'Ik ben mijn eigen vrouw'
„3
Voor de bakker
ZATERDAG 15 OKTOBER 1994
Berlijnse travestiet
Charlotte von Mahlsdorff
(66) schrijft biografie
Hij pardon zij ziet eruit
als een Duitse huisvrouw uit
het begin van deze eeuw. Maar
zo veilig en rustig als het aan de
buitenkant lijkt, is het leven
van de 66-jarige travestiet
Charlotte von Mahlsdorf niet
geweest. Vorige maand
verscheen de Nederlandse
vertaling van de autobiografie
'Ik ben mijn eigen vrouw'. De
VPRO zendt morgen de film uit
die Rosa von Praunheim
maakte over het leven van
Charlotte.
Charlotte von Mahlsdorff.
FOTO 0PD PETER BURKHARD
Het regent in Mahlsdorf, een
dorps voorstadje van Ber
lijn. Voor het station ruist
net de laatste taxi weg. Ze kennen Char
lotte wel in Mahlsdorf. Het Gründerzeit-
museum, waarin zij temidden van haar
oude meubeltjes woont, bevindt zich op
zo'n anderhalve kilometer van het sta
tion. Aan een weg waarop vrachtwagens
voorbijdenderen die het slijk hoog doen
opspatten.
Het museum, dat door Charlotte en
twee lesbische vriendinnen wordt be
heerd, is ooit een adellijk landhuis ge
weest. Omdat het huis bouwvallig was,
wilde het stadsbestuur van Oost-Berlijn
het met dynamiet opblazen. Maar daar
heeft Charlotte een stokje voor kunnen
steken. Ze heeft het landhuis steen voor
steen en met haar eigen handen geres
taureerd en haar meubelverzameling
erin tentoongesteld.
Op het bordes staan een paar mensen
te wachten totdat er een nieuwe rondlei
ding begint. Charlotte verwelkomt ze
enige minuten later. Over een interview
wordt niet gerept. Als een zoet meisje
dat haar poppen wil laten zien aan haar
tante, nodigt zij de groep uit om een van
de zalen binnen te gaan. Dan maar even
mee met de rondleiding.
De tocht voert ons door zalen vol met
interieurs uit de zogenaamde Gründer
zeit. Klokken, spiegels, tafels, buffetten,
chaise-longues en stoelen uit de laatste
25 jaar van de vorige eeuw, net na de
stichting van het Duitse Keizerrijk. Af en
toe kijkt Charlotte in een van de spiegels
en strijkt ze een lokje haar naar achter.
Temidden van dit meubilair, dat de
glans heeft van oude cognac, is Charlot
te in haar element. Ze is haar verleden
binnengevlucht.
In een van de zalen is de volledige in
ventaris te vinden van de Mulackritze,
een van de eerste nichtenkroegen in
Berlijn, een kroeg die op last van de Stasi
moest worden gesloopt. In die zaal wer
den voor de val van de muur bijeenkom
sten gehouden voor homoseksuele
In de kleine en donkere hal van het
museum is Charlotte's boek verkrijg
baar. En de videoband van de film die
Rosa von Praunheim naar dat boek heeft
gemaakt. We zien de jongen die Charlot
te speelt op de voorkant staan, gekleed
in een directoirtje dat zijn billen vrijlaat.
Achter hem staat een kalende, streng
ogende heer, die het achterwerk van de
ondeugend kijkende jongen met een rij
zweepje bewerkt. Onder dit beeld staat
een tekstballonnetje met daarin de
woorden: 'Is er wat aan de hand?'
Deegroller
Ja, er was wat aan de hand. Zo was er
bijvoorbeeld Charlotte's vader. Een na-
tionaal-socialist van het eerste uur, een
wrede en gewelddadige man die zijn
vrouw meer slaag dan haver gaf. Op een
avond liep de ruzie zo hoog op, dat hij
haar met een revolver bedreigde. Dat
werd de toen 15-jarige Lothar teveel. De
nacht daarop sloeg hij zijn vader met
een deegroller de schedel in.
Hij werd opgenomen in een psychia
trische jeugdinrichting en zou daar vier
jaar moeten verblijven. Maar toen de
Russen Berlijn binnenvielen, zetten ze
de poort van de inrichting open en was
Lothar vrij. Onder de bommenregen liep
hij naar huis, gekleed in een jurk en een
getailleerde mantel. Twee dronken Rus
sische soldaten grepen hem onderweg
plotseling vast in de veronderstelling dat
ze te maken hadden met een Berlijns
mokkeltje. Toen ze tussen de jarretelgor-
dels een mannelijk geslachtsdeel aan
troffen, lieten ze Lothar hikkend van het
lachen weer gaan.
Charlotte's handen en armen hebben
iets mannelijks, maar haar stem is die
van een oudere vrouw. Ze spreekt alle
woorden zeer zorgvuldig uit. Alles moet
keurig zijn. Haar verhalen zijn borduur
werkjes die netjes worden afgehecht.
Hoe was het eigenlijk om in de DDR als
travestiet te leven?
,,Na 1945, na het Duitsland van het
misdadige nationaal-socialisme, waren
er zowel in het westen als in het oosten
restaurants, bars en danszalen waar de
zogenaamde 'Schwuleri elkaar konden
ontmoeten. De Amerikanen waren dan
wel wat toleranter dan de Russen, maar
je had ook in het oosten van Berlijn ge
noeg mogelijkheden. Maar met de op
richting van de DDR en het invoeren
van het stalinisme waren de homo
seksuele mannen en vrouwen weer de
klos. Wij bestonden voor de DDR-auto-
riteiten gewoon niet. Het was verboden
om bijeenkomsten te houden. Er waren
geen kroegen meer voor ons. Dus alles
moest zich in de privé-sfeer afspelen.
Ik had de moed can in 1960 een kleine
kring van homoseksuelen hier in dit mu
seum gastvrijheid te bieden. Maar toen
in 1963 de inventaris van een nichtenkit
uit Oost-Berlijn hier naar toe kwam, be
gonnen de kranten erover te schrijven.
Ik ontving in de zaal waar die kroeg is
nagebouwd homoseksuele mannen en
vrouwen, maar ook hoerenjongens en
prostituées. Ik heb daar nu eenmaal een
zwak voor. Niemand hoeft zich boven
die mensen verheven te voelen. Als we
allemaal eens voor ons eigen bedje gin
gen zitten, hadden we al meer dan ge
noeg om over te praten. Ook nu worden
hoeren nog steeds niet eerlijk behan
deld. Aan de ene kant verlangt de staat
belasting van ze, aan de andere kant
wordt hun bezigheid niet als beroep er
kend. Het is nauwelijks te geloven dat de
wetten over de prostitutie hier in Duits
land nog stammen uit de Napoleonti
sche tijd. Van voor 1813. En nu leven we
in het jaar 1994. Dat dat nog bestaat, is
een schande."
Kunstrovers
„Maar goed, er waren hier grote feesten.
Lentefeesten, zomerfeesten, herfstfees
ten. In 1978 organiseerden de lesbische
vrouwen hier een grote bijeenkomst. Ze
wilden ook hun zusters uit de dorpen
uitnodigen. Er werden uitnodigingen
verstuurd. Maar alle brieven werden
door de Stasi gecontroleerd en zo kwa
men ze erachter dat al die vrouwen naar
het museum kwamen. De bijeenkomst
werd verboden. De organisatrices wer
den ontboden bij de Stasi en er ontstond
een enorme rel. En ze probeerden me
mijn museum af te nemen door me een
enorme belastingssom op te leggen. Ze
beschouwden alles wat ik hier had als
bezit, als handelswaar. En dat konden ze
dan in beslag nemen. Die Stasi-lieden
dat zijn de grootste kunstrovers van de
twintigste eeuw geweest. En alles wat ze
in beslag namen, werd verhandeld in
West-Berlijn. Maar ik heb er gelukkig
een stokje voor kunnen steken. Ik zei dat
ik de dingen gewoon aan het publiek
zou weggeven."
Maar hoe was het voor u als travestiet
op straat?
„Ik ben vaak uitgescholden en nage
roepen. Ze hebben zelfs met stenen naar
me gegooid. Maar de echte geweldda
digheden in de DDR begonnen in het
begin van de jaren zeventig. Op een
avond werd ik aangevallen door een
groep mannen. 'Vuil homoseksueel
zwijn!', riepen ze naar me. 'Jou heeft
Hitier vergeten te vergassen. Ze hadden
je in de oven moeten stoppen.' En een
andere vent brulde: 'Jou moeten ze in de
Oostzee verzuipen!'
Ik heb me er wel eens over verbaasd
dat de meeste agressiviteit komt van de
kant van de zogenaamde normale man
nen. Terwijl ze eigenlijk zouden moeten
denken: nou ja, hoe meer homo's of tra
vestieten er komen, hoe meer vrouwen
er voor ons overblijven. Maar dat is dus
niet het geval. Het is net alsof ze de pest
in hebben omdat ze bepaalde gevoelens
zelf moeten onderdrulcken. Maar van
vrouwen heb ik nooit last gehad. Ze zei
den wel eens: 'Jij bent zeker zo'n zwoel
Liesje; anders zou je niet in een blouse
en rok lopen. Maar het geeft niet hoor,
kind, het staat je goed.'
Terwijl vrouwen juist agressief zouden
moeten zijn. Mijn vrouwelijke tandarts
zei eens tegen me: 'Het is zo jammer.
Jullie zijn allemaal van die lieve kereltjes.
Jammer dat jullie voor ons verloren
gaan.' Ach, wij hebben dezelfde mentali
teit als vrouwen. Als kind dacht ik al: jij
bent eigenlijk een meisje. Toen ik voor
het eerst een jurk aantrok, wist ik: ja, zo
hoort het. Mijn oom, die me natuurlijk
gadesloeg als ik liep te stofzuigen of stof
liep af te nemen, lachte altijd om mijn
gedrag. 'Kind', zei hij vaak, 'je had in de
negentiende eeuw moeten leven. Dan
had ik je als dienstmeisje aangenomen.
Dan was je een parel geweest.' O, nee, ik
had nooit een uniform aangetrokken en
een wapen in de hand genomen. Maar
ik zou me ook nooit hebben laten om
bouwen. Met mijn geslachtsdelen heb ik
nooit moeilijkheden gehad. Ik zou alleen
wat grotere borsten willen hebben. Als ik
uitga en een baljurk aan moet, ja, dan
moet de kunst doen wat de natuur me
verzuimd heeft te geven."
Urinoirs
In haar boek beschrijft Charlotte hoe ze
mannen oppikt bij urinoirs. Rosa von
Praunheim heeft die scene indringend
verfilmd. We zien hoe een jongeman
met eerr tennisracket en een sporttas in
zijn handen, een urinoir binnengaat.
Nadat hij zijn behoefte hoeft gedaan,
blijft hij nog wat dralen. Dan komt Char
lotte plotseling langs. Ze ziet de jonge
man staan in zijn gaatjeshemd en zijn
korte broek en spreekt hem schalks aan
met de zin: 'Ik geloof dat wij vanavond
een afspraak hebben.'
aardig en vriendelijk waren.
Als ze aardig waren, ging ik met hen
mee. Ach, seksualiteit is een heel na
tuurlijke behoefte. Als de mens honger
heeft, zegt hij: 'Ik heb honger'. Als hij
dorst heeft, wil hij drinken. Maar als de
mensen kriebels hebben onder de navel,
als ze geil zijn, zeggen ze dat niet. Waar
om niet? Als ik jeuk aan mijn nek heb,
krab ik. Als ik jeuk heb tussen mijn be
nen, dan moet ik daar iets aan doen. Al
leen zo kan de mens gelukkig zijn. Zo
ligt dat nu eenmaal. Ik ben wat dat be
treft heel simpel. En altijd optimistisch.
Ik heb gelukkig de zonnige natuur van
mijn moeder geërfd."
Het is alsof u in uw boek wilt zeggen
dat vrouwen beter zijn dan mannen.
„Dat wil ik niet meteen zeggen. Maar,
uitzonderingen daargelaten, het gros
van de mannen is toch agressiever, De
vrouw geeft het leven. De man neemt
het. Als je naar de Tweede Wereldoorlog
kijkt, dan geloof ik niet dat vrouwen zo
iets hadden gedaan. Er zouden in alle
regeringen op de wereld meer vrouwen
moeten komen te zitten. Ik vind het dan
ook zeer droevig dat wij geen vrouwelij
ke Bundesprcisident hebben. Mijn moe
der zei altijd en dat klinkt nog altijd door
in mijn hoofd: 'Zo lang mannen de wet
ten blijven maken, zullen vrouwen daar-
altijd de dupe blijven.'
Ik
die i
Dat oppikken van mannen bij uri
noirs, was dat niet gevaarlijk?
„Vlak na de oorlog niet. Maar later wel.
De katholieke kerk heeft veel op zijn ge
weten. Miljoenen mensen, zoveel dat ze
niet meer te tellen zijn, heeft de kerk op
de brandstapel gebracht. Ook mensen
zoals wij. Dat werkt door in de mentali
teit van de zogenaamde normale mens.
Toen de homoseksuele contacten verbo
den werden, moest je wel naar die uri
noirs. En het is nog maar pas dat die pa
ragraaf uit het wetboek is verdwenen.
Een belachelijke zaak toch? Maar ik keek
natuurlijk altijd wel wat voor vlees ik in
de kuip had. Op knapheid heb ik eigen
lijk nooit zo gelet bij mannen. Wel of ze
grote gevaren voor ons opdoemen. In de
tijd van de nazi's hadden dat soort jon
getjes niet durven piepen, dan zouden
ze meteen door de Gestapo zijn opge
haald. Bij het geringste teken dat het
fout gaat, zullen we Duitsland verlaten
en het museum inrichten in het buiten
land. Ik was laatst in Polen en toen zag
ik op een grafzerk een hakenkruis. 'Heb
ben jullie hier dan neo-nazi's, jullie, die
juist zo onder de nazi's hebben geleden?
zei ik tegen een kennis van me. 'Ja', zei
hij, 'die hebben we zelfs hier'. Zijn die
jonge mensen daar nog normaal? Ze
hebben geen historisch bewustzijn, geen
intelligentie, en dat is het erge.
Er is zoveel gemoord hier in Duits
land. Er is zoveel kapot gemaakt. Maar
dit hier", zegt ze, terwijl ze om zich heen
kijkt, „heb ik weten te redden. De be
schutting die dat mooie meubilair me in
mijn kindertijd gaf, heb ik terug kunnen
halen. De mensen bij wie ik me veilig
voeldeniet."
Morgen, VPRO-cinema: Ich bin meine
eigene F;rau, (1992), Rosa von Praun
heim, Nederland 3,22.28 uur.
Het komt voor de bakker. Dat zeg
gen mensen wel eens. Het komt in
orde, je kunt erop rekenen. Zelf ge
bruik ik die uitdrukking nooit, al
weet ik niet waarom. Maar daar
komt het waarschijnlijk door dat het
mij altijd opvalt als iemand anders
het zegt. Het is voor de bakker, of
het komt voor de bakker. Nee, ik
hou er niet van. Misschien komt het
doordat men bij zo'n uitdrukking
meestal een zelfvoldaan gezicht
trekt. Het lijkt me trouwens ook ty
pisch een uitdrukking van mannen.
Je hoort het zelden een vrouw zeg
gen. Wat heeft trouwens die bakker
ermee te maken?
Waarom zegt men dat iets 'voor de bak
ker' is? Had het evengoed 'voor de sla
ger' of'voor de schoenmaker' kunnen zijn?
Wat heeft die bakker ermee te maken, als
men wil aangeven dat iets klaar is of zeker
klaar zal komen? Het is een nogal ondoor
zichtige uitdrukking. Maar daar zijn we aan
gewend, want veel uitdrukkingen zijn on
doorzichtig. Net als 'voor spek en bonen
meedoen', 'van de hoed en de rand weten'
of 'ergens een slaatje uit slaan'. We gebrui
ken ze omdat het geheel wel een duidelijke
betekenis heeft, maar de onderdelen lijken
er vaak met de haren bij gesleept. Vanwaar
spek en bonen? Waarom hoed en rand? Wat
voor slaatje wordt er geslagen en waarom
wordt het geslagen? Zolang je je niets af
vraagt, gaat het goed. Maar wie wil weten
waarom er een bakker voorkomt in de uit
drukking, zijn er veel raadselen.
Soms is de herkomst bekend, of althans be
staat er een redelijk vermoeden. Dat is het
geval met 'het komt voor de bakker' en
'voor spek en bonen meedoen'. In andere
gevallen kunnen we er alleen maar naar ra
den, zoals bij 'van de hoed en de rand we
ten'.
Die bakker schijnt gekomen te zijn door
de vroegere gewoonte om zelf brood te
maken. Heel lang geleden bakte men zijn
eigen brood. Op den duur werd dat, in
steeds kleinere huizen, bezwaarlijk. Toen
kwam de gewoonte om nog wel zelf het
deeg te maken en dat vervolgens in bussen
of trommels bij de bakker te laten bakken.
Als het deegmaken en kneden dan klaar
was en alles zat in de bakblikken, klaar om
naar de bakker gebracht te worden, dan
was het Voor de bakker'. Vandaar dat 'klaar'
en Voorde bakker' hetzelfde gingen bete
kenen. Later ging men 'voor de bakker' ook
zeggen van andere zaken die 'klaar' waren.
En via 'het is voor de bakker' is het dan nog
maar een kleine stap naar 'het komt voor de
bakker'.
Helemaal zeker is deze verklaring niet,
maar het is wel de aardigste die ik ben te
gengekomen. Ook van 'voor spek en bonen
meedoen' is de oorsprong niet met zeker
heid te achterhalen. De meest waarschijnlij
ke verklaring zegt dat het te maken heeft
met kinderen, gehandicapten en bejaarden,
die niet voor een loon werken maar alleen
voor de kost. Zo ging dat vroeger. Wie niet
voor vol werd aangezien, moest wel werken,
maar kreeg geen loon. Zo iemand kreeg al
leen te eten of alleen kost en inwoning. Of
tewel: geen loon, maar wel spek en bonen.
Voor spek en bonen meedoen, is dan: niet
voor vol aangezien worden, er zomaar een
beetje bijlopen, niet echt meedoen, maar
ook niet aan de kant blijven staan.
Het slaatje dat men ergens uit slaat, heeft
helemaal niets te maken met sla, salade
of slaatje. Het is eigenlijk een woordgrapje,
naar het voorbeeld van 'zijn weetje weten'.
Wat weet iemand? Zijn weetje! Wat slaat ie
mand? Een slaatje! Vandaar dat bij 'ergens
voordeel uit slaan' men ging spreken van 'er
een slaatje uit slaan'.
Overigens komen we dit gekke slaatje alleen
maar tegen in juist deze combinatie. Buiten
'er een slaatje uit slaan' wordt hel nooit ge
bruikt. Als iemand ons zou vertellen dat hij
gisteren een 'slaatje' had, zouden we
vreemd opkijken. Maar onmogelijk is het
natuurlijk niet. Misschien dat we over een
paar jaar, als het weer eens uitverkoop is, en
als die onzin van sale' weer verdwenen is,
misschien dat we dan opeens op een win
kelruit zien staan: 'slaatjes'. Dat zou ik wel
origineel vinden. Maar ik heb het nog nooit
gezien.
Eigenlijk hoop ik dat er nu een winkelier is
die dit stukje leest en die ook een hekel
heeft aan dat sale, en dat die bij dit voorstel
van mij om eens met 'slaatjes' te adverte
ren, denkt: het komt voor de bakker.