Blijmoedig door bos en duin
J7
Het kijken gaat verder
ZATERDAG 14 JANUAR11995
Officieel heet zijn functie adjunct-hoofdopzichter van de Amsterdamse Waterleidingduinen, maar de
natuurliefhebbers kennen hem als bos- en duinwachter. Vorig week wasjan Zantvoort (63) veertig jaar ambtenaar
en werd hij koninklijk onderscheiden met de eremedaille in goud. Hij geeft jaarlijks vele lezingen en excursies. Zijn
werkomgeving inspireert hem tot het maken van gedichten. Nadat hij zijn drankprobleem overwon, is de
boswach ter een zeer blijmoedig mens geworden.
Jan Zantvoort. 'Ik ben een bevoorrecht mens'
en aubade bij het tuinhekje. Vier
I m bezwete dames in fleurige trai-
ningspakken, net terug van hun
trimloopje door duin en bos, zingen de bos
wachter voor zijn huis uit volle borst toe. Jan
Zantvoort luistert met een stralende glim
lach. Het lied is gezongen. De vrouwen druk
ken hem de hand en vertrekken. Hij staart ze
na en zegt vertederd: „Die meiden, ik ken ze
al zo lang. Dat ze mij op deze manier felicite
ren, dat doet me goed."
Als hij voor gaat op het tuinpad naar zijn
huis aan de rand van het bos, draait hij zich
opeens met een ruk om, alsof hem plotseling
iets te binnen schiet. „Weet je eigenlijk wel
dat ik de gelukkigste mens ter wereld ben?"
Binnen, in zijn boswachterswoning, komt hij
gelijk met zijn eremedaille aanzetten. De
blijdschap is van het door de buitenlucht ge
taande gezicht af te lezen. Behoedzaam doet
hij het doosje open en haalt het kleinood er
uit. „Een medaille, in goud nog wel. Ik ben er
zo trots op. Ik beschouw het, hoe zal ik het
zeggen, als de kroon op mijn leven."
Een leven lang in de bossen en duinen. „Ik
zie al dat moois iedere dag als ik door de dui
nen en bossen loop. Al die prachtige planten
en bloemen, de dieren.... D'r moet iemand
boven zijn die dat allemaal regelt, 't kan toch
niet anders? Ik denk vaak: „Zantvoort, jij bent
een bevoorrecht mens dat je in de bossen en
duinen mag zijn.
Hij is een positivo optima forma, vooral als
het om de toekomst van de natuur gaat. „D'r
wordt vaak zo treurig gedaan over de natuur.
Maar ik zie met eigen ogen dat het de goede
kant opgaat. De stand van de bosuilen verbe
tert, de hagedissen zijn terug, er vliegen weer
roofvogels als de buizerd, havik en torenvalk
door het bos. 't Zou zorgwekkend zijn gesteld
met onze bomen. Dat lees ik. Natuurlijk, de
zure regen heeft veel vernield. Maar niet elke
boom wordt geveld door zure regen. D'r gaat
ook wel eens een boom gewoon dood. Vroe
ger haalden we ze weg, nu laten we ze liggen.
i alles^op en in. Zo'n boom is te-
)oie schuilplaats voor de dieren,
jr regelt het zelf."
Boswachter, dat wilde hij op de lagere
school in Bennebroek al worden. „Kwam
door mijn meester. Die kon zo mooi over de
natuur vertellen. En ik was ook helemaal in
de ban van het aquarium in de klas en van
die mooie natuürplaten aan de muur."
Maar Jan Zantvoort, uit een gezin van tien
kinderen, kwam bij zijn vader in de zaak en
werd ....kapper. „Jij bent geknipt om kapper
te worden", zei hij tegen me. Kapper, een
eerzaam beroep, ik ben het met plezier ge
weest. Heb al mijn vakdiploma's ook. Maar je
zat wel altijd opgesloten tussen vier muren.
Waren de mensen geknipt, dacht ik: „Ja, jij
kan weer lekker de frisse buitenlucht in."
Daar kon ik dan echt jaloers op zijn."
D'r groeit v
gelijk een r
Ach, de nat
Wens in vervulling
Bijna veertig jaar geleden ging zijn wens in
vervulling. Hij werd aangenomen door de ge
meente Waterleidingen Amsterdam en aan
gesteld als bosarbeider. „Ik was altijd het
heertje in de kapperszaak. Schone handen,
keurig wit boordje. Opeens had ik 's avonds
vieze handen. Ik droeg een onverwoestbaar
manchester pak en werkschoenen. En in
plaats van met een schaar, liep ik met een bijl
door het bos. Elke avond kwam ik doodmoe
thuis. Zei mijn vader: „En Jantje, bevalt het?"
En ik zei: „Ja." Want dat was ook zo. Zei mijn
vader weer: „Nou jongen, gelijk heb je. Want
als je kapper blijft, zit je altijd met je handen
in het haar."
Als kapper stond hij in een ruimte van am
per een paar vierkante meter. Zijn werkge
bied is nu 3600 hectare groot. „Reken maar
uit, het loopt van Langevelderslag tot Zand-
voort. Mijn vader heette Zantvoort, mijn
moeder Langeveld en ik woon er tussenin,
zeg ik altijd."
Zijn domein is een uniek waterwingebied.
Door de voortdurende aanwezigheid van het
water en door de infiltratie van het Rijnwater
heeft de vegetatie een geheel eigen karakter.
De schoonheid van zijn werkomgeving inspi
reert hem tot het maJcen van gedichten, die
hij tijdens rondleidingen uit het blote hoofd
declameert. Hij gaat staan en draagt het ge
dicht Duinlandschap voor, waarin de
schoonheid van de duinen in alle jaargetij
den wordt beschreven. Een citaat:
Wanneer de winter weer gaat scheiden
en vlucht voor 't nieuwe jaargetijde
de leeuwerik zijn lied gaat zingen
de eerste knoppen openspringen
als komt de frisse lentetooi
o duinlandschap wat ben je mooi.
Als hij voordraagt, danst het dunne snorre
tje boven brede lippen heen en weer. In al
die jaren heeft Zantvoort zich meer dichter,
natuurbeschermer en onderwijzer gevoeld
dan politieman, wat hij in zijn groene uni
form toch ook een beetje is.
In de nieuwsbrief van de Amsterdamse
Waterleidingduinen zegt hij: „Ik geloof niet
in bekeuringen. Mensen waarschuwen en ze
nog een kans geven werkt effectiever. Als jon
gens zonder toegangskaartje het duin inko
men en ik zou ze een boete geven, is er een
grote kans dat ze hun ongenoegen op het
duin afreageren. Ik stel ze daarom voor om
met hun verjaardag een duinkaart te vragen.
Het is me al dikwijls gebeurd dat ik later ge
dag werd gezwaaid door die jongens met de
jaarkaart in de hand."
Soms zet hij voor knapen in de pubertijd
puzzelritten uit. „Vraag ik: 'Welke planten
met dierennamen zie je onderweg?' Hij
wacht tevergeefs op antwoord en zegt na een
stilte van een halve minuut: „Ik bedoel de
ooievaarsbek, de paardebloem, de reigers-
bek. Dat soort bloemen. Snap je wel?"
Probleem
De levensvreugd straalt van hem af. Maar zo
is het niet altijd geweest. Ooit leefde hij in
een hel. De tijd dat hij zwaar aan de drank
verslaafd was. En de mensen nauwelijks on
der ogen durfde te komen. „Ging ik 's mor
gens met donker de duinen en bossen in om
er 's avonds met donker pas weer in te ko
men. Ik wilde uit het zicht blijven om onge
stoord te kunnen 'drinken. In die tijd hadden
we geen portofoons en zo. Ik was onbereik
baar. Letterlijken figuurlijk."
Zijn bazen hielden hem de hand boven het
hoofd. „Daar ben ik ze eeuwig dankbaar
voor. Ze hadden me er zo uit kunnen gooien
op mijn werk maar dat deden ze gelukkig
niet."
Ook collega's hebben hem nooit laten val
len. Soms konden ze nog om die drinkebroer
lachen ook. Jan Zantvoort: „Zei er eentje:
'Heb je het gezien Jan, al die konijnen komen
naar buiten'. Zei ik: 'Ze kunnen niet meer
naar binnen he', want ik heb hun holen
dichtgestopt met mijn lege drankflessen'. Ja,
jij lacht. Maar het was diep treurig."
Het ging van kwaad tot erger. Hij sloopte
zichzelf en zijn gezin. Langzaam maar zeker
verloor Jan Zantvoort zijn laatste greintje
zelfrespect. Hij voelde zich angstig en onze
ker. Zag geen enkele uitweg meer. Zijn ogen
zijn vochtig als hij bekent: „Ik heb op mijn
blote knieën gebeden: Heer, geef me kracht,
help me."
Op een zaterdagmiddag barstte de bom.
Ruzie in het gezin. Om hem. Door hem. Jan
Zantvoort vluchtte naar de kroeg. En liet
zichzelf vol lopen. „Maar ik werd niet dron
ken. Ik Zijn stem stokt, alsof er opeens
steken van berouw en schuldbesef door zijn
lichaam flitsen. „Om twee uur 's nachts
kwam ik thuis. Ging op de bank zitten. Ik was
bang. Mijn oudste zoon, groot en sterk,
kwam naar beneden. Ik, die mijn gezin zo
veel onrecht had aangedaan, dacht dat ik een
klap zou krijgen. Die zou ik verdiend hebben.
Hij ging achter mij staan, legde zijn hand op
mijn schouder en zei: „Pappa, ik hou van je."
Er vloeit een traan over zijn wang. „Die hand
op mijn schouder, dat was voor mij de om
mekeer."
Vijftien jaar geleden is het al weer. Na die
emotionele gebeurtenis heeft hij nooit meer
één druppel gedronken. „Weet je", zegt hij
fluisterend, „ik ben blij dat ik in een diep dal
heb gezeten. Ik ken de keerzijde van de me
daille. Het heeft me sterk gemaakt. Het heeft
me geleerd van het leven te genieten. Te zien
hoe waardevol alles is. Ik ben een blijmoedig
mens geworden, dat probeer ik uit te dra
gen."
Al jaren leidt Jan Zantvoort bijeenkomsten
van de AA, de anonieme alcoholisten. „Ik
weet waarover ik praat. Ik probeer ze te hel
pen, hun ogen te openen. Ik schrijf elke dag
drie, vier brieven naar mensen, die het moei
lijk hebben. Soms zit ik diep in de nacht nog
te schrijven. Vaak ook zijn het mensen die ik
niet eens persoonlijk ken. Ik hoop met mijn
brieven te bereiken dat ze weer in zichzelf
gaan geloven. En dat ze al het moois dat het
leven heeft, weer zullen ontdekken."
Excursies en lezingen
Adjunct-hoofdopzichter Zantvoort („altijd in
het uniform en de enige van de boswachters
die consequent zijn hoedje draagt") is ook
gediplomeerd natuurgids. Hij geeft tientallen
excursies en lezingen per jaar. „Heerlijk om
te doen. Het mooiste vind ik de jongste kin
deren van de basisschool. Ooit vroeg een jon
getje: „Boswachter, als ik groot ben, zijn er
dan nog bomen?" Ik zei: „Wees maar niet
bang, ook voor jou zullen er bomen zijn."
Dat zei ik omdat het zo is. De bezorgdheid
over de natuur, oké, maar we moeten het
niet overdrijven zodat onze kinderen angst
krijgen."
Vaak neemt hij naar scholen zijn opgezette
vos mee. „Vertel ik ze dat vossen er voor zor
gen dat er niet te veel konijnen en muizen
komen. Maar ik vertel ze ook dat er wel eens
een vos moet worden doodgeschoten omdat
er te veel zijn of omdat ze kippen roven. Zegt
een jongetje wijzend naar die opgezette vos:
„Die vos van u is dood, dat vind ik zielig."
Zeg ik: „Deze heeft nog geluk gehad. Hij mag
tenminste overal mee naar toe."
In zijn huiskamer knispert de houtkachel.
Het is er warm. De jachthoorn in de hoek van
de woonkamer valt op. „Die jachthoorn, wat
daar mee is? Nou daar speel ik op!"roept hij
triomfantelijk vanuit de keuken.
Als hij weer terug is in de kamer verschijnt
een geamuseerde glans in zijn ogen. Hij wijst
naar buiten, waar het bleke licht van die och
tend zijn tuin zilvergrijs kleurt. „Zie je daar
dat houten pannekoekenhuis? Daar oefent
jachthoornblazersvereniging 't Panneland.
Ben ik erelid van. Dat jachthoornblazen is
een traditie. Toen er nog geen portofoons
waren, bliezen ze op die hoorns. Ten teken
dat jagers zich moesten verzamelen of dat de
jacht begonnen was. Het is een beperkt in
strument, maar wij spelen er op de club ook
jagersmelodietjes mee."
Hij werpt een blik op zijn agenda. Die mid
dag wacht er, in de stad, weer een lezing met
dia's en foto's van de duinen. Nog een jaar en
dan moet hij met pensioen. „Gelukkig mag ik
daarna nog 20 uur in de week lezingen en
rondleidingen blijven geven. Dus ik klaag
niet. Ik klaag nooit meer. Door die drank heb
ik vijf heel moeilijke jaren gehad. Maar uit
eindelijk is, behalve dat mijn huwelijk is stuk
gelopen, alles goedgekomen. Ik ben een blij
mens en dat wil ik blijveiwjitstralen."
Denkwijzer
Waar zijn we in hemelsnaam mee bezig als we er een da
gelijkse gewoonte van maken, zoals de redactie van het
NOS-jonrnaal, om in één ademtocht op de volgende ma
nier op elkaar in te praten en in te beelden?: „In de stra
ten van Grozny liggen al dagenlang de lijken van tal van
Russische soldaten, die vanwege de voortdurende ge
vechten niet worden weggehaald. Volgens bet KNMI
blijft het tot morgenavond droog en rustig weer, met in
het noorden van het land kans op mistbanken."
Deze vraag houdt mij in ieder
geval sedert een aantal
maanden weer regelmatig be
zig. Dat kwam doordat een van
mijn patiënten, een aan een be
paalde vorm van schizofrenie
lijdende jongeman, mij tijdens
een sessie vertelde dat hij de
vorige avond helemaal over
stuur was geraakt naar aanlei
ding van een journaaluitzen
ding. Tijdens die uitzending
waren op een bepaald moment
beelden getoond van een ski
kampioene die tijdens een
wedstrijd een ernstige val op de
piste maakte en daarbij, op een
voor de kijkers zichtbare wijze,
haar nek of rug brak. Het laatste
beeld van het 'item' was een
nog even stuiptrekkend li
chaam op een besneeuwde on
dergrond geweest. Daarna was
zonder enige overgang of
adempauze overgegaan op een
volstrekt ander item, CAO-on-
derhandelingen of bedrijfs
winsten of een tentoonstelling
van nep-juwelen of iets derge
lijks.
Mijn patiënt was zodanig
aangegrepen door de beelden
van het ongeval, dat hij de
combinatie van de inhoud van
het volgende item en zijn nog
uit het vorige item stammende
emotionele gemoedstoestand
als een van volslagen absurdi
teit had beleefd. „Is dat nou wat
ze normaal noemen", zei bij
met een ondertoon van cyni
sche boosheid, „dat er net als
aan een tv-toestel ook aan jou
een aan- en uitknop behoort te
zitten?"
Ik vrees dat hij in belangrijke
mate gelijk heeft. Over het al
gemeen zullen we het niet nor
maal vinden als iemand van
een journaaluitzending over
stuur of in de war raakt. Sterker
nog: tal van uitzendingen wor
den zo in elkaar gezet dat alleen
degene die over een behoorlijke
dosis emotionele onverschillig
heid beschikt, ze kan behap
pen. Ik heb het dan over onver
schilligheid in de meest letter
lijke zin van het woord, name
lijk 'voor mijn gevoel maakt het
weinig of geen verschil wat ik
voorgeschoteld krijg'. Op dit
punt is het woord 'item' - de re
dacties van radio- en televisie
programma's zenden volgens
hun eigen terminologie voort
durend items uit - zeer veelzeg
gend. Het komt van het latijnse
woord 'idem', dat hetzelfde of
dezelfde betekent. Het is, met
andere woorden, precies idem,
precies 'hetzelfde' of je nou het
breken van een
(champagne)flessehals bij het
van de helling glijden van een
nieuw type visserskotter uil-
zendt, of het breken van een
vrouwennek bij het glijden van
een skipiste.
Wat is het effect van deze
'itemifikatie' op de kijker?
Maakt het hem inderdaad on
verschilliger, emotioneel ge
sproken dan? Het is opmerke
lijk dat er, ondanks de talloze
onderzoeken naar het effect
van televisie of film op mense
lijk gedrag (zoals agressie), hier
weinig of geen onderzoek naar
is geweest. Er is wel onderzoek
dat aantoont dat televisie of
film langs een andere weg on
verschilligheid of ongevoelig
heid kan oproepen. Als bijvoor
beeld jongemannen in een kort
tijdsbestek (enkele dagen of
hooguit een tot twee weken)
een groot aantal malen beelden
van verkrachtingen te zien krij
gen, dan gaan ze niet alleen
verkrachting als minder erg, als
gewoner zien, maar ontwikke
len ze ook meer de neiging om
het slachtoffer de schuld van
het gebeurde te geven. Mijn
veronderstelling is dat wanneer
herhaalde geweldscenes, of het
nu om verkrachting, oorlog,
een ongeluk of ander soort ge
weld gaat, zonder enige over
gang worden afgewisseld met
alledaagse niet-geweldscenes,
zoals een opening, een jubile
um of een weerbericht, die ma
te van onverschilligheid eerder
vergroot dan verkleind wordt.
Daarbij speelt mijns Inziens
ook nog een andere factor een
belangrijke rol. Journaals, of an
dere aktuallteiten-rubrieken,
worden gewoonlijk gepresen
teerd door keurig in het pak zit
tende, goed uitziende vrouwen
of mannen die zonder enige
emotionele ondertoon In hun
ietwat geaffecteerde (vooral bij
RTL4) stemmen en zonder eni
ge gevoelsrimpels in hun ge
zichten, de meest vreselijke en
meest onbenullige dingen door
elkaar heen oplepelen. Ze zijn
daarmee het toonbeeld van on
verschilligheid. 1 let model voor
hoe je op de dingen die iedere
dag in de wereld gebeuren
moet reageren, namelijk: niet.
De itemificatie is overigens
ook in allerlei andere televi
sieprogramma's, met name de
zogenaamde persoonlijke bele
vingsprogramma's. diep gewor
teld. Daarin worden mensen,
alsof het apparaten zijn, door
de presentatoren aan de lopen
de band aan- en weer uitge
schakeld. Daartussendoor mo
gen ze een paar (en sdpis nog
niet eens een paar) vaak van te
voren afgesproken zinnen met
soms de meest intiemé inhoud
spuien.
Het opmerkelijke is vooral
dat de grote meute zich ook
nog eens naar die praktijken
voegt, waardoor heel Neder
land 's avonds op een grote
schoolklas uit de jaren vijftig
lijkt waar de volwassen kinde
ren datgene zolang zeggen als
de meester wil horen. Het mag
dan misschien zo zijn dat ge
hoorzaamheid in gezinnen en
op de basis- en middelbare
scholen zijn beste tijd gehad
heeft, maar in plaats daarvan is
wel de 'gehoorzaamheid' aan
de techniek, aan de media, ge
komen. Die techniek verlangt
van ons, conditioneert ons tot,
kortstondige, snel wisselende
emotionele reacties. Tot het op
.niets lang blijven hangen, niets
al te belangrijk maken: het kij
ken gaat verder.
We zijn als het lid van de be
manning van een B-.r>2
bommenwerper die in 1975
door de journalist lohn Pilger
werd geïnterviewd. Op zijn
schouder droeg de man een
batch met daarop: '100 Viet
nam Missions'. „Betekent dat",
vroeg Pilger hem, „dat je 100
bomhardementsvluchten bo
ven Vietnam hebt gemaakt?"
Yes sir", was het antwoord?
„Waren het allemaal militaire
doelen?" „Positief, sir. Alle
maal." „Geen bommen op be
volkte gebieden?" „Negatief,
sir.... Behalve wat zijdelingse
schade hier en daar.
„Zijdelingse schade?" "Dat be
tekent gesneuvelden onder
burgerpersoneel, sir." „Mensen
gedood?, Vrouwen, kinderen...
„Dat is wel waarschijnlijk,
sir..." „Sta je ooit stil hij deze
•zijdelingse schade?" „Negatief,
r. We t
erder
Max Prisch heeft in zijn boek
uit 1959 getiteld Homo Faber
(De mens als maker, doener) de
volgende definitie van techno
logie gegeven: „Technologie is
de truc om de wereld zo te ar
rangeren dat we die niet hoe
ven te ervaren." Anders gezegd:
de techniek verleidt ons tol on
verschilligheid. Voor het geval u
dat toch wel eeri wat erg hoge
prijs voor vooruitgang vindt,
heb ik de volgende suggestie:
iedere keer als u werkelijk iets
voelt bij het kijken, schakel dan
de techniek uit In plaats van uw
gevoel. Dan mist u tenminste
niks belangrijks.
RENE DIEKSTRA
hoogleraar klinische en
gezondheidspsychologie