Een late roeping
TT
ZATERDAG 8 APRIL 1995
Onze Taal
annen met een late roeping. V.l.n.r.: Berry Lansbergen, Hans van Geel, Fons Kusteren Peter Wellen.
FOTO'S CPD THOM VAN AMSTERDAM
Ze kennen de
'i*spanning vooreen
men, de sleur van
berk, de pijn van
•fdesverdriet. Ze
toben het leven
n en weten wat ze
hterlaten nu ze
jiog kiezen voor het
De
■trouwde manager,
onderwijzer,
Verpleegkundige,
J banketbakker,
hneut, boekhouder
jJn personeelschef
"^studeren in de
Weekeinden in het
frantse Hoeven voor
het ambt.
ij zat in de bouw. Wist alles van
I bekistingsmaterialen voor be-
ton. Maakte calculaties, onder
handelde met directies en verkocht. Een suc
cesvol technisch commercieel medewerker."
Nu priester in Leiden. Zijn commercieel in
zicht komt nog altijd van pas. „Het verrast
me steeds weer dat ze in de kerk niet zakelijk
genoeg zijn. Dat tekorten van parochies jaar
in jaar uit door andere parochies moeten
worden opgehoest in plaats van een structu
rele oplossing te bedenken."
Maar pater Martin de Korte (40) is vooral
menselijk. Anders was hij ook nooit tot de
priesteropleiding Bovendonk toegelaten. Van
de jaarlijks ongeveer twintig belangstellenden
wordt meer dan de helft afgewezen. Omdat
ze niet goed in hun vel zitten, gesloten zijn,
slecht communiceren, intellectueel te kort
schieten of een overdreven fanatisme aan de
dag leggen. „Als mensen erg fanatiek zijn in
hun geloof, dan heb ik zo m'n twijfels. Wat
moet ik me voorstellen bij mensen die vertel
len dat ze op slag door God werden gegre
pen? Op slag verliefd worden in een mens ja,
maar in het priesterschap? Daar geloof ik niet
in."
Met flair vertelt directeur pater Frans Wa
genaars over Bovendonk. Uiterlijk lijkt het
oud-seminarie in Hoeven stil te staan in de
tijd. Maar de woorden die de imposante
ruimte vullen, zijn hedendaags. „De selectie
die wij toepassen is vrij scherp. Diploma's
zijn niet nodig, maar op basis van getuig
schriften en eerdere opleidingen, maken we
wel een inschatting of kandidaten de studie
aankunnen. Of ze te biecht moeten? We gaan
niet het hele leven van iemand uitpeuteren.
Meestal komen mensen zelf met dingen voor
de dag. En zij die een heel bont leven leiden,
willen toch geen priester worden."
In de voorgesprekken komt het celibaat
uitdrukkelijk aan de orde. Wagenaars sluit
niet uit dat priesters in de toekomst mogen
trouwen, maar daar moet een student nu niet
vanuit gaan. „En als ze gedurende de oplei
ding de ware Jacoba of Jacob ontmoeten, dan
even goede vrienden."
Rome zal het niet toejuichen, maar in Hoe
ven hebben ze geen enkel probleem met ho
moseksuele priesters. „Wij wijzen geen men
sen af op hun geaardheid. De studenten
brengen het vaak zelf ter sprake in een infor
meel voorgesprek, maar wij kijken enkel naar
de mens en zijn capaciteiten." En Wagenaars
wil nog wel een stap verder gaan. „Ik zou het
fijn vinden als ook getrouwde mannen en
vrouwen de opleiding tot priester zouden
kunnen volgen. Er zijn geen theologische ar
gumenten tegen, maar ik zie het nog niet ge
beuren."
Watersnood
Priesteropleiding Bovendonk is een geestes
kind van oud-bisschop Ernst van Breda en is
in '83 met enige weerstand van start gegaan.
Naast de opleidingen voor jongeren, wilde
Ernst graag een priesteropleiding voor rijpe
mannen met werk- en levenservaring, zoals
Antwerpen die kende. Geen jonge broekies,
die het leven nog moeten leven, maar man
nen die weten wat ze opgeven en vertrouwd
zijn met werken. „Een pastoraat is immers de
arbeid van het geloof', licht Wagenaars toe.
Van een late roeping spreekt hij liever niet.
„Ik vind roeping een moeilijk woord. Het
suggereert dat je door God gekozen bent.
Daar moet je voorzichtig mee zijn. Als het
priesterschap een roeping is, dan is de ver
pleegkunde dat ook. En het man en vrouw
zijn in een huwelijk evenzeer."
De eerste vier jaar houden de studenten
hun baan aan en komen ze om het weekend
naar Bovendonk, waar ze van 's ochtends
vroeg tot 's avonds laat van veertig docenten
les krijgen in theologie, liturgie, kerkelijk
recht, kerkgeschiedenis, maar ook wijsbe
geerte, ethiek, sociologie en psychologie. Na
vier jaar nemen ze ontslag en lopen twee jaar
stage in het bisdom dat hun opleiding heeft
betaald. Verloopt de stage naar ieders tevre
denheid dan volgt de priesterwijding.
„Best zwaar', vindt Hans van Geel (33), ver
pleegkundige in Zwijndrecht. Olijk gezicht,
rode blos op de wangen en een vergevensge
zinde lach. Graag onder de mensen. Een 'al
les komt goed'-pastoor. Een man die God
heeft gezien in de watersnood. Niet in de
dreigende overstroming, maar in de opvang
kort daarna. „Mensen die de deur openzet
ten, elkaar opvangen. Boeren die zeggen:
breng je vee maar hier. Dat is naastenliefde.
Waar vriendschap heerst en liefde, daar is
God." Of zijn er vooral aardige mensen?
Naastenliefde uit humanisme. Van Geel:
„Denk je dat humanisme geen God heeft?"
Van Geel wil samen op weg. Met katholieken,
hervormden, gereformeerden, joden, isla
mieten. „Je mag God niet voor jezelf houden.
Je stamt allemaal af van de aartsvader
Abraham."
Als Brabantse jongen is Hans van Geel op
gegroeid tussen de kerkbanken en er wegge
glipt tijdens de puberteit. „Tot mijn twaalfde
Van de bouwsteiger naar het altaar
Directeur pater Frans Wagenaars: „De selectie die wij toepassen is vrij scherp."
jaar verlangde ik naar de kerk. Daarna kwam
ze op een laag pitje te staan. Ik ging naar
school in 'de grote stad' Roosendaal, weg uit
de beschermde wereld. Ik was verlegen,
breekbaar, ging met de groep mee en durfde
er niet voor uit te komen dat de kerk mij
boeide." In het vierde leerjaar van de LEAO
kwam uit eèn beroepentest dat Hans in de
wieg is gelegd voor een verzorgend beroep.
Een 'vrouwenberoep', pestten klasgenoten
hem. Hans ging toch naar de INAS en had de
tijd van zijn leven. Verkering, rrïooi werk en
een hernieuwde kennismaking met de kerk.
Tijdens een stage in een bejaardenhuis
vroeg de rector hem of hij wilde assisteren in
de kapel. Hans werd misdienaar, kwam in
aanraking met het jongerenpastoraat en
raakte in de ban van de avondwake: het bid
den tijdens de avond voor de begrafenis. Het
was tijdens een avondwake dat Hans hoorde
over Bovendonk. Zijn hele wereld stond op
z'n kop. „Je wilt het graag, maar iets houdt je
tegen. Ik had net m'n diploma verpleegkunde
op zak. Moest ik de verpleegkunde nu al
vaarwel zeggen? Hoe zouden ze thuis reage
ren? En wilde ik wel m'n hele leven alleen
blijven? Ik verkeerde in een identiteitscrisis."
Op bedevaart met zieken naar Wallonië,
liet Hans Maria de knoop doorhakken. „Tij
dens de dienst bij de grot werd ik zó getroffen
door ernstigzieken die kracht putten uit hun
geloof. Dat was het moment dat ik dacht, ik
doe het!"
De gedachte dat hij zijn hele leven zonder
partner moet doorbrengen, stemt hem niet
somber. „Ik heb goede vrienden waar ik m'n
verhaal kwijt kan en waarvan ik weet dat het
daar blijft. Ik ben ook niet zo in de wieg ge
legd me te binden aan één persoon. Eerdere
relaties benauwden mij. Ik werd geleefd."
Van Geel heeft van alles kunnen proeven en
Bovendonk smaakt hem het best. „Relaties,
opleidingen, werk, ik ben zelfs zeven jaar lid
geweest van de Raad van Elf. Ik weet wat ik
achterlaat."
Verliefd
Op de MAVO in Emmer-Compascuum werd
Peter Wellen (28) uitgemaakt voor 'kerkpop-
je'. Maar hij heeft zijn liefde voor de kerk
nooit verloochend. Hij is groot gegroeid in de
geur van wierook en de sfeer van katholiek
ceremonieel. Drie kloosters en een pastorie
telde zijn geboortedorp. Peter volgde de
MAVO, MEAO, MBA en werd administratief
medewerker bij een meubelbedrijf in Em-
men. Daarnaast was hij actief in de parochie,
het jongerenkoor, hield zich bezig met kos-
terwerk, catechese, avondwake en ging voor
in gebedsdiensten. Maar hij wilde nóg meer
doen met het geloof. „Pastoraal werk is heel
mooi, maar het priesterschap is, hoe moet ik
het uitdrukken, voller. Je maakt jezelf hele
maal vrij en stelt je ten dienste van mensen."
Zijn ouders moesten wel even wennen aan
het idee dat hun enige kind zich aan de kerk
geeft. Dat ze nooit opa en oma zullen wor
den. Voor Peter zelf was dat al een uitge
maakte zaak. „Ik ben een paar keer verliefd
geweest, dat was best goed, maar niet alles.
Behoefte aan een vaste vriendin heb ik niet.
Ik heb veel vrienden en vriendinnen en voel
me absoluut niet eenzaam."
Van alle jongens en meisjes waarmee Peter
Wellen op 12-jarige-leeftijd het Heilig Vorm
sel deed, ziet hij er weinig in de kerk terug.
Berry Lansbergen (45) uit Vlaardingen had
onlangs een reünie van het klein-seminarie
in het Limburgse Urmond. Van de 36 klasge
noten was niemand priester geworden. Lans
bergen wordt het via een omweg alsnog. Als
12-jarige jongen al werd de Schiedammer
door zijn ouders naar Urmond gestuurd om
opgeleid te worden tot priester. „Toen ik tien
was, wilde ik al priester worden. Natuurlijk
kun je op die leeftijd nog niet zo'n keuze ma
ken, maar dat ging toen zo. Ik kwam uit een
groot, kerks gezin, was misdienaar en eigen
lijk elke dag in de kerk."
Op 19-jarige leeftijd vervolgde hij zijn stu
die aan het seminarie in Nijmegen. Na twee
jaar legde hij het bijltje erbij neer. „Dat was
in de jaren '70. Een rommelige tijd. Veel uit
tredingen, weinig begeleiding. Ik twijfelde of
ik het priesterschap wel zou kunnen volhou
den. Je maakt toch een keuze voor je hele le
ven." Hij ging in militaire dienst, kreeg werk
bij de Sociale Dienst, volgde de hbo-oplei-
ding maatschappelijk werk en werd groeps
leider bij de Sociale Dienst.
„Ik had het erg naar m'n zin in mijn werk.
Maar vier jaar geleden ben ik opnieuw gaan
zoeken. Als groepsleider miste ik het directe
contact met mensen vreselijk. Een carrière
verder omhoog trok me niet. Ik ben geen ver
gadermens. Ik wilde eerder omlaag dan om
hoog. Na enig denken borrelde het priester
schap weer op. Ik kan nu een meer verant
woorde keuze maken dan toen. Mijn geloofs-
oriëntatie is heel anders geworden. Vroeger
moest je op school geloofswaarheden aanle
ren, nu is christen-zijn vooral een levens-
weg."
Vrijheid
Met zijn hemelse glimlach lijkt Fons Kusters
(38) nog het meest op een engeltje. Zachte
verlegen stem, kleine bewegingen, weinig
woorden. Vier jaar lang heeft hij waterzuive
ringsinstallaties voor zwembaden verkocht.
Zijn baas was bijzonder tevreden over zijn
werk en bood hem een promotie aan naar de
tekenkamer. Maar Fons had zijn keuze al ge
maakt. „Ik ga het klooster in," Vanaf zijn
achttiende jaar voelde hij een roeping. „Een
verlangen, aansporing van binnenuit om
Christus te volgen. Wat dat is? Het is moeilijk
onder woorden brengen. Maar ik wil meer
doen met m'n geloof. Ik wil dienstbaar zijn,
mensen de weg wijzen en steunen in goede
en in kwade dagen." Hij zei zijn baan op, ver
liet het ouderlijke huis en sloot zich aan bij
de relatief jonge Congregatie van het Heilige
Sacrement in het Limburgse Baarlo. „Ik
moest veel opgeven. Het moeilijkste vond ik
het verlies van vrijheid. Maar toen ik de
knoop eenmaal had doorgehakt, had ik er
vrede mee. Ook met het celibaat heb ik geen
moeite. Als je de stap maakt om Christus te
volgen, dan ook radicaal. Alles wat erbij komt
ervaar ik als vanzelfsprekend."
In 1990 besloot Kuster niet alleen klooster
ling, maar ook priester te worden. Hij loopt
inmiddels twintig uur stage in Boxmeer. „Ik
draai mee in elf werkgroepen. Van een groep
die de parochiegids samenstelt tot groepen
die op huisbezoek gaan bij ouderen en een
zamen en groepen die nabestaanden bijstaan
in rouwverwerking." Het klooster verruilen
voor het leven op een pastorie doet hij nooit.
„Ik ben een gemeenschapsmens. Ik wil sa
men werken en bidden met broeders die je
steunen en waarop je kunt terugvallen."
Geweten
Terwijl de kerken leger en leger raken, zijn
meer en meer mannen bereid hun baan op
te zeggen en hun leven te geven aan de kerk.
Van de 5,5 miljoen katholieken in Nederland,
kerkt nog slechts 12 procent. Worden de Bo-
vendonkers kapitein op een zinkend schip?
Directeur Frans Wagenaars steekt nog een
Caballero op. „Priesters hoeven geen kerken
te vullen of mensen te bekeren. Laat ze maar
vertellen over hun bezieling, over de schep
ping. Kijk wat mensen gemeenschappelijk
hebben: geboorte en vertrek. En lever geen
kritiek als ze alleen met kerstmis naar de kerk
komen. Dat vind ik cynisch en bitter van
priesters. Die volle kerk op 25 december laat
zien dat mensen er kennelijk toch iets zoe
ken. Wist u dat er nog altijd meer mensen
naar de kerk gaan dan naar het voetbalveld?
Dat de kerken leeg zijn, moet je de mensen
niet verwijten, ze zijn gewoon te groot voor
deze tijd."
Peter Wellen is hoopvol gestemd. Hij ziet
bij mensen om zich heen een verzadiging
van materiële zaken en een behoefte aan
meer. „We moeten af van de wet van de grote
getallen. Het gaat er niet om hoeveel mensen
er naaf de kerk komen, maar met welke in
tentie. Vroeger was het geloof heel passief, nu
veel actiever. Dat komt omdat priesters meer
en meer verantwoordelijkheden overdragen.
Dat is goed. Je moet als priester niet overal
bij willen zijn."
De media maken het priesters ook niet ge
makkelijker, menen de Bovendonkers. Omdat
radio, televisie en kranten dagelijks berichten
over de ellende op deze aardbol, vragen
mensen zich af of er wel een God bestaat als
die dit alles toestaat. Een verkeerd Gods
beeld, meent Fons Kusters. „Alle ellende op
déze wereld wordt God verweten. God grijpt
niet in, dus God bestaat niet, is de redene
ring. Alsof wij marionetten zijn in Gods hand.
Wij moeten als armen van God ook zelf laten
zien dat God bestaat."
Tussen de ellende door horert en lezen
mensen ook nog.eens over alles wat Rome
verbiedt. En zo wordt de katholieke kerk een
kerk van verboden: niet samenwonen, geen
pil, geen abortus, geen euthanasie. Peter
Wellen: „De katholieke kerk is een wereld
kerk. Rome geeft richtlijnen, maar je zult in
dividueel moeten kijken of die ook haalbaar
zijn. Abortus? Er zijn uitzonderlijke situaties
te bedenken waarop ik één, twee, drie ook
geen antwoord weet."
Berry Lansbergen: „Veel mensen zetten
zich te gemakkelijk af tegen de kerk zonder er
echt kennis van te nemen. Ze lezen iets over
de paus in de krant en vellen hun oordeel.
Rome is natuurlijk het hoogste gezag, maar
er is een verschil tussen leer en leven. Uitein
delijk heb je wel een persoonlijk geweten."
Wordt er nog gegroteschoonmaakt?
Of grootgeschoonmaakt of groot-
schoongemaakt? Of eigenlijk zoy je
moeten zeggen: grote schoonmaak
gevierd? Ik geloof van niet. Je ziet
het nergens meer. Ik ken niemand
die er nog aan doet. Blijkbaar zijn
we met z'n allen aan het vervuilen.
Zowel binnenshuis als buitenshuis.
Het komt door de tijd van het jaar.
Het voorjaar is er weer, althans
soms en een beetje. Als de bomen
gaan uitlopen en de crocusjes ge
bloeid hebben en de Mattheuspas-
sion is weer in de lucht, dan krijg ik
altijd een grote-schoonmaakgevoel.
Grote schoonmaak
Het is een oud gevoel, en het leidt bij mij
tot niets. Ik ben een kind van mijn ver
vuilde tijd. Er is bij ons al in geen 25 jaar
meer grote schoonmaak gevierd. Het is dat
we gelukkig af en toe verhuisd zijn, want
anders was de bagger niet meer te overzien.
En mijn kinderen weten eigenlijk niet wat
dat woord betekent: grote schoonmaak. Het
is voor hen net zo'n ouderwets woord als
berini, blauwsel, brillcream of knopenhaak-
je.
Maar voor mij is Bach's Mattheuspassion
voor eeuwig verbonden met de grote
schoonmaak. Want als het slot weerklonken
heeft, 'Wir setzen uns mit tranen nieder',
dan verwacht je straks thuis te komen in
een huis dat hol klinkt, waar alle meubels in
een hoek staan, met lakens eroverheen,
waar de plafonds zojuist opnieuw gewit zijn
en waar behangen is. Ruim voor het slotko-
raal, bij de mooiste aria's, dan ruik ik al de
geur van boenwas, verf, petroleum en zeep.
Ik heb dat zelfs als er een CDvan de Mat-
theu's draait. Ik kom er dus waarschijnlijk
nooit meer van af.
Een spannende tijd was het. In de grote-
schoonmaak-weken was alles anders. De
grootste meubels, die je daar door God voor
de eeuwigheid neergezet waande, bleken
verplaatsbaar. En ze werden ook verplaatst,
de piano, het dressoir, de linnenkast. Geen
stukje plint mocht overgeslagen worden,
geen meter muur ontsprong de dans. De
gordijnen in de was, de kachel .met kachel
poets behandeld, schilderijen van de muur
afgenomen en de lijst met een zachte
borstel bewerkt, dekens geklopt, traplopers
geklopt, de roetjes met Brasso koperpoets
bewerkt, de brievenbus gepoetst, alsmede
de bel, het plastic gordijn van de douche
werd in de tuin uitgespreid en afgesopt, alle
boeken uit de kasten werden uitgeklopt en
afgestoft, en de pollepels uitgezonderd
werd alles wat van hout was grondig in de
boenwas gezet.
Kom daar nog eens om! De woorden 'gro
te schoonmaak' worden nu alleen nog maar
in figuurlijke betekenis gebruikt.
Er is een tijd geweest dat buitenlanders
Nederland opvallend proper vonden.
Heel wat wereldreizigers maakten in hun
dagboeken de opmerking dat in Nederland
alles zo schoon was. Maar die tijd is grondig
voorbij. De Nederlandse straten zijn rom
meliger dan die in enig buurland. Neder
landers gaan het slordigst gekleed van heel
West-Europa. Schoonmaken laten we over
aan buitenlanders. Maar voordat Bolkestein
gaat denken dat het precies daardoor zo'n
troep is, voeg ik eraan toe dat wij er zelf
kennelijk zo weinig geld en tijd voor over
hebben. Er is een nieuwe generatie buiten
landers onder ons die in hun dagboeken
waarschijnlijk noteren dat Nederland op
vallend weinig over heeft voor schoonma
ken.
Als jongetje van een jaar of tien heb ik
dapper meegezongen in het jongenskoor
van de Mattheus. Wit overhemd, zwart
strikje. En gepoetste schoenen, hoewel daar
natuurlijk niets van te zien was. Van wat ik
moest zingen, begreep ik geen jota. Ik had
in plaats van die Duitse koralen evengoed
'pieretoelekadimo' kunnen zingen, en mis
schien deed ik dat ook wel af en toe, maar
dat was streng verboden, alleen de strikt
voorgeschreven onbegrijpelijkheden moest
je zingen en dat vervulde mij met grote
zorg, want een spiekbriefje was niet toege
staan en voor je 't wist schalde je de ver
keerde klanken uit. Dan maar heel zachtjes
zingen, zodat vergissingen minder hoorbaar
waren, en dat deden ze allemaal, zodat we
met veertig flinke jongens een te verwaarlo
zen zacht geluid produceerden. Maar mijn
moeders grootste zorg waren die schoenen,
die bij de uitvoering net zo onzichtbaar wa
ren als de plinten achter dressoir of linnen
kast, maar toch gepoetst moesten worden,
wat helemaal niet zo eenvoudig is als het
hele huis overhoop gehaald is en de
schoensmeer nergens te vinden. Ik oefende
inwendig. 'O Mensch bewein dein Sünde
gross, darum Christus seins Vaters schoss,
aussert, und kam auf Erden'. Nog steeds
geen schoensmeer. Zo kom ik te laat. „Trüg
unsrer Schoonmaak schwere Bürd'. Ja daar
is de schoensmeer. Ik vlieg naar mijn fietsje
en onderweg neem ik nog even door van 'O
Lamm Gottes' en 'erfund'n geduldig', 'sonst
müssten wir verzagen', o nee 'vertsaken', en
zo ben ik nog net op tijd.
Kijk, dat is nou voor mij de grote schoon
maak.