Met visie alleen bestuur je geen gemeente 'U moet genieten! Ze is groot voor je het weet' LAURA Feiten &Meningen Autisme MAANDAG 13 MAART 1995 Historisch karakter banken-CAO moet nog maar blijken Een bestuurder van de Beroepsorganisatie Banken en Verzekeringen die onder een staande ovatie de beide duimen a la Ed Nij- pels in de lucht steekt. Een bestuurder van de Dienstenbond CNV die zelfs de rechter hand tot een vuist heeft gebald. Een FNV- voorzitter die het zojuist bereikte akkoord over een nieuwe CAO tussen vakbonden en bankwerkgevers 'historisch' noemt: Het was een bewogen zaterdag in de Utrechtse Jaar beurs. De Werkgeversvereniging voor het Bank bedrijf (WGVB) en de dienstenbonden van FNV en CNV. de Unie BLHP en de BBV hadden er anderhalf jaar van duwen, trek ken, hangen en wurgen voor nodig om tot een nieuwe collectieve arbeidsovereen komst te komen voor de (nu nog) 106.000 werknemers in het bankbedrijf. Het bank bedrijf wordt gekweld door een gestage da ling van het aantal arbeidsplaatsen. On danks een overvloed aan geld hebben de automatisering van administratief werk en een golf van fusies en reorganisaties al vele duizenden banen gekost en het eind is niet in zicht. Om het nog komende banenverlies enigszins te beteugelen, behelst het driejari ge akkoord een verkorting van de gemiddel de werkweek van 38,4 naar 36 uur in ruil voor een loonstop. Cruciaal in de onder handelingen was de invulling van die ar beidstijdverkorting, met enerzijds het be drijfsbelang en anderzijds de opdracht van de vakbondsleden om voor zoveel mogelijk werknemers een vierdaagse werkweek uit het vuur te slepen. Werkgevers en vakbonden hebben ervoor gekozen de werktijden op het laagst moge lijke niveau te laten vaststellen. Individuele werknemers overleggen daarover met hun directe chef. „Richtinggevend voor dit over leg is: daar waar er geen organisatorische belemmeringen zijn, wordt de voorkeur van de individuele werknemer gevolgd", meldt het akkoord. En waar er bezwaren zijn, moet de werkgever uitleggen wat die pre cies zijn. Of die formulering het predikaat 'histo risch' verdient, is nu nog niet te zeggen. In de eerste plaats is het nog maar de vraag hoeveel werknemers zich zullen aanmelden voor een werkweek van vier dagen. Vraag twee is in hoeveel gevallen de wensen van werknemers uiteindelijk worden gehono- Bij onoplosbare meningsverschillen kun nen afzonderlijke bankemployés gebruik maken van de interne klachtenprocedure van hun bank. Kan voor groepen werkne mers geen oplossing worden gevonden, dan speelt de ondernemingsraad een belangrij ke rol. Als langs die wegen de vrede niet kan worden hersteld, dan komt het geschil in laatste instantie op het bordje van de CAO- partijen (de werkgeversvereniging en de vakbonden). Er komt dus ongetwijfeld een stróom van procedures op gang. Ook wat betreft de invloed van de ban ken-CAO op andere sectoren is bij FNV- voorzitter Stekelenburg en zijn CNV-collega Westerlaken de wens wellicht de vader van de gedachte. Vooralsnog wijst niets erop dat in andere bedrijfstakken voor de oplossing van het bankbedrijf wordt gekozen. Dat wil overigens niet zeggen dat er met de afspraken van zaterdag niets nieuws on der de zon is. Collectieve verkorting van de arbeidstijd heeft in de hoofden van de meeste werkgevers bepaald geen prioriteit. 'Nee tegen ATV' is waarschijnlijk de vetst gedrukte passage in de handboeken voor werkgeversonderhandelaars. Verder gebeurt het niet vaak dat vakbon den voor een periode van drie jaar afzien van loonsverhogingen. En ook de veel flexi beler werktijden zijn nog niet veel eerder vertoond. Voortaan gelden de uren tussen 's ochtends zeven en 's avonds negen bij de banken als normaal. De toeslag voor werk op zaterdag gaat terug van 100 naar 25 pro- Van groter belang voor de toekomstige arbeidsverhoudingen is echter dat de vak bonden de moed hebben getoond de werk tijden te laten bepalen in onderling overleg tussen individuele werknemers en hun chef. Wellicht ten dele noodgedwongen, maar zeker ook vanuit het besef dat mondi ge werknemers tot op zekere hoogte in staat zijn hun eigen boontjes te doppen. Het zal de, vakbondsbestuurders de komende maanden ongetwijfeld af en toe dun door de broek lopen bij het aanschouwen van de eerste wankele schreden op de nieuwe weg. Zij waarschuwden er zaterdag al voor dat het hier en daar 'gruwelijk fout' zal lopen. Maar als het lukt, dan is de basis gecre- eerd voor een nieuw type belangenbeharti ging. De vakbond is dan niet meer de zorg zame vader die zijn kindertjes uit bescher ming onder de vleugels houdt. Het zal dan veel meer aankomen op individuele belan genbehartiging in de gevallen waar het fout loopt. En daar doemt een nieuw probleem op. De meeste vakbonden zijn op die rol absoluut nog niet ingesteld. Pas al zij erin slagen hun beleid en werkwijze aan te slui ten op de nieuwe realiteit is er werkelijk sprake van een historische omslag. Gezag is voor burgers steeds minder vanzelfsprekend De afgelopen maanden was ik bemiddelaar bij een conflict tussen een gemeentebe stuur en een aantal burgers. Onder die bur gers was ontevredenheid ontstaan over be slissingen van hun gemeentebestuur. Zij vervaardigden een zwartboek met voorbeel den van 'door regentenmentaliteit veroor zaakt burgerlijden'. Het gemeentebestuur reageerde met een intern onderzoek. Daar uit bleek dat 'zijn bestuurlijk handelen op geen moment onrechtmatig of onbehoorlijk was geweest'. De zwartboekers dachten daar anders over. De verhoudingen ver hardden, het conflict escaleerde. Dit conflict is uitdrukking van ingrijpende veranderingen die zich de afgelopen decen nia in de relatie tussen gemeenten en bur gers hebben voorgedaan. Het ooit min of meer vanzelfsprekende gezag van officiële instanties als gemeentebesturen, staat al snel en soms onverbiddelijk ter discussie. Burgers laten zich weinig gezeggen door het gezag. Ook als beslissingen keurig volgens de regels tot stand zijn gekomen, dan nog worden zij lang niet altijd als legitiem erva- In de belevingswereld van lokale bestuur ders, politici en ambtenaren speelt vaak de volgende bewering een belangrijke rol. 'Aan ons wordt gevraagd om beter te luisteren, om meer te communiceren, om vaker uit te leggen en wij zijn daartoe bereid. Maar onze taak is het toch vooral om beslissingen te nemen en knopen door te hakken en dan kunnen wij het niet iedereen naar de zin maken. Mijn reactie is geleidelijk aan als volgt ge worden: 'Ik accepteer uw aanspraak dat 'de politiek' knopen moet doorhakken, waarbij u sommige betrokkenen tevreden kunt stel len, terwijl tegen anderen 'neenmoet wor den gezegd. Maar hoe staat het dan met de kwaliteit van dat 'neen'zeggen?Hoe ejfectief of gezaghebbend is dat eigenlijk?' Gezagheb bend, dat wil zeggen dat burgers bereid zijn een beslissing te accepteren als een legitie me beslissing ook al zijn zij het er inhoude lijk niet mee eens. De wijze waarop gezag tot stand komt en zich tot macht verhoudt, is aan verandering onderhevig. Enkele decennia geleden was een wethouder: de gekende en gerespec teerde vertegenwoordiger van een bevol kingsgroep in de politiek. Nu is hij: een be- trekkelijk anonieme bestuurder, die eigen lijk alleen een kleine groep van geestver wanten in de gemeenteraad vertegenwoor digt. Het gezag wordt niet langer op zijn woord geloofd en het wordt kritisch gevolgd door een veelheid aan ook lokale me dia. Toen, ja 'toen was gezag heel gewoon', nu moeten bestuurders hun gezag voortdu rend zien waar te maken. De bewering: 'ik ben gekozen, dus ik heb gezag' overtuigt steeds minder. Een beroep op de functie of uitslag van verkiezingen om gedrag en beslissingen van een ge meentebestuur te rechtvaardigen, maakt vaak weinig indruk. Verkiezingen zijn be- Burgers pikken niet meer alles wat gemeentelijke politici beslissen. Gezag van be stuurders is niet meer vanzelfsprekend. Ze moeten het keer op keer bevechten. Daarbij tellen niet alleen hun besluiten, maar ookja, vooral de manier waarop ze tot die besluiten komen. Dat betoogde dr. Pieter W. Tops afgelopen vrijdag in de rede die hij in Tilburg uitsprak bij de aanvaarding van het ambt van hoogleraar bestuurskunde aan de Katholieke Universiteit Brabant. Onderstaand een verkorte versie van die verhelderende toespraak. draagvlak in de samenleving. Dat laatsten moet apart georganiseerd worden. Het ipr meer in het organiseren van dit proces der in de visie zelf, dat het specifieke vakmafei schap van een lokaal bestuurder tot uit-js, drukking komt. Co-produktie is mooi als het werkt. Maar wat als het niet werkt? Als de tegenstellir gen te groot blijken te zijn? Als de betrok R partijen er niet uit komen? De overheid C dan gemakkelijk verstrikt raken in een v£r menging van twee rollen: enerzijds de r^, seur, die het netwerk organiseert waarineI met anderen tot activisme en afstemming kan worden gekomen, en anderzijds deu, rigentdie op klassieke wijze wil bepalen i Dr. Pieter Tops: „Tussen steil gezag en gezag in stijl zit een wereld langrijk, vooral voor politici zelf; door bur gers worden zij minder ervaren als het mo ment suprème oor beïnvloeding van het gemeentebestuur. Een ander terrein waar burgers en gemeen tebesturen met elkaar in contact treden, zou ik de arena van de regeltoepassing wil len noemen. Daarin gaat het om de wijze waarop een gemeentebestuur, of zijn afzon derlijke functionarissen, formele regels uit leggen en toepassen. In deze arena speelt ook de vraag naar de mate waarin regels op het gedrag van bestuurders en ambtenaren zelf van toepassing worden geacht. Dan ra ken we de discussie over integriteit van het openbaar bestuur. Of bestuurders die in op spraak zijn gekomen onbetamelijk of on ethisch hebben gehandeld, is lang niet altijd duidelijk; wel dat zij vaak onverstandig en roekeloos zijn geweest. Zo zij niet slecht zijn, dan zijn zij wellicht toch dom geweest. De vraag is wat het ergste is. Een volgende arena die ik onderscheid, is die waarin beleid wordt geproduceerd dat de dienstverlening aan individuele burgers of individuele regeltoepassing overstijgt. Het gaat hier om beleidsprojecten die de gemeentelijke overheid alleen succesvol kan organiseren met medewerking van an deren in of buiten een gemeente. Burgers en maatschappelijke organisaties worden daarbij als noodzakelijke mede-producen- EIJNDHOVEN JAN STADS ten van oplossingen voor maatschappelijke vraagstukken gezien. In plaats van over in spraak wordt daarom ook wel van co-pro duktie gesproken. Co-produktie kan ten aanzien van uiteenlo pende projecten en beslissingen worden ontwikkeld. Het kan bijvoorbeeld gaan om de bouw van een schouwburg of stadhuis, stedelijke vernieuwing, nieuwe infrastruc tuur etcetera. Van belang is dat dit soort projecten gepresenteerd kan worden in het kader van een visie op ontwikkelingen in een gemeente. Anders worden zij al snel ge brandmerkt als een uit de hand gelopen hobby van het bestuur. Draagvlak in de ge meenteraad is dan nog heel wat anders dan Hier is sprake van een duivels dilemma,kJ ik eigenlijk alleen via een deus ex machi\ kan oplossen. Die goddelijke voorziening de 'moderne regent'. Hem heb ik eldersrr' meester in dubbelzinnigheid genoemd, omdat hij voortdurend met dubbele bo-a( dems zou werken, maar omdat hij moetn: opereren in maatschappelijke en politieP- verhoudingen die van nature dubbelzin!01 zijn. Deze dubbelzinnigheid is dus niet és te heffen. Dat stelt hoge eisen aan het pc tieke vakmanschap. FIct vraagt om de flC1 maar ook om de botte bijl, om platvloerr* opportunisme maar ook om waarachtigy betrokkenheid, om oprechte bescheiderfö heid maar ook om stevige daadkracht. ,e In de dynamiek van modern gezag is helle politieke moment in het lokale bestuur au het verschuiven, en wel in dubbel opzidlc Het verschuift van de officiële politieke <a: ganen (zoals de gemeenteraad) naar be stuurlijk-maatschappelijke netwerken, waarin bestuurders, ambtenaren, instellr gen en burgers hun handelingen op elka trachten af te stemmen. In de tweede pl^ verschuift het politieke moment in het Iq1' le bestuur van de concrete standpunten e naar de wijze waarop men tot deze stamF punten komt. Populair gezegd: 't gaat nir alleen om de'knikkers, maar ook om het11 spel, de vorm is zeker zo belangrijk als df inhoud. Elke politicus en elke partij kunnen daar'e eigen accenten aanbrengen. De politiekee dynamiek in gemeenten is dan vooral tou stijl van besturen te herleiden. Zij ligt ni^ zozeer in de feitelijke beslissingen zelf, maar in de wijze waarop men daartoe komt. Persoonlijke kenmerken van bestu ders vallen dan vaak samen met de stijl \c het bestuur; die kan activerend of ontmdc digend zijn, open of gesloten, precies of le slordig, saai of avontuurlijk, ontspannene krampachtig, ondernemend of afwachtea Steil gezag of gezag in stijl, dat zijn zo deli mogelijkheden. Zij maken het verschil uf< tussen een gemeentebestuur dat nauwelè weet te overtuigen of dat gezaghebbendL 'neen' kan zeggen. LEVEN METEEN GEHANDICAPT Op verzoek van deze krant schreef freelance journalist Danielle Kraft de geschiedenis van haar dochter Laura op. Laura is drievoudig gehandicapt. Deze diagnose werd pas onlangs gesteld. Laura is vijfenhalfjaar. Deze serie staat niet model voor hoe het gaat als je een niet zichtbaar geestelijk gehandicapt kind krijgt. Elk kind, elk gezin heeft zijn eigen verhaal. Dit is zo'n verhaal. Het verhaal van een moeder. Ik en wij In deze serie spreek ik afwisselend over ik en wij. Ik ben de moeder en wij, dat zijn Jan en ik, Laura's ouders. Waarom soms 'ik'en soms 'wij? Omdat ervarin gen weliswaar gedeeld kunnen wor den, maar gevoelens persoonlijk zijn. Daarom. En omdat dit verhaal mijn verhaal is. jan heeft zijn eigen verhaal, kijkt anders op de dingen terug. Ik maakte me al in een vrij vroeg sta dium zorgen, eerder dan Jan. Maar ik zie gauw spoken, Jan is nuchterder en meer afwachtend. Natuurlijk heb ik me alleen gevoeld in mijn bezorgd heid. Maar Jan's houding had ook een heel goede kant. Hij bracht de noodza kelijke rust in het gezin. Het vertrou wen dat Jan had. heeft Laura onge twijfeld goed gedaan. En mij ook. Het voorkwam dat ik met mijn zorgen 'op de loop'ging. Al die sterke verhalen, die ik in de loop der tijd heb gehoord... Welis waar werden ze mettertijd wat dunner gezaaid, maar tegelijk ook sterker. Toen Laura twee jaar was en nog geen woord sprak alleen wat gebrom hoorde ik le gio 'wonderen' in mijn omgeving. De een had een kind dat tot z'n derde nog geen 'stom woord' zei, maar als een waterval ging spreken toen hij een broertje kreeg. En een ander kende weer iemand die iemand kende met een kind dat tot zijn zesde niks zei, maar toen opeens de prachtigste volzinnen produ ceerde. En zo hoorde ik nog vele miraculeuze verhalen. Maar de verhalen bleken niet zo sterk als ze werden gebracht. Heel gemakke lijk door te prikken. De betreffende won derkinderen waren volstrekt niet vergelijk baar met Laura. Ze hadden wel degelijk eer der gebrabbeld, woordjes verhaspeld of an derszins met gedrag en ontwikkeling aange geven dat ze goed meekwamen. Met onze Laura was dat anders. Zij zei niets, maar 'huh-huh'de, een raar keelgeluid. Zwangerschap en bevalling van Laura ver lopen vlekkeloos. Ze beweegt in mijn buik duidelijk minder en veel onregelmatiger dan haar oudere broertje, dat wel. Geen peil op te trekken. Soms voel ik dagenlang niets, dan opeens laat ze zich weer onstuimig gelden. Het eerste bewegen is ook vrij laat in de zwangerschap. Pas met 17, 18 weken. Dat is laat voor een tweede, zegt men. Maar ach, je hebt vast een rustig kind, zeggen ze. Alle con troles bij de verloskundige verlopen naar te vredenheid. Het kind groeit goed, ik groei mee, de 'echo' vertoont geen afwijkingen, al les is in orde. Ik ben bang voor een geestelijk gehandicapt kind. Maar die angst hoort bij mij. Ze komt een week te laat. De bevalling gaat van een leien dakje; een paar uur weeën en floep, daar is ze. Een tikkie geplet, maar ver der prachtig, gaaf en lekker stevig. En een op vallend mooie dikke bos haar, waar iedereen plat voor gaat. We oogsten veel bewondering met ons kind. De derde dag wordt ze verkouden. Volle neus, zware ademhaling. Na een week begint het eerste spugen. Beide, het spugen en de verkoudheid, houden maanden aan. Ze is een maand oud en zó verkouden dat ik de wijkverpleegkundige inschakel, met het ver zoek haar neusje met een speciaal apparaatje leeg te zuigen. Maar de wijkverpleegkundige voelt daar niks voor. Niet nodig. Ik moet me niet zo druk maken. Ik moet genieten, veror donneert ze. 'Ze zijn groot voor je het weet'. Ik moet rustig boven in bed voeden! Hoe ik dèt moet regelen...?! Een klein handenbin- dertje van anderhalf jaar erbij, die uitgere kend op de voedingstijden van Laura hals brekende klimpartijen uitvoert op stoelen en tafels of juist dan wil proberen of hij al zon der hulp de trap op en af kan. De wijkver pleegkundige vertelt er niet bij hoe ik dat moet organiseren... Ze is ook zeer beschuldi- Laura, 7 weken. Een opvallend gend over de voeding; Laura krijgt zes maal en 'dat is veel te veel voor zo'n groot kind'. En passant voegt ze me toe het maar niks te vinden dat ik al weer aan het werk ben. Ik blijf ontredderd achter. Ik ben een ontaarde moeder. Wat in de begintijd opvalt naast die ver koudheid, is het makkelijke van Laura ('Heerlijk toch. Wees blij!'). Ze slaapt al na drie weken 's nachts door. Voor een flesje meldt ze zich bijna nooit. We moeten haar meestal halen en dan treffen we haar wakker en tevreden aan, verrast ook, alsof ze gedul dig op ons ligt te wachten. Ondanks het vele spugen, groeit Laura als kool. Vooral in de breedte. Een pond in twee we ken is veel voor een pasgeborene. Een ons per week is 'normaal'. Maar wij zijn blij met ons beertje. Ze lacht haar eerste lach al bin nen een maand. Ze krijgt zo'n week of tien borstvoeding, ondanks in die tijd voor het eerst opduikende berichten over dioxine in de moedermelk. Zouden Laura's handicaps veroorzaakt kunnen zijn door die dioxine? Ik heb 't me later zo vaak afgevraagd en nog weet ik het niet zeker. Volgens de eerste we tenschappelijke onderzoeken leidt dioxine in de moedermelk niet tot een ontwikkelings achterstand of neurologische aandoeningen. Maar toch. het knaagt. Laura blijft verkouden. Met grote snottebellen in d'r neus. Zo bouwt weerstand op, wordt me van alle kanten zekerd. Baby's zijn altijd veel verkouden, zo word ik gerustgesteld. Op het consultatiebu reau is men tevreden over Laura's ontwikke ling, al vindt de arts haar wat aan de mollige kant. Of ze 'al' op zes voedingen zit? Maar de wijkverpleeg kundige zei onlangs toch Laura is zes weken oud als ze aangeeft aan vijf voedingen voldoende te hebben. En met drie maanden zit ze op vier. Veel te weinig voor een nog zo jonge baby, zo zegt later, veel later, de arts van het consultatiebureau. Een pasgeboren baby mag tot zes maanden overdag niet langer dan zes uur droog staan. Dat is niet goed voor de nieren en de suiker- spiegel daalt te veel, wat invloed kan hebben op de ontwikkeling van de hersenen. Dat ho ren we bij ons derde kind, als Laura al ruim drie jaar is. Zou dèt dan de oorzaak kunnen zijn van Laura's achterstand, zo vragen we. Welnee, zegt het consultatiebureau, zo'n vaart loopt dat niet. Welnee, zegt onze omge ving. 'Een kind geeft het toch zelf aan'. Maar ook dit blijft knagen, vooral omdat Laura zich zo opvallend weinig voor een voeding meldt. DANIELLE KRAFT MORGEN: Zo maar boos, zo maar lachen. Het eerste deel van deze serie stond afgelo pen zaterdag in de krant. De naam autisme vindt zijn oo|j sprong in het Griekse autos, w^( 'zelf' betekent en wordt gebruikt if> de betekenis van 'teruggetrokken of 'in zichzelf gekeerd'. Er zijn vef1 schiHende criteria op grond waai' van een kind als (aanverwant) ai^ tistisch wordt bestempeld. Gro\, weg gaat het daarbij om sociale] emotionele, contact- en communn catiestoornissen. Wat een diagncf se moeilijk maakt, is dat niet all* (licht)autistische kinderen eve^ hoog op al deze criteria 'scorenE de eèn vertoont problemen in dt omgang èn in de communicatie de ander alleen in de communie^ tie en een derde vertoont licht af wijkend gedrag op alle terreiner Het 'hoe' en 'hoe erg' ofwel d aard en gradatie kunnen per auti: tisch kind sterk verschillen. E dan verschilt tenslotte ook nog he 'wanneer'. De stoornissen kunne zich in de eerste jaren, maar oo pas na verloop van de eerste le vensjaren voor gaan doen en in d loop der tijd ook veranderen. Wat men in de omgang vaa merkt, is het moeilijke of wisseler de (oog)contact met het kind. He is er niet altijd 'bij', het vertoor herhalingsgedrag, dwangmatig handelingen, plotselinge niet vei klaarbare angsten, met daarnaas weinig oog voor écht gevaar, verze tegen veranderingen, problemei met spelen (geen net-alsof fanta siespel), rare bewegingen, eei 'fladderend' loopje, spraak/taal stoornissen, zomaar lachen en hui len, plotselinge woede, agressie. De meeste autistische kinderei hebben een geestelijke achter stand. Sommigen (ongeveer 2i procent) zijn echter (heel) intelli gent. Met veel structuur en regelmaat veel persoonlijke aandacht en sti mulans en een niet-verbale bena dering, kunnen autistische/autisti forme kinderen een heel eind mee komen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1995 | | pagina 2