Het zweet in de bouwhal
ZATF
BIJVOEGSEL
Den Bosch kan niet zonder boerenkiel
n eker twee eeuwen voordat Oeteldonk in
Zj 1882 bestaansrecht werd gegund, han
teerde 's-Hertogenbosch het carnaval reeds
als lachspiegel van de vestingstad. Onder
zoek heeft uitgewezen dat de plaatselijke
burgerij zich begin zeventiende eeuw moed
indronk, alvorens op Aswoensdag veertig da
gen op het rantsoen van Vasten te gaan.
Maar in 1629 was het uit met de bourgon-
dische pret. Frederik Hendrik had zijn repu
tatie van stedenbedwinger bevestigd door
Den Bosch te veroveren. Het met hem mee
gekomen protestantisme sprak hel en ver
doemenis uit over het katholicisme. Het her
vormde stadsbestuur verbood alle roomse
festiviteiten.
Op Vastenavondviering rustte twee eeu
wen een taboe. De Bossche burgerij had zich
te onderwerpen aan de van overheidswege
gedecreteerde Calvinistische gestrengheid.
Pas onder Frans bestuur kreeg het katholieke
feest opnieuw de zegen. Begin negentiende
eeuw verschenen in kranten aankondigingen
van gekostumeerde bals. Het waren met na
me de beter gesitueerden die zich op Vasten
avond in sociëteiten laafden aan de geneug
ten van het opgebloeide Rijke Roomse Le
ven.
Onder invloed van de Luikse glasblazers
die in 's-Hertogenbosch emplooi hadden ge
vonden, ging het carnaval de straat op. Van
huis uit waren de Waalse Bosschenaren niet
anders gewend het feest in de open lucht te
vieren. Ze sleepten de autochtone arbeiders
mee. Daar kwam narigheid van. Vestingstad
Den Bosch barstte bijkans uit z'n muren.
Aan de onderkant van de Bossche samenle
ving zat iedereen op eikaars lip in kleine
huisjes in dito straatjes. Tijdens carnaval liet
menigeen de opgekropte frustraties de vrije
loop. Slemppartijen ontaardden in ordinaire
ruzies. En burgemeester Kuyper bracht in
1871 het carnaval in verband met de heer
sende pokkenepidemie; hij waarschuwde
zijn ingezetenen tegen het dragen van 'oude
kleeding, costumes en maskers enzovoorts,
die doorgaans bij zoodanige gelegenheden
van buitenaf worden aangevoerd'.
Maar het nemen van maatregelen tegen
het carnaval liet het Bossche gemeentebe
stuur achterwege, ook al vanwege het com
merciële belang van het feest. In de persoon
van bisschop Godschalk fulmineerde de
rooms-katholieke geestelijkheid in 1881 wèl
tegen de uitwassen van het carnaval.
De bisschop dacht met de instelling van
het Veertigurengebed de gelovigen van de
straat te houden. De monseigneur werd in
reactie daarop als het ware verketterd door
de invloedrijke Bossche middenstand, die al
le losbandigheden op de koop toe nam voor
het geld dat het carnaval in het laatje bracht.
Een select clubje neringdoenden bedacht
een reddingsplan, dat voorzag in de 'verede
ling' van het feest. Carnaval moest een volks
spel worden, gedragen door de leut van de
totale omkering van de Bossche maatschap
pij. De stad drie dagen als durp. Met de boe
renkiel als klederdracht die onderklasse en
elite tot één plattelandsgemeente bond. En
zo vermomde 's-Hertogenbosch zich in 1882
voor het eerst als Oeteldonk. Met een
schertsfiguur als burgevaojer, wiens naam
Peer vaan den Muggenheuvel schalks ver
wees naar de geboortegrond van de vermale
dijde mgr. Godschalk. Nog datzelfde jaar
werd het voortbestaan van het Bossche car- j
naval bekrachtigd met de oprichting van de
Oeteldonksche Club. In 1883 mengde de eer
ste telg van de Prins Amadeiro-dynastie zich
onder de boeren en durskes.
Oeteldonk beschouwt zich als het durp
met de langste carnavalstraditie. Anders ge
zegd: in Den Bosch zijn ze er zeker van dat
andere Brabantse gemeenten tal van gebrui
ken van 'hun' feest van de omkering hebben
'geleend'.
..Carnaval is niet meer van onzen tijd",
meende het katholieke raadslid Thijssen als
import-Bosschenaar in 1917 te kunnen stel
len. Hij vond in de gemeenteraad warempel
genoeg medestanders voor zijn standpunt
dat Oeteldonk moest ophouden te bestaan.
Maar de Bossche burgerij liet zich het carna
val niet afnemen. Later in oorlogstijd ook
niet, het carnaval ging toen ondergronds.
Hoe offeringsgezind sommige Bosschenaren
ook zijn, kom niet aan de boerenkiel. Zonder
Oeteldonk zou het leven in Den Bosch een
langgerekt vasten zijn.
ZATERDAG 18 FEBRUAR11995
é-Nog een week, dan
barst de leut weer uit
^•'n voegen. Carnaval.
ossen, deinen, zingen
Ni? drinken op de maat
van hermeniekes en
meziekskes. En
natuurlijk: dansen
Bond den optocht, een
van de hoogtepunten
ty'n elke carnavalsstad.
Te Oeteldonk
(voorheen 's-
Hertogenbosch)
hebben ze d'r een
^minister voor om die
W optocht te laten
worden wat-ie moet
zijn: een bruisende
toet die blijft stromen.
p „Als-ie hapert... Oh,
U da'sverschrikkelijk."
Dertien, da's een getal dat je zelfs
als Oeteldonks minister van op
tocht danig kan laten zuchten.
En excellentie Peter van Opdorp slaapt al zo
slecht. Altijd, voor de optocht. Zijn dertiende
dit jaar. Mócht er wat fout lopen, dan weet-ie
welke pijn zijn kiel zal doorklieven. En dat
schijnt iets ergs te zijn. Nooit, zegt-ie, zal hij
die ene keer dat het gebeurde vergeten.
1983. Ze waren er bijna. Daar, op de Mert
waar in carnavalstijd de vonkende pret die
door Oeteldonk trekt zich ophoopt, om bij
het standbeeld van stichter 'Knillis' en onder
het balkon van prins Amadeiro's zomerpaleis
tot explosie te komen. Ze waren er bijna, met
de optocht. Op de laatste honderden meters
na, had de bonte stoet van praalwagens,
loopgroepen en meziekskes zich zeven kilo
meter als een vlot geknoopte guirlande door
de straten geslingerd. Langs een mensen
massa die in Oeteldonk op deze dag elk jaar
tot zo'n 100.000 deint. De helft komt van el
ders. 'Buitenlanders', noemen de Oeteldon-
kers ze en die halén ze d'r zo uit: net niet de
goeie kleren, gestoorde hosmotoriek, „tja, en
nogal eens losse handjes hè..."
Maar de verbroederingsgezindheid is groot
in Oeteldonk. Natuurlijk met behulp van
blond schuimend bier. Dat vliegt met zoveel
vaart de pompen uit dat die inkomsten voor
veel van de 264 kroegen de basis van het be
staan vormen. „De gemiddelde eigenaar",
zegt Joop van Zandvoort vanuit zijn brede er
varing als voorzitter Horeca Den Bosch,
„draait met carnaval zeker twintig procent
van zijn jaaromzet." Op de afdeling verkoop
van de Heinekenbrouwerij in Den Bosch
schat Nico de Mol de gemiddelde omzet, ver
menigvuldigt die met het aantal cafés en
heeft dan een ruwe indicatie van de hoeveel
heid bier die er tijdens de carnavalsdagen
door Oeteldonk stroomt: 80.000 liter.
Toen op die gedenkwaardige maandag in
'83 de karavaan was gaan trekken, had de mi
nister alles gecontroleerd wat er te controle
ren viel. 's Zaterdags met een meetlat de hele
route gelopen. Zoals hij dat ook volgende
week zal doen. Een stok van 6.20 meter, om
de doorgangshoogte van de praalwagens vei
lig te stellen. „Er zijn wel eens winkeliers die
vergeten hun buiten-kerstversiering te rui
men. Zodoende."
Op de dag zelf had hij bij alle wagens geke
ken of ze over een brandblusser beschikten.
Overal nagegaan ook of er was gedacht aan
een sleepkabel. En geteld of er rond al het rij
dend materieel voldoende begeleiders mee
gingen. Tegen het einde van de tocht was hij
voor zijn verantwoordelijkheden uit gaan lo
pen. „Ik voelde me trots en dacht: ik stap de
optocht uit en ik laat op de Markt alles eens
lekker aan me voorbij trekken." En ineens
kwam er een tijdje niks meer. Een grotere
klap heeft zijn departement nooit getroffen.
„D'r bleek een wiel van een wagen gelopen.
De hele optocht stond stil. Erger kun je het
niet hebben. Een optocht moet lopen, die
moet vloeien, die moet blijven gaan. Als-ie
hapert.... Oh, da's verschrikkelijk."
Ontelbare uren
De minister is op werkbezoek in de bouwhal,
een kolos van 60 meter lang en 20 breed. De
deelnemende verenigingen knutselen er zij-
aan-zij, wagen-aan-wagen. Ooit betaalde de
Stichting Oeteldonksche Club ƒ11,11 huur
per jaar aan haleigenaar Heineken, maar
sinds eens vergeten werd dat geld over te
maken, trok de brouwerij het bedrag op naar
ƒ111,11. Een doelmatige, maar sobere ruim
te. Dan Bergen op Zoom. Die naam valt
'Zo'n wagen moet een samenspel zijn van idee en bouwkunst'
nogal eens bij de optochters. Bergen op
Zoom: een luxe bouwhal van een miljoen,
neergezet door de gemeente. „Maar ja...",
mijmert een bouwer, „misschien is het bij
ons allemaal wat gemoedelijker, wat gezelli
ger. Bergen op Zoom gaat met die wagens
meer de commerciële kant op. Ze bouwen
daar dingen die zo'n ƒ20.000 tot ƒ30.000
kosten, en afgestemd op verkoop. Wij liggen
rond een gemiddelde van ƒ3.500, inclusief
de kratten bier."
Het zweet in de bouwhal. Stevige knuisten
buigen hier ijzer, handige handen kneden
koppen en buiken en bovenal zwiept de latex
gedoopte kwast. De materialen hebben zich
naast lege en volle kratjes pils hoog laten op
stapelen. Veel gaas. In een beetje carnavals
wagen gaat al gauw 400 meter. Bakken vol
behangplaksel ook; gemiddeld slurpt een ob
ject 200 liter op. En honderden, honderden
kilo's kranten. Papier-maché kenmerkt de
Oeteldonkse optocht. Een heel wat warmer
effect, zeggen ze in de hal, dan het polyester
waar Bergen op Zoom mee werkt.
Nog een week hebben ze, dan moeten de
wagens af zijn. Vraag niet hoeveel werkuren
er binnen deze muren liggen. Ze weten het
niet. In elk geval: sinds er reglementair vanaf
de elfde van de elfde begonnen mocht wor
den zijn het er duizenden. Sommigen heb
ben op deze plek zelfs hun kerstdagen door
gebracht. Carnavalswagen bouwen blijkt ver
slaving van een ernstig soort. „Met daarbij
veel emotie", zegt Oeteldonks minister-presi
dent Rob van de Laar. „Bij de prijsuitreiking
gaat de winnaar altijd huilen."
De minister van optocht beweegt zich
taxerend rond en stelt vast dat het weer een
schone optocht kan worden. Nee, geen aan
stootgevende wagens. Trouwens, dan waren
ze d'r al wel uitgehaald bij de beoordeling
van de tekeningen die de ontwerpers voor de
bouw moeten indienen. En iedereen kent het
optochtreglement: vroeger een velletje A-4,
thans twaalf pagina's. Artikel 5, lid 1: „Iedere
deelnemer dient haar of zijn uitbeelding af te
stemmen op de normaal te stellen eisen van
maatschappelijk fatsoen, terwijl de uitwer
king carnavalesk verantwoord dient te zijn."
Twee keer maar in de ambtsperiode van Pe
ter van Opdorp is daar wat over te doen ge
weest. „Rond het pausbezoek waren daar uit
beeldingen van te verwachten. We hebben
ons toen als Oeteldonksche Club afgevraagd
of we dat bij voorbaat moesten uitsluiten.
Nee, vonden we. Het moest kunnen. En het
bleek te kunnen. Van de pauswagens die er
kwamen, was er niet èèn kwetsend." De an
dere keer werd er wèl ingegrepen. Niet t>ij
een wagen voor de Grote Optocht overigens,
maar bij de individuelen, de 'loopgroepen'.
„Dat ging om grote plastic tieten en konten.
Ik vond dat ergerlijk. Zo hoort carnaval niet.
Zo is het niet. Het stoorde me op dezelfde
manier als het me stoort wanneer de televisie
carnaval toont met gekots in een portiek of
gepis tegen de Sint Jan."
Milde spot
De motto's voor dit jaar grijnzen de minister
tegemoet. Natuurlijk: plaatselijke leut. Bos
sche kwesties in een decor van milde spot.
Een Oeteldonker kwekt zoals ie gebekt is, heet
het werkstuk van 't Heuveltje. Vorig jaar won
deze vereniging de eerste prijs 1.650) met
een ontwerp van Antwan ('Zoals je't zegt, ik
hoef er geen oi in') Hoedemakers. Als-ie zo
eens rondkijkt bij de concurrenten in de hal,
denkt hij ook nu weer ver te komen. Zijn wa
gen zindert van de drukte rond het begrip
'bak', op z'n Bosch 'bekske'. De gedachten-
sprongen van de ontwerper zijn druk in de
weer geweest. „De Bosschenaar staat bekend
om z'n grote bek. In het dialect is een vuilnis
bak ook bek. Dus heb ik allerlei bekskes in
mijn ontwerp betrokken. En spreekwoorden
die er iets mee te maken hebben. Ik heb er
een grootbek op zitten. Een centenbek. Een
GFT-bekske. Dat speelt nu natuurlijk heel
erg. En een chemobekske erbij, met schuim
d'r op. Ook een breedbekkikker. De kikker is
het symbool van Oeteldonk. D'r zit een kik
ker bij met de bek open en daar kruipt een
kat in. Dat is: kat in't bekske. Zo gaat dat
maar door."
„Misschien is het wel typisch Oeteldonks",
zegt Johnny Meijer, „dat we zo met z'n alle-
malen onder één dak kunnen bouwen terwijl
we in feite eikaars concurrenten zijn. Natuur
lijk is er wel eens wat irritatie, maar ach: dat
heb je overal toch?!" Hij is de meest succes
volle ontwerper-bouwer, Johnny Meijer. In
22 jaar zeven eerste prijzen, bijna altijd bij de
eerste drie. Lid van De Tierelantijnen, maar
ook aan de slag voor De Eigenheimer. ,,'Tuur-
lijk kan dat, werken voor twee verenigingen.
Kwestie van de knop omdraaien." Meijer
heeft zich dit jaar laten inspireren door dè
heisa over de herbestrating van de binnen
stad, uitgevoerd door de Spaanse architecte
Beth Gali, en door een fonteinachtig kunst
werk dat na elke reparatie opnieuw weigert te
functioneren. „Zo'n wagen moet een samen
spel zijn van idee en bouwkunst. Da's een
fantastische uitdaging.
Bekentenis
Terug van zijn werkbezoek, neergezegen in
de prinselijke residentie waar nerveuze druk
te heerst nu de jaarlijkse komst van Z.K.H.
Amadeiro steeds meer nadert, bekent de mi
nister van optocht: „Ik ben zelf een matig
carnavalvierder. M'n eerste biertje op die
maandag neem ik pas bij de prijsuitreiking.
Dan ga ik gauw naar huis, een héle tijd in bad
en dan meteen m'n bed in."
Een zwaar ministerie, dat van optocht.