De hele dag bezig met koken
Duwen met één hand
In de oorlog heb ik een dagboek bijgehouden. Als ik de
kerstdagen in '44 teruglees, was dat niet erg spectacu
lair. Mijn man en ik kenden geen honger. Wij woonden
aan de Ringvaart in Lisse. We hadden een klein stukje
land waarop we aardappels en groenten teelden. Wel za
ten wij zonder licht en gas, zonder boter en suiker en kre
gen slechts 1000 gram brood per week. Toch nog interes
se in maandag 25 december 1944?
'Als wij opstaan zien we dat het wat gevroren heeft, want
alles is wit van de rijp. De potkachel wordt aangemaakt,
waarop de spruitjes gaar moeten worden. Dit duurt uren.
Daarna kunnen de aardappelen er pas worden opgezet.
Intussen gaat mijn man de erwtensoep, ook voor de over
buren, aan de centrale keuken halen, waarna hij wat
hout hakt. Ik hang wat groen aan de muren en versier dit
met smalle reepjes zilverpapier.
Ik verlaat om vier uur het huis en loop met onze fox-ter-
rier Flip naar Hillegom om bij een collega een trekzaag te
lenen. Loop verder naar mijn ouders die recht tegenover
Treslong woonden. Onderweg, sprong er een knoopje
van mijn jarretel, zodat ik met afzakkende kousen verder
moet. Als ik bij mijn ouders ben, ontsteekt mijn vader de
door hem gemaakte petroleumlamp. Ik rust een uurtje uit,
herstel de jarretelgordel, waarna ik dé terugreis naar Lis-
se aanvaard vergezeld door mijn enige zuster, die een
nachtje bij ons overblijft. Thuisgekomen moeten we
wachten tot de bruine bonen gaar zijn. Nadat ook nog
spruitjes zijn schoongemaakt, gaan we, ieder met een he
te kruik, bedwaarts.'
Dinsdag 26 december tweede Kerstdag.
'Als mijn zus en ik opstaan, heeft mijn man reeds het ka
cheltje aangemaakt, waarop wederom spruitjes staan.
Terwijl de pap aan de gaarkeuken wordt gehaald, maak
ik pannekoekenbeslag en weer bruine bonenballetjes
voor de boterham. De zon schijnt volop in de kamer, wat
nog wat extra warmte geeft. Het vuur ligt te laag van
daag. Eindeloos wachten voordat iets gaar wordt. Om
kwart over zes eten we bij kaarslicht. Daarna keert mijn
zuster lopend terug naar Hillegom.'
Pop op een keukenstoel
Het verdrietigste wat me rond Kerst 1944 als vierjarig
kind overkwam, was de verdwijning van twee poppe-
stoeltjes en een tafeltje. Ik weet nóg precies hoe het eruit
zag: wit gelakt hout met een rood biesje.
Mijn tafeltje, stoeltjes en pop stonden op een vast plekje
in de woonkamer. Op een ochtend toen ik beneden
kwam, zat mijn pop op een keukenstoel in de keuken. Ik
werd boos, en riep dat 'pop' op haar eigen stoel moest zit
ten. Maar hoe ik ook zocht, mijn spullen waren verdwe
nen. Ik was ontroostbaar en huilde vele tranen, en nie
mand wist waar het gebleven was.
Het was een raadsel.
Wie had er rond de kersttijd mijn mooie spullen toch ge
stolen? Het lag voor de hand om de Duitsers ervan te ver
denken. Maar op een of andere manier voelde ik dat zij er
niets mee hadden te maken.
In 1976 overleed mijn vader. Een paar weken voor hij
stierf, heb ik hem gevraagd of hij wist waar het tafeltje
en de stoeltjes waren gebleven. Ontroerd vertelde hij dat
hij het had stukgehakt voor kachelhout. Met Kerst was
het immers erg koud. Vader had een keus moeten maken.
Ik heb toen weer gehuild.
Toen ik op een middag thuis kwam van school,
heerste er een blijde stemming in de kamer.
Vader was al thuis, met zijn baas, die bleef af
en toe bij ons als hij niet meer naar huis durfde
(Den Haag), vanwege de razzia's. Ik kwam de
kamer in en vader zei: „Zo kind ben je daar,
kom aan tafel, wil je ook een stukje kaas?"
Kaas! Wanneer had ik dat voor het laatst ge
zien, laat staan geproefd. „Ja," zei ik gretig en
schoof aan. We waren allemaal vrolijk en nie
mand vroeg waar de kaas vandaan kwam, dat
hadden wij zo geleerd. Niets vragen, dan kon je
ook niks verraden. Wij kregen nog een tweede
stukje. Toen werd de kaas weggeruimd. „Mor
gen weer," zei vader. Hij was moe en onrustig,
want er waren nog steeds razzia's aan de gang.
Een paar dagen later toen we 's middags be
zoek hadden, hoorde ik vader over de kaas ver
tellen. Ik spitste m'n oren en hield me stil. Ik
maakte op dat vader en Gerrit (zijn baas) het
werk vroeg hadden verlaten. Het vroor hard en
er lag een dik pak sneeuw. Ze moesten een lan
ge weg aflopen van Oegstgeest naar Rijns
burg.
Het was stil op straat, maar toen ze op de helft
Bij een verloren
weddenschap
Met bloedend hart, een traan in 't oog.
Houd ik vandaag de fles omhoog.
Die U gaat toebehoren.
Die tranen en die hartepijn
Zijn niet vanwege die fles wijn.
Die eerlijk is verloren.
En ook is 't om de kersen niet,
Dat deze uitslag mij verdriet,
- Al had 'k ze graag gekregen -
Maar 't is omdat de vrijheidszon
Die ik, mèt Uw fles kersen won,
Nog niet is opgestegen...
't Is omdat weer een nieuwjaarsdag
Begint, terwijl de vuile vlag
Van hen die ons bezetten,
Nog over plein en straten zwiert
En dat vervloekte ongediert
Ons uitzuigt tot skeletten.
Maar eenmaal zal 't oranje licht
Ons schijnen in het blij gezicht
En zal 't gejuich weerklinken!
'k Hoop, dat die dag niet ver zal zijn
En dat U samen dit glas wijn
Daarop straks leeg zult drinken.
31 dec/1 jan 1945
waren, hoorden ze een auto aankomen. Er werd
geschreeuwd: 'Kom hier'... in het Duits. „Jan,
nou zijn we de klos," riep Gerrit. Ze keken om
en zagen een Duitser zwaaien die uit de auto
was gestapt. Vader en Gerrit liepen terug. Wat
was er nou gebeurd? De Duitsers waren met
hun dronken kop in een grote hoop sneeuw ge
reden en konden niet meer voor- of achteruit.
De man die riep wilde een schep. „Maar die
hebben we niet," zei vader, „daar misschien."
En Vader wees naar de overkant waar een huis
stond. „Wachten," zei de Duitser, en ging zelf
naar de overkant. De andere Duitser bleef ach
ter het stuur zitten. Vader en Gerrit liepen om
de auto heen, een klein vrachtwagentje.
Gerrit deed de deur open aan de achterkant en
zag allemaal kazen. Hij pakte een stuk: „Hier
Jan, voor je kinderen." „Nee," schreeuwde va
der. Te laat, de Duitser kwam al terug met een
schep. Ze stopten gauw de kaas onder vaders
winterjas. Hij moest één hand in de zak houden
om de kaas niet te verliezen. „Als ik nou moet
scheppen," siste Vader naar de baas. „Dat doe
ik." Gerrit liep naar de Duitser. Vader bleef half
achter de auto staan. Maar de Duitser ging zelf
scheppen. Dat luchtte op. Toen de sneeuw voor
de auto was weggeruimd, riep de Duitser: „Du
wen."
Vader duwde met z'n linkerhand, Gerrit stond
in het midden en de Duitser aan de andere
kant. De auto sloeg snel aan. Ze renden nog
een eind mee. De Duitser gaf de schep aan
Gerrit en vroeg of hij hem terug wilde brengen.
Ondanks de kou droop bij Vader het zweet van
zijn rug en had hij de bibber in zijn benen. Ger
rit bracht de schep terug en Vader begroef de
kaas in de sneeuw. „Wat ga je nu doen. Jan,"
riep Gerrit. „Straks missen ze de kaas en ko
men ze terug rijden, we halen hem straks wel
op."
Ze hebben nog een uur op de loer gelegen rond
de bloemenveiling. Daar waren de Duitsers in
gekwartierd. Toen de kust veilig was zijn ze
met de kaas vertrokken. Eenmaal thuis met dit
spannende verhaal hadden we een gezellige
middag en een volle buik. Dat was uniek voor
de winter van 1944.
Dringen voor aardappelen
Uren stonden ze bij ons in de rij om toch met
kerst een aardappeltje te kunnen eten. Wij had
den in Leiden een aardappelzaak, precies om
de hoek Haarlemmerstraat en Pelikaanstraat.
Aardappelhandel Henk Haan stond met grote
letters op de deur. Elke dag moesten wij aard
appelbonnen plakken. Op die vellen bonnen
kreeg mijn vader weer een bepaald rantsoen.
De dag voor kerst ging de deur om negen uur
open. De mensen stonden tot aan de Oude
Vest. Twee politieagenten ervoor en twee be
dienden achter de deur. Dringen, mopperen,
schuiven van voeten, armen en tassen die klem
zaten tussen de mensenmassa. Ik vond het vre
selijk. Ik was toen tien jaar, maar die beelden
vergeet ik nooit meer. Hongerige mensen die je
huis binnendrongen.
's Middags bracht mijn vader een gevild konijn
mee, geruild voor aardappelen. Moeder haalde
het stalletje van de vliering en wij mochten de
beeldjes een plekje geven. De engel met 'vrede
op aarde' klopte eigenlijk voor geen meter. Ik
had gezien dat een jongen werd doodgescho
ten, alleen omdat hij eten van een auto aftrok
dat was bestemd Tieleman en Dros, de conser-
venfabriek op de Oude Rijn. Een man werd de
Oude Rijn ingegooid door een mof omdat hij
een aardappeltje opraapte dat wegrolde. Als
hij boven kwam werd hij steeds weer onderge
duwd. Beelden die je niet meer kwijtraakt.
Toch smaakte het kerstmaal voortreffelijk:
aardappels en konijn. Terwijl we bezig waren,
kwam mijn moeder tot de ontdekking dat het
konijn een poes was. Ze zag het aan de pootjes.
We aten er geen hap minder om.
TRIUMPH
Petroleum voor vijf kerken
Wanneer de duisternis was ingevallen
mocht geen enkel licht uit de huizen op
straat zichtbaar zijn. De voedselrantsoe
nen werden gekort en er was gebrek aan
alles, bovendien zette het najaar vroeg
en koud in. En zo naderde het Kerstfeest
in '44! De nachtmis, hoogtepunt in de ka
tholieke kerstviering, zou geen doorgang
vinden: er was voor de kerken geen ver
warming en verlichting.
Mijn vader, in de zomer van 1944 zestig
jaar geworden, had midden in de stad
Leiden een bedrijf in technische oliën,
vetten en teerprodukten. De levering van
de buitenlandse produkten lag al vier
jaar stil en de binnenlandse artikelen,
voor zover nog aanwezig, werden alleen
verstrekt op 'toewijzingen' bij door de be
zetter aangewezen leveranciers.
Half november kwam zo'n toewijzing: bij
de gasfabriek van Hoek van Holland kon
een partij vaten watergasteer worden in
gekocht. Voor de fabriek was dit 'n afval-
produkt, maar bij de boeren gewild voor
het teren van schuren en hekken. De
vrachtwagens van het bedrijf waren al
in '41 en '42 door de Duitsers gevorderd
en het kostte nogal wat inspanning een
beurtschipper bereid te vinden de vracht
op te halen. Gebroeders Baak uit Hoog-
made hadden de benodigde papieren
om te kunnen uitvaren, maar groot was
de schrik toen bleek dat het adres van
de gasfabriek de kade was van de Nieu
we Waterweg, dicht bij open zee!
Baak was slechts in het bezit van een
binnenvaartscheepje van gemiddelde
grootte, allerminst zeewaardig. Na veel
overleg en het goed bestuderen van de
Enkhuizer Almanak en vloedstanden,
werd de dag van afvaart bepaald, een
overnachting aan boord en de terug
vaart de volgende dag. Mijn vader met
twee schippers vertrokken met regen,
wind en storm. Eenmaal de laatste slui
zen gepasseerd, was het scheepje, gela
den met lege vaten die zouden worden
ingeleverd, moeilijk hanteerbaar op de
hoge golven, maar men bereikte zonder
ongelukken de hoge kade van de gasfa
briek. De mannen gingen in het donker
van boord en probeerden met een knijp
kat de partij vaten watergasteer te ont
waren. Behalve dat, ontdekten ze dat er
nog meer lag: petroleum. Toen ze die va
ten aan het inspecteren waren, klonken
plotseling Duitse commando's.'Het drie
tal verdween snel. Het terrein werd dus
zorgvuldig bewaakt. Die nacht werd er
niet geslapen aan boord, maar een groot
en gevaarlijk plan besproken. Tegen de
ochtend werden twee vaten petroleum
ontvreemd en in het vooronder gestopt.
Meer was helaas niet mogelijk, het schip
zou te zwaar worden belast.
De vracht teer werd pas aan boord geno
men toen het weer licht was. Na twee
maal gecontroleerd te zijn door de
wachtlopende Duitsers, die het vooron
der vergaten, werd de thuisreis aan
vaard.
Aan de kade van de Nieuwe Rijn moest
opnieuw een gevaarlijk karwei worden
geklaard. De vaten moesten over 'n af
stand van tweehonderd meter over de
straatkeien naar het pakhuis worden ge
rold. Er werd afgesproken dat vader de
twee vaten petroleum naar huis zou rol
len en ze onmiddellijk zou verbergen
achter lege fusten onder een afdak. Het
vloeibare goud was juist tjoed wegge
stopt, toen drie Duitsers bij de losplaats
verschenen, de begeleidende papieren
opeisten en de vaten gingen controleren.
Nog maar nauwelijks met het tellen be
gonnen, ging het heel hard regenen. Nog
lang niet klaar met hun karwei, dropen
de Duiters drijfnat af.
Die avond is in Leiden en Hoogmade
een uitvoerig reisverhaal verteld, moes
ten doodvermoeide mannen al hun kle
ren laten drogen en achter een potka
cheltje bijkomen van de zware spanning
van de tocht. En een ieder vroeg zich af
wat er zou gaan gebeuren met de twee
fusten petroleum van elk tweehonderd
vijftig liter.
Mijn vader wist daar wel raad mee. De
vaten zijn leeggetapt in kleine petrole-
umbussen en zelfs in flessen, overal
vandaan gescharreld. Een hels karwei,
want geen druppel mocht verloren gaan.
De olie werd verdeeld over de Leidse ka
tholieke kerken. Er werden stallantaarns
geleend bij de boeren rondom de stad en
eveneens afgeleverd op de pastorieën.
Veel mensen hebben eensgezind aan
deze uiterst geheime actie meegewerkt.
Kort voor de kerstdagen kon 't bericht
verspreid worden dat op vijf plaatsen in
de stad de nachtmis met Kerstmis zou
doorgaan. Dat vooruitzicht was een
lichtpunt in de zwarte duisternis van het
leven toen.
Daar liggen ze dan, op het bord. Vier
tulpebollen. Soort: Triumph. Varië
teit: Invasion. Biologisch 'model'.
Speciaal afgehaald bij de bloemen
veiling in Aalsmeer. Elf heb ik in de
tuin onder de grond gestopt, daar
groeit volgend jaar (bloeitijd: maart-
mei) iets moois uit. Tenminste als ze
wortel willen schieten. De andere
zijn schoongemaakt volgens de oor
logsinstructie van het Rijksbureau
voor de voedselvoorziening: Schil
len, door midden snijden en van het
gele kiempje ontdoen. Twee heb ik er gebak
ken, twee gekookt. Nu liggen ze er: klaar voor
consumptie.
Nou kan niemand zeggen dat ik een slechte
eter ben. Er is, vooral in diverse buitenlanden
al heel wat onbestemds over mijn bord gegaan.
Vooral achter het vroegere IJzeren Gordijn. In
motorolie gebakken eenden, kippen met terug
gedraaide kilometertellers en hazen die zich
hadden doodgelopen - ze hebben bij mij alle
maal een laatste rustplaats gevonden. Op een
bedje van steppegras, dat ooit in Georgië spi
nazie moest imiteren.
Elders heb ik tuinslakken tot me genomen,
zwaardvissen weggewerkt, rolpens verorberd
en ook de gebakken banaan met slagroom, als
toetje van de Leidse 3 oktober hutspot (met
klapstuk) heb ik overleefd. En zelfs een als ge
haktbal vermomde cavia heeft me niet 'plat'
gekregen. IntegendeeL ik heb in de loop der ja
ren een aardige welvaartsuitstulping ter hoog
te van de navel gekweekt.
Niemand kan dus zeggen dat ik een slechte
eter ben.
Maar nu heb ik mijn Waterloo dan toch gevon
den. Op de Hollandse geestgronden. Tulpebol
len krijg ik niet door mijn strot. Eerlijk, ik heb
het geprobeerd, om iets van de ellende van de
hongerwinter te proeven - in hpt gezelschap
van een collega die ze al eens eerder tussen de
lippen had doorgeperst. Maar om nou te zeg
gen dat het me bekomen is....
De eerste happen gaan nog wel. Gebakken
hebben de bollen in de verte iets weg van aard
appel. Gaandeweg echter dringt de vergelij
king met een aftreksel van 'gebakken molle-
pootjes' zich op (zegt de collega, die kennelijk
weet hoe dat smaakt) en gekookt lijken ze al op
PAUL DE TOMBE
het bord nog het meest op vereded
snot. Terwijl ik toch de aanwijzinga
voor 'Het gebruik van Tulpebolla
als voedsel' heb gevolgd. Tulpebd-
len worden op dezelfde wijze
kookt als aardappelen, echter mt
dit verschil dat ze in ca 7 minuta
gaar zijn. Klopt precies, als ondr
gaar iets smurrie-achtigs wordt v€-
staan.
Maar goed. de gekookte exemplara
kan ik na een paar happen nog wen
moffelen onder de ogen van de doo-
gewinterde collega die in 1944 acht jaar was a
dus een déja vu met de bol beleeft. Maar ondc
de gebakken bol kom ik niet uit. Schoongt
maakte als uien gesneden tulpebollen zijn t
gebruiken als versnapering. Men snippert dez
in de frituur en laat ze lichtbruin aanfruiten,
heet het op pamfletten van het Voedingsbu
reau. Maar de collega is niet voor niets om
budsman en brengt onmiddellijk de correctit
aan. Hij is nog net bereid af te zien van berei
ding op de potkachel, „maar boter hadden we
niet, dus bak je ze zo in de pan."
Aangebrand liggen ze even later voor me en na
de eerste paar happen is er nog iets dat bijstel
ling behoeft. Dat van die 'versnapering'. Ooit
geprobeerd tekenkool door te bijten om dat ver
volgens te verschepen naar het maag- en
darmkanaal? Wie dat lekker vindt, moet ge
bakken tulpebol eten. Dan valt het allemaal
nog best mee. En gebakken bol is vele malen
beter te verteren dan de glazige, weke troep die
na het koken van een exemplaar ontstaat.
Gewoonlijk hou ik wel van een heftig experi
mentje. Als middelbare scholier heb ik ooit een
hele klas onder het bureau gekregen toen ik tij
dens een scheikundepracticum water met ge
concentreerd salpeterzuur wilde mixen. Maar
er zijn grenzen aan mijn proeflust en die gren
zen zijn bereikt. Tulpebollen vreet ik niet mëer.
Wie dat gedwongen heeft moeten doen, zit na
vijftig jaar nog met de bittere herinnering in z'n
maag.
En niet alleen met de herinnering. Anderhalf
uur na de dis klaagt ook de ombudsman over
gerommel in zijn buik. De 'Invasion' is dit k?er
verkeerd gevallen. Maar misschien bloeit er
volgend voorjaar wel iets moois op uit de Tri
umph.