Het land Prozac
'Een maatschappij zonder structuur'
>U
Teleurgestelde ouders
De Amerikaanse
Elizabeth Wurtzel, jong
en veelbelovend, kind
van gescheiden ouders,
probeerde op haar
elfde haar eerste
overdosis te nemen.
Tot haar twintigste
stond haar leven in het
teken van depressies,
drugs en bezoekjes aan
de psychiater. Toen
schreef ze een boek:
'Het land Prozac'.
Wurtzel werd een
graag geziene gast op
Amerikaanse colleges.
II I IIIIHMMMI
ZATERDAG 11 MAART 19SffJ
Denkwijzer
Elizabeth Wurtzel: „Mij liepen de rillingen pas
et is zaterdagnacht, zo te-
I gen de tijd dat het zondag-
ochtend begint te worden,
en ik lig opgekruld in embryohouding op de
vloer van mijn badkamer. Met het zwarte
chiffon van mijn jurk op de spierwitte tegels
lijk ik net een vies plasje. Ik kan niet ophou
den met huilen. We hadden besloten -
mijn huisgenoot Jason en ik - om een feestje
te geven, maar volgens mij was het niet de
bedoeling dat er tweehonderd man zouden
komen opdagen. Toen kreeg mijn vriend
Jethro door dat ik bang was voor al die men
sen, en hij stelde voor dat hij even naar 138th
Street zou gaan om wat cocaïne te halen,
waardoor ik me misschien wat beter zou
gaan voelen. Omdat ik al zoveel psychoactie
ve medicijnen gebruik laat ik me eigenlijk
niet in met gewone drugs. Dat is niet het
enige: voor een deel ben ik ook zo meegaand
omdat ik een paar weken geleden ben ge
stopt met mijn lithium."
We bevinden ons op de derde pagina van Het
land Prozac, boek van Elizabeth Wurtzel, en
het gaat nog bijna vierhonderd pagina's ver
der. Medicijnkasten vol worden leeggeslikt,
tientallen bezoeken aan psychiaters afgelegd
en talloze navrante jeugdherinneringen op
gehaald. Allemaal om een depressie te dem
pen die zich niet dempen laat.
Wurtzel dwingt haar lezers te voelen hoe
het is om van je elfde tot je twintigste zwaar
depressief te zijn. Eenzaam opgesloten in je
bol van zelfhaat. Waarna er verlossing komt,
in de vorm van een juiste diagnose en een
bijbehorend medicijn: Prozac.
Misvormde relatie
„Ik wilde alleen maar twee ouders die van me
hielden", schrijft Elizabeth Wurtzel (27 jaar,
geboren in New York). Maar haar vader nam
de benen toen ze twee was en liet het verder
volstrekt afweten. Met haar moeder voelde ze
zich hecht verbonden, maar (citaat) „Wij
hadden zo'n ontzettend misvormde, afhan
kelijke relatie. Het is zo onnoemelijk vaak
gebeurd dat zij hysterisch was en ik haar
smeekte om tot bedaren te komen omdat zij
de enige volwassene was die ik kon vertrou
wen en ik het gevoel krijg dat de grond weg
glijdt onder mijn voeten wanneer zij door het
lint gaat.
Haar boek, van de eerste tot de laatste let
ter autobiografisch, is opgedragen aan haar
moeder. 'Metliefde'. Maar haar moeder heeft
het niet gelezen, vertelt Elizabeth Wurtzel. Ze
zit in de koffiekamer van haar hotel, een en al
beleefde bereidwilligheid: keurige make-up,
witte blouse, zwarte spijkerbroek, Texas-laar-
zen. Subtiel neusringetje, lang lichtbruin
haar. Moeilijk voor te stellen dat dit de pro
blematische, zich een weg door het leven
slikkende popjournaliste is uit Het land Pro
zac.
Dat haar moeder haar boek niet las vindt
ze niet vreemd, zegt ze. „Ze leest nooit iets
wat ik schrijf, ook mijn krante-artikelen niet."
Zou het te bedreigend voor haar zijn, het le
vensverhaal van haar enige kind? Wurtzel
lacht wat ironisch: „Waarschijnlijk is alles wat
ik doe bedreigend voor haar." Ze zien elkaar
regelmatig, „Maar ik praat niet met haar over
mijn leven."
Bij haar tweede kopje koffie slikt Elizabeth
onopvallend een pilletje weg. Ze neemt geen
Prozac meer. vertelt ze, want dat begon bij
haar zijn effect te verliezen: ze heeft nu een
aanverwant medicijn.
Op haar elfde probeerde ze haar eerste
overdosis te nemen om aan 'de zwarte golf
te ontsnappen. Ze sneed zichzelf in haar be
nen met scheermesjes. Kreeg het ene na het
andere vriendje. Drugs, altijd binnen hand
bereik, bleven een grote rol spelen. Maar ze
brachten nauwelijks verlichting, en geen ple
zier. Citaat uit het boek: „Het was allemaal zo
zielig, zo treurig, zo psychotisch.
Als ze twintig is wordt bij Elizabeth de dia
gnose dysthymie of a-typische depressie ge
steld. Een ziekte met slechte vooruitzichten
'als therapie en medicatie uitblijven. Haar
boek, zegt ze zelf, „is heel gebrekkig, oneven
wichtig en uiterst egocentrisch. Zo is depres
sief zijn nu eenmaal. Zo is het als je vijftien
bent en gek aan het worden. Dan denk je:
fuck Bosnia, ik ben zielig. Dit boek ben ik."
Het sloeg in als een bom, in de VS. Het af
gelopen najaar is Wurtzel vier van de zes we
ken op reis geweest all over the States om le
zingen op universiteiten te geven. Ze wordt
bijna gestoord van alle mensen die haar op
bellen en dringende boodschappen op haar
antwoordapparaat achterlaten. Er was zelfs
een man, vertelt ze, een architect uit Caroli
na, die een huis voor haar wilde bouwen.
„Hij had de tekeningen al klaar." Al die rare
voorstellen en de 'ongelooflijke brieven' die
ze krijgt helpen haar persoonlijke leven ech
ter niet op de rails, meldt ze wat sip. „Ik heb
nog steeds geen vriendje."
Over haar inkomsten hoeft ze zich voorlo
pig geen zorgen te maken, dat is een kleine
troost. Met het houden van een lezing ver
dient ze zo 5000 dollar. Anderzijds, het schrij
ven van haar boek vergde jaren. „Hard werk.
Al betalen ze je een miljoen, dan weegt dat er
nog niet tegenop."
Het kwam allemaal door een artikel over jong
en depressief zijn dat Elizabeth schreef voor
het vrouwenblad Mademoiselle. „Daarop
kreeg ik brieven uit het hele land, ook van
mensen met een volkomen andere achter
grond: boerendochters uit het midden-wes
ten, mensen uit de auto-industrie in Detroit.
Toen dacht ik: dit is zo'n universeel verhaal,
misschien moet ik hier een boek over schrij
ven."
De bestaande boeken over het onderwerp,
zoals Darkness Visible, van William Styron en
Girl, Interrupted, van Susanna Kaysen, vindt
ze niet rauw genoeg om recht te doen aan de
werkelijkheid, haar werkelijkheid. Wèl veel
herkenning en troost vond ze in de muziek
van onder meer Bruce Springsteen, Bob Dy
lan en Lou Reed.
En in boeken zoals The Bell Jar van Sylvia
Plath. Er zijn opmerkelijke overeenkomsten
tussen Elizabeth Wurtzel en de briljante
schrijfster die in 1963 zelfmoord pleegde
door haar hoofd in een oven te stoppen. Ook
Wurtzel is jong, joods, zeer intelligent, suc
cesvol, en opgevoed door een alleenstaande
moeder.
Ze won in 1986 de College Journalism
Award van Rolling Stone, ze werkte al op jon
ge leeftijd bij bladen als The New Yorker en
New York Magazine. Ze was gastredacteur bij
The Dallas Morning News. En ze studeerde
binnen de gestelde termijn af aan Harvard, in
de vergelijkende literatuurwetenschap.
Ongelooflijk dat iemand die zo vaak en zo
lang in zwarte depressies ondergedompeld
was zoveel presteerde. Maar volgens de
schrijfster hoort dat bij het ziektebeeld. „De
pressieve mensen kunnen heel efficiënt om
gaan met hun energie. Ze werken vaak
dwangmatig. Nu ik gelukkig ben kijk ik televi
sie, ga ik uit, en heb veel minder tijd. Maar
toen ik depressief was, was ik vreselijk pro-
duktief. Ik miste nooit een deadline."
„Mijn huisgenoten werden weieens gek
van me. Dan lag ik te huilen, een hoopje el
lende met rooie ogen, en dan zei ik: nu ga ik
eerst een artikel schrijven van veertig pagi-
pa's. Dat moet. Daarna laat ik me in het zie
kenhuis opnemen.
Oorzaken
In haar boek geeft Elizabeth Wurtzel verschil
lende oorzaken voor haar depressiviteit. Erfe
lijke aspecten (diverse familieleden pleegden
zelfmoord), maatschappelijke en familiale.
Haar vader, met wie ze al jaren geen contact
meer heeft, wordt beschreven als een onbe
trouwbare lapzwans die de weekends waarin
hij geacht werd voor zijn dochtertje te zorgen
voornamelijk slapend doorbracht.
De passages die Wurtzel wijdt aan haar te
kortschietende, elkaar zwart makende ouders
zijn wrang en aangrijpend. Maar ze ziet zich
zelf niet als uniek. „Ik ben", schrijft ze, „maar
één voorbeeld uit een hele generatie kinde
ren van wie de ouders hun zaakjes niet zo
best regelden en die beschadigd zijn opge
groeid."
Men zou Het land Prozac makkelijk kun
nen lezen als een pleidooi voor oude familie
waarden. Maar hoeveel kritiek ze ook heeft
op de babyboomers, de ouders van haar ge
neratie, voor dat neo-conservatieve gat is
Wurtzel niet te vangen. Dan Quayles roep om
restauratie vindt ze bizar. „De revoluties van
de jaren zestig zijn niet voor niets losgebar
sten: in de ouderwetse gezinnetjes in die keu
rige buitenwijken waren veel mensen diep
ongelukkig. Het gaat er ook niet zozeer om
dat je ouders niet bij elkaar zijn. Het gaat er
om dat er iets mis is met een maatschappij
waarin echtscheiding de gewoonste zaak van
de wereld is. Het probleem is dat we leven in
een maatschappij zonder structuur, zonder
vaste waarden. Mensen gaan niet meer naar
de kerk, ze leven niet meer in een hechte ge
meenschap. Een vaste baan van je 25ste tot je
50ste, dat klinkt stomvervelend, maar in de
Verenigde Staten kan het niet eens, want
mensen verhuizen voortdurend van de ene
uithoek naar de andere.
Als je drie jaar oud bent wil je gewoon dui
delijkheid in je leven. Ik heb vrienden die niet
eens kunnen zeggen waar ze opgegroeid zijn.
Als je dan vraagt: maar waar ben je dan voor
het grootste deel opgegroeid, zeggen ze: ner
gens. Amerika is geen stabiele maatschappij.
Het is echt een maffe plaats, een maf land,
heel onsamenhangend."
In de epiloog van haar boek zet Wurtzel
vraagtekens bij de enorme populariteit van
Prozac., Ze schrijft: „Ik kan me niet losmaken
van het idee dat het jaren heeft geduurd om
mensen zover te krijgen dat ze depressie seri
eus nemen - als een ziekte, waarvoor echt
hulp nodig is - en dat het, nu het dan als een
reëel probleem wordt onderkend, naar het
anderste uiterste is doorgeschoten en inmid
dels iets volkomen triviaals lijkt. Maar mij lie
pen de rillingen pas goed over de rug toen ik
las dat zes miljoen Amerikanen Prozac ge
bruiken. Als joodse had ik juist dat getal altijd
met iets heel anders geassocieerd."
Het land Prozac. Jong en depressief in Ameri
ka; Elizabeth Wurtzel, vert. Babet Mossel;
Uitg. Meulenhojf; 45.-
Voor veel ouders blijken kinderen op de langere termijn
een teleurstellende, frustrerende ervaring. Een grote in
vestering in tijd, liefde, aandacht, zorg en geld die zich
niet of nauwelijks terug lijkt te betalen. Hoewel vrijwel
Ie ouders op een of andere manier een band met hun
p ïl\
kinderen willen houden, blijkt die nogal eens weinig
meer te zijn dan een dunne draad van steeds weer op- 'y
nieuw beleefde teleurstellingen. Teleurstellingen, boven}*
dien, waarover niet of nauwelijks met andere ouders ge
praat kan worden.
2
viru
zen te trekken terwijl hun ouder
daar nog niet aan toe zijn en zié
daar zelfs tegen verzetten. Wan;
het zelfstandig worden van het
kind betekent voor de ouder he)-,
verlies van het kind, psycholo-.g^j
gisch gesproken. En veel ouden
slagen er niet in dat verlies t$- ,'ylg
verwerken, afscheid te nemen
van hun kind als kind. Misschim
ook wel omdat onze cultuur get
rituelen meer kent voor die over
gang.
Tot op hoge leeftijd rouwen veea
ouders, vooral moeders, daarm^
ondergronds om het psychofcgH
sche verlies van hun kinderen e
grijpen zoveel mogelijk kansen
aan om dat verlies ongedaan te
maken, om de ouder-kind-ge-
voelens van indertijd weer op tt«
rakelen. Iets waartegen psy
chisch gezonde kinderen zich
wel moeten verzetten omdat he-,
voor hen een terugval naar een
vroeger stadium, en daarmee te.
vens vaak een gevoel van be
nauwdheid, van weer opgeslokt
te worden, oproept. Illustratief!1
dit opzicht was wat de dochter,
waar ik het eerder over had, op
dit punt vertelde: „Mijn moeder -
zegt vaak, met een soort van
heimwee-achtige klank in haar
stem dat we vroeger zo fijn, zo
'close', arm in arm, samen door.
de stad konden lopen. Nou, dat
krijg ik het al benauwd, want
daar moet ik echt niet aan den
ken. Maar als ik dat hardop zeg
ben ik bang dat ik haar voor hej
hoofd stoot."
Toen ik de moeder vroeg, wat1
ze vond van wat haar dochte,
zei, was ze eerst even stil, waan.
ze toegaf dat ze dat pijnlijk vore.
om te horen. Ik vroeg haar eens -
terug te gaan naar de relatie tus
sen haarzelf en haar moeder erfe,
de vraag te beantwoorden of zi;
'zelf graag zo met haar moeder'
door de stad zou zijn gelopen.
Haar reactie was dat ze dat wel
gedaan had maar inderdaad m-
grote tegenzin. Maar, voegde zt,
daar gelijk aan toe, dat haar vei
houding met haar moeder ook
een heel andere was geweest ds
die zij nu met haar dochter hadi
Het lukte mij haar duidelijk te
maken dat dat mogelijk zo was
maar dat bepaalde processen,
zoals de noodzaak grenzen te
stellen voor kinderen, gewoon
van alle tijden is. „Maar hoe zit
het dan met andere moeders ei
dochters?", wierp ze tegen. „Diii>
zie ik wel vaak zo met elkaar on
gaan!"
Het lukte me opnieuw haar dui
delijk te maken dat het best kor
zijn dat die dochters er net zo b
liepen als zij vroeger naast haar
móéder gelopen had. Maar zelf
als dat niet zo zou zijn, beteken
de dat alleen maar dat kinderen
verschillen in hun voorkeuren
voor het omgaan met anderen,
inclusief hun ouders. En dat
mag, ook al zou je het als moed
misschien graag anders gehad
hebben. Ik stelde haar voor haa
dochter een brief te schrijven
waarin ze zou vertellen hoe ze
wilde proberen in de toekomst
met haar om te gaan.
Dat deed ze. Ze schreef daarin
onder andere dat ze begreep d}.
om haar dochter als een soort
vriendin, voor zover dat mogelC
was, terug te krijgen, ze haar alt
kind moest laten gaan. Maar w|
me het meest trof was het citao
uit Kahlil Gibran's boek On
ChiIdren waarmee ze de brief
eindigde: „Uw kinderen zijn ni|
uw kinderen. Ze zijn de zoons t
dochters van het verlangen van
het leven naar voortzetting van
zichzelf. Ze kwamen door u ma
niet van u. En hoewel ze bij u
zijn, behoren ze niet tot u."
Toegeven dat je in je eigen vol
wassen kinderen teleurgesteld
bent, dat ze zich veel minder aan
je gelegen laten liggen dan je
graag zou zien, is voor velen het
zelfde als toegeven als ouder ge
faald te hebben. Aan de Griekse
wijsgeer Aristoteles wordt deze
voor veel ouders herkenbare
maar ook pijnlijke stelling toege
schreven: ouders houden meer
van hun kinderen dan kinderen
van hun ouders houden,
voortdurend 'afhoudt'.
Enige tijd geleden werd ik ge
consulteerd door een 63-jari-
ge gescheiden vrouw met twee
gehuwde dochters, met wie de
verhouding heel moeizaam was.
Kort tevoren was het tussen haar
en een van de dochters tot een
heuse explosie gekomen die ge
leid had tot een reactie in de
trant van 'Mam, we willen je
voorlopig niet meer bij ons zien'.
Dat werd overigens zo niet ge
zegd, maar uit allerlei arrange
menten bleek het zonneklaar.
Een voorbeeld: kort voor de ver
jaardag van een van de
(klein)kinderen had de vrouw
haar dochter gebeld met de
vraag wanneer ze het zouden
vieren en wat de beste tijd was
om langs te komen om een ca
deautje te brengen. De dochter
had geantwoord dat ze dat nog
niet precies wisten en nog wel
zou laten weten hoe en wat. Pas
op de dag van verjaardag zelf had
de dochter gebeld, met de mede
deling dat ze later die middag
met haar dochtertje de stad in
zou gaan. Ze stelde voor om in
een bepaald koffiehuis af te spre
ken waar het cadeautje overhan
digd kon worden. Toen de moe
der daartegen protesteerde, om
dat ze het veel leuker vond om
haar kleindochter thuis te felici
teren, werd uiteindelijk het com
promis gesloten dat ze van half
vijf tot half zes langs zou komen,
maar 'niet langer dan half zes
want om uiterlijk zes uur moeten
we eten'.
Toen ik het voorval later een keer
in het bijzijn van de moeder met
de dochter doornam, legde deze
haar gedrag als volgt uit: „Ik vind
het echt geen punt", zei ze, „en
ook leuk als mijn moeder af en
toe bij ons langs komt, maar als
ze er dan zo'n uur of anderhalf is
geweest dan is het voor mij voor
lopig wel weer genoeg. Dat is
zo'n beetje mijn limiet, dan ken
ik alle verhalen wel weer. Maar
ze gebruikt dan altijd allerlei
trucs om toch maar langer te
blijven. En dat zou ik nog niet
eens zo erg vinden als ze dan
maar zichzelf zou vermaken.
Maar als mijn moeder er is - dat
was vroeger al zo en dat is nog
altijd zo - dan moet alles om
haar draaien. Ze geeft je altijd het
schuldgevoel dat je niet genoeg
en niet lang genoeg met haar be
zig benr. En op den dpur, ja, dan
ontplof je een keer."
De dochter raakte hier aan een
universele klacht van oudere
ouders over hun volwassen kin
deren. Die klacht is dat die kin
deren niet genoeg tijd voor hen
hebben. Ze komen niet vaak en
lang genoeg langs, ze bellen niet
vaak genoeg op, ze zijn niet geïn
teresseerd genoeg in het wel en
wee van hun ouders en ze geven
hun ouders niet genoeg toegang
tot hun leven. De meeste ouders
kunnen er maar heel moeilijk te
gen dat hun kinderen hen gren
zen stellen. Ze ervaren grenzen
als afwijzing, en herhalen daar
mee in wezen een oud patroon:
dat van de band tussen de ouder
en het jonge kind, waarin perma
nente beschikbaarheid en toe
gankelijkheid over en weer een
belangrijk gegeven is en grenzen
daaraan als frustererend of zelfs
beangstigend worden ervaren.
Beangstigend omdat ze de asso
ciatie van mogelijk verlies van de
ander oproepen.
Maar kinderen moeten, om vol
wassen, om zelfstandig' te wor
den die angst overwinnen en tus
sen zichzelf en anderen, inclusief
hun ouders, grenzen gaan trek
ken en bewaken. Omdat kinde
ren zich gewoonlijk nu eenmaal
sneller ontwikkelen dan hun ou
ders, zijn ze vaak al bezig gren-
RENE DIEKSTRA
hoogleraar klinische en
gezondheidspsychologie