Champagne
mag niet
knallen
'Ik ben een zwerver met een bankrekening'
Het Gesprek van de Dag
Op nieuwjaarsochtend
zingend op de stoep
Lullig Leiden? Vuurwerk!
Theo Bakker
ZATERDAG 31 DECEMBER 1994
Champagne. Een naam met een
wonderlijke klank die onlosma
kelijk is verbonden met de knal
die er bij lijkt te horen. We stap
ten binnen bij het prestigieuze
restaurant 'De Beukenhof in
Oegstgeest. Om eens te kijken
hoe champagne nou écht ont
kurkt moet worden. De Beuken
hof heeft een snelle omzet. Wel
zo'n fles of 20 in de week gaat er
doorheen.
Gerant Harry Warnders komt
eerst met de huiswijn Veuve
ClicquotPonsardin voor de dag,
maar die blijkt van vorig jaar
(110 gulden). Dus besluiten we
de proef op de som te nemen
met de nieuwste huiswijn, de
Ployez-Jacquemart (100 gulden),
een Brut uan Extra Quality. „We
gebruiken de champagne hier
als aperitief, een kir royal, een
combinatie van crème de cassis
en champagne."
Öan gaat de gerant er eens voor
zitten, al wordt de champagne
gewoonlijk staande openge
maakt. Twee voorwaarden nog:
de champagne moet rust heb
ben en mag bijvoorbeeld niet
pas 's middags gekocht zijn -
'anders zit er teveel vervoers-
druk op' - en de drank moet op
goede temperatuur zijn, zes tot
acht graden.
Harry Wamders houdt de fles
zo'n 45 graden voor hem uit. Als
hij uit een koeler komt, moet hij
eerst met een servet gedroogd
worden. „Je snijdt eerst de kap-
sule van folie weg die om de
hals van de fles zit. Dan draai je
hetijzerdraad weg. Officieel
moet het helemaal", vertelt de
gerant terwijl hij het demon
streert. „Maar ik laat het ijzer-
draad liever zitten omdat je de
kurk dan steviger vast kan hou
den, je hebt meer grip."
Dan komt het grote geheim. „Je
moet de fles draaien, niet de
kurk zoals vaak gebeurt. Bij het
draaien van de fles voel je meer
tegendruk. Dan voel je vanzelf
dat de fles los van de kurk komt.
Dan draait de fles onder de kurk
vandaan. De kurk mag niet
ploppen, de lucht moet losjes
langs de kurk."
Conclusie: champagne mag niet
knallen. „Je moet zo min moge
lijk geluid maken." Eventueel
wordt de flessehals nu met een
servet weer schoongemaakt.
Vervolgens worden de glazen
flüte gevuld met de droge
champagne, terwijl de gerant de
fles bij de bodem vasthoudt. „Je
kunt schuin inschenken, dat
hoeft niet persé. Zoete cham
pagne hoort niet in een flüte,
maar in een coupe. De koolzuur
prikkelt de neus en vervliegt
eerder door de grotere opper
vlakte."
Verrassenderwijs valt er ook nog
het een en ander over de kurk te
vertellen, een soort paddestoel
waarvan het bovenste gedeelte
uit vezels bestaat en twee smal
lere onderlagen uit kurk. „Hoe
meer kwaliteit, hoe hoger het
kurk-gedeelte." Als de afgeslo
ten champagne ligt, zet door
het vocht de kurk uit. De cham
pagne wordt nooit stil, maar
blijft mousserend.
Gerant Wamders weet ook nog
wel waar de benamingen Doux,
Demi-sec, Sec en Brut vandaan
komen. „Bij de bereiding van
champagne hangt de fles op
kop in een pekelbad met een
plastic dop. Daarin komt dan
bezinksel, dat wordt weggesla
gen. Dus de overgebleven
champagne moet aangevuld
worden. Bij Brut gebeurt dat bij
voorbeeld met droge witte wijn,
bij Doux, dat komt tegenwoor
dig weinig meer voor, met zoete
witte wijn. De keldermeester
van een wijnhuis bepaalt
meestal wat er gebeurt. Bij de
mi-sec en sec horen bepaalde
zoetgehaltes, ochselgenaamd."
Onlangs werd bekend dat knal-
Sam woont in een oude camper in Noordwijkerhout
Gerant Harry Warnders van de Beukenhof schenkt de champagne in. „Het knalt wel eens. Je hebt het niet al
tijd in de hand." foto hielco kuipers
lende kurken tot enige oogbe
schadigingen aanleiding gaven,
met name in Engeland. Maar in
de Beukenhof is het altijd goed
gegaan. „Bij het openmaken
doe je altijd wel een stap naar
achteren om risico te vermij
den", merkt gerant Wamders
op. „Het knalt wel eens. Je hebt
het niet altijd in de hand."
EMIEL FANGMANN
I
In Grozny hebben ze nog eens
oudejaarsvuurwerk, zegt de
cynicus aan de bar. Hij be
klaagt zich erover dat er in
Leiden zo weinig te beleven
valt. Dat het zo moeilijk zou
zijn om hier een beetje span
nend te leven. Mooie bokke-
lul, voeg ik hem toe. Kijk nou
eens hoe je voor de achtste
avond deze week met je weke
buik tegen dezelfde bar hangt.
Het enige spannende aan jou
is dat overhemd over die pens
van je. Trek dat terug over
Grozny of ik geef jou een paar
bommetjes. Kijken hoe span
nend je dat vindt. Hij dreigt
tegen te sputteren en gelijk
voeg ik de daad bij het woord.
Cynif us tuimelt van zijn kruk,
ik duik boven op hem, wurg
hem met zijn burgerlijke trut
staart en dwing hem mij na te
zeggen: 'Jeltsin is een rund,
omdat-ie met mensen levens
stunt.' Als ik weg loop voeg ik
hem toe dat dit vuurwerk hem
nog lang zal heugen.
Die heb je altijd, die kukels,
die vinden dat het in tijden
van oorlog spannender, gezel
liger is. Of dat een aardbeving
in Leiden nooit weg zou zijn.
Die voor hun open haard zit
ten en dromen van de kick
van een echt kampvuur er
gens in Bosnië, waarvoor je de
hele dag hout hebt moeten
sprokkelen. Wat gebeurt er
nou in lullig Leiden, zeggen
ze. De pastoor van de kerk
plundert de kas, de universi
teit bakkeleit over een te duur
uitgevallen gebouwtje, de ge
meente ruziet met Oegstgeest
over een polder zonder dat
daar ook maar één veldtocht
aan te pas komt, nee, hier valt
niet groots en meeslepend te
leven. Kom, we gaan maar
weer eens naar bed, Nel.
Aan zulk soort afschuivers
hebben we niks. Het zit altijd
in de omstandigheden. Nooit
in hunnie zelf. De stad klopt
niet, dus hun hart niet, dat
soort onzin. Luister duffies, de
thrill, de kick, het avontuur,
de oorlogsgezelligheid, het
kloppend hart, zit in jezelf. Ik
heb jullie vorig jaar in mijn
oudejaarscolumn nog ge
waarschuwd. Datje in '94
moest leven of het je laatste
jaar was. Gedaan? Zelfs maar
een poging gewaagd zelf het
heft in handen te nemen? Ge
woon er in lullig Leiden voor
gezorgd dat tenminste één
droom geen droom bleef?
Ik zelf barst al van de plannen
voor het nieuwe jaar. Zo ga ik
diverse comite's oprichten.
Drie. Een die alle grachten
weer open wil krijgen in Lei
den, een die alle lelijke nieuw
bouw, braakbouw dus, per di
rect neer wil halen. En een ter
bevordering van het 40+ café.
Het worden groepen met een
harde levenslustige kern, die
met vrolijke strijdliederen alle
stof uit de raads zaal gaan
wegzingen en die desnoods....
In de ochtenduren helpen we
de Hooigracht open gooien, 's
middags gaan we lekker de
omgeving van het station slo
pen en daarna vieren we tij
dens hete, nooit niet bezadig
de avonden in een van de
nieuwe 40+ kroegen onze suk-
sessen. Cynici weigeren we
toegang.
En jullie? Het afgelopen jaar al
gewogen en te licht bevonden
en daarom harde plannen ge
maakt voor de komende ron
de van 365 dagen? Nee? Van
avond nog doen dan. Zap nou
eindelijk eens van al die net
ten naar je eigen net. Gewoon
zitten, drankje erbij, sigaartje
of sigaretje desnoods, en je de
vraag stellen wat je nog graag
zou doen voor de eeuwige
omhel zing door Magere Hein
daar is. En ook of het zin heeft
daarmee te wachten tot het
niet meer kan of hoeft. Moet
je eens zien wat een kick je al
voor twaalven krijgt bij de ge
dachte aan alle vuurwerk dat
jij lullig Leiden in '95 zal laten
zien.
En om ervoor te zorgen dat al
le plannen in de juiste sfeer
worden gesmeed, zou ik '94 af
willen sluiten met mijn lijf
passage uit Gangreen: 'Jullie
blanken hebben geen levens
kunst, jullie leven ofwel in het
verleden ofwel in de toe
komst, wat bezielt jullie toch
om moeilijkheden te zoeken
waar er geen zijn, leert eens in
het uur te leven waar je in
leeft, jullie werken te veel, jul
lie denken te veel na, op het
ogenblik dat jullie zouden
moeten gas geven, duwen jul
lie op de rem, lééf gewoon,
zonder angst voor gevolgen,
gewoon maar de kaars laten
branden, desnoods aan twee
einden.'
Sam heet-ie. Sam. Zijn achter
naam doet er niet toe. Een ach
ternaam is maar ballast voor'
wie een zwervend leven leidt.
Sam is zestig jaar en van die
zestig jaar is hij al zo'n twaalf
jaar 'on the road'. De laatste tijd
bivakkeert hij in een oude cam
per in Noordwijkerhout. De au
to is door beijzeld struikgewas
aan het oog onttrokken. „Schrijf
maar niet op waar die camper
staat, anders krijg ik 's nachts
allerlei rare lieden op bezoek",
zegt Sam, terwijl hij de deur van
de auto opent. „Ik woon nu
trouwens bij kennissen. Het is
hier nu veel te koud. Maar 's zo
mers is het heerlijk. En als de
regen op het dak roffelt, heeft
dat iets heel veiligs."
Het ruikt muf in de camper.
Aan een knaapje hangen twee
oude kostuums. Zomerkos-
tuums zijn het. Sam heeft orde
aangebracht in zijn zwerversle
ven. Op het bed ligt een geruite
slaapzak. Er is een klein keu
kenblokje m de camper maar
daarvan maakt Sam nooit ge
bruik. „Ik scheer me 's morgens
altijd op het toilet van café Het
Buitenbeentje. Dat is mijn bad
kamer. Ze kijken er niet vreemd
meer van op. Ze zijn wel wat ge
wend."
Sam is ooit keurig getrouwd ge
weest. In Arnhem woonde hij
toen. „Maar mijn vrouw deugde
voor geen cent. Ik werkte bij
een benzinepomp, draaide.on-
regelmatige diensten. Op een
dag kom ik thuis en zie ik dat er
allerlei vreemde peuken in de
asbak liggen. Toen wist ik wel
hoe laat het was. Ze hield het
meteen ander."
„Ik ben weggegaan. Eerst heb ik
nog een tijdje alleen gewoond,
maar voor een man is dat niks.
Je gaat zitten drinken en komt
hoe langer hoe meer in de pro-
blemen. Een tijd lang heb ik een
huisje gehad in Noordwijker
hout. Ik zat toen al in de WAO
door dat ongeluk. Ik ben met de
motorfiets tegen een auto aan
gereden. Van alles was er gebro
ken. Een pen die ze in mijn arm
hadden aangebracht, had voor
een onsteking gezorgd. Dat
moest dan telkens worden
schoongemaakt. Ik kreeg zo'n
verschrückelijke pijn in mijn rug.
Net alsof ik elke dag eerf groot
diep gat in de grond had staan
te graven. Toen ben ik afge
keurd."
„Op een zeker moment kon ik
de huur niet meer betalen. Op
het nippertje had ik de centen
toch nog bij elkaar weten te
scharrelen, maar ik was te laat
omdat ik het bedrag via de bank
had betaald. Eén dag te laat. Als
ik de huur contant had ge
bracht, woonde ik er nu mis
schien nog."
„Mijn vrouw mis ik voor geen
cent. Aan vrouwen begin ik
nooit meer. Maar ik had een
meisje en twee jongens en die
mis ik wel. In het begin heb ik
nog wel eens pogingen gedaan
om die kinderen op te zoeken.
Maar toen ik eens ging informe
ren bij de afdeling Bevolking
bleek dat mijn dochter daar had
doorgegeven dat ze aan nie
mand haar adres mochten
doorgeven. Mijn zoon is nu on
derhand zo'n dertig jaar. Mis
schien herken ik hem wel hele
maal niet meer. Misschien heeft
hij wel een baard. Ik laat het
maar zo. Ik heb alle schepen
achter me verbrand.
„Sam is niet mijn eigenlijke
naam. Eigenlijk heet ik Martien,
maar als ze nu Martien roepen,
kijk ik niet meer op. Die naam
ben ik vergeten. Ik heb mijn
huidige naam te ddnken aan
een rijwielhersteller bij wie ik
heb gewerkt. Ik poètste de oude
velgen tot ze blonken als een
zqnnetje en verkocht die dan
voor nieuw. 'Je bent een ouwe
jood', zei mijn baas. 'Ik ga jou
maar Sam noemen.' En dat is zo
gebleven. Iedereen noemde me
Sam."
„Vanaf 1982 ben ik al aan het
zwerven. Van de ene grote stad
naar de andere. Ik heb nooit uit
de asbakken hoeven te dineren.
Gelukkig niet. In Rotterdam, bij
de Coolhaven, kreeg je altijd
keurig een lunchpakketje mee.
We hebben natuurlijk wel eens
geintjes uitgehaald om aan eten
te komen. Een collèga van mij
kon op commando winden la
ten. We zijn een keer met z'n
tweeën in een restaurant gaan
zitten, naast een tafeltje waar
aan mensen uitgebreid zaten te
eten. En die collega van mij laat
me d'r toch een paar! Zijn win
den hadden orkaankracht. Die
mensen meteen weg. En toen
hebben wij de hele boel op zit
ten schransen. Tja, als je ergens
lekker kunt eten, moet je na
tuurlijk meteen je pakhuis vol-
douwen."
„Ik heb heel wat keren geslapen
bij het Leger des Heils. Maar als
je daar wilt slapen, moet je wel
nuchter zijn. Als je een drank-
asem hebt, kom je er niet bin
nen. Dat kwam natuurlijk wel
eens voor. Dan had je zitten
drinken met de jongens op het
Centraal Station of in de Grote
Slok in Rotterdam. Als dat zo
was, ging ik altijd in auto's sla
pen. Ik heb 's nachts wel eens in
een Porsche liggen meuren. Het
portier aan de kant van de be
Voorbedrukte kaarten glijden
deze week met tientallen tege
lijk door de brievenbus. Kerst
bomen, arresleden, kerstballen,
sneeuwlandschapjes. En daar
onder in schuine letters de
tekst: Gelukkig nieuwjaar.
„Ik hou niet zo van dat rond
pompen van papier", zegt J. van
Vliet uit Leiden over de traditie
familie en vrienden in decem
ber te bestoken met goede wen
sen. Vooral die 'kant en klare'
kerst- en nieuwjaarsboodschap
pen zijn hem een doorn in het
oog. Die kunnen wat hem be
treft zo, huppekee, de papierbak
in.
Hij is niet de enige die er zo
over denkt. En toch is het elk
jaar weer hetzelfde liedje: menig
deurmat ligt eind december be
zaaid met papieren wensen.
Goedbedoeld, dat wel. Maar
écht leuk zijn meestal alleen die
kaarten met een persoonlijke
noot. Zelfbedacht en zelfge
maakt: geknutseld, gefotogra
feerd, getekend, geschilderd,
beschreven, gekalligrafeerd, ge
dicht, gestoffeerd en beplakt.
Maar ze zijn schaars: die écht
persoonlijke of originele nieuw
jaarswensen. Enkeleistreekge-
noten krabben zich nadenkend
op het hoofd als ze hun favorie
te kaart moeten noemen. „Een
kerstverhaal, zelfgeschreven",
zegt de een. Of: „Een foto van
het Thaise koningspaar, in vol
ornaat, met een Thaise wens er
bij", vindt een ander.
In één geval presenteerden de
afzenders van de nieuwjaars
boodschap 'zichzelf op nieuw
jaarsochtend zingend bij goede
vrienden en familie op de stoep.
Begeleid door een zacht tokke
lende gitaar. Een nieuwjaars
kaart in levende lijve. „Das pas
echt origineel", vindt V. Jansen.
De Leidenaar die liever niet met
zijn echte naam in dë krant wil,
was aangenaam verrast toen
zijn broer met zijn vriendin in
de deuropening verscheen. „Ik
weet niet meer wèt zij zongen,
het is al een paar jaar geleden,
maar het was in elk geval een
onvergetelijke en zeer persoon
lijke nieuwjaarswens."
Ook dit jaar ontving hij enkele
zeer persoonlijke boodschap
pen. „Er was één kaart bij... heel
apart. Zelfgemaakt, met aan de
voorkant twee papieren poesjes,
een mannetje en een vrouwtje.
Aan de binnenkant stond de
tekst: 'Een leuke kerst en een
fijn 1995'. En daaronder: ,Het is
niet in woorden uit te drukken
hoezeer ik je mis en naar je ver
lang'. Het pijnlijke is alleen dat
de persoon in kwestie niet mijn
geliefde is. Ik houd van een an
der en kan die mooie woorden
dus niet beantwoorden."
De Leidse Betsy van Wijk was
erg verguld met een kaartje van
haar broer. „Dat was namelijk
gecombineerd met een geboor
tekaartje. Mijn eerste neefje is
vlak voor kerst geboren. Voor
mij was dat kaartje de meest
persoonlijke kerst- en nieuw
jaarsgroet dit jaar."
J. van Vliet weet zich uit de berg
nieuwjaarsgroeten nog één
kaart te herinneren die hij écht
mooi vond. „Dat was een hele
simpele: een vierkante, witte
kaart. Met daarop alleen de
tekst: 'Je hebt alle kansen om
het volgend jaar in te kleuren'.
Dat is voor mij een minder obli
gate kaart, waarbij je even kunt
stilstaan bovendien."
J. Verhoef was aangenaam ge
troffen door een foto die on
langs in haar brievenbus lag.
„Het is een zelfgemaakte win
terse foto van schors en blaad
jes. Met de tekst: 'De oogst is
geoogst, de bladeren gevallen,
het nieuwe licht komt eraan'.
Prachtig vind ik dat. Gemaakt
door hele creatieve mensen die
altijd van die mooie kaarten
maken."
„Ja, die zelfgemaakte exempla
ren zijn toch het leukst", vindt
ook T. Hamill. „Zo kreeg ik dit
jaar de leukste kaart van mijn
buurvrouw, Angelique. „Een ge
vouwen witte kaart op A5 for
maat. Met daarop een kaars
met een strikje, daarin een
hartje geplakt. Alles prachtig
versierd met gouden krulletjes.
En in dat hartje de tekst: 'Een
hartverwarmend nieuwjaar toe
gewenst'."
CAROLINE VAN OVERBEEKE
Reacties en suggesties voor
"Gesprek van de Dag"
Telefoon 071-356444
of
Postbus 54,2300 AB
te Leiden
Bruikbare tips worden
I beloond met een cadeauboni
van 25 gulden.
Sam. „Mijn echte
naam ben ik verge
ten. foto'hielco
kuipers
stuurder is meestal wel dicht,
maar dat van de persoon die
naast hem zit blijft vaak open.
Dat leer je op den duur wel. En
dan ben je zo binnen."
„Ik heb natuurlijk best veel kou
geleden. Dat de ijzel op je kraag
staat en alles pijn doet van de
kou. In de zomer heb ik wel ge
slapen in een duinpan. Met het
deksel erop, ja. Gekheid. Het
was daar heerlijk stil. Af en toe
kwam er een haasje even buur
ten. Lag je lekker te kijken naar
de sterren."
Er komt een collega van Sam
binnen, een aardige jongen
wiens enige kapitaal een brede
glimlach is. Soms zitten ze 's zo
mers op het bankje bij het Witte
Kerkje samen een biertje te
drinken. Hqt bier mag bij slager
Nard Balk in de koeling. Samen
met Sam wil de jongen als het
zover is begraven worden in de
buurt van het Witte Kerkje. Met
een ijskastje in het graf en ge
noeg te eten. En een touwlad-
dertje zodat ze er op zondag uit
kunnen klauteren. „Op zon
dag", zegt Sam, „nemen we een
vrije dag."
Sam neemt een slok van zijn
biertje. Hij brengt het glas met
twee handen naar zijn mond.
Hij krijgt een droge strot van het
praten. Of dit gesprek nog wat
oplevert?, vraagt hij schalks.
Kan hij straks weer een biertje
kopen. Hij kijkt naar zijn glas,
naar het koele gele vocht erin.
Alsof er aan de horizon een pot
met goud staat.
„Soms, als ik helemaal geen
geld meer had, heb ik wel eens
een diefstalletje gepleegd. Maar
dat is zeldzaam geweest. Het is
ook helemaal niet makkelijk
met die spiegels bij de kassa.
Want die hangen er echt niet
om te zien of je stropdasje goed
zit. Ik heb altijd mijn WAO-uit
kering gehad. Ik ben een zwer
ver met een bankrekening.
Daarop wordt die WAO keurig
gestort. Maar sommige collega's
moesten lege flessen gaan zoe
ken. Eens in de maand kregen
ze zwerversgeld. Zo'n tachtig
gulden. Maar dat was natuurlijk
zo op. En af en toe kregen ze
ook wel eens wat van ene Pater
Letour. Een tientje of zo. Ik ben
daar voor de aardigheid ook wel
eens naar toe gegaan. Eens kij
ken of ik wat los kon krijgen.
Heb ik een paar gulden gehad.
Maar ik ben niet gelovig of zo.
Ik geloof alleen dat het vlees be
ter is dan de benen."
CEES VAN HOORE