Oeteldonk is geen attractie Gekkengetal hangt aan Prins Een lompe boer als burgevaojer P Geen 'buitenlander' wordt in Den Bosch zo vorstelijk ontvangen als los Kieboom, wanneer hij in de majesteitelijke hoedanig heid van Prins Amadeiro XXIII op Carnavals zondag arriveert op Oeteldonk-Centraal. Ernst en luim strijden om voorrang in het leven van de 56-jarige Scheveninger. Als top ambtenaar op het ministerie van algemene zaken is hij een van de elf adviseurs van mi nister-president Kok. „Ik heb me dat nooit gerealiseerd, maar inderdaad ben ik één van de elf. Hoe serieus van inhoud m'n werk ook is, door dat getal elf hangt er toch iets carna valesks aan. Dat kan bijna geen toeval zijn." Zoals het hoort bedient de van oorsprong Raamsdonksveerder („Maar het carnaval is me niet met de paplepel ingegoten') zich als vorst van de pluralis majestatis. „Wij zijn er na elf jaar inmiddels zeer mee vertrouwd als Hoogheid tegemoet te worden getreden, maar het is toch elke keer weer een hartverwarmende ervaring zó door Onze on derdanen te worden verwelkomd." „Waarom ik?", vroeg Kieboom zich twaalf jaar geleden af, toen hem vanuit het Brabant se werd gevraagd de 23ste Prins in de Ama- deiro-dynastie te worden. Kieboom vroeg zich oprecht af of hij daar wel de geschikte persoon voor was. „Maar de balans tussen lol en carnavaleske traditie is in Oeteldonk zo in evenwicht, dat Wij Ons daar zeer thuis voe len. Hoe lang nog? Wij denken niet al te ver vooruit. Als telg van een goede dynastie hou den Wij het hoofd ledig om het kloppend hart van het volk des te beter te voelen." ZATERDAG 18 FEBRUAR11995 Eigenzinnig volkje, die Oeteldonkers. Niet alleen 'jetten ze de Bossche maatschappij drie dagen op de kop, vergeleken met de viering elders houden jn ze er in de tot durp 'omgekeerde'Brabantse 'na provinciehoofdstad ook hun geheel eigen 'carnavalsgebruiken op na. De elf bestuursleden O.-i tan de Stichting Oeteldonksche Club van 1882, de Ministerraad van Oeteldonk, zien er als organisatoren streng op toe dat het Oeteldonkse Buitenstaanders zul len ze zich als gast moeten gedragen. Doen ze dat, dan worden ze binnen de kortste keren Oetel- donker onder de Oe teldonkers. foto's brabants dagblad jan verhoeff Staatsieportret van de prominenten van Oeteldonk. Van links naar rechts assessor Kees Minkels, burgevaojer Peer vaan den Muggenheuvel, Prins Amadeiro, de prinselijke adjudant en veldwach ter Driek Pakaon. foto hoffotograaf oeteldonk ministerie van pers en publiciteit navalsverenigingen opgericht. In het 'Boerenparrelement' zitten 22 ge achte afgevaardigden namens de Federatie van Carnavalsverenigingen naast de 33 gede puteerden van de Stichting, ofwel donateurs. De zetelverdeling doet getalsmatig niet al te democratisch aan, maar Van de Laar be zweert dat het er in de praktijk zelden van komt dat de Stichtingsboeren de Federatieboeren overstemmen. „Niettemin vra- gen we ons hardop af of het getal 22 niet naar 33 moet worden opgekrikt. En zo zijn er nog meer dingen waarvan we vinden dat die niet helemaal juist zijn. Tot op heden wordt de Ministerraad eens per vier jaar in september gekozen. Vind ik veel te laat, in die maand moet het hele carnaval er al staan. De verkiezingen zouden in mijn optiek moe ten worden vervroegd naar pakweg februari, maart. Daarbij moet je je tegelijkertijd de vraag stellen of het verstandig is een bestuur, een Ministerraad, uit 55 mensen te kiezen. Is toch een sectarisch clubje." Brede steun „Het Oeteldonkse carnaval brengt een ont zettende verantwoordelijkheid met zich mee, dat op poten zetten is bepaald geen carnava leske zaak. Van belang daarbij is dat je brede steun geniet vanuit de bevolking. Nog steeds wordt bij de carnavalsverenigingen met een zeker wantrouwen gekeken naar wat we bin nen de stichting doen. Iedereen moet z'n zegje kunnen zeggen, al mag inspraak er niet toe leiden dat het nooit tot een uitspraak komt. Los daarvan kun je het niet ie dereen naar de zin maken." De Oeteldonkse boeren hebben nooit een verklaarde afkeer gehad van durskes, van het vrouwvolk. Maar besturen was lang een zaak voor mannen. In de jaren zestig en zeventig trachtte de emancipatiebeweging ook Oetel donk binnen haar invloedssfeer krijgen. De vrouwen moesten het maar eens wat meer voor het zeggen krijgen. Van de Laar: „Dat heeft destijds tot problemen geleid. Voorop staat dat hier in Oeteldonk de vrouwen altijd hoog in aanzien hebben gestaan. Hoeveel carnavalsliedjes zijn er niet over ze geschre ven?!" Niettemin herinnert Van de Laar zich maar al te goed een krante-artikel dat de kop 'Mi nisterraad weert vrouwen' droeg. En het tu mult in het Boerenparrelement waar driftig werd geopponeerd tegen het voorstel het vrouwelijk geslacht de ministerssteek op te zetten. De heetgebakerdste geachte afgevaar digden zwaaiden met hun portefeuille, er werd gedreigd met een motie van wantrou wen. Maar de zich langzaam opdringende emancipatie liet zich ook in Oeteldonk niet afwenden. Zij het, dat de eerste bewinds vrouw Lily Voets aanvankelijk wel haar plaats moest weten. De minister van publiciteit was niet welkom op het Ouwe Vellen-diner. „Een heel deftig diner op zondag, waaraan alle bestuursleden, oud-bestuursleden, bur gemeester, wethouders en de commissaris van de koningin aanzitten. Voor deze pure mannenaangelegenheid werd zij niet uitge nodigd. Zoiets kun je in deze tijd niet meer laten bestaan. Ik heb als minister-president er keihard beleid van gemaakt dat ook zij na derhand werd toegelaten. Ik kan melden dat er nu twee vrouwelijke ministers in het be stuur zitten." In Oeteldonk zijn hoogwaardigheidsbekle ders uit Den Haag en andere bekende Neder landers van harte welkom, maar de boeren en durskes zitten niet echt op hen te wach ten. Leuk hoor, dat bijvoorbeeld Ria Lubbers geregeld haar gezicht heeft laten zien. Maar geen denken aan dat de Oeteldonkse minis ter-president Van de Laar collega Wim Kok zal uitnodigen. Geen speciale poespas voor Kok en zijn trawanten, mocht in Den Haag worden overwo gen een enkeltje Oeteldonk-Cen traal te kopen. „Als ze hier ko men, zijn ze gewoon boeren onder de boe ren. En zo hoort het ook." carnaval van vreemde smetten vrij blijft. 'Alaaf roepen is er zo iets als vloeken in de Sint Jan. De zotskap gaat er evenmin op, de boerenkiel aantrekken is al leutig genoeg. Nergens anders speelt een nepburgemeester zo'n vooraanstaande rol als in Oeteldonk, waar ene Peer vaan den Muggenheuvel zich sinds 1882 als burgevaojer nadrukkelijker aan z'n volk opdringt dan Prins Amadeiro, traditioneel een n iet-Bosschenaar. Buiten carnavalstijd beweegt Piet Lat houwers zich door Den Bosch als een gepolijst heer van stand. Maar in de pe riode dat 's-Hertogenbosch deint op hup pelwater en de stad kantelt naar het durp Oeteldonk, leidt hij een gans ander leven. Dan speelt Lathouwers niet Peer vaan den Muggenheuvel, dan is hij de enigszins ex centrieke burgevaojer van Oeteldonk. Wars van kapsones. Als uitbater van boer tige leut. Zot, lomp en dom genoeg om drie dagen lang de sleutels van Oeteldonk op zak te hebben. Uitermate geliefd bij het volk is de Peer, die als enige het dia lect van het durp perfect beheerst. „Wat de Peer spreekt, dat is het leuke ervan, is geen Bosch. Dat verschilt wezenlijk van het Oeteldonks. Als Peer kun je eigen woorden verzinnen en die toevoegen aan het Oeteldonkse idioom. Je maakt absur de zinsconstructies, je verspreidt ze en ze worden vervolgens opgeslagen in het ar chief, dat ervan bijgehouden wordt." Hoe de Peer eruit ziet, geen Bossche naar zal er als Oeteldonker om malen. Peer vaan den Muggenheuvel is er ge woon, sinds 1882. Wie gestalte geeft aan de protocollaire figuur doet er absoluut niet toe. Neem Lathouwers, die twee me ter de lucht in gaat. Hij ziet er gans an ders uit dan z'n voorganger Frans Vennix („Na precies elf jaar ben ik ermee ge stopt"), meer het type van de bolle, ge drongen Bourgondiër. Maar alles went, ook een lang end. In het pak van Peer kan Lathouwers in car navalstijd zeggen wat anderen denken. Als burgevaojer van Oeteldonk het beleid van het Bossche gemeentebestuur op de hak nemen en desnoods te kakken zetten. En dat wil er wel in bij het volk. „De Peer is hier een absoluut begrip. Oeteldonk plaatst hem op een voetstuk." Op Carnavalszondag vertolkt Peer vaan den Muggenheuvel de gevoelens van het volk in z'n aonspraok die hij richt tot de pas gearriveerde Prins. „Het is een toe spraak waarin ik het wel en wee van Oe teldonk in het afgelopen jaar schilder. Je moet het zien als een parodie op het jaar verslag van B en W van 's-Hertogenbosch. Het is gebeurd dat ik d n aonspraok zon dagsmorgens om vijf uur nog heb ge schreven. Van mij wordt verwacht dat ik niet langer dan elf minuten spreek. Echt veel inhoud geef ik niet aan m'n toespra ken, het gaat meer om de vorm. Zo hoort het ook. De Peer is een beetje dommig. Een boertig persoon, direct, eerlijk en af en toe lomp. En daarom de aangewezen persoon om namens de gemeenschap het woord tot de Prins te richten." D'n Peer mag dan de pias van het Oe teldonkse carnaval zijn, hij wordt wel voor vol aangezien. Zeker na de sleu teloverdracht, op Carnavalszondag op het bordes van het Bossche stadhuis, ziet burgemeester Burgers de Peer als een vol waardige collega. De Peer mag hem dan als boer Burgers of zelfs boer Don aan spreken. De Peer wordt ook ontvangen door de bisschop. En de Peer laat zich her en der zien tijdens allerlei carnavalsfesti viteiten. De Peer wordt, kortom, drie da gen geleefd. En het spreekt dat de burge vaojer dan niet op water loopt. „Ik zou er ook niet aan moeten denken om veertig flessen Spa achterover te moe ten slaan. Ik blijf toch wel overeind, 's Morgens rustig beginnen met een bran- dewijntje, dat is het geheim. Bovendien verplaats je je voortdurend in die dagen. Je komt van de kou in de warmte, dan transpireer je en loopt het heel goed door. Ik kan er gelukkig goed tegen. Daarbij komt nog dat de Raad van Elf, de ge meenteraadsleden, mij scherp in de gaten houdt. De heren regelen mijn tempo en halen desnoods een consumptie uit m'n handen. En dat is goed, Peer vaan den Muggenheuvel mag nooit een dronken sinterklaas worden. arnaval heet het festijn der zot- j heid, maar zodra Den Bosch zich f 11^ verkleedt als Oeteldonk wordt het irotocol van de leut in bloedernst nageleefd. Is voorzitter van de Stichting Oeteldonksche lub van 1882 houdt Rob van de Laar quali- ate qua de status van minister-president op. I' let moet gezegd, hij doet dat met de voor- aamheid die bij de gewichtige functie past. Punctueel, een man van de klok. Of liever ezegd: een man van de Sint Jan, naar eigen eggen een nog prominenter Bosch monu- ïent dan het Oeteldonkse carnaval. En dat iil wat zeggen. De audiëntie had zijne excel- ?ntie Van de Laar bepaald op 13 uur 11. En iderdaad, geen minuut eerder of later maakt lij zijn opwachting in het Wapen van Oetel- lonk, hoofdkwartier van de stichting Oetel- onksche Club van 1882. Het moment van ijn entree had Van de Laar buiten afge dacht, scherp turend naar de wijzers van de lok van de Sint Jan als absolute aangever an het uur van de waarheid. Eerlijk gezegd stond Van de Laar niet te 3 «pelen 'buitenlands' bezoek te ontvangen, oor alle duidelijkheid, de Oeteldonkse mi- lister-president wordt niet achtervolgd door enofobie. Maar het verleden heeft hem ge- ïoeg geleerd. Meer dan eens is aangetoond lat speciale aandacht voor het Bossche car- laval elders in den lande in Oeteldonk een volksoploop in de hand heeft gewerkt. Daar wam en de mensen van buiten die van de ilaatselijke gebruiken weinig benul hadden, lurgers en buitenlui die geen Oeteldonkse loer wilden worden. Die het begrip carnaval in hoofdzaak in verband brachten met slem- >en en vrouwen betasten. In 1928, na een radiotoespraak van de oenmalige Peer, stoomden horden nieuws- 1 jierig geworden 'buitenlanders' vanuit alle windstreken naar 's-Hertogenbosch op. tooit eerder was het zo'n rotzooi geweest, net het gevolg dat het Bossche gemeentebe- ituur het Oeteldonkse carnaval in 1929 en de daaropvolgende jaren beperkende maatrege len oplegde. De optocht werd verboden, er mocht geen muziek ten gehore worden ge bracht en de kroegen moesten om twaalf uur 's nachts de deuren sluiten. Van de Laar: „Die situatie heeft tot 1936 geduurd. Dat wil ik niet meer meemaken." Identiteit )ok de hausse van (on)geinige carnavalslie deren in de jaren zeventig dirigeerde me nigeen vanuit den lande naar de Brabantse hoofdstad. 'Bij ons staat op de keukendeur' was nog leuk, van 'onze' eigen Wim Kersten. Maar worstjes op de borstjes van een paard in de gang, bah, wat een anti-cultuur. „Primair is de identiteit van het Oeteldonk se carnaval. Als wij te veel mensen van buiten Festijn der zotheid serieuze zaak krijgen, gaat dat ten koste van de lokale sfeer. Persoonlijk heb ik wel eens problemen gehad met een Amsterdammer die een bakje uitjes in het gezicht van mijn vrouw gooide. Puur uit baldadigheid. Ja, dan word ik link. Kijk, Den Bosch is en blijft een gastvrije stad. Maar zeker bij lokale evenementen zal men zich moeten aanpassen. Zich niet pregnant op stellen. De platte gedachte dat carnaval voor zuipen en wijven staat, is uit den boze. Wij nodigen niemand op ons feestje uit, het Oe teldonkse carnaval is geen toeristische attrac tie. Maar voelen buitenstaanders de behoefte naar hier te komen, dan zullen ze zich als gast moeten gedragen. Doen ze dat, dan wor den ze binnen de kortste keren Oeteldonker onder de Oeteldonkers." De minister-president gaat wel eens te hard voor sommigen. Maar hij is nu eenmaal het type van de doener. Als stadsarchivaris- historicus hecht Van de Laar zeer aan het rijke verleden van het carnaval, maar hij staat ervoor dat het Oeteldonkse carnaval met z'n tijd meegaat. „Dat moet ook, een clubke van veertig mensen is uitgegroeid tot een BTW- plichtig bedrijf waarin per jaar drie vier ton omgaat." Tal van ondernemers stellen zich in be langrijke mate garant voor de dekking van dat werkkapitaal. De stichting Genootschap van het Oeteldonksche Vaandel verenigt 44 ondernemers die jaarlijks per bedrijf 2.500 gulden bijdragen. In de optocht rijdt de recla me mee, maar Van de Laar waakt ervoor dat de kolder op wielen grotendeels achter mer ken en wervende slogans schuil gaat. „Vroeger was de reclamekaravaan zo lang dat menigeen zich afvroeg of er nog wel een optocht achteraan kwam. Er rijden nog wel een paar grootheden als Mars en PTT Tele com mee. En een wagen met reclameborden. Maar op de praalwagens is geen firmanaam te zien. We zweren bij softsponsoring." De elf bestuursleden van de Stichting Oe teldonksche Club van 1882, de Ministerraad om het nader te duiden, voeren een open be- drijfspolitiek. Oeteldonk is in belangrijke' ma te gedemocratiseerd. „Zie dat in het licht van de jaren zestig, zeventig. De carnavalsvereni gingen hadden te maken met een Oeteldonk sche Club, die handelde volgens het beginsel 'niet door, maar voor het volk'. De minister president van toen, Dolf Vorstenbosch, be disselde in die dagen alles met z'n secretaris Co Weck. Niet voor niets werden die twee hier de firma Dolf en Co genoemd. De heren regelden het hele carnaval. Deden ze overi gens goed, hoor, maar inspraak was er niet bij. Daar kwamen conflicten van. Om tegen wicht te bieden aan de Oeteldonksche Club, met mensen als Rouppe van der Voort en Van Lanschot toch heel duidelijk een elitaire organisatie, is in 1968 de Federatie van Car-

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1995 | | pagina 37