Een passie voor de sport
Kapoentje
ZATERDAG 3 DECEMBER 1994
Onzetaal
Na 19 jaar vertrekt Ben
Verkerke als voorzitter
van de Centrale
Directie van het Frans
Hals College in
Haarlem (2.800
studenten en 270
medewerkers). De 53-
jarige Overvener treedt
1 februari als directeur
in dienst van de
landelijke sportkoepel
NOC*NSF. Daarmee
keert Verkerke terug in
de sportivereld, waarin
hij zijn sporen
ruimschoots heeft
verdiend.
Ben Verkerke voor het ClOS-complex in Overveen.
FOTO UNITED PHOTOS DE BOER POPPE DE BOER
In trainingspak valt Ben Verkerke
temidden van het merendeels
jeugdige macho-sportvolk op het
vermaarde ClOS-complex in Overveen,
nauwelijks uit de toon. Vandaag heeft de
voorzitter van de Centrale Directie van
het Frans Hals College het formele kos
tuum thuis gelaten. In de namiddag
staat het gebruikelijke tennispartijtje
met zijn vrouw gepland. En de tijd tus-
r>i an sen deze afspraak
k" en zijn afscheidsin-
K; terview is krap.
h. „Dat tennisuurtje
i of n
Het
bewogen
afscheid
en de
beloftevolle
nieuwe
start van
Ben Verkerke
lig voor me. Ik vind
het heerlijk om af
en toe intensief
met mijn lijf bezig
te zijn."
Zijn inschatting
blijkt terecht. Uit
eindelijk moet hij
zich toch nog haas
ten om op tijd de
baan op te kunnen.
Gejaagd ruimt hij
de koffiekan en
kopjes op, leegt hij
de volle asbak, pakt
zijn koffertje in,
springt in zijn auto
en verdwijnt lang
zaam in de nevel,
die laag over het
schitterende Duin-
lust hangt.
Hij zal het na 1 fe
bruari als hij is
aangetreden als di
recteur van het
NOC'NSF alle-
51 maal missen, weet-
ie zeker. De prach-
I tige omgeving met
fi het oorspronkelijke
rustieke CIOS-
pand als biikvan-
ger, zijn vertrouw-
I de werkkamer, de
i collega's, de sfeer.
„Ik ga", zegt hij er
gens in het gesprek, „met gemengde ge
voelens weg. Het doet pijn om alles wat
ik hier heb opgebouwd en meegemaakt,
na bijna twintig jaar achter te laten. Aan
de andere kant ligt er een nieuwe uitda
ging in het verschiet, ook al weet ik dat
me a liell of a job wacht. Na zoveel jaren
terug in de sport. Het spreekt me gewel
dig aan. De affiniteit is ondanks de
andere functies die ik hier heb bekleed
nooit verdwenen. Sterker nog: ik ben
er met huid, haar en hoofd aan verbon
den."
Verkerke raakt niet uitgesproken over
het verleden, het heden en de toekomst.
En evenmin over zijn calvinistische op
voeding ('hard en veel werken') en zijn
passie voor de sport ('die laat zien hoe
mensen echt zijn'). Aan woorden geen
gebrek, want in de dagelijkse praktijk
van de dialogen en het overleg is hij ge
pokt en gemazeld.
Bedachtzaam laat hij de vragen op
.zich inwerken en kleurt de antwoorden
veelvuldig in met bloemrijk modern taal
gebruik. 'Insteek, startkrediet, up-dating,
life-style, maatschappelijk draagvlak'. In
gestaag tempo passeert het hele vakjar
gon van de moderne manager, die Ver
kerke graag wil zijn. Zij het dat hij zich
absoluut niet herkent in een profielschets
van de snelle, harde zakelijk leider in pas
send maatkostuum.
„Dat is het beeld dat de buitenwereld
van een manager heeft", verweert hij
zich. „Maar daar beantwoord ik totaal
niet aan. Mijn taak is anderen in staat
stellen goed werk te leveren. Ik sluit me
niet op in een kamer om van daaruit be
velen te geven in de verwachting dat ze
blind worden opgevolgd. Ik stimuleer, in
spireer en stem af.
Ingetogen
Verkerke is, vindt-ie zelf, een man 'van
het midden' met een ingetogen inslag.
Toegankelijk, vriendelijk en een groot ge
voel voor rechtvaardigheid, humor en
public relations, zijn de eigenschappen
die anderen hem toedichten. „In con
flictsituaties", benadrukt hij, „luister ik
eerst eens goed, alvorens ik me bekeer
van het ene tot het andere standpunt. Ik
heb me het principe van hoor en weder
hoor heel erg eigen gemaakt. Ik geloof
heilig in yingen yang, de samenhang van
dingen. Zwart bestaat bij de gratie van
wit, goed bij de gratie van kwaad en gelijk
bij de gratie van ongelijk. Ik beschouw
graag eerst datgene wat er feitelijk aan de
hand is. Men zegt dat ik redelijk goed ben
in het bereiken van compromissen. Dat
is geen techniek, maar meer de aard van
het beestje. Pas als iets muurvast zit, gooi
ik de knuppel in het hoenderhok. Be
wust. Ik geniet ervan om te kijken wat er
dan gebeurt.
Dwingend is Verkerke, zegt-ie van
zichzelf, zelden, („alleen als het echt
noodzakelijk is"), laat staan een macho.
„Mijn vrouw zegt dat wel eens schert
send. Als ik bij mijn tennisclubje weer
eens in de rol kruip van gangmaker en
dik opgelegde uitspraken doe. Ach, ik
mag nu eenmaal graag plagen en uitda
gen."
Maar meer nog dan dat, zitten leiding
geven en besturen hem in het bloed.
Overal waar hij aantrad, eiste hij die rol
min of meer vanzelfsprekend op. Op de
HBS in zijn geboortestad Apeldoorn, bij
de koninklijke marechaussee ('61 tot '75)
en later op zijn werkplek in Overveen.
Daar werd hij directeur van het CIOS ('75
tot '84), kwam vervolgens na de fusie tot
het Middelbaar Dienstverlenings en Ge
zondheidszorg Onderwijs ('84 tot '90) op
dezelfde positie terecht. Om ten slotte na
een nieuwe samensmelting met-diverse
onderwijssoorten tot het Frans Hals Col
lege voorzitter te worden van de Centrale
Directie. Tussendoor bekleede hij allerlei
andere posten in overleg-en bestuursor
ganen. Onder meer bij het Sport Medisch
Advies Centrum Haarlem, de sportraad
Bloemendaal, de tennisclub WOC in
Overveen, de hockeyvereniging HBS en
de stuurgroep topsport en onderwijs van
het NOC'NSF. Verder was hij
van het olympisch steunpunt Haarlem-
/Kennemerland in oprichting en voor
man van de Nederlandse Ski Vereniging.
De geboren leider werd overal met open
armen binnengehaald. Na de verhuizing
naar Apeldoorn, volgend jaar april, zal
het niet veel anders zijn.
„Mijn opvattingen over leiderschap
zijn in de tijd dat ik beroepsmilitair was,
pas goed gevormd. In de veertien jaar
dat ik er heb gewerkt, heb ik gezien hoe
het niet moet. Maar ook hoe het eigen
lijk hoort te zijn of te gaan. Een com
mandant die alleen maar krediet bezit
bij de gratie van zijn sterren en strepen,
kan onmogelijk leiding geven aan een
team van mensen. Je kunt een parallel
leggen naar de sport. Als de rotste voet
baller de aanvoerdersband omkrijgt om
dat hij toevallig de oudste is en de rest
van de ploeg krijgt niet de gelegenheid
om 'm te dragen, gaat het onherroepe
lijk fout. Ik heb zelf een hele vreemde er
varing gehad toen ik als 20-jarige net
mijn officiers-stip had gekregen. Ik
moest als commandant van een peloton
beroepsmarechaussees een groep men-
veertig, begin vijftig waren en oneindig
veel meer ervaring hadden dan ik. Toen
heb ik wel even gedacht: wat sta ik hier
nu te doen? Ik ben met die lui om de ta
fel gaan zitten en heb gezegd: laten we
de taken verdelen. Ik ben weliswaar de
commandant en draag de eindverant
woordelijkheid. Maar ik kan niet zonder
jullie, want jullie weten veel meer dan ik.
Uiteindelijk is het prima gegaan. Het is
een spel, waarin iedereen een rol ver
tolkt. Zo werkt het in de gewone maat
schappij ook."
Bindende factor
Een soortgelijke aanpak staat hij straks
ook voor bij het NOC'NSF, dat ruim de
tijd nam een geschikte persoon te zoe
ken voor de reeds een half jaar vacante
post van directeur. Verkerke: „Het is de
bedoeling dat aan het professionele ap
paraat meer body wordt gegeven. Ze
hebben naar iemand gezocht die als een
bindende factor de onderlinge beleidslij
nen op elkaar weet af te stemmen. Dat is
een functie, die me na aan het hart ligt.
Ik heb vooraf gezegd dat ik een genera
list ben. Ik houd niet zo van specialis
men. Ik ben iemand, die brede interes
ses heeft. Ik kan en wil me niet beperken
tot een heel eng terrein en doen alsof
daarbuiten niets is."
Over de invulling van zijn toekomstige
baan, laat staan over wat hij op termijn
wenst te realiseren, wil Verkerke zich
nog niet uitlaten. „Dat lijkt me tegen
over mijn nieuwe werkgever niet
netjes", stelt hij zich terughoudend op.
„Ik wil me eerst oriënteren. Wat ik wel
kan zeggen, is dat het draagvlak en het
imago van de organisatie dienen te wor
den verbeterd. Zowel naar de politiek als
naar het bedrijfsleven toe. Daarnaast is
mijn streven er op gericht niet alleen de
top in beeld te krijgen en te houden,
maar ook de breedtesport meer gewicht
te geven. Mijn auto zal zeer regelmatig
voor het kantoor op Papendal staan.
Leuke reisjes naar het buitenland zitten
er voorlopig niet in."
Hij zegt het met een veelbetekenende
glimlach om de mond. „Ik straks een
bobo?", meesmuilt hij. „Ik denk het niet.
Ik zou het niet lang volhouden een rol te
spelen, die me niet ligt. Ik wil en ben al
tijd en overal mezelf gebleven. Dat wens
ik graag zo te houden. Voor een bezoek
aan de ambassadeur trek ik heus wel
even mijn blazer aan. Maar in het alle
daagse gebeuren als toeschouwer bij
wedstrijden draag ik gewoon lekker vrije
tijdskleding."
De stap terug naar de sport is voor
Verkerke een kleine. Daarvoor is zijn
liefde voor de sport altijd groot geweest
en gebleven, al komt hij zoals hij zelf
zegt 'niet uit een sportnest'. „Mijn
ouders deden er niets aan en interes
seerden zich er evenmin voor." Deson
danks ontpopte hij zich in zijn jonge ia-
ren binnen de volleybalcultuur van
Apeldoorn tot een speler van formaat.
Na zijn schooltijd wilde hij naar de Aca
demie voor Lichamelijke Opvoeding,
maar het geld daarvoor ontbrak. Uitein
delijk belandde hij daar jaren later toch,
zij het via een militaire marsroute. „De
opleiding tot marechaussee-officier was
fysiek enorm zwaar. We werden tot op
het bot afgebroken om te kijken wat er
van de psyche overbleef. Uiteindelijk
viel het niet meer met volleybal op hoog
niveau te combineren."
Na het afronden van die missie werd
Verkerke hoofd opleidingen van de mili
taire sportschool in het Drentse Hoog
halen. Tot een conflict met de toenmali
ge commandant over een gedwongen
overplaatsing hem definitief uit het mili
taire bastion verdreef. „Ik heb zelf mijn
conclusies getrokken en ben opgestapt.
Als mensen me treffen in mijn recht
vaardigheidsgevoel, verdraag ik dat heel
slecht. Dan gooi ik er veel energie en
verbaal geweld tegenaan om mijn gelijk
te halen."
Cios
Dat gelijk kreeg hij, maar het kwaad was
toen al geschied. Na veertien jaar defen
sie werd het CIOS in Overveen in '75
voor de toen 34-jarige Verkerke het
nieuwe werkterrein. Hij stak zijn hele
sportziel en -zaligheid erin. „Makkelijk
was het niet", herinnert hij zich. „Want
vanaf het begin werd ik geconfronteerd
met allerlei vernieuwingsprocessen. Ik
trof een hardwerkende organisatie aan
met mensen, die lief en leed in de oplei
ding staken. Maar ik merkte al snel dat
er ook veel frustraties leefden. Ze von
den vooral dat het CIOS door de buiten
wacht maar matig werd geaccepteerd. Ik
heb een analyse gemaakt van alle pro
blemen en vervolgens getracht het CIOS
landelijk wat beter in beeld te brengen.
We hebben allerlei acties ondernomen.
Van het leveren van commentaar op de
WVC-begroting tot het organiseren van
een landelijke demonstratie van alle
ClOS-studenten aan toe. Er is toen heel
wat aan public relations gedaan. En met
Ook de studierichting zelf werd omge
bouwd. Verkerke: „Het CIOS was aan
vankelijk alleen een opleiding voor de
georganiseerde sport. Nu is het een op
leiding voor, zeg maar, alles wat beweegt
buiten de school: de niet en minder ge
organiseerde sport, de bewegingsthera
pie, de recreatiesector, enzovoorts."
Die omslag heeft de populariteit van
de sport-studie en de aantrekkings
kracht van het CIOS (met 450 leerlingen)
flink doen toenemen. Zo goed als ook de
bouw van het Kxtran Sportcentre, het
geesteskind van Verkerke, meerwaarde
aan het instituut heeft toegevoegd. „Het
CIOS heeft zijn bestaansrecht in de regio
ruimschoots bewezen", oordeelt Verker
ke. „Iedereen profiteert ervan mee. Als
mensen me naar het belang van het
CIOS vragen, zeg ik altijd: stel dat het
CIOS er niet was geweest. Dan zou die
nieuwe sporthal er niet gekomen zijn,
veel minder kader bij de plaatselijke
sportclubs zijn geweest, verenigingen
geen topsporters binnen hebben gekre
gen. Dan noem ik zo maar wat aspecten
op. Bovendien: hoeveel prominenten uit
de sportwereld hebben hier niet hun
roots liggen?"
Verkerke laat nog een fraaie erfenis
achter: het olympisch steunpunt met
het voormalige ClOS-pand als centrale
zetel. Het onafhankelijke orgaan, dat
topsporters begeleidt en zo nodig finan
cieel ondersteunt, is formeel al een jaar
operationeel. De gelden komen van het
NOC'NSF en uit de sponsorpot van het
Extran Sportcentre. in de loop van de
cember wordt de oprichtingsakte van de
stichting getekend door de deelnemers:
de gemeente Haarlem, het Sport Me
disch Adviescentrum (SMA) en het
Frans Hals College. „Ik ben blij", zegt
Verkerke, „dat het gelukt is het steun
punt binnen te halen. Het versterkt de
sportieve aantrekkingskracht van deze
omgeving en is daarnaast een prima
middel om topatleten uit de regio weg
wijs te maken in het ondoorzichtige
land van wetjes en regeltjes."
Het blijft enige tijd stil in zijn ordente
lijke kantoor. Afwezig laat hij zijn donke
re ogen gaan over het groen van het
aangrenzende landgoed Elswout. De
zoet geurende rookwalmen uit zijn onaf
scheidelijk sierlijke pijp dwarrelen door
het openstaande raam naar buiten.
Langzaam glijden de vingers langs zijn
stevige snor. De serene rust verbreekt hij
pas als de vraag over zijn opvolging
komt. „Daar bemoei ik me bewust niet
mee", reageert hij afwijzend. „Ik regeer
niet over mijn eigen graf heen. Maar als
ik de profielschets lees, krijg ik de indruk
dat het Onze Lieve Heer moet zijn. In
mijn optiek dient hij of zij in elk geval ie
mand te zijn met visie voor de toekomst
en iemand die niet te beroerd is zijn nek
uit te steken."
Wanneer de stoomboot aangeko
men is en de maan weer door de
bomen'schijnt, dan is het zover. Het
heerlijk avondje is gekomen. Mak
kers staakt uw wild geraas. Sinter
klaasje, kom maar binnen met je
knecht, want we zitten allemaal
even recht. De laatste voorbereidin
gen zijn getroffen, de gedichten ge
dicht en de pakjes gepakt. De
laatste minuten lijken wel uren te
duren en de zenuwen gieren door je
keel. Hoort, wie klopt daar?
Sinterklaas is heel erg oud. Dat is alge
meen bekend. Zou hij vandaag de dag
zijn carrière moeten beginnen, dan zou de
kindervriend zich gewoon als Nico voorstel
len. Wat wel erg kindvriendelijk is, maar on
dermijnend voor het huiverend ontzag dat
Sint Nicolaas toekomt.
Over Nico's achternaam is iedereen het
eens: dat is Kapoentje. Ik kan me niet herin
neren dat het woord mij destijds moeite
kostte. Sinterklaas Kapoentje, zo heette hij
gewoon. Ik kon wel tobben over het kreupe
le rijmpaar van 'Gooi wat in mijn laarsje,
Dank u Sinterklaasje'. Want bij laarsje en
Klaasje moest ergens een vergissing zijn ge
maakt. Daarom heb ik een tijdlang gezon
gen: 'Dank u Sinterklaarsje', waarmee
weliswaar de naam verhaspeld was, maar
het rijm tenminste zuiver bleef.
Toch is die naam Kapoentje eigenlijk
merkwaardiger dan dat onzuivere rijm. Wat
betreft kreupele rijm ben ik ondertussen
heel wat gewend. Maar dat iemand Ka
poentje genoemd wordt, maak je zelden
Een kapoen is wat men noemt een gesne
den haan. Het moet vroeger een gewoon
woord geweest zijn. In een oud woorden
boek staat het als volgt omschreven: 'Een
kapoen is een haan, die men van zijne
zaad-ballen beroofd heeft; geschiedende
zulks om de hanen daardoor hunne natuur
lijke drift tot voortteling te benemen, waar
dóór ze daarna vetter worden'. En ook lezen
we: 'Gemeenlyk worden de hanen die men
vet wil maken, als zy drie maanden oud
zijn, gesneden en dan noemt men ze ka
poenen'.
Voor zover ik weet, is in de katholieke tra
ditie het celibaat nooit op deze doeltreffen
de wijze geregeld. Het moet dus een oneer
biedige verwijzing zijn naar Sinterklaas zijn
vrijwillig gekozen abstinentie. Ik moet nog
zien of een moderne Nico dat ervoor over
heeft. En ik weet wel zeker dat hij het dan
niet aardig zou vinden om voor kapoen uit
gemaakt te worden.
Ondertussen waren kapoenen een lekker
nij. Een dure lekkernij, die lang niet ieder
een zich kon veroorloven. Er bestond een
spreekwoord over: 'Het kapoen is niet voor
hen die eenden moeten eten'. Oftewel: er
zijn nu eenmaal rangen en standen.
Via de gesneden haan werd het woord
kapoen ook wel van mensen gezegd. Zo le
zen we in een 17de-eeuws boek: 'Bysonder
aanmerkens-waerdigh is de straffe over het
verkrachten, werden den misdadigen den
oorsaak, en het gereetschap van sijn quaat
doen, teffens wechgenomen (dat is nog
'ns wat anders dan dat voor drugsdealers
hun revolver fiscaal aftrekbaar wordt ge
steld!). Onze 17de-eeuwer gaat dan sarcas
tisch verder met: '...maar selden siet men
sulken kapoen vet worden.'
Meestal als men het v
werd kapoen niet zo letterlijk bedoeld.
Het was lange tijd een heel gewoon scheld
woord, of een aanduiding voor een vreem
de snuiter of een arme drommel. In Vlaan
deren wordt er een lieveheersbeestje mee
bedoeld.
Het woord kapoen is ooit ontleend aan
het Frans (capon, chappn) en hangt samen
met het Latijnse woord 'capo': wegnemen.
Toen dat al lang vergeten was, maakte men
er ook wel eens een 'kaphaan' van: een
haan waarvan de ballen afgekapt zijn', maar
dat klopt niet met de Franse en Latijnse
oorsprong van het woord.
De ingreep zelf werd 'lubben' genoemd.
Of het tegenwoordig nog steeds gebeurt,
weet ik niet. Waarschijnlijk heeft de bio-in-
dustrie een andere manier gevonden.om
hanen dik en vet te maken. Het is nog maar
de vraag welke manier de hanen zelf zou
den verkiezen. Ik veronderstel dat het vroe
gere kapoen een beter leven had dan zijn
moderne collega, die mèt ballen onder een
TL-buis stil moet zitten. Was ik een haan, ik
koos ervoor om zonder ballen in het vrije
veld te lopen.