Nieuwe aanpak leidt tot meer taakstraffen en minder cellen Luns sprong te creatief met de waarheid om Feiten &Meningen Politieministers trekken te grote broek aan WOENSDAG 23 NOVEMBER 1994 De relatie tussen de politieministers (W- D'er Dijkstal van Binnenlandse Zaken en D66'er Sorgdrager van Justitie) en de Ne derlandse politietop is danig verstoord. De geschiedenis van die relatieverstoring is lang. Ten tijde van het laatste kabinet-Lub- bers is het allemaal begonnen. De toenma lige politieministers, Dales en Hirsch Ballin, waren betrekkelijk lankmoedig tegenover het optreden van de politietop en met na me de hoofdcommissarissen van politie in de grote steden in de publiciteit. De korpsbeheerders, de burgemeesters van die grote steden, waren ten tijde van het publicitaire offensief van onze hoofd commissarissen in geen velden of wegen te bekennen. En de boodschap van de heren was er naar. Het liep met de criminaliteits bestrijding in de grote steden volledig uit de hand. Te kort aan politieagenten, te weinig hulpmiddelen, te weinig cellen en ook nog 'uiterst gebrekkige afstemming op het ge bied van de vervol- ging van de grote ge- organiseerde mis daad. Dit alles nog gecombineerd met een gedoogbeleid ten aanzien van het ge bruik van soft- en U| harddrugs, maar een- verbod op aanvoer en handel van verdo vende middelen. Nogal logisch dat die handel en aanvoer door het criminele circuit ter hand w den genomen. Daar gaan inmiddels een paar honderd miljard dollar per jaar in c Daar de heren misdadigers dat geld niet in een oude kous kunnen bewaren, zijn zij in middels volop geïnfiltreerd in, zoals dat zo mooi heet, de economische bovenwereld. Banken, accountants- en advocatenkanto ren, beurshandelaren, makelaars en wie al niet, zijn daar inmiddels, al dan niet be wust, in betrokken geraakt. En de politie mag deze bende opruimen met behulp van niet meer dan een stoffer en blik. In de grote steden is er bovendien nog eens de opstapeling van problemen in de stadsvernieuwingsgebieden waar de kans armen van onze samenleving noodgedwon gen samenscholen. De boodschap van de commissarissen was ernaar en zowel het grote publiek als de politiek luisterde met aandacht en lustte er wel pap van. De politiek werd door dit optreden ge confronteerd met haar eigen schromelijke falen, maar vond het voorlopig prettiger zich achter de rug van de heren commissa rissen schuil te houden. Dijkstal, toen nog kamerlid van de WD, kon zijn vreugde niet op en viel de heren, maar vooral hun optre den, bij waar dat maar kon. Daar was im mers electoraal garen bij te spinnen? En toen kwam de IRT-affaire en draaide de wind in de politiek. De politie had zich in de strijd tegen de georganiseerde mis daad wat te veel en wat al te eigengereid opsporingsmiddelen toegeëigend, waarvan enkele het daglicht niet of nauwelijks kon den velen. De rechtstaat werd in een aantal gevallen gewoon verkracht. De daarop vol gende politieke operettevoorstelling leidde uiteindelijk tot het aftreden van de politie ministers in het kabinet-Lubbers III, Van Thijn en Hirsch Ballin. Een novum in de staatkundige geschiedenis, demissionaire ministers die alsnog hun biezen konden pakken. Ook hier weer Hans Dijkstal van de WD in een glansrol. Zijn politieke geheugen is erg kort. In het begin de hoofdcommissaris sen steunen in hun eigengereide optreden richting de pers, en nu de ministers verant woordelijk stellen voor een tekort aan toe zicht op de politie. Zelf eenmaal minister, trok hij flink van leer. Een uitbrander aan de hoofdcommissaris van politie in Den Haag over publieke uitlatingen, Nordholt van Amsterdam op zijn nummer gezet en zes korpsen onder financiële curatele gesteld. Zal het leiden tot enige verbetering en tot goede en gecoördineere aanpak van de cri minaliteit in ons land? Ik vrees van niet! De relatie politiek-politie is volledig uit de hand gelopen. De eerste en laatste verantwoorde lijkheid voor het uit de hand lopen van deze relatie ligt niet bij de politie, maar bij de po litiek. Ik heb daar in deze kolommen in het verleden meer dan eens voor gewaar schuwd. De politiek heeft het probleem van de uit de hand lopende openbare orde-problemen in de Randstad alsmede de ineffectieve cri minaliteitsbestrijding niet zelf aan de kaak gesteld, maar overgelaten aan de politietop, die dit aanvankelijk meer ten einde raad deed dan met plezier. Daarna heeft diezelf de politiek in de personen van burgemees ters, ministers en kamerleden de politie een aantal jaren volledig de vrije hand gelaten toen zij publiekelijk aandacht vroeg voor de ernst van de problemen. Pas nadat het met de IRT-affaire uit de hand liep, keerde het tij en was diezelfde politiek, dikwijls dezelf de personen, diep verontwaardigd over het vrijmoedige politieoptreden. Het moest maar eens afgelopen wezen, de heren hoofdcommissarissen moesten terug in hun hok. Van een kritisch openbaar zelfonderzoek van de rol van de politiek in deze is weinig of niets terechtgekomen. Voor het herstel van de verstoorde relatie is dat intussen wel bittere noodzaak. Het nu getoonde spier ballenoptreden is daarvan het tegendeel. Dat maakt de politietop tot uiterst gefrus treerde mensen. Ik zie op zo'n manier geen goed en effectief beleid van de grond ko men. De enige, die hiervan profiteert is de misdaad en het volk betaalt, zoals te doen gebruikelijk, de rekening. Naar ik hoop gaat men over tot het definiëren van beider rol len en gaat men vervolgens aan de slag, want dat is meer dan nodig. De mentale perskaart Een tijdje gele den moest ik even langs de huisarts. Ik zag er zoals ge woonlijk weer als een berg te genop. Niet om die man, want ik heb een reuze aardige huis arts, maar dat wóchten. Daar zit je dan in alle vroegte in zo'n veel te krappe wachtkamer, doelloos bladerend in een Stoiy van een jaar geleden terwijl de doordringende geur van natte jassen in je neus prikt. In lijdza me afwachting staar je maar naar de muur met posters die je attenderen op de syptomen van gruwelijke ziekten terwijl je de schichtige blikken van nurkse medeslachtoffers probeert te vermijden. En je voelt je nog el lendiger dan toen je enkele kwartieren geleden die wacht kamer binnenstapte. De Amsterdamse Rosa Guy overkwam regelmatig hetzelfde. In de tijd die zij in de wachtka mer doorbracht, bedacht ze dat het toch aardig zou zijn om zo'n kamer te behangen met mooie gedichten. Op zo'n manier sla je twee vliegen in één klap, rede neerde ze: de wachttijd van pa tiënten wordt aanzienlijk ver aangenaamd en bovendien ko men mensen uit allerlei lagen van de bevolking in contact met poëzie. Open Gedicht, dat zou een mooie naam zijn voor zo'n project, dacht ze. Guy kreeg die gedachte niet zó maar. Ze is voorzitter van de hoofdstedelijke Stichting Men tale Perskaart, bestaande uit een drietal 'taai-enthousiasten'. De Stichting kreeg zijn merk waardige naam, toen een vriend van Rosa Guy eens verzuchtte dat hij zo graag een perskaart zou hebben, „dan zou ik overal naar toe kunnen gaan waar ik maar naartoe wil gaan". Waar op Rosa Guy hem antwoordde dat hij zijn Mentale Perskaart dan maar moest gebruiken. ,,Ik bedoelde dat als je iets écht wil, je dat gewoon moet doen. Of het nu om het oprichten van een uitgeverij gaat of met je ei gen bandje spelen op de Dam. Je eigen geest, je Mentale Pers kaart dus, kan ook veel deuren openen." De stichting, die begin dit jaar werd opgericht, wil 'kunstzinni ge' vaardigheden bij amateurs stimuleren, ondermeer door? projecten en het uitgeven vaf)wt diverse geschriften", legt ze f01^" „We denken dat veel mensef3 leuke gedichten of verhalen thuis hebben liggen. Die beli/f p den op een gegeven momen] een la tussen de giro-afschriiNH/ en de ziekendfondskaarten aïeh er wordt vervolgens niet meileer naar omgekeken. Wij willen bker werkjes op een leuke manienuun publiceren." De stichting bejioet weegt zich naar eigen zeggennde op 'lecturair' gebied, oftewel] het terrein van de verstrooieLr lectuur. ,,Het woord Literatur* c roept teveel pretenties op. DlMpE hebben wij niet." rj^j Het eerste idee, 'poëzie bij dT huisarts brengen', bleek ovef gn( gens niet te werken. De Amsi jnj, damse huisartsen reageerdeL er het geheel niet op de bijna 3r jt folders die de stichting ver- l stuurde met het verzoek omL mee te werken aan het projeP „Huisartsen blijken de mees! 'gemailde' mensen in NederPol land te zijn", verzucht Rosa I Guy. „Ze krijgen duizenden |mei ders en hebben onze post nJooi tuurlijk meteen de prullenba|Ieei ingeschoven." pzai 'Open gedicht' kreeg dus eeijens iets andere opzet. Voor vijftiye p gulden kan nu iedereen een i abonnement nemen bij de r Stichting. Voor dat geld krijgf* abonnee om de week een ori)RON neel, nog niet eerder gepubliu^J ceerd gedicht toegestuurd. 0U||e A3-formaat (een halve krantansj pagina), zodat het gedicht tójnaf opgehangen kan worden in L r openbare ruimten. In nog g%ge jaar kreeg De Mentale Perska vijftig zeer gevarieerde gedicL ten opgestuurd. IjC Tot nu toe hebben slechts da tien abonnees zich aangemefcMi De stichting houdt echter gor a' moed. Er zijn plannen voor eP8e lecturair tijdschrift en er is h^at c wekelijkse lokale radioprogr#111 ma waarin science fiction-, g!e te zei- en fantasy-verhalen vanPn8 langstellende amateurs doorp,ul den van de stichting worden!11111 voorgelezen. En natuurlijk w( ken de gedichten als een enef giebrengend elixer. Zoals dit korte gedicht: 'Gewone broofon jes appelstroop/geven een Lei mens weer volop hoop'. (rijf gc MONIQUE BRANDT|an Reclassering per 1 januari in nieuw jasje „Geen fuck heeft de reclassering voor mij gedaan. Het Consultatie Bureau voor Alcohol en Drugs ook niet. De hele hulpverlening is één geldverslindende organisatie", foetert de 54-jarige Jan. Toen Jan een man verlamd had geslagen, hoopte hij op een alternatieve straf. De reclasserings- ambtenaar schreef een uitgebreid rapport aan de rechter maar Jan werd desondanks veroordeeld tot 2,5 jaar gevangenisstraf. In '90 moest hij opnieuw voor de rechter verschijnen omdat hij ie mand 'een pak slaag' had gegeven. Zes maanden zitten. Eenmaal buiten kon hij geen werk vin den. „Wat wil je, oud en ex-bajesklant." Het pappen en nathouden in de re classering is voorbij. Vanaf 1 januari gaat het roer om. Zal de reclassering eindelijk laten zien wat ze waard is? Zal ze aantonen dat een taakstraf meer zin heeft dan een celstraf? Ted van der Valk, directeur van de Stichting Reclassering Nederland, kent de sombere verhalen van gedeti neerden. Het moet anders. „Onze boodschap? We hebben een medicijn voor u en dat ziet er zo uit: uitbrei ding van taakstraffen en afbouw van cellen." Die nieuwe aanpak: duidelijker, her kenbaarder, effectiever. Want de overheid wil resultaten zien. De re classering krijgt jaarlijks 110 miljoen gulden om veroordeelden te helpen bij hun terugkeer naar de maatschap pij. Maar lukt dat ook? Kan de reclas sering aantonen dat haar werk ver oordeelden helpt en behoedt voor het kwade? „Nee. De reclassering heeft nooit la ten zien wat ze doet. Waarom precies weet ik ook niet. Het was de geest van de tijd, denk ik. Maar ook niet ieder een vindt het leuk verantwoording af te leggen. Het beperkt je in je vrij heid." De reclassering wordt een bedrijf. Met een kennismakingsgesprek (intake), plan van aanpak, plan van uitvoering en een opgave van hoeveel tijd alles gaat kosten. „Wil de cliënt niet mee werken, dan gaat het over", aldus Van der Valk. Een klant-volgsysteem moet aanto nen of de gekozen aanpak ook succes heeft gehad. Nu ontbreekt elk zicht op veroordeelden die hun straf heb ben uitgezeten. De nieuwe reclasse ring gaat haar cliënten landelijk regi streren en één tot drie jaar volgen. Pas dan is duidelijk of veroordeelden die zijn aangepakt door de reclassering het beter doen in de maatschappij dan veroordeelden die niet zijn gehol pen. Vooralsnog kost het de reclassering al de grootste moeite ex-gedetineerden aan een woning of werk te helpen. Vrijwilligersorganisaties als de Stich ting Vrij in Amsterdam lenigen een deel van de nood. Vrij heeft twaalf woningen in beheer waar gedetineer den die de gevangenis verlaten drie tot zes maanden kunnen blijven op zoek naar huisvesting en werk. De huizen zitten constant vol, er is een wachtlijst van dertig mensen. Veel ex-gedetineerden hebben echter niets te verliezen en wagen zich daar om gemakkelijk op het slechte pad. Het risico van opsluiting nemen ze voor lief. De reclassering wil veroor deelden daarom iets geven waardoor ze ook wat hebben te verliezen. Kans op werk bij voorbeeld of een oplei ding. 'Taakstraffen' heet het nieuwe medicijn. Van der Valk: „Daders van zware de licten moeten we natuurlijk opber gen. Maar daarnaast heb je een hele boel lieden die door celstraf van kwaad tot erger vallen. Die kunnen we beter een taakstraf geven. Zet ze bij voorbeeld neer in een natuurmo nument als de Biesbosch. Maar kop pel er ook een leerstraf aan; laat ze zien wat voor lamzakken het zijn en probeer het gedrag te veranderen." Omdat de reclassering beschikt over beperkte middelen, kan ze niet ieder een helpen. Slechts tien procent van de veroordeelden komt in contact met de reclassering. Dus moeten er keuzes worden gemaakt: wie help je wel en wie niet? Volgens de nieuwe plannen moeten jongeren (16 tot 25 jaar) en zogenoemde first offenders (mensen die voor het eerst in aanra- Idng komen met Justitie) prioriteit krijgen. Aan deze groepen is de mees te eer te behalen. De tegenstanders van de plannen vin den het niet eerlijk dat hierdoor grote groepen mensen bij voorbaat worden afgeschreven. J. Janse de Jonge, do cent strafrecht en voorzitter van de Stichting Reclassering Utrecht: „Er komt een soort tweedeling: de hard- leersen die worden opgegeven en an derzijds de jeugd en de first offenders waar alle aandacht naar uit gaat. Vroeger gaf je mensen zes keer een kans, nu één keer." Onzin, meent Van der Valk. „De reclassering heeft altijd maar een tiende deel van de veroor deelden kunnen helpen. Alleen kiezen we nu gemotiveerd en wachten we niet langer af wie we door de politie of het Openbaar Ministerie krijgen aan geleverd." Volgens Janse de Jonge ligt de preven tie op straat in plaats van in de wacht kamer van Justitie. Hij vindt dat de re classering is omgesmeed tot een schakel in het strafrechtsysteem en het contact met de samenleving ver liest. „Ik sluit niet uit dat over tien jaar weer een vrijwilligersbeweging ontstaat omdat de reclassering teveel onderdeel is geworden van justitie. In Groot-Britannië zijn al van die burge rinitiatieven te zien; signaleren, bege leiden, voorkomen dat het uit de hand loopt. Zo is de reclassering ooit begonnen." DEN BOSCH MONIQUE DE KNEGT Mr. J. M. A. H. Luns (83) staat er weer gekleurd op. Ooit weigerde hij als minister van buitenland se zaken Nieuw-Guinea aan Indonesië af te staan. Daarbij beriep hij zich op een Ameri kaanse toezegging dat de VS Nederland zouden steunen in een eventuele oorlog met Indo nesië. Later bleek dat die toe zegging vooral in Luns' brein bestond. Nu blijkt bovendien dat hij, in 1955/1956, in'Genève onderhandelingen met Indone sië liet mislukken door wat al te creatief met de waarheid om te springen. Indonesië werd eind 1949 onaf hankelijk van Nederland. In de jaren daarop werd de verhou ding tussen beide landen steeds slechter. Onwil en onbegrip kenmerkten de relatie, aldus Hans Meijer in zijn recent ver schenen proefschrift over die betrekkingen. Het conflict spits te zich toe op Nieuw-Guinea. Indonesië eiste het op. Neder land wilde het niet afstaan. Van 10 december 1955 tot 11 febru ari 1956 Werd in Genève een laatste poging gedaan tot een vergelijk te komen. De Indonesische delegatielei der, minister van buitenlandse zaken Anak Agung, wilde graag een akkoord. Dat zou een steun in de rug zijn van de gematig den in de Indonesische politiek. De Nederlandse delegatieleider. Luns, had een ander doel. Uit alles blijkt dat hij een misluk king niet uit de weg ging en er vooral naar streefde de Indone siërs de Zwarte Piet toe te spe len. Luns' positie was daarbij niet moeilijk. Dankzij een spion kende hij de instructies van Ja karta voor Anak Agung. Meijer vernam daarover van de voor malige topambtenaar Van Tuyll van Serooskerken: „Ik heb her haaldelijk met de informant ge sproken. Alleen Luns, (rege ringscommissaris) Blom en ik wisten wie de persoon was. Zelfs (premier) Drees kende hem niet. Het was een Neder lander die op zeer goede voet stond met de Indonesiërs, dicht bij de Indonesische delegatie stond en ook in Genève aanwe zig was, van wie we de informa tie kregen. Hij had een Indone sische medewerker bij de Indo nesische delegatie weten om te kopen". Dat duidt (opnieuw) op een Lunsiaans verzinsel. In 1992 schreef J. G. Kikkert het boek 'De Wereld volgens Luns'. Hij roert ook die spionagekwestie aan en meldt: „Luns is daar nu openhartig over". Zegt Luns: „Dankzij onze voortreffelijke in lichtingendienst in Indonesië, die werkte vanuit onze verte genwoordiging in Jakarta, wer den wij voortdurend op de hoogte gehouden van de in houd der telegrammen". Boei end. Uit de getuigenis van Van Tuyl van Serooskerken blijkt dat dat niet waar is. Het kan niet eens waar zijn. Meijer merkt fijntjes op dat Nederland in die tijd helemaal geen inlichtingen dienst in Indonesië had. Ook anderszins kleeft Luns nog steeds aan dat hij met de feiten over de Geneefse onderhande lingen op de loop is gegaan. Luns heeft die kritiek altijd verre van zich geworpen. Die kritiek 'lijkt niet houdbaar', neuzelt Kikkert de oud-bewindsman na. Gedegen historisch onderzoek leert echter anders. Uit Meijers proefschrift blijkt dat Luns zijn collega-ministers destijds een rad voor ogen draaide en dat hij de Geneefse besprekingen be wust liet stranden. Al snel na de start van de onder handelingen werden de belan gen van Nederlandse bedrijven in Indonesië een moeilijk punt. Die bedrijven zelf hadden Den Haag gevraagd liever geen sten nis te schoppen ze wilden gewoon doorwerken en niet nog meer problemen. Maar het kabinet vertrouwde de Indone sische rechtspraak niet en hield vol: geschillen over Nederlandse firma's in Indonesië moeten worden onderworpen aan inter nationale arbitrage, zeg maar een internationale scheidsrech ter. Dat nu, schoot Jakarta in het verkeerde keelgat. „Arbitra ge zou Nederland ten opzichte van andere landen opnieuw in een uitzonderingspositie plaat sen en dat wilde de (Indonesi sche) regering juist afschaffen", schrijft Meijer. Begin februari 1956 stuurde voorzitter Natsir van de gema tigde Masjumi-partij een tele gram aan Anak Agung in Genè ve. Verder toegeven aan de Ne derlandse eisen is uit den boze, stond er ongeveer in, al vond ook Masjumi dat tot het uiterste moest worden geprobeerd een akkoord te bereiken. De Neder landse diplomatieke vertegen woordiger in Jakarta kreeg dan ook devverzekering dat Neder landse bedrijven écht op de Indonesische rechtspraak kon den vertrouwen. Maar Luns greep het telegram van Natsir aan voor zijn eigen doelen. Toen hij premier Drees telefonisch toestemming vroeg Den Haag, 3 september 1952. Luns is net een dag minister. Rechts van hem zijn voorganger Stikker, die nog wel aanwezig is voor de jaarlijkse bijeenkomst met alle Nede oc landse ambassadeurs in den vreemde. Links van Luns zitten zijn collega's Mansholt (licht pak) en Beyen. arc nrrr f om Anak Agung nog een laatste voorstel te doen, hield hij Drees twee dingen voor, zo blijkt uit Meijers reconstructie. Ten eer ste: hij, Luns, wilde tegemoet komen aan n//eIndonesische bezwaren. Ten tweede: presi dent Soekarno had Anak Agung per telegram opgedragen de on derhandelingen hoe dan ook te laten mislukken. Drees gaf het groene licht en Luns korrzijn gang gaan. Volgens Meijer heeft de minis ter het punt van internationale arbitrage echter nooit laten val len. Hij wist immers dat als hij daaraan vasthield, de conferen tie wel moest mislukken omdat de Indonesiërs er onmogelijk mee konden instemmen. Zij zouden dus met de Zwarte Piet blijven zitten. Het vervelende is. dat van die laatste fase geen officiële confe rentiedocumenten bestaan. Eventuele twijfelaars onder de andere Nederlandse ministers hadden dus geen poot om op te staan. Meijer: „Het kabinet moest (Luns) maar op zijn woord geloven dat de Indonesi sche delegatie elke Nederlandse tegemoetkoming had afgewe zen". Er was echter niemand die openlijk twijfelde. Dat zou pas later komen. En dat telegram van Soekarno? Volgens Meijer die zich be roept op tal van rechtstreeks be trokken Indonesiërs heeft dat nooit bestaan. Het meest aan nemelijk lijkt, dat Luns het tele gram van Masjumi-leider Natsir heeft toegeschreven aan Soe karno. Dat kon geen kwaad, want hij wist dat de in-keurige Drees niet veel ophad met Soe karno, die er een nogal losse le vensstijl op na hield. Drees zou zich dus des te makkelijker ach ter Luns scharen. De nekslag voor Luns' verhaal is echter een vertrouwelijke brief die diezelfde Drees op 22 no vember 1971 aan Anak Agung schreef en die de Indonesiër op Drees' verzoek pas na diens dood publiceerde. In veel op zichten dachten Drees en Luns hetzelfde over de Indonesië-po- litiek. Des te boeiender is het dat juist Drees aan Anak Agung schreef: „In het gesprek dat ik met U mocht hebben, hebben wij o.a. de uitlatingen van de heer Luns over de conferentie in Genève besproken. Ik was het met u eens dat hij zich vergiste. Er was geen instructie van Soekarno. Nederland had niet in alle wensen van de Indonesi sche delegatie bewilligd. Er was verschil van mening gebleven over de geschillenregeling Ik heb er geen bezwaar tegen dit ruiterlijk tegen U te zeggen". Tegenover Meijer houdt Luns echter vol dat hij wel degelijk over bewijzen van zijn gelijk be schikt. Luns zegt ze 'in zijn pri- vé-bezit te hebben, maar niet te weten waar', schrijft Meijer. Totdat Luns met ene bewijzen op de proppen komt, blijft Anak Agungs vraag gelden: „Wat is dat voor een man die over een telegram praat dat hij niet kan laten zien?" Hans Meijer: Den Haag-Dja- karta. De Nederlands-Indone sische betrekkingen 1950-1962. Uitg. Het Spectrum, Utrecht 1994. ISBN 90 274 4051 4. Prijs f59,50. RONALD FRlSART

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1994 | | pagina 2