n Het eeuwige gevecht van een budo-professor Jon Bluming: tiende dan, een bekroning van een rijk leven Jon Bluming (61) vocht om Heuvel 325 in Korea, in de 'Vergeten Oorlog' tussen 1950 en 1953. Op het schiereiland kreeg hij ruggegraat en inzicht in wat kaf was en wat koren. De budo-professor uit De Bilt is sindskort tiende dan karate in de stijlsoort kyakushin. Een bekroning voor iemand die zijn leven lang vocht. Tegen communisten, mannen in witte pakken, justitie en vooroordelen. MARTIN DONKER Op zijn sterfbed is Matsutatsu Oya- ma tot inkeer gekomen. De le gendarische leermeester, oud en versleten maar nog altijd schuilgaand onder een goddelijke stralenkrans, had Jon Bluming de laatste jaren verkeerd ingeschat. Voorgelo gen was-ie, de grondlegger van de kyokushin, de meest recente groepering in karate. Bluming is geen gangster. Bluming heeft de kokoro, de erecode van Japanse vechtsporten, nooit en te nimmer met voeten getreden. Blumings naam moest gezuiverd warden. Hetgeen geschiedde. Daar heeft zelfs Blumings karate-vijand Loek Hollander geen stokje voor kunnen steken. „Die man heeft on ze sport bijna naar de kloten geholpen. Van de 72 scholen waren er op een gegeven moment nog vijf over. En Loek Hollander in het verre oosten maar kwaadspreken over mij. Gelukkig denken ze nu in Japan anders over me." De Biltenaar is de enige niet-Japanse die in het bezit is van de tiende meestergraad. En hij is er trots op. „Het levert geen goud op, maar het geeft me- wel een diep tevreden gevoel. Toen ik 41 jaar geleden in dit land karate intro duceerde keek ik al op tegen mannen met de blauwe band. Laat staan met de zwarte, die was alleen voorbehouden aan een godheid. Ik beschouw de tiende dan als een bekroning. Ben ik eerlijk in." Bluming moet al lang niets meer weten van het traditionele karate, ressorterend onder de wereldbond WUKD en dus ook de daarbij aan gesloten Karate-do Bond Nederland (KBN). „Een soort gymnastiek. Een laf behendigheids spelletje voor jonge juffers. Schijngevechten zijn het, meer niet. Mijn oma met haar paraplu had het die slappelingen nog knap lastig ge maakt." Leuke basis De oude stijl van de meester Funakoshi is vol gens Bluming een leuke basis, daar niet van. Maar de WUKO en de KBN vergeten dat karate ook evolutie betekent. „Bekijk de archiefbeel den van Funakoshi en je begrijpt wat ik be doel: we zien een ouwe baas met zware reu matiek wat schuchtere beweginkjes uitvoeren. Dat gedoe wordt nog steeds gekopieerd, god- betere-het. Alsof we na de lagere school als be loning nog jarenlang mogen blijven zitten in laatste klas. Niet te geloven." Geef Bluming maar de kyakushin budo-kai, zijn eigen stijlgroep. Ruige vechters, niet be vreesd voor een kromme neus of een hersen schudding. „Karate betekent letterlijk 'lege hand', dus: ongewapend vechten. Mijn sys teem bestaat voor eenderde uit traptechnie- ken, eenderde uit worpen, en eenderde uit grondwerk als verwurgingen, been- en arm- klemmen. Een allround-vechtsport dus, full contact. Voor jongens tussen 95 en 110 kilo, met een beetje pit in hun lijf." De golf is het symbool van de stijlgroep, waarvoor onder andere de Utrechtse ex-we reldkampioen Toon Stelling heeft gekozen. Bluming: „Een hoge golf, van een meter of vijf. Die pakt je bij je lurven, schuurt je over de bodem, tilt je weer op en smijt je uiteindelijk meters weg. Chris Dolman ten voeten uit. Oud-pupil van me. Rond de vijftig nu, maar nog zo sterk als een beer. Chris heeft nu ook een school, vlakbij Amsterdam." Jon Bluming vindt de omgang met ruige jongens heerlijk. Mits ze hun leraar met res pect bejegenen. „Dat vind ik van Japanners zo mooi. Die houden zich aan de etiketten. De kokoro dus. Want zonder kokoro is de he le budo-cultuur als een lege huls." Aanbod Vandaar dat Bluming er weinig voor voelde in zee te gaan met Israëlische commando's. Hij kreeg enkele jaren geleden een aanbod om ze les te geven. „Maar ik ben niet meer zoals vroeger, hè. In '66 nek gebroken, god zijdank in de lengterichting, maar toch. Ik heb een versleten rug en m'n linkerschouder kraakt. Die commando's in Israël zetten da gelijks hun leven op het spel in die Arabische droevenis. Dus ik denk niet dat die enig ont zag zullen hebben voor een aftakelende man van 61." Zijn gedeeltelijke invaliditeit weerhoudt Bluming er niet van op gezette tijden een be scheiden demonstratie te geven, in of buiten Europa. „Als ik maar voorzichtig doe. Ik train nog drie keer in de week, bij Hennie Hij man in Utrecht. Beetje stoeien met lichte gewich ten. Voor de doorbloeding. Verder houd ik me gedeisd. Ja, het vuur is eruit, jongen. Papa wordt ouder." Bluming voelt de winter van zijn leven na deren. Dat benauwt hem. „Je voelt het min der worden. Pijntje hier, stram spiertje daar. Ze noemen me al de Grijze Eminentie, dan moet je oppassen. De laatste tijd vallen er ook steeds meer rouwkaarten op de deurmat: oude leermeesters, leeftijdgenoten, een enke le keer een ex-leerling nota bene. Dan denk ik wel eens: dadelijk is het jouw beurt, Jon. Ik ben wel enigszins nieuwsgierig naar wat me te wachten staat, maar ik zou dan toch wel graag in een flits willen gaan. Boem, afgelo pen. Daar zou ik vrede mee hebben." En niet zoals de broer van zijn moeder, oom Miggel, destijds. Die ging dood aan stof- longen. „Hij werd ziek en vroeg me of ik aan zo'n capsule uit de oorlog kon komen. Heb ik voor hem versierd. Maar vlak voor zijn dood belde oom Miggel me op. Zagende stem, moeilijk verstaanbaar. Jon, zei-ie, ik neem af scheid van je. Per telefoon, maar dat pilletje slik ik dus niet. 'Waarom niet oom Miggel', vroeg ik. 'Vraag maar aan tante', was zijn ant woord." Van tante begreep Jon dat de stervende het risico niet had willen lopen dat zijn gade door justitie zou worden verdacht van moord. „Als het mijn tijd is, en ik zou lang zaam moeten doodgaan, dan wil ik zelf de knoop doorhakken. Ik hoop dat ik daarvoor de kracht kan opbrengen. Mijn moeder heb ik ook geholpen. Ze is vredig heengegaan, dankzij de morfine." - Urn gestolen Dat was in 1980. De nacht na de crematie stal Jon de um uit het crematorium, waardoor haar as kon worden bijgezet in het grafhuisje in Jons achtertuin, een terra tropica met in heemse Japanse flora. „In die tijd mocht dat nog niet, de urn mee naar huis nemen. Maar het was moeders laatste wens geweest." Met een tante reed Jon 's nachts naar het crematorium. Zij op wacht in de auto, hij klom over het hek. Als de politie zou komen moest tante gewoon doen of ze voorover in slaap was gesukkeld. Met haar neus op de toeter. „Dan hadden die smerissen misschien niets in de gaten gehad, en was ik gewaar schuwd geweest." De bizarre actie verliep zonder kleerscheu ren. De eigenaar van het crematorium wist er trouwens van. 'Meneer Bluming', had die veelbetekenend gefluisterd, 'ik heb twee zoons die ook aan karate doen. Maar 's avonds na negenen zijn ze niet meer zo ac tief. En toen wist Jon genoeg. „De urn van mijn schoonmoeder is trouwens ook bijgezet in onze tuin. Zij is later gestorven. Toen mocht het." De manoeuvre in het maanlicht doet Bluming onwillekeurig denken aan de tijd dat hij ook over een schutting klom. Naakt nog wel. Het waren Blumings hoogtijdagen als filmacteur toen hij furore maakte als De Bonk, de domme kracht die de sluwe peno- se-jongen Glimmie (Rijk de Gooyer) ter zijde stond. Dat was in De Inbreker, uit 1972. Een jaar later volgde dus Naakt over de Schutting, ook al zo'n kassucces. Bluming, de Mokumse volksjongen zonder toneelopleiding, speelde daarna nog in tal van producties, waaronder de televisieserie Hollands Glorie. „Ik deed het voor de gezel ligheid, want rijk werd ik er niet van. Het le verde me 8.000, 10.000 of 12.000 gulden op. Jon Bluming (61 jaar). „Ik houd me gedeisd. Ja, het vuur is eruit, jongen. Papa wordt ouder." AJJeen aan De Vijf van de Vierdaagse met Jan Blaaser en John Kraaykamp hield Ik 25.000 gulden over. Leuk bedrag? Och, ik zat destijds in het casino-wezen. Op een halve avond verdiende ik soms net zoveel." Verwoed pokeraar Bluming was een verwoed pokeraar. En een gevreesde verschijning in en voor de duistere hoofdstedelijke speelholen. „Iedereen bracht me altijd in verband met de onderwereld. De waarheid is dat ik souteneurs en drugsdealers juist buiten de deur moest zien te houden. Maar ja, er liep natuurlijk wel wat schorre morrie om me heen. Hielenlikkers voorna melijk. Ze zagen in mij de ideale lijfwacht. Ik heb in die jaren mijn naam wel enigszins ver pest." Bluming doelt ongetwijfeld op het jaar 1978, toen hij verwikkeld raakte in twee on gure zaakjes. De officier van justitie De Beau fort omschreef Jon B. zelfs als The Godfather van een Molukse roversbende, die dood en verderf zaaide in de Randstad. Vier verdach ten werden aangehouden bij Breukelen, on der wie er een bij zijn arrestatie werd dood geschoten. „Ik zou het brein zijn geweest. De man achter de schermen. Bluming werd veroordeeld. Tot twee jaar, maar acht maanden later door het hof vrijge sproken in hoger beroep. „Het berustte alle maal op een misverstand. Ik kende die ene jongen wel, hoor. Zijn vader was drager van de Willemsorde, oud-KNIL-militair. In het casino kwamen we ooit te spreken over het RMS-ideaal." De later vermoorde man maakte daar ken nis met Bluming. „Er was net iemand in een trein voor zijn raap geschoten. Waarop ik zei: hoe halen jullie dat in je hoofd? Ik heb sym pathie voor de Molukse vrijheidsstrijd, maar richt de loop van je geweer dan op Van Agt, en niet op een onschuldig slachtoffer. I lij was van het commando-Utrecht, zei hij. Ik zou hem wat adviezen geven. Wist ik veel dat hij in smerige zaakjes deed." De overlevenden van de bende zouden Bluming er hebben bijgelapt omdat ze hem als verrader beschouwden. „Waarschijnlijk zijn we door smerissen tegen elkaar uitge speeld. Justitie had al jaren de pik op me. Maar ze kwamen nooit met bewijzen. Toen hebben ze tegen die Molukse drugsverslaaf den maar gezegd dat ze dankzij een tip van mij waren gepakt. Ik werd dus verantwoorde lijk gehouden voor zijn dood. En toen heb ben die jongens natuurlijk gedacht: die Bluming pakken we terug. Wë zeggen ge woon dat-ie het brein achter onze gewapen de overvallen is." Smokkel De affaire liep parallel aan een Duits onder zoek tegen Bluming over smokkel van een grondstof voor LSD. „Ben ik dus ook voor vrijgesproken. Ik had voor een Amerikaanse gabber enkele kilo's ergotamin-tartraat inge kocht, in Hamburg. Volkomen legaal, met paspoort en al. Dat spul wordt verwerkt in pijnstillers. En waarom zou je lucifers wel mogen kopen als je er genoeg hebt kun je met dat kruit gekke dingen doen, toch?." Intussen was hij natuurlijk weer 'die gang ster'. Een kolfje naar de hand van rechtbank president Slagter in de Molukse kwestie. „Die Slagter heeft me als oud vuil behandeld. Ik hoorde dat ze hem tot ridder in de Orde van Oranje Nassau hebben geslagen. Ik hoop maar dat ze het zwaard rectaal hebben toe gediend." De aanvaringen met justitie betekenden de ommekeer in Blumings onstuimige levens wandel. „Thuis had ik gepantserd glas in de sponningen laten aanbrengen., Zit er trou- FOTO CPD ANNCtrt VLUG wens nu nog. Toen ik in de Schevening.se strafgevangenis zat durfde ik mijn vrouw Al bertine niet onbeschermd thuis op de bank 'IV te laten kijken. De wereld steekt raar in el kaar, vergeet dat niet." 'Die hele nare episode' leidde ertoe dat Bluming zijn bar-bistro te Weesp en zijn sportschool te Amsterdam kwijtraakte. „Toen ben ik ook maar uit het casino-leven gestapt. Op een gegeven moment werd ik overal van beschuldigd. Van oplichting, schilderijenroof, bedreigingen, weet ik al niet. Hoewel... het enige waar ik nog niet voor ben uitgemaakt is schandknaap." Tegenwoordig golft Jon Bluming, bij De Biltse Duinen. Pat is andere koek dan poke ren in donker Amsterdam. „Ik ben nog even lid geweest in Nieuwegein. Ik had er nog geen stap gezet of er werd al gesmoesd: wat moet die gangster hier? Ze pikten eerst mijn putter uit m'n tas, later mijn chippertje en vervolgens constateerde ik een deuk in mijn auto. Én dat allemaal zonder visitekaartje. Toen ben ik even heel boos geworden. Ik stapte het clubhuis binnen, en zei: wie is hier nu het schorem? Ik of jullie met die keurige pakken en al die aardappeltjes in jullie kelen? Toen werd het even angstig stil. Ik ben er nooit moei teruggeweest. Bluming begrijpt er soms geen bliksem van. „Ik ben nota bene gescreend door de BVD. Anders had ik toch geen lijfwacht van Prins Bernhard kunnen zijn op zijn tachtigste verjaardag? Dat wilde hif zelf, zodat-ie een meter of drie bewegingsvrijheid had. Moet ik die Bluming om me heen hebben, zal-ie ge dacht hebben. Fijne vent, de prins. Maakt al tijd een praatje, steekt me altijd een hart on der de riem. Ik hoop dat hij de 85 haalt. I n dat ik dan opnieuw zijn bodyguard mag zijn." ZATERDAG 14 JANUAR11995 Een opname uit 1973. Jon Bluming bij de première van de film 'Naakt over de schut ting' waarin hij een rol speelde. Tegenover hem regisseur Frans Weisz. FOTO ARCHIEF ANP

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1995 | | pagina 35