Nieuwe aanpak leidt
tot meer taakstraffen
en minder cellen
Luns sprong te creatief met de waarheid om
Feiten &Meningen
Politieministers
trekken te
grote broek aan
WOENSDAG 23 NOVEMBER 1994
De relatie tussen de politieministers (W-
D'er Dijkstal van Binnenlandse Zaken en
D66'er Sorgdrager van Justitie) en de Ne
derlandse politietop is danig verstoord. De
geschiedenis van die relatieverstoring is
lang. Ten tijde van het laatste kabinet-Lub-
bers is het allemaal begonnen. De toenma
lige politieministers, Dales en Hirsch Ballin,
waren betrekkelijk lankmoedig tegenover
het optreden van de politietop en met na
me de hoofdcommissarissen van politie in
de grote steden in de publiciteit.
De korpsbeheerders, de burgemeesters
van die grote steden, waren ten tijde van
het publicitaire offensief van onze hoofd
commissarissen in geen velden of wegen te
bekennen. En de boodschap van de heren
was er naar. Het liep met de criminaliteits
bestrijding in de grote steden volledig uit de
hand. Te kort aan politieagenten, te weinig
hulpmiddelen, te weinig cellen en ook nog
'uiterst gebrekkige afstemming op het ge
bied van de vervol-
ging van de grote ge-
organiseerde mis
daad. Dit alles nog
gecombineerd met
een gedoogbeleid ten
aanzien van het ge
bruik van soft- en
U| harddrugs, maar een-
verbod op aanvoer
en handel van verdo
vende middelen.
Nogal logisch dat die
handel en aanvoer
door het criminele
circuit ter hand w
den genomen. Daar gaan inmiddels een
paar honderd miljard dollar per jaar in c
Daar de heren misdadigers dat geld niet in
een oude kous kunnen bewaren, zijn zij in
middels volop geïnfiltreerd in, zoals dat zo
mooi heet, de economische bovenwereld.
Banken, accountants- en advocatenkanto
ren, beurshandelaren, makelaars en wie al
niet, zijn daar inmiddels, al dan niet be
wust, in betrokken geraakt. En de politie
mag deze bende opruimen met behulp van
niet meer dan een stoffer en blik.
In de grote steden is er bovendien nog
eens de opstapeling van problemen in de
stadsvernieuwingsgebieden waar de kans
armen van onze samenleving noodgedwon
gen samenscholen. De boodschap van de
commissarissen was ernaar en zowel het
grote publiek als de politiek luisterde met
aandacht en lustte er wel pap van.
De politiek werd door dit optreden ge
confronteerd met haar eigen schromelijke
falen, maar vond het voorlopig prettiger
zich achter de rug van de heren commissa
rissen schuil te houden. Dijkstal, toen nog
kamerlid van de WD, kon zijn vreugde niet
op en viel de heren, maar vooral hun optre
den, bij waar dat maar kon. Daar was im
mers electoraal garen bij te spinnen?
En toen kwam de IRT-affaire en draaide
de wind in de politiek. De politie had zich
in de strijd tegen de georganiseerde mis
daad wat te veel en wat al te eigengereid
opsporingsmiddelen toegeëigend, waarvan
enkele het daglicht niet of nauwelijks kon
den velen. De rechtstaat werd in een aantal
gevallen gewoon verkracht. De daarop vol
gende politieke operettevoorstelling leidde
uiteindelijk tot het aftreden van de politie
ministers in het kabinet-Lubbers III, Van
Thijn en Hirsch Ballin. Een novum in de
staatkundige geschiedenis, demissionaire
ministers die alsnog hun biezen konden
pakken.
Ook hier weer Hans Dijkstal van de WD
in een glansrol. Zijn politieke geheugen is
erg kort. In het begin de hoofdcommissaris
sen steunen in hun eigengereide optreden
richting de pers, en nu de ministers verant
woordelijk stellen voor een tekort aan toe
zicht op de politie. Zelf eenmaal minister,
trok hij flink van leer. Een uitbrander aan de
hoofdcommissaris van politie in Den Haag
over publieke uitlatingen, Nordholt van
Amsterdam op zijn nummer gezet en zes
korpsen onder financiële curatele gesteld.
Zal het leiden tot enige verbetering en tot
goede en gecoördineere aanpak van de cri
minaliteit in ons land? Ik vrees van niet! De
relatie politiek-politie is volledig uit de hand
gelopen. De eerste en laatste verantwoorde
lijkheid voor het uit de hand lopen van deze
relatie ligt niet bij de politie, maar bij de po
litiek. Ik heb daar in deze kolommen in het
verleden meer dan eens voor gewaar
schuwd.
De politiek heeft het probleem van de uit
de hand lopende openbare orde-problemen
in de Randstad alsmede de ineffectieve cri
minaliteitsbestrijding niet zelf aan de kaak
gesteld, maar overgelaten aan de politietop,
die dit aanvankelijk meer ten einde raad
deed dan met plezier. Daarna heeft diezelf
de politiek in de personen van burgemees
ters, ministers en kamerleden de politie een
aantal jaren volledig de vrije hand gelaten
toen zij publiekelijk aandacht vroeg voor de
ernst van de problemen. Pas nadat het met
de IRT-affaire uit de hand liep, keerde het
tij en was diezelfde politiek, dikwijls dezelf
de personen, diep verontwaardigd over het
vrijmoedige politieoptreden. Het moest
maar eens afgelopen wezen, de heren
hoofdcommissarissen moesten terug in
hun hok.
Van een kritisch openbaar zelfonderzoek
van de rol van de politiek in deze is weinig
of niets terechtgekomen. Voor het herstel
van de verstoorde relatie is dat intussen wel
bittere noodzaak. Het nu getoonde spier
ballenoptreden is daarvan het tegendeel.
Dat maakt de politietop tot uiterst gefrus
treerde mensen. Ik zie op zo'n manier geen
goed en effectief beleid van de grond ko
men. De enige, die hiervan profiteert is de
misdaad en het volk betaalt, zoals te doen
gebruikelijk, de rekening. Naar ik hoop gaat
men over tot het definiëren van beider rol
len en gaat men vervolgens aan de slag,
want dat is meer dan nodig.
De mentale perskaart
Een tijdje gele
den moest ik
even langs de
huisarts. Ik zag
er zoals ge
woonlijk weer
als een berg te
genop. Niet om die man, want
ik heb een reuze aardige huis
arts, maar dat wóchten. Daar zit
je dan in alle vroegte in zo'n
veel te krappe wachtkamer,
doelloos bladerend in een Stoiy
van een jaar geleden terwijl de
doordringende geur van natte
jassen in je neus prikt. In lijdza
me afwachting staar je maar
naar de muur met posters die je
attenderen op de syptomen van
gruwelijke ziekten terwijl je de
schichtige blikken van nurkse
medeslachtoffers probeert te
vermijden. En je voelt je nog el
lendiger dan toen je enkele
kwartieren geleden die wacht
kamer binnenstapte.
De Amsterdamse Rosa Guy
overkwam regelmatig hetzelfde.
In de tijd die zij in de wachtka
mer doorbracht, bedacht ze dat
het toch aardig zou zijn om zo'n
kamer te behangen met mooie
gedichten. Op zo'n manier sla je
twee vliegen in één klap, rede
neerde ze: de wachttijd van pa
tiënten wordt aanzienlijk ver
aangenaamd en bovendien ko
men mensen uit allerlei lagen
van de bevolking in contact met
poëzie. Open Gedicht, dat zou
een mooie naam zijn voor zo'n
project, dacht ze.
Guy kreeg die gedachte niet zó
maar. Ze is voorzitter van de
hoofdstedelijke Stichting Men
tale Perskaart, bestaande uit
een drietal 'taai-enthousiasten'.
De Stichting kreeg zijn merk
waardige naam, toen een vriend
van Rosa Guy eens verzuchtte
dat hij zo graag een perskaart
zou hebben, „dan zou ik overal
naar toe kunnen gaan waar ik
maar naartoe wil gaan". Waar
op Rosa Guy hem antwoordde
dat hij zijn Mentale Perskaart
dan maar moest gebruiken. ,,Ik
bedoelde dat als je iets écht wil,
je dat gewoon moet doen. Of
het nu om het oprichten van
een uitgeverij gaat of met je ei
gen bandje spelen op de Dam.
Je eigen geest, je Mentale Pers
kaart dus, kan ook veel deuren
openen."
De stichting, die begin dit jaar
werd opgericht, wil 'kunstzinni
ge' vaardigheden bij amateurs
stimuleren, ondermeer door?
projecten en het uitgeven vaf)wt
diverse geschriften", legt ze f01^"
„We denken dat veel mensef3
leuke gedichten of verhalen
thuis hebben liggen. Die beli/f p
den op een gegeven momen]
een la tussen de giro-afschriiNH/
en de ziekendfondskaarten aïeh
er wordt vervolgens niet meileer
naar omgekeken. Wij willen bker
werkjes op een leuke manienuun
publiceren." De stichting bejioet
weegt zich naar eigen zeggennde
op 'lecturair' gebied, oftewel]
het terrein van de verstrooieLr
lectuur. ,,Het woord Literatur* c
roept teveel pretenties op. DlMpE
hebben wij niet." rj^j
Het eerste idee, 'poëzie bij dT
huisarts brengen', bleek ovef gn(
gens niet te werken. De Amsi jnj,
damse huisartsen reageerdeL er
het geheel niet op de bijna 3r jt
folders die de stichting ver- l
stuurde met het verzoek omL
mee te werken aan het projeP
„Huisartsen blijken de mees!
'gemailde' mensen in NederPol
land te zijn", verzucht Rosa I
Guy. „Ze krijgen duizenden |mei
ders en hebben onze post nJooi
tuurlijk meteen de prullenba|Ieei
ingeschoven." pzai
'Open gedicht' kreeg dus eeijens
iets andere opzet. Voor vijftiye p
gulden kan nu iedereen een i
abonnement nemen bij de r
Stichting. Voor dat geld krijgf*
abonnee om de week een ori)RON
neel, nog niet eerder gepubliu^J
ceerd gedicht toegestuurd. 0U||e
A3-formaat (een halve krantansj
pagina), zodat het gedicht tójnaf
opgehangen kan worden in L r
openbare ruimten. In nog g%ge
jaar kreeg De Mentale Perska
vijftig zeer gevarieerde gedicL
ten opgestuurd. IjC
Tot nu toe hebben slechts da
tien abonnees zich aangemefcMi
De stichting houdt echter gor a'
moed. Er zijn plannen voor eP8e
lecturair tijdschrift en er is h^at c
wekelijkse lokale radioprogr#111
ma waarin science fiction-, g!e te
zei- en fantasy-verhalen vanPn8
langstellende amateurs doorp,ul
den van de stichting worden!11111
voorgelezen. En natuurlijk w(
ken de gedichten als een enef
giebrengend elixer. Zoals dit
korte gedicht: 'Gewone broofon
jes appelstroop/geven een Lei
mens weer volop hoop'. (rijf
gc
MONIQUE BRANDT|an
Reclassering per 1 januari in nieuw jasje
„Geen fuck heeft de reclassering voor mij gedaan. Het Consultatie Bureau voor Alcohol en Drugs
ook niet. De hele hulpverlening is één geldverslindende organisatie", foetert de 54-jarige Jan.
Toen Jan een man verlamd had geslagen, hoopte hij op een alternatieve straf. De reclasserings-
ambtenaar schreef een uitgebreid rapport aan de rechter maar Jan werd desondanks veroordeeld
tot 2,5 jaar gevangenisstraf. In '90 moest hij opnieuw voor de rechter verschijnen omdat hij ie
mand 'een pak slaag' had gegeven. Zes maanden zitten. Eenmaal buiten kon hij geen werk vin
den. „Wat wil je, oud en ex-bajesklant."
Het pappen en nathouden in de re
classering is voorbij. Vanaf 1 januari
gaat het roer om. Zal de reclassering
eindelijk laten zien wat ze waard is?
Zal ze aantonen dat een taakstraf
meer zin heeft dan een celstraf?
Ted van der Valk, directeur van de
Stichting Reclassering Nederland,
kent de sombere verhalen van gedeti
neerden. Het moet anders. „Onze
boodschap? We hebben een medicijn
voor u en dat ziet er zo uit: uitbrei
ding van taakstraffen en afbouw van
cellen."
Die nieuwe aanpak: duidelijker, her
kenbaarder, effectiever. Want de
overheid wil resultaten zien. De re
classering krijgt jaarlijks 110 miljoen
gulden om veroordeelden te helpen
bij hun terugkeer naar de maatschap
pij. Maar lukt dat ook? Kan de reclas
sering aantonen dat haar werk ver
oordeelden helpt en behoedt voor het
kwade?
„Nee. De reclassering heeft nooit la
ten zien wat ze doet. Waarom precies
weet ik ook niet. Het was de geest van
de tijd, denk ik. Maar ook niet ieder
een vindt het leuk verantwoording af
te leggen. Het beperkt je in je vrij
heid."
De reclassering wordt een bedrijf. Met
een kennismakingsgesprek (intake),
plan van aanpak, plan van uitvoering
en een opgave van hoeveel tijd alles
gaat kosten. „Wil de cliënt niet mee
werken, dan gaat het over", aldus Van
der Valk.
Een klant-volgsysteem moet aanto
nen of de gekozen aanpak ook succes
heeft gehad. Nu ontbreekt elk zicht
op veroordeelden die hun straf heb
ben uitgezeten. De nieuwe reclasse
ring gaat haar cliënten landelijk regi
streren en één tot drie jaar volgen. Pas
dan is duidelijk of veroordeelden die
zijn aangepakt door de reclassering
het beter doen in de maatschappij
dan veroordeelden die niet zijn gehol
pen.
Vooralsnog kost het de reclassering al
de grootste moeite ex-gedetineerden
aan een woning of werk te helpen.
Vrijwilligersorganisaties als de Stich
ting Vrij in Amsterdam lenigen een
deel van de nood. Vrij heeft twaalf
woningen in beheer waar gedetineer
den die de gevangenis verlaten drie
tot zes maanden kunnen blijven op
zoek naar huisvesting en werk. De
huizen zitten constant vol, er is een
wachtlijst van dertig mensen.
Veel ex-gedetineerden hebben echter
niets te verliezen en wagen zich daar
om gemakkelijk op het slechte pad.
Het risico van opsluiting nemen ze
voor lief. De reclassering wil veroor
deelden daarom iets geven waardoor
ze ook wat hebben te verliezen. Kans
op werk bij voorbeeld of een oplei
ding. 'Taakstraffen' heet het nieuwe
medicijn.
Van der Valk: „Daders van zware de
licten moeten we natuurlijk opber
gen. Maar daarnaast heb je een hele
boel lieden die door celstraf van
kwaad tot erger vallen. Die kunnen
we beter een taakstraf geven. Zet ze
bij voorbeeld neer in een natuurmo
nument als de Biesbosch. Maar kop
pel er ook een leerstraf aan; laat ze
zien wat voor lamzakken het zijn en
probeer het gedrag te veranderen."
Omdat de reclassering beschikt over
beperkte middelen, kan ze niet ieder
een helpen. Slechts tien procent van
de veroordeelden komt in contact
met de reclassering. Dus moeten er
keuzes worden gemaakt: wie help je
wel en wie niet? Volgens de nieuwe
plannen moeten jongeren (16 tot 25
jaar) en zogenoemde first offenders
(mensen die voor het eerst in aanra-
Idng komen met Justitie) prioriteit
krijgen. Aan deze groepen is de mees
te eer te behalen.
De tegenstanders van de plannen vin
den het niet eerlijk dat hierdoor grote
groepen mensen bij voorbaat worden
afgeschreven. J. Janse de Jonge, do
cent strafrecht en voorzitter van de
Stichting Reclassering Utrecht: „Er
komt een soort tweedeling: de hard-
leersen die worden opgegeven en an
derzijds de jeugd en de first offenders
waar alle aandacht naar uit gaat.
Vroeger gaf je mensen zes keer een
kans, nu één keer." Onzin, meent Van
der Valk. „De reclassering heeft altijd
maar een tiende deel van de veroor
deelden kunnen helpen. Alleen kiezen
we nu gemotiveerd en wachten we
niet langer af wie we door de politie of
het Openbaar Ministerie krijgen aan
geleverd."
Volgens Janse de Jonge ligt de preven
tie op straat in plaats van in de wacht
kamer van Justitie. Hij vindt dat de re
classering is omgesmeed tot een
schakel in het strafrechtsysteem en
het contact met de samenleving ver
liest. „Ik sluit niet uit dat over tien
jaar weer een vrijwilligersbeweging
ontstaat omdat de reclassering teveel
onderdeel is geworden van justitie. In
Groot-Britannië zijn al van die burge
rinitiatieven te zien; signaleren, bege
leiden, voorkomen dat het uit de
hand loopt. Zo is de reclassering ooit
begonnen."
DEN BOSCH MONIQUE DE KNEGT
Mr. J. M. A. H. Luns (83) staat er
weer gekleurd op. Ooit weigerde
hij als minister van buitenland
se zaken Nieuw-Guinea aan
Indonesië af te staan. Daarbij
beriep hij zich op een Ameri
kaanse toezegging dat de VS
Nederland zouden steunen in
een eventuele oorlog met Indo
nesië. Later bleek dat die toe
zegging vooral in Luns' brein
bestond. Nu blijkt bovendien
dat hij, in 1955/1956, in'Genève
onderhandelingen met Indone
sië liet mislukken door wat al te
creatief met de waarheid om te
springen.
Indonesië werd eind 1949 onaf
hankelijk van Nederland. In de
jaren daarop werd de verhou
ding tussen beide landen steeds
slechter. Onwil en onbegrip
kenmerkten de relatie, aldus
Hans Meijer in zijn recent ver
schenen proefschrift over die
betrekkingen. Het conflict spits
te zich toe op Nieuw-Guinea.
Indonesië eiste het op. Neder
land wilde het niet afstaan. Van
10 december 1955 tot 11 febru
ari 1956 Werd in Genève een
laatste poging gedaan tot een
vergelijk te komen.
De Indonesische delegatielei
der, minister van buitenlandse
zaken Anak Agung, wilde graag
een akkoord. Dat zou een steun
in de rug zijn van de gematig
den in de Indonesische politiek.
De Nederlandse delegatieleider.
Luns, had een ander doel. Uit
alles blijkt dat hij een misluk
king niet uit de weg ging en er
vooral naar streefde de Indone
siërs de Zwarte Piet toe te spe
len.
Luns' positie was daarbij niet
moeilijk. Dankzij een spion
kende hij de instructies van Ja
karta voor Anak Agung. Meijer
vernam daarover van de voor
malige topambtenaar Van Tuyll
van Serooskerken: „Ik heb her
haaldelijk met de informant ge
sproken. Alleen Luns, (rege
ringscommissaris) Blom en ik
wisten wie de persoon was.
Zelfs (premier) Drees kende
hem niet. Het was een Neder
lander die op zeer goede voet
stond met de Indonesiërs, dicht
bij de Indonesische delegatie
stond en ook in Genève aanwe
zig was, van wie we de informa
tie kregen. Hij had een Indone
sische medewerker bij de Indo
nesische delegatie weten om te
kopen".
Dat duidt (opnieuw) op een
Lunsiaans verzinsel. In 1992
schreef J. G. Kikkert het boek
'De Wereld volgens Luns'. Hij
roert ook die spionagekwestie
aan en meldt: „Luns is daar nu
openhartig over". Zegt Luns:
„Dankzij onze voortreffelijke in
lichtingendienst in Indonesië,
die werkte vanuit onze verte
genwoordiging in Jakarta, wer
den wij voortdurend op de
hoogte gehouden van de in
houd der telegrammen". Boei
end. Uit de getuigenis van Van
Tuyl van Serooskerken blijkt dat
dat niet waar is. Het kan niet
eens waar zijn. Meijer merkt
fijntjes op dat Nederland in die
tijd helemaal geen inlichtingen
dienst in Indonesië had.
Ook anderszins kleeft Luns nog
steeds aan dat hij met de feiten
over de Geneefse onderhande
lingen op de loop is gegaan.
Luns heeft die kritiek altijd verre
van zich geworpen. Die kritiek
'lijkt niet houdbaar', neuzelt
Kikkert de oud-bewindsman na.
Gedegen historisch onderzoek
leert echter anders. Uit Meijers
proefschrift blijkt dat Luns zijn
collega-ministers destijds een
rad voor ogen draaide en dat hij
de Geneefse besprekingen be
wust liet stranden.
Al snel na de start van de onder
handelingen werden de belan
gen van Nederlandse bedrijven
in Indonesië een moeilijk punt.
Die bedrijven zelf hadden Den
Haag gevraagd liever geen sten
nis te schoppen ze wilden
gewoon doorwerken en niet
nog meer problemen. Maar het
kabinet vertrouwde de Indone
sische rechtspraak niet en hield
vol: geschillen over Nederlandse
firma's in Indonesië moeten
worden onderworpen aan inter
nationale arbitrage, zeg maar
een internationale scheidsrech
ter. Dat nu, schoot Jakarta in
het verkeerde keelgat. „Arbitra
ge zou Nederland ten opzichte
van andere landen opnieuw in
een uitzonderingspositie plaat
sen en dat wilde de (Indonesi
sche) regering juist afschaffen",
schrijft Meijer.
Begin februari 1956 stuurde
voorzitter Natsir van de gema
tigde Masjumi-partij een tele
gram aan Anak Agung in Genè
ve. Verder toegeven aan de Ne
derlandse eisen is uit den boze,
stond er ongeveer in, al vond
ook Masjumi dat tot het uiterste
moest worden geprobeerd een
akkoord te bereiken. De Neder
landse diplomatieke vertegen
woordiger in Jakarta kreeg dan
ook devverzekering dat Neder
landse bedrijven écht op de
Indonesische rechtspraak kon
den vertrouwen.
Maar Luns greep het telegram
van Natsir aan voor zijn eigen
doelen. Toen hij premier Drees
telefonisch toestemming vroeg
Den Haag, 3 september 1952. Luns is net een dag minister. Rechts van hem zijn voorganger Stikker, die nog wel aanwezig is voor de jaarlijkse bijeenkomst met alle Nede oc
landse ambassadeurs in den vreemde. Links van Luns zitten zijn collega's Mansholt (licht pak) en Beyen. arc nrrr f
om Anak Agung nog een laatste
voorstel te doen, hield hij Drees
twee dingen voor, zo blijkt uit
Meijers reconstructie. Ten eer
ste: hij, Luns, wilde tegemoet
komen aan n//eIndonesische
bezwaren. Ten tweede: presi
dent Soekarno had Anak Agung
per telegram opgedragen de on
derhandelingen hoe dan ook te
laten mislukken. Drees gaf het
groene licht en Luns korrzijn
gang gaan.
Volgens Meijer heeft de minis
ter het punt van internationale
arbitrage echter nooit laten val
len. Hij wist immers dat als hij
daaraan vasthield, de conferen
tie wel moest mislukken omdat
de Indonesiërs er onmogelijk
mee konden instemmen. Zij
zouden dus met de Zwarte Piet
blijven zitten.
Het vervelende is. dat van die
laatste fase geen officiële confe
rentiedocumenten bestaan.
Eventuele twijfelaars onder de
andere Nederlandse ministers
hadden dus geen poot om op te
staan. Meijer: „Het kabinet
moest (Luns) maar op zijn
woord geloven dat de Indonesi
sche delegatie elke Nederlandse
tegemoetkoming had afgewe
zen". Er was echter niemand
die openlijk twijfelde. Dat zou
pas later komen.
En dat telegram van Soekarno?
Volgens Meijer die zich be
roept op tal van rechtstreeks be
trokken Indonesiërs heeft dat
nooit bestaan. Het meest aan
nemelijk lijkt, dat Luns het tele
gram van Masjumi-leider Natsir
heeft toegeschreven aan Soe
karno. Dat kon geen kwaad,
want hij wist dat de in-keurige
Drees niet veel ophad met Soe
karno, die er een nogal losse le
vensstijl op na hield. Drees zou
zich dus des te makkelijker ach
ter Luns scharen.
De nekslag voor Luns' verhaal is
echter een vertrouwelijke brief
die diezelfde Drees op 22 no
vember 1971 aan Anak Agung
schreef en die de Indonesiër op
Drees' verzoek pas na diens
dood publiceerde. In veel op
zichten dachten Drees en Luns
hetzelfde over de Indonesië-po-
litiek. Des te boeiender is het
dat juist Drees aan Anak Agung
schreef: „In het gesprek dat ik
met U mocht hebben, hebben
wij o.a. de uitlatingen van de
heer Luns over de conferentie
in Genève besproken. Ik was het
met u eens dat hij zich vergiste.
Er was geen instructie van
Soekarno. Nederland had niet
in alle wensen van de Indonesi
sche delegatie bewilligd. Er was
verschil van mening gebleven
over de geschillenregeling
Ik heb er geen bezwaar tegen
dit ruiterlijk tegen U te zeggen".
Tegenover Meijer houdt Luns
echter vol dat hij wel degelijk
over bewijzen van zijn gelijk be
schikt. Luns zegt ze 'in zijn pri-
vé-bezit te hebben, maar niet te
weten waar', schrijft Meijer.
Totdat Luns met ene bewijzen
op de proppen komt, blijft Anak
Agungs vraag gelden: „Wat is
dat voor een man die over een
telegram praat dat hij niet kan
laten zien?"
Hans Meijer: Den Haag-Dja-
karta. De Nederlands-Indone
sische betrekkingen 1950-1962.
Uitg. Het Spectrum, Utrecht
1994. ISBN 90 274 4051 4. Prijs
f59,50.
RONALD FRlSART