal niet
baten. Er vielen een paar schoten, de
Tsjetsjenen konden de geëiste wapens
niet op tijd inleveren, omdat ze ze niet
hadden, een paar Russische tanks re
den op oude mijnen en de moordpartij
begon.
Over die wapens meldt Balboerov dat
ze door de Tsjetsjeense stroman van
het Kremlin vorig najaar waren aange
boden aan mogelijke tegenstanders van
Doedajev. De Russen zouden die mys
terieuze levering nu als alibi hebben
gebruikt voor hun wraak op Samasjki.
Vier dagen bleef het plaatsje herme
tisch afgesloten voor buitenlanders.
Vier dagen gingen gemaskerde en, vol
gens ooggetuigen, onder invloed van
drank en drugs verkerende soldaten als
beesten te keer. Gewapende aanhan
gers van Doedajev waren er al lang niet
Balboerov heeft veel overlevenden
ondervraagd en zijn relaas is zonder
meer schokkend. Veteranen uit de
Tweede-Wereldoorlog, de oude borst
volgehangen met medailles, smeekten
tevergeefs om hun leven. Vrouwen en
kinderen werden afgeslacht of levend
verbrand. Enkele honderden bewoners
overleefden doordat ze via de bossen in
een naburig dorp kwamen, waar Russi
sche militairen hen doorlieten.
Balboerov: ,,De ware omvang van de
tragedie van de bevolking van Samasjki
zal later wel aan. het licht komen, maar
nu al kan ze vergeleken worden met Li
dice (het Tsjechische stadje dat na de
aanslag op Heydrich door de nazi's met
de grond gelijk werd gemaakt red.), Ka-
tyn (waar Stalin het Poolse offi
cierscorps liet uitmoorden red.) en Son
My (een Vietnamees dorp dat door de
Amerikanen werd uitgeroeid red.)."
Het officiële Moskou beweert echter
zelfs vandaag nog dat Doedajev het
stadje had omgebouwd tot een vesting
en dat er 130 Doedajev-aanhangers bij
de slag zijn gedood en 124 gevangen
zijn genomen. Blijkbaar mag niets het
aanstaande feest op 9 mei verstoren.
MOSKOU HANS HOOGENDUK
CORRESPONDENT
Novib-directeur Max van den Berg verliest ook de moed wel eens
Zeker, ook hem bekruipt af en toe het gevoel: laat maar. En ook hij is sceptisch. Maar sterker leeft
bij Novib-directeur Max van den Berg de overtuiging dat het niet de bedoeling kan zijn nu de
handen van Rwanda af te trekken: „We kunnen de mensen daar niet in de steek laten. We moeten
juist investeren in diegenen die wèl verzoening voorstaan. Veel mensen zoeken wraak, maar nog
veel meer mensen zoeken gerechtigheid. En wraak heeft niets met gerechtigheid te maken."
Het bloedbad dat het door Tutsi's gedo
mineerde leger (RPA) afgelopen week
einde aanrichtte onder Hutu-vluchtelin-
gen in het opvangkamp Kibeho in zuid-
west-Rwanda, heeft Van den Berg tóch
nog verrast. Gek genoeg, want hij had
zelf voor dergelijk geweld gewaar
schuwd. Tijden? zijn bezoek aan het
land, afgelopen maart, werd hem duide
lijk dat het gedrag van de extremisten
binnen het leger 'in zekere zin een spie
gelbeeld is van de extremistische Hu
tu's'. „Zij zien de mensen die gevlucht
zijn als mensen die er niet meer bijho
ren. Ik heb minister Pronk gerapporteerd
dat er hardliners in het leger zitten die
geen verzoening willen. En dat mensen
die wel verzoening willen, zeer kritisch
worden bekeken. Dat het dus weer kon
misgaan. En ik ben ervan overtuigd dat
Pronk geprobeerd heeft om tijdens zijn
bezoek vice-president Paul Kagame (lei
der van het Rwandees Patriottistische
Front, red.) daarvan te doordringen."
De Hutu's hebben deelgenomen aan de
moord op 500.000 tot een miljoen Tut
si's. De Tutsi's hebben nu de zeggen
schap over de Hutu's. Zij hebben dus
nog wat rekeningen te vereffenen. Had
dat geen reden moeten zijn om Rwanda
onder VN-bestuur te stellen teneinde
meer geweld te voorkomen en verzoe
ning op gang te brengen? Van den Berg
wuift die theorie weg. De benadering
'slachtoffers die beulen worden en vice
versa', is hem veel te zwart-wit.
„Stel de leiders niet gelijk aan de bevol
king. Tachtig procent van die mensen
heeft niets met het geweld te maken. Net
als in Joegoslavië. Dat het, onder meer
door desinformatie, psychologisch wèl
zo werkt, komt een aantal machthebbers
goed uit. Mijn inschatting is dat de extre
misten aan beide zijden er niet geïnte
resseerd in zijn om deze manier van
denken te doorbreken." Op de vraag of
zij de overhand hebben gekregen, ant
woordt hij: „Zolang het moorden door
gaat, winnen de extremisten."
De andere kant van het verhaal: Van den
Berg heeft in dorpen in Rwanda gezien
hoe wel degelijk aan verzoening wordt
gewerkt. „Mensen die dwars door de
haat heen tot elkaar komen en dingen
bespreekbaar maken. Alleen dan is ver
zoening mogelijk. Je kunt de Nederland
se burgers denk ik nog steeds goed uit
leggen dat hulp geven zinvol is. In die
dorpen wordt de waterleiding weer aan
gelegd, huizen opgebouwd, het land in
gezaaid en er is zelfs al geoogst."
Wat moet gebeuren om te voorkomen
dat in Rwanda het geweld weer hoog op
laait? Van den Berg meent dat het op
schorten van de multilaterale hulp een
gepaste waarschuwing aan het adres van
het leger, de feitelijke machthebber, zou
zijn. „Totdat er duidelijke afspraken zijn
over de rol van de VN-vredesmacht
(Unamir) en over de opbouw van de
rechtsstaat. En verder moet een regiona
le vredesconferentie worden afgedwon
gen."
Tegelijkertijd moeten volgens hem grote
landen zich veel meer met Rwanda gaan
bemoeien. Felle kritiek heeft hij op de
volgens hem geringe betrokkenheid van
onder meer de Verenigde Staten en de
Europese Unie. „Pronk moet er veel te
veel in zijn eentje aan trekken", klinkt
het. „De grote mogendheden reageren
labbekakkerig als het om Rwanda gaat.
Wat nu gebeurt, is natuurlijk een enorme
blamage voor de VN, maar die zijn ge
bonden aan een beperkt mandaat, dat
de lidstaten hebben gegeven. Unamir
kan niks als de grootmachten het niet
willen. De Verenigde Staten en ook de
landen van de Europese Unie hebben
zich erg ver van Rwanda afgehouden.
VN-bestuur is niet nodig. Ik denk dat het
voldoende is als het aantal blauwhelmen
wordt uitgebreid en het mandaat wordt
opgerekt, zodat de VN de bevolking kun
nen beschermen. Men kan snel hande
len. Als zware druk wordt uitgeoefend,
bijvoorbeeld door de EU-landen, kan het
leger in principe worden gedwongen om
een meer neutrale positie in te nemen.
Een deel van die mensen weet ook dat
etnisch geweld geen oplossing is."
Niet in de laatste plaats gelooft Van den
Berg in een rol voor de Rwandezen zelf.
„Er wordt veel te weinig naar de burgers
gekeken. Oké, het is een land van zeven
miljoen mensen van wie twee miljoen
vluchteling is en nog eens twee miljoen
ontheemd. Maar er wordt wel degelijk
geprobeerd iets op te bouwen. In Kigali
zijn er bijvoorbeeld mensen van huis
tot-huis gegaan om aan iedereen te vra
gen wat er nou precies is misgegaan. Er
zijn vrouwengroepen die een soort vre
desbeweging vormen, die proberen
mensen weer bij elkaar te brengen, die
samen dingen die kapot zijn gegaan re
pareren. Tegenwicht bieden, daar ligt de
enige toekomst. Het moet lonen voor
mensen om te denken dat ze liever in
een land van vrede willen leven. Wij zul
len juist blijven investeren in deze bur
gerorganisaties." De contacten met de
regering, moge duidelijk zijn, worden
voorlopig tot het hoogst noodzakelijke
beperkt.
DEN HAAG SIMONE VAN DRIEL
TOM JANSSEN
Zijn bond moet af van de eenzijdige afhankelijk
heid van betaalde bestuurders, dient een steviger
basis in de bedrijven en bedrijfstakken te krijgen.
Dat betekent een zwaardere rol voor vrijwilligers:
de kaderleden. Het congres van de Industriebond
FNV bepaalt donderdag en vrijdag de koers voor
de komende jaren. „Het is een worstelpartij met d(
toekomst", zegt de voorzitter van de grootste bond
in het bedrijfsleven, B. van der Weg.
Karrevrachten aan kritiek heeft het hoofdbestuur
van de industriebond de afgelopep maanden ove
zich heen gekregen. Het bestuur wilde te veel te
snel, hield onvoldoende rekening met de belangen
van de werknemers en onderbouwde niets. Zo
luidden de verwijten van bestuurders, kaderleden,
ondersteunend personeel en buitenstaanders.
Machtsmisbruik was nog één van vriendelijkste
beschuldigingen die de hoofdbestuurders over zie
uitriepen. Vooral algemeen-secretaris D. Nas was
de gebeten hond. Van der Weg en Nas traden eind
jaren '80 aan om de bond uit een bestuurlijke cri
te halen.
Het gist opnieuw in de vakbeweging. Niet alleen
de Industriebond FNV woedt de discussie hoe
moet worden ingespeeld op moderne tijden. In de
huidige vorm heeft de overlegeconomie haar lang
ste tijd wel gehad. Overheden en werkgevers zijn
niet langer automatisch bereid de lage organisatie
graad (28 procent) terzijde te schuiven in ruil vo
arbeidsrust. Op tal van congressen en symposia
over dit onderwerp is de conclusie eensluidend: al;
de vakbonden hun positie in bedrijven in instellin
gen niet versterken, lonkt over enige tijd het per
spectief van de zijlijn.
Binnen de vakcentrale FNV is de industriebond
één van de voorlopers op de weg naar een nieuwf
structuur, die moet resulteren in meer leden en
dus meer macht. Van der Weg en zijn medestan
ders hebben bedacht dat de bond zichtbaarder
dient te worden voor de werknemers in de indu
strie. Met een professioneel bestuurdersapparaat
alleen lukt dat niet, zo hebben de afgelopen decen 19
nia bewezen. Het hoofdbestuur richt zijn aandacht
dus op het kaderlid, de vrijwilliger die zich in zijn
vrije tijd inzet voor de bond.
„De Industriebond FNV moet op twee poten ko
men te staan", zegt voorzitter Van der Weg. „Als
één van de twee poten niet sterk genoeg is, dan
gaat het gebouw scheef zakken met het risico dat
het omvalt. Dat is mijn beeld van de toekomst."
„Het kaderlid van het komende decennium zal een
ander kaderlid zijn dan dat van de afgelopen perio
de", vervolgt hij. Tot op heden wordt er veelal een
te groot beroep gedaan op de kaderleden. Zij wor
den geacht dag en nacht in touw te zijn voor hun
organisatie. „Het nieuwe kaderlid is best bereid
dingen te doen voor de bond, heeft z'n idealen, en
ziet dat er dingen moeten gebeuren. Maar hij zal
ook eisen stellen' aan de bond. Het kaderlid vraagt
sin dat aansluit bij z'n interes-
Om het nieuwe kaderbestand tot bloei te laten ko
men, is een andere structuur van de bond noodza
kelijk, meent Van der Weg. De lijnen tussen beleid
en uitvoering moeten korter worden. De taak van
betaalde bestuurders, nu vaak „heel bepalend en
sturend", behoeft daarbij aanpassing. Zij dienen
zich meer te richten op begeleiding en ondersteu
ning van de kaderleden. In plaats van een organi
satie die op een districtenstelsel is gestoeld, voor
ziet het bondsbèstuur de oprichting van tientallen
„activiteitengroepen", die per bedrijf(stak) zijn ge
organiseerd.
Van der Weg zegt zich te realiseren dat de voorge
stelde structuurwijziging gevoelig ligt bij het be
stuurderskorps. Het zal niet uit zijn mond komen,
maar de koninkrijkjes die districtbesturen hebben
opgebouwd zijn moeilijk te ontmantelen. „Het
geeft spanning", erkent Van der Weg, „het geeft
onzekerheid, het geeft discussies, allemaal waar.
Maar ik stel vast, dat over het doel van de verande
ring een zeer grote mate van overeenstemming be
staat. We hebben de kaderleden meer nodig dan in
het verleden. Daarmee hebben we het te doen."
Het hoofdbestuur heeft, ten koste vap enige be
langrijke toezeggingen, een negatief advies van de
ondernemingsraad over de voornemens weten te
voorkomen. Afgesproken is dat de zogenoemde ac
tiviteitengroepen slechts geleidelijk worden inge
voerd en dat zij in eerste instantie vanuit de be
staande districtskantoren beginnen. Aanpassing
van de werkorganisatie (waaronder het personeel
van de bond valt) wordt vooruit geschoven. Het
aanstaande congres, het hoogste orgaan van de
bond, zal ook geen besluiten nemen over de werk
organisatie. Tot slot heeft het bestuur beloofd dat
de reorganisatie geen arbeidsplaatsen zal kosten.
Het komt er op neer dat de uitvoering van de plan
nen wordt vertraagd. Daardoor kan het volgens
Van der Weg tot na het jaar 2000 duren voordat de
reorganisatie volledig haar beslag heeft gekregen.
De voorzitter ziet daarin zelfs een positief aspect:
„We gooien geen oude schoenen weg voordat we
nieuwe hebben. We blazen onze huidige structuur
niet op. Als het traject moeilijker uitpakt dan we ni
verwachten, dan kunnen we ons dagelijks werk ge
woon blijven doen."
De uitkomst moet wat de voorzitter betreft duide
lijk zijn. „Het is een absolute noodzaak ons vaster
te verankeren in de bedrijven", zegt hij. „We heb
ben geen keuze als vakbeweging." Als het congres
daartoe eind deze week besluit, en dat staat vrijwel
vast, dan is er over het principe van de toekomsti
ge lijn geen discussie meer mogelijk. „Dan hebben
we aan de slag te gaan."
DAVID JAN GODFROID