Ei
Geen beschaving zonder carnaval
Een bonte lappendeken
Dat was het dan weer
Ambrosius
De avond loopt ten einde. Een mistig maantje laat
af en toe zijn licht schijnen overliet verlaten markt
plein. Ijzige kou striemt langs mijn wangen. Het is
mooi geweest, denk ik.
Bedompte muziekdreunen persen zich door de ge
vel van een café met beslagen, vrolijk beschilderde
ruiten. Vooruit, nog eentje clan, denk ik.
Af en toe zwaait een gespierd clownstype de deur
open en spuwt het café wat feestvierders uit. Ik snel
naar binnen en bots op een muur van vochtige hit
te en een brede rug met zweetplekken, waarboven
een bos blauwe krullen ongecoördineerd heen en
weer beweegt.
Bij ons staat op de kéükendeur, het is niet altijd
róóózengeur... en m'n vader schreef op 't be
hang... lekker is maar ene vinger lang!! Grote ge-
luidskasten bassen de meezinger uit over een dei
nende inassa kleurig versierde lichamen. Klotsende
glazen bier dansen mee op de maat.
Met beleid probeer ik verder door te dringen in het
feestgedruis. Een elleboog plant zich in mijn zij en
iets gaat op mijn rechtervoet staan. Ik grijp me vast.
Een beschilderd hoofd kijkt geïrriteerd om zich
heen, maar kan niet ontdekken waar deze plaatse
lijke belangstelling vandaan komt. De massa be
weegt naar links en weer terug.
Van voor naar achter, van links naar rèhèchts,
schallen de luidsprekerboxen.
Een mistig verlichte bar komt in zicht. Vingers pro
beren aan te geven hoeveel ze er willen hebben (en
nou die handjés, de lucht in!!!). Plotseling ontwaar
ik het blonde meisje waar ik de vorige avond gerui
me tijd mee heb staan converseren.
Ik wurm me tussen twee rondborstige nonnen door
die aan elkaar vast blijken te zitten. Ik wankel en
mijn hand grijpt een van de nonneborsten. Een ge
dempte knal volgt en opeens zit de borst er niet
meer. De non kijkt verbouwereerd naar beneden en
daarna naar mij. Ik trek mijn 'tja. ik kan het ook
allemaal niet helpen -gezicht, maak mij uit de voe
ten en weet zowaar de muur te bereiken.
Gelukkig, ze staat er nog. Even moed verzamelen en
dan contact maken, besluit ik, terwijl ik me opeens
behoorlijk opgelaten voel in het kleurige jurkje van
mijn zus.
Ik neem een ferme slok uit een glas bier waarvan er
velen op een houten randje boven mijn hoofd
staan. Het smaakt naar afwaswater en ik voel iets
sigarettepeuk-achtigs in mijn mond bewegen. Het
meisje kijkt me aan en verwacht een gesprek. Ik wil
wel, maar mijn maag. die zich dreigt om te keren,
verhindert elk verbaal contact. Voor ik het besef
spuit ik het meisje helemaal onder. Op hetzelfde
moment wil de hossende massa dwars door ons
heen. We worden samengeperst tegen de muur
waarbij ik het meisje ongewild een kopstoot toe
dien. Met tollende ogen stort ze proestend ter aarde.
Ik moet haar helpen, maar vreemd genoeg kies ik
het hcizepad. In een recordtempo elleboog ik me
naar de deur. lach vriendelijk naar de clown (liij
was maar een clown, in 't groen en in 't rood!!) en
spoed me de bevrijdende ijskoude buitenlucht in.
Daar sta ik dan, uitgedost als een idioot, met stin
kende kleren en soppende schoenen op een tapijt
van glasscherven, mayonaise en verpletterde bier
viltjes, feesthoedjes en serpentines. De kerktoren
slaat twee keer en zwijgt verder. Mijn trouwe vier
wieler staat te wachten op het winderige parkeer
terrein. Iemand heeft een kroket uitgedrukt op de
voorruit. Ik betrek mijn gereserveerde slaapplaats
op de achterbank. Dat was het dan weer, denk ik
en krijg het koud.
ZATERDAG 18 FEBRUAR11995 •-
Onzetaal
PETER LODEWUKS
Bij ons om de hoek staat een beeld
je. Het is een onschuldig beeldje
van een jongen met een emmer. Hij
staat op een voetstuk, maar net niet
hoog genoeg om boven de telefoon
cel uit te kijken. Wel ziet hij, met
zijn voetstuk, even boven de glas
bak en de papiercontainer uit. Nog
een krantenkiosk erbij en een con
tainer voor blik en dan is het beeld
je definitief aan het zicht onttrok
ken. Ik zou het haast vergeten zijn,
als niet onze plaatselijke carnavals
vereniging mij er jaarlijks aan herin
nert.
et is niet mogelijk om het car
naval, zoals dat nu in delen van
Nederland, België ert Duitstand
genjrdt gevierd, los te zien van haar oervor-
n'.Daarvoor ëf" tevéél öpvallè'ftde
reenkomsten. Al in de oudheid hadden de
k I nsen de behoefte om alles op zijn kop te
ten, letterlijk de rollen om te draaien. Dat
leurde in de nieuwjaarsfeesten die alle be-
aviiigen uitbundig vierden. Zo werd zo'n
:a 00 jaar voor Christus in Mesopotamië een
ca uwjaaréfeest gevierd, waarbij iedereen
ne' n iemand anders was. Dat werd zo vér
irgevoerd, dat slaven gelijk waren aan hun
testers.
Zelfs de koning was even geen koning, al
i hij daar een goede reden voor. Het volk
on eenzelvigde zijn vorst met God. Het ge-
lcel lik wilde dat de Godheid elk jaar stierf
3p' ar de zonden van zijn volk, dat zodoende
en t een schone lei aan het nieuwe jaar kon
finnen. De koningen waren daar aller
net nst geukkig mee. Dus werd een plaatsver-
om nger aangewezen. Een veroordeelde, die
kele dagen lang als een vorst leefde en aan
k t eind in diens plaats werd geofferd.
Dok het oude Egypte kende die einde-
De rsfeesten. Net als in Mesopotamië werd
likl arbij een wagenschip op wielen rondge-
kken, een gebruik dat in de middeleeuwen
idi k in Vlaanderen en Zuid-Nederland voor
ga am en daar de laatste jaren weer de kop
et steekt.
iei De Romeinen kenden eveneens hun schip
wielen tijdens de Saturalia, de zevendaag-
feesten rond de jaarwisseling ter ere van
zaaigod Saturnus. Slaven waren zeven dag
mochten hun meesters voor de gek
luden, ja zelfs beledigen. De schijnkoning
ig, id ook hier voor het voetlicht. Er is niet veel
Carnaval in het Duitse Mainz. Carnaval leefde medio vorige eeuw op in Duitsland, als reactie op de starre, stijve Pruisen, die het Rijnland na de val van Napoleon bezetten.
fantasie voor nodig om in hem een voorloper
te zien van onze Prins Carnaval, die geduren
de drie dagen het stads- of dorpsbestuur
overneemt.
De nieuwjaarsfeesten vonden altijd plaats
in februari, toen nog de laatste maand van
het jaar. Dat het de tweede maand van het
jaar was geworden, deed in de eerste eeuwen
van onze jaartelling niets af aan de feest
vreugde. In onze contreien stond het eeu
wenlang bekend als Sporkelfeest, naar de
maand waarin het werd gehouden. Dit is la
ter verbasterd tot Sprokkelmaand.
zottenmis
De kerk heeft nooit veel op gehad met het
feest. Bonifacius preekte er al tegen. En in
743 werd de 'sporcalia in Februario' door het
concilie te Leptines verboden. Veel effect had
dat besluit niet. Zeven eeuwen later, in 1435,
boog de clerus zich tijdens het concilie van
Basel opnieuw over het fenomeen. In de
middeleeuwen was de 'zottenmis' in veel
plaatsen een hoogtepunt van het feest. In de
kerken werden vieringen gehouden, voorge
gaan door een niet-gewijde, terwijl de pries
ter zich op het altaar zat te bezatten. Niet zo
verwonderlijk dat 'de kerk' vond dat het te
ver ging.
Toch waren er ook binnen de kerk voor
standers. Dezen zagen het carnaval als een
noodzakelijke uitlaatklep. Deze gedachten-
gang vond ingang, temeer daar inmiddels
wel was gebleken dat verboden geen enkel
effect sorteerden. De kerk adopteerde het
'heidense' feest. De gelovigen mochten drie
dagen lang de teugels laten vieren. Daarna
hadden ze veertig dagen de tijd om zich op
hun 'zotternijen' te bezinnen en vergiffenis af
te smeken. Wel kwam een einde aan de erg
ste excessen in de kerken.
Verkleden
De neiging tot verkleden is zo oud als het
feest zelf. De Griekse herders in de oudheid
verkleedden zich al als bokken en geiten. In
de Lage Landen, waar in de middeleeuwen
de term Vastenavond in zwang raakte, ver
momde men zich gaarne als nar, duivel of
dier, waarbij het kalf een grote voorkeur ge
noot. Hele dansgroepen waren gehuld in
kalfsvellen, waaraan de naam Kalfsvelsteeg in
Amsterdam nog herinnert. Ze werden vaak
door het stadsbestuur voor hun optreden be
taald.
In de 13de, 14de en 15de eeuw stond het
carnaval maatschappelijk in hoog aanzien.
De stadsbesturen betaalden er aan mee,
maar vonden niet alles goed. Zo werden ver
schillende pogingen ondernomen om het
dragen van maskers te verbieden. De hand
havers der wet klaagden steen en been over
baldadigheid en ongeregeldheden, gepleegd
door mensen die men niet kon herkennen en
dus naderhand niet in de kraag kon vatten.
Ondanks officiële verboden kreeg men het
maskerdragen er niet uit. Vaak kneep het ge
zag een oogje toe. Het waren nu eenmaal da
gen anders dan andere. Een officieel verbod
op het dobbelspel in Alkmaar illustreert dit
met de formulering: 'Voort en moet men
gheen spel spelen met teerlinge om geldt,
uytgeseyt drie dagen op den vastelavondt'.
Ook tegen dansen was geen bezwaar en op
tochten werden vaak georganiseerd door de
Narrenschip, van Jheronimus Bosch, hangt
het Louvre in Parijs.
Carnaval in Nederland wordt
niet overal op dezelfde wijze
gevierd. Wie er van dichtbij naar
kijkt, ontwaart een bonte lap
pendeken. In Limburg, het rijkst
aan traditie, heeft elk dorp, elke
stad wel iets specifieks dat het
carnaval in die plaats een eigen
karakter geeft.
Van enige afstand bezien val
len twee hoofdstromen te on
derscheiden. Het ligt voor de
hand de scheiding langs de pro
vinciegrens te trekken en de ver
schillen te zoeken in het 'Lim
burgs' en 'Brabants' karakter.
Bij de Bond van Carnavalsver
enigingen in Limburg zijn 170
kleinere plaatsen aangesloten.
Secretaris Jacques Erkens con
stateert een grote betrokkenheid
van het hele dorp. „Het gaat niet
alleen om die paar dagen in fe
bruari, het is een onderdeel van
de plaatselijke cultuur."
In Limburg is viering massaal,
in Brabant verschilt dat sterk
van plaats tot plaats. Volgens so
cioloog drs. Theo Fransen, car-
navalsdeskundige, is dat terug te
voeren op de ligging van Bra
bant, dat in directer contact
staat met het westen, en op de
grotere religieuze verscheiden
heid.
Fransen deelt het carnaval
daarom in naar een Rijnlands en
een Bourgondisch model. Het
wijdst verbreid is het Rijnlands
Carnaval zoals dat (overgewaaid
uit Duitsland) wordt gevierd in
Limburg. Oost-Vlaanderen en
delen van Brabant.
Het Rijnlands carnaval mani
festeert zich door protocol en
show. De Raad van Elf speelt
hierbij een uiterst belangrijke
rol. Dat is de spil waar alles om
draait. De leden gaan deftig ge
kleed. Het enige frivole aan hun
uiterlijk is de muts. Het aantal
veren daarop geeft de waardig
heid aan. De Prins, in tegenstel
ling tot de raadsleden, is een
eendagsvlieg. Gedurende één
seizoen mag hij schitteren, dan
is het voor hem voorbij. Onmis
baar in zijn gevolg zijn de Hof
kapel, de dansmariekes en de
nar, die tevens optreedt als cere
moniemeester.
Het seizoen begint voor de op
Rijnlandse leest geschoeide ver
enigingen in Nederland, Duits
land en Vlaanderen op 11 no
vember. Elke plaats kiest die dag
het nieuwe lied of schlager. Vaak
is dit een loflied op het eigen
dorp of stad. Op verschillende
avonden Sitzungen') kunnen
plaatselijke zangers, dichters en
buutteredners zich uitleven. Niet
zelden loopt voor deze gelegen
heid het hele dorp uit. Na Drie
koningen volgt het Hof- of Prin
senbal, waarop de Prins bekend
wordt gemaakt.
Daarnaast is er de Bourgondi
sche stroom, waarvan Oetel-
donk (Den Bosch), 't Krabbegat
(Bergen op Zoom) en 't Kielegat
(Breda) de bekendste exponen
ten zijn. Belangrijkste kenmerk
van de Bourgondische stroom is
het volkse karakter. De stad Den
Bosch roept zichzelf in de car-
navalstijd uit tot een dorp. Ner
gens zie je dan ook zo veel boe-
renkieleh als in Oeteldonk.
Het Bourgondische carnaval
hecht veel minder waarde aan
uiterlijk vertoon. Er is een Raad
van Elf. maar die wordt vaak
aangeduid als Boerenparlement
(in Bergen op Zoom: De Leutige
Ploeg). Er is een Prins die meer
dere jaren aanblijft en wiens
hofhouding aanmerkelijk ver
schilt van zijn 'Rijnlandse' colle-
Of je veel of weinig waarde
hecht aan uiterlijk vertoon, som
mige zaken zijn overal hetzelfde.
ARCHIEFFOTO
ga s. Wie in een boerenkiel ge
kleed gaat, gedraagt zich vanzelf
anders dan iemand met plui
men op zijn hoed en een borst
vol medailles. Maar tijdens car
naval zijn de overeenkomsten
belangrijker dan de verschillen.
Het streven is gelijk: Agge mar
leut et.
Rederijkerskamers, betaald uit de stadskas.
Zij verzorgden tevens vastenavondkluchten,
waarin niet zelden het stadsbestuur op de
hak werd genomen.
Wat de katholieke kerk eeuwen eerder niet
was gelukt, daarin slaagde uiteindelijk de Re
formatie. Het feest werd officieel verboden, al
vierde men het in de Noordelijke Nederlan
den nog tot in de 18de eeuw. Echter niet
meer massaal op straat, doch binnenshuis, in
beperkte kring. Het hield in deze contreien
nog enige tijd stand als een feest voor de wel-
gestelden. In 1870 kon historicus J. ter Gouw
in zijn boek De Volksvermaken met tevreden
heid opmerken: 'Wat Reformatie noch keu
ren vermogten, heeft allengs de volksbescha
ving gedaan; naarmate deze toenam weken
de vastenavondsgekken terug. Maar al zijn
nu de Hollanders gelukkig genoeg ze niet
meer langs de straten te zien zwieren, niet
overal is men nog zoo ver gevorderd. Braban
ders en Vlamingen hebben nog 't volle genot
van die narrerij.'
Vereniging
De revival kwam in het midden van de vorige
eeuw en vond zijn oosrprong in Duitsland.
Het carnaval laaide op als een reactie op de
starre, stijve Pruisen, die het Rijnland na de
val van Napoleon bezetten. In 1823 werd in
Keulen het eerste georganiseerde carnaval
gevierd. Kort daarop volgden Koblenz, Mün-
ster, Aken en Mainz. Maastricht was de eer
ste stad in Nederland waar het volksfeest
weer een officieel karakter kreeg. Dat was in
1840. Twee jaar later richtten vooraanstaan
de Venlonaren een (nog altijd bestaande)
vereniging op. Daarna won het langzaam ter
rein. Zo langzaam dat deze ontwikkeling ge
heel aan J. ter Gouw is voorbijgegaan.
In Limburg werden nog voor de eeuwwis
seling verenigingen opgericht in Valkenburg
(1889) en Sittard (1881). Uit die stad is de
oudst bekende prins (Sjang 1) afkomstig. De
oprichters en leden van deze verenigingen
kwamen allen uit de kringen der gego<
burgerij. Zij overvleugelden gaandeweg de
ongestructureerde vastenavondvieringen, die
in de lagere standen in Zuid-Nederland en
Vlaanderen de reformatie en Van der Gouws
'volksbeschaving' hadden weerstaan.
De echte opleving van het carnaval kwam
pas in de jaren dertig van deze eeuw. Het
carnaval brak los uit de zalen en speelde zich,
met optochten en rondtrekkende gelegen
heidsorkestjes, weer voor een groot deel op
straat af. Daar hoort het ook thuis.
i»urnaval is misschien niet zo oud als de
m
mensheid zelf, maar veel scheelt het
u jet. Het heette alleen vroeger anders en
ad een andere functie. De verbintenis
lie de kerk met vastenavond heeftge-
Iegd, was uit nood geboren en dateert
w it de middeleeuwen. Het feest dat jaar-
ijhs Braban t en Limburg op zijn kop
4 n iet, maar ooit heel Nederland in zijn
k i reep had, begon bij het gloren der be
schaving als een nieuwjaarsfeest.
che
Het geval wil namelijk dat dat beeldje de
schutspatroon voorstelt van onze carna
valsvereniging. Of een jong gestorven voor
zitter. Daar wil ik afwezen. Ieder jaar in no
vember vindt een bedevaart plaats. Als we
op een gure regenachtige novemberavond
trommels en trompetten horen, dan is het
weer zo ver. Wij zitten dan behaaglijk bij
het vuur, met een mooi boek, een goed glas
wijn, aangenaam gezelschap, af en toe
schenkt een de glazen bij, terwijl buiten de
wind giert en de regen tegen de ramen
striemt. Dan horen we de trommels. Eerst
nog in de verte. De herrie komt ras nader
bij. Het is de carnavalsvereniging, die in de
stromende regen zich verzamelt rond die
jongen met emmer op voetstuk. Wij schur
ken ons nog eens gezellig rond het vuur,
terwijl daar buiten kletsnatte trommels en
halfvolgelopen borrelende trompetten een
verzopen carnavalslied begeleiden. De
storm verwaait de klanken, maar wij weten:
het is weer zo ver. Die schutspatroon of die
jonggestorven voorzitter met z'n emmer
heeft een akelig moment uitgekozen voor
zijn verering: 11 november 's avonds om
23.00 uur. Wij hebben altijd een beetje me
delijden met die mensen.
Nee, ik heb er nooit bij gestaan. Ik kijk wel
uit. In de eerste plaats omdat ik als pro
testant weinig zie in beeldenverering: in de
tweede plaats vanwege 't slechte weer en
bovenal omdat ik volstrekt ongevoelig ben
voor de lol van Oeteldonk en Krabbegat.
Maar ik moet toegeven dat ik door dat halve
gare carnaval in mijn encyclopedie op zoek
ging naar de Heilige Ambrosius.
e vroegen ons namelijk af waar dat
woord 'carnaval' vandaan komt. 't Was v
emmer bij 1;
niks mee te ma-
over
woord carnaval, met als gevolg dat er diver
se onjuiste theorieën over bestaan. Zo blijkt
de theorie dat het afkomstig is van 'carne
vale' (vaarwel vlees) niet te kloppen. En 't is
ook niet waar dat het een verbastering is
van 'carrus navalis', het schip op wielen dat
men vroeger wel in optochten meevoerde,
vol gekken, narren en Limburgers in een
blauwe kiel en met een roodbonte zakdoek
om de nek.
De meest waarschijnlijke verklaring van het
woord carnaval is een verbastering van het
Latijnse carne levalis, wat men zou kunnen
vertalen met 'ophouden met vlees'. In de
katholieke liturgie van de Heilige Ambrosi
us heet namelijk de zondag vóór de vasten
Dominica Carnelevalis. Ambrosius leefde
van 334 tot 397, was bisschop van Milaan
en een mannetjesputter. Hij kon zo aanste
kelijk preken over de maagdelijkheid van
Maria, dat Milanese ouders het niet raad
zaam vonden dat hun dochters bij hem ter
kerke gingen. Zijn indeling van het kerkelijk
jaar, de Ambrosiaanse Ritus, werd stan
daard in de westerse kerk. Inclusief de Do
minica Carnelevalis. Het duurde overigens
nog tot het jaar 965 voor we voor 't eerst het
woord 'carnevale' tegenkomen in de bete
kenis van vastenavond. In het Frans is dat
overgenomen als 'carnaval' en wij hebben
het in de 17de eeuw uit het Frans overgeno
men. Het woord is bij ons dus veel jonger
dan het feest. Want als 'vastenavond' ken
nen we het al uit de middeleeuwen.
Als dat allemaal uitgezocht is, is de regen
opgehouden. De carnavalsvereniging is af
gedropen, maar de wind giert nog onver
minderd. Zo kwamen we van die jongen
met de emmer op de Heilige Ambrosius,
wat je zonder carnaval toch niet zo makke
lijk zou doen.