Bang om
veel te
hopen
Bankstel
np
ZATERDAG 1 OKTOBER 1994
Onze Taal
Hoeveel bankstellen hebben wij
thuis in de kamer? Dat is bij ons wel
eens punt van discussie. Het geval
wil namelijk dat wij geheel geen
bankstel hebben. Mijn beide zoons
echter houden staande dat we twee
bankstellen hebben. Gelukkig is
mijn vrouw het met mij eens, zodat
de stand gelijk is. Je zou zeggen dat
zoiets eenvoudig te beslissen is,
•maar dat valt tegen. Ik zal het
uitleggen.
Wie in Warschau het stadsmuseum aan
de oude markt bezoekt, kan daar een
stijlkamer bekijken die geloof ik burgerlijke
huiskamer, begin 20ste eeuw heet. Ik ben
daar geweest en ik heb die stijlkamer goed
bekeken. Wat mij het meeste trof, was dat
er eigenlijk niks bijzonders te zien was. ie-
woon een huiskamer zoals van mijn vader
en moeder. Tafel in het midden met vier
rechte stoelen eromheen, armstoel voor de
vader, armstoel voor de moeder, klok op de
schoorsteen met twee bijpassende vazen
links en rechts, schilderijtje, mooie spreuk
en nog een klok aan de muur. Ik weet haast
niet beter, maar in Warschau is dat iets voor
Wat ontbreekt, naar latere begrippen, is
het bankstel. Ik heb daar dan ook nooit
echt aan kunnen wennen. Het bankstel is
populair geworden in de jaren vijftig en zes
tig. Familie en vriendjes hadden, de één na
de ander, op zeker moment een bankstel
thuis. Maar wij dus niet. In het woorden-
hoek van Van Dale duikt het bankstel voor
het eerst op in de 7de druk, en die is van
1950: 'Sofia (bank) met bijbehorende fiau
teuils en event, een tafeltje'. De eerste keer
dat het woordenboek van Koenen het bank
stel vermeldt, is in 1951Drie of vier decen
nia is het bankstel intussen het meest op
vallende gemeubelte van de Nederlandse-
huiskamer geweest, samen met het 'wand-
meubel'. Maar hun dagen zijn geteld. Xe
hebben hun langste tijd gehad. Duurdere
meubelzaken hebben nog wel bankstellen
maar de firma's die op jongere kopers mik
ken, spreken al meestal van een 'zitcombi-
natie'.
Wij hebben nu thuis twee banken, allebei
een krijgertje. Xe passen helemaal niet
hij elkaar, maar met een grote lap erover
heen valt het wel mee en zo kunnen er in
ons piepkleine kamertje toch nog zeven
acht personen zitten want er zijn ook nog
twee stoelen, die noch bij een bank, noch
bij elkaar passen. Een van die twee stoelen
is voor de kat, maar daar gaat het nu niet
over. De kwestie is, dat die jongens van mij
zeggen dat wij twee bankstellen hebben.
In zo'n situatie laat ik hel er niet hij zit
ten. Ik ga op onderzoek uit. Doordat ik met
mijn werk nogal veel mensen van rond de
twintig ontmoet, was er ruime gelegenheid
vooreen kleine taalkundige proef. 'Wat is
volgens jou een bankstel?' Die vraag heb ik
de afgelopen week tientallen malen gesteld
aan steeds weer nieuwe slachtoffers. I lun
antwoorden waren verrassend. Allemaal
zeiden ze ongeveer hetzelfde. Namelijk:
'Soort meubel of stoel voor twee of drie per
sonen'. Punt! Geen van hen sprak over 'hij
behorende fauteuils', laat staan 'event, een
tafeltje'. Voor hen allemaal was een bank
stel alleen maar een twee- of driezitsbank.
Oftewel bankstel bank.
Kennelijk is hel woord bankstel hard op
weg naar een andere betekenis. Van Da-
Ie en Koenen weten het nog niet, maar ik
heb het deze week ontdekt. De generatie-
die thans jonger is dan 25 verstaat massaal
onder een bankstel iets anders dan oudere
Nederlanders. Namelijk 'een bank'.
In een column in het bedrijfskrantje waar
ik werk, geschreven door een meisje dat
niet ouder is dan 25, zag ik het eerste nieu
we bankstel zelfs al in druk: 'Ik ging zitten
opzijn zwartlederen bankstel'. In mijn ogen
zou dat fout zijn: je kunt niet op een bank
stel zitten, alleen maar op de bank ervan of
op een van de stoelen. Maar als bankstel
'bank' gaat betekenen, is de zin wel goed.
En zo komen we tot de conclusie dat onze
huiselijke discussie over ons aantal
bankstellen te herleiden vail tot een taal
kundigegeneratiekloof.
Rena te Dorrestein:
'Eenzaamheid is het enige dat
mensen met elkaar gemeen hebben'
Haar boeken worden uitstekend
verkocht. „Ja, in de categorie
Lichaam en Geest. Bespottelijk.
Onder mij staat Toon Hermans. We
zinken diep, Dorrestein.
Na het succes van 'Heden Ik', waarin
ze over haar slopende chronische
ziekte ME schrijft, verscheen deze
week de nieuwste roman van Renate
Dorrestein: 'Een sterke man'. Het is
een somber boek, vol eenzaamheid.
„Ik ben een opgewekt verteller, maar
ik duif eindelijk toe te geven dat ik
godverlaten eenzaam ben.
I erwijl de zon de boekenkasten in
I de werkkamer van haar Haarlemse
-L woning zwakjes beschijnt, praten
we over ziekte als metgezel. ,,Ik ben een op
gewekt verteller. Bij mij is het altijd: kom, we
gooien er nog een witz tegenaan. Maar ik
denk dat ik een punt heb bereikt waarin ik
ook durf te laten zien hoe erg iets kan zijn.
Vijf jaar lang wilde ik niet accepteren dat ik
ME heb, ik wilde absoluut niet ziek zijn. Ik
dacht ook al heel snel: ik heb de klap geïncas
seerd, dus nu weer te paard! Maar nu pas ben
ik tot het volle besef gekomen wat er is ge
beurd: ik ben door die ziekte volstrekt ver
eenzaamd. Ik zit hier maar in m'n eentje de
hele dag dingen te beleven die ik met nie
mand meer kan delen."
„Het klinkt misschien gek, maar het is een
bevrijding voor mfc. Er is een last van me af
gevallen. Ik heb het toegegeven, eindelijk heb
ik het mijzelf toegegeven: dit hoort bij het le
ven. Laat ik erkennen dat ik godverlaten een
zaam ben, dat ik zeeën tranen heb vergoten,
dat ik ik weet niet hoe vaak in mijn kussen
heb gebeten. Maar als je die tranen eenmaal
hebt vergoten, als je het allemaal eenmaal
hebt toegegeven, dan ben je er ook niet meer
bang voor. Daarom kan ik nu ook in mijn
eentje in het bos gaan wonen. Jawel jongen,
ik heb net een nieuw huis gekocht. Een
prachtig huis met bomen, zoveel dat ik ze
niet kan tellen."
„Ik voel me op dit moment buitengewoon
goed. Ik kan drie, vier uur per dag gewoon op
zijn. Om te schrijven en soms ook nog een
beetje te lezen. Meer niet. Films zie ik alleen
nog af en toe op de video. Opera, concerten,
het is er al lang niet meer bij. Ik kom gewoon
nergens meer. Ik kan niet eens meer een bos
je bloemen op de hoek kopen als ik daar in
eens zin in zou hebben. Een messcherpe
analyse van het politieke bedrijf hoef je van
mij niet meer te verwachten. Rwanda, daar
vind ik ook niets van. Dat kan ik allemaal niet
meer bijhouden. Mijn voornaamste zorg is
nu: krijg ik nog een kopje kruidenthee?"
„Het is een heel raar proces, zeker voor ie
mand die altijd overal iets van heeft gevon
den, maar wat ik vroeger zo belangrijk vond
is volstrekt onbelangrijk voor me geworden.
Het is belangrijk om me een dag goed te voe
len. Het is belangrijk om een keer naar het
postkantoor te kunnen fietsen of een keertje
een jonge jenever te drinken. Ik kan nu nog
wel eens straffeloos een graanjenever in mij
laten glijden en een paar shaggies roken. Dat
had ik vijf jaar geleden niet durven hopen,
dat het nog eens zó goed met me zou gaan.
Maar ik durf niet te hopen dat dit een omme
keer is, dat ik aan het genezen ben, want het
is nu eenmaal een ziekte met ups en downs.
Ik heb absoluut geen jippie!-gevoel. Ik ben zo
ontzettend bang om veel te hopen."
'Een groot reservoir'
Renate Dorrestein, net veertig geworden, is al
zo vaak pootje gelicht door haar ziekte. Ze
kent alle verhalen van mensen die een goed
jaar hadden en toen toch weer helemaal te
rugvielen. Maar deze dag heeft ze een goed
hoofd. Dat geeft haar een heerlijk gevoel, al
kan ze nog geen potje jam openmaken.
„Ik heb een groots en meeslepend leven
gehad voor ik ME kreeg. Ik heb, als journalist,
veel meer meegemaakt dan menig ander, en
dat is een groot reservoir waar ik als schijver
uit kan putten. Wat zou ik me dan nu bekla
gen? Ik heb geleerd me met mijn bestaan,
met de enorme beperkingen van ME, te ver
staan zonder er krankzinnig van te worden.
Dat moet toch iedereen, het leven het hoofd
bieden en overeind blijven?"
Ze doet het met schrijveft, het enige talent
dat ze heeft gekregen, zegt ze.
„Daar komt het wel op neer. Ik schrijf en
verder lig ik. En als ik geluk heb slaap ik. Dat
vind ik al heel wat. Want het zijn, gewoon
zijn, is al'moeilijk genoeg. Maar ik beleef het
niet als een tranendal dat ik hijna niets an
ders meer kan dan schrijven. Ik heb nooit iets
van het leven verwacht. Nou ja, ik dacht dat
naarmate je ouder werd het leven steeds
makkelijker zou worden. Dat kan ik nu nog
moeilijk staande houden hè."
Deze week verscheen haar nieuwste boek:
Een sterke man. Addergebroed alom, eenza
me mensen, geen hoop.
„Het is mijn somberste boek, maar tegelijk
heb ik zelf de somberste periode uit mijn le
ven afgesloten. Daarom kan ik er ook over
schrijven. Maar het moet wel beklemmend
zijn als je erover leest, je moet er bij zweten.
Anders krijg je niet meer dan: ik ben alleen.
Ja, dci-hdg... Ik heb beseft hoe vereenzamend
een chronische ziekte is, hoe moeilijk en
pijnlijk het proces is voordat je beseft dat al
les in het leven op losse schroeven staat, dat
eenzaamheid het enige is dat mensen met el
kaar gemeen hebben. Dat proces, die lange,
sombere weg vind je terug in dat boek. Ik
kreeg het zelf Spaans benauwd toen ik het
schreef."
Haar vorige boek. Heden Ik. over haar ziek
te, werd een bestseller.
„Ja. in de categorie Lichaam en Geest. Be
spottelijk. Onder mij staat Toon Hermans.
We zakken diep, Dorrestein."
Innerlijk verzet
Ze heeft zich erbij neergelegd dat het lot de
baas is.
„Ik denk nu: wat ik ook doe, het maakt niet
uit. Dat geeft veel rust. Ik heb ingezien dat
het zinloos is je tegen het noodlot te verzet
ten. Dat is heel wat voor mij want ik ben ge
boren met een innerlijk verzet tegen zowat
alles in het leven: hoho, wij gaan hier geen
genoegen mee nemen. Verzet op zich is ook
goed, want als je niets doet, word je een
aardappel. Over mijn scheiding - hij was zo
maar, floep, vertrokken - ben ik nog altijd
woedend. Als mensen zomaar dood gaan ben
ik óók woedend op ze. Twee jaar geleden
overleed een hele goede vriend van me met
wie ik jaren over de hele wereld ben getrok
ken. Ik heb me verschrikkelijk kwaad lopen
maken dat-ie zomaar dood is gegaan. Voor
mij moeten de dingen altijd doorgaan of
netjes worden afgerond."
„Mijn vader is drie jaar geleden overleden
en met hem heb ik op zijn sterfbed heel wat
verhapstukt. Hij was zo'n klassieke nooit-
thuis-vader. Als puber heb ik hem dat heel
erg kwalijk genomen. I oen hij op sterven lag,
zei hij ineens: ik wil dit karwei goed afmaken.
Ineens snapte ik wat voor hem het vader
schap was geweest: zorgen voor zijn gezin
door te werken. Het was niet zo dat hij zo
veel werkte omdat-ie zijn werk leuker vond
dan mij. Daardoor heb ik hem bijna alles
kunnen vergeven en konden we elkaar losla
ten. Weliswaar met verdriet natuurlijk, maar
het was voor mij afgerond, ik ben niet woe
dend."
Haar zusje pleegde, langer geleden, zelf
moord. Ze leed aan anorexia.
„Daaraan gaan meer mensen dood dan
aan AIDS Het is een schande dat aan A1DS-
onderzoek nog steeds veel meer geld wordt
uitgegeven."
Kort na dat overlijden gebeurde het. „Ik
was op weg naar Peter, mijn vorige minnaar.
In een bliksemschicht ontvouwde zich in
mijn hoofd het hele verhaal voor dat boek
over haar: Het perpetuum mobile van de lief
de. Ik heb nog snel een kopje thee bij Peter
gedronken, maar daarna heb ik dat verhaal
achter elkaar opgeschreven. Ik schreef overal,
zelfs in de auto bij het stoplicht. Daarna is er
nog wat aan geschaafd natuurlijk, maar dèt
was het moment dat ik me realiseerde: ik kan
schrijven!."
Ze heeft alles ondergeschikt gemaakt om
een goed schrijfster te worden. „Ja, alles.
Mijn hele hebben en houwen. Om te laten
zien dat de wereld die wij zien niet de werke
lijkheid is. Dat heeft veel weg van grootheids
waanzin, maar tegelijk heeft het iets kinder
lijks: ik verdiep me in dat ene zandtaartje.
Soms tik ik zelfs zomaar stukken uit andere
boeken over om te voelen hoe liet is om zo
iets moois te schrijven."
Haar boeken verkopen goed, soms zelfs
uitstekend. „Maar ik word nog wel eens be
wierookt om de verkeerde reden. Ik lees vaak
in recensies dat ze mijn boeken zo goed vin
den omdat ze niet zo feministisch zijn als
mijn columns vroeger waren. Dan denk ik:
wij hebben niets aan deze varkens, ik moet
mijn feministische ideeën er met hamers en
bijlen inslaan. Lees Ontaarde Moeders maar
eens goed, mijn boek dat iedereen zo mooi
en prachtig vindt. Op elke pagina kun je le
zen dat alle vaders moordenaars zijn. Lees
het maar eens op die manier."
'Ontaarde Moeders' beschouwt ze als haar
grote stap voorwaarts.
„Daarvóór had ik altijd de neiging om er
veel slapstick tegenaan te gooien. Sinds dat
boek ben ik in staat emoties niet langer te
vertroebelen of verteerbaar te maken met
veel lachen."
Toch is ze milder geworden.
„Maar dan in de zin, dat ik me realiseer dat
we niet op aarde zijn om gelukkig te worden.
We zijn op aarde om er het beste van te ma
ken. En om zoveel mogelijk overhoop te ha
len. Wij gaan niet op de bank plaats nemen
en berusten in ons lot. Ha!"
„Tegen Caroline, mijn beste vriendin, die
ook ME heeft, zeg ik vaak: wij zijn eigenlijk
reuze irritant, hè? Xouden wij ooit nog kun
nen terugkeren in de wereld van de gezon
den?"
In 'Heden Ik' schrijf je dal je geen seconde
zou aarzelen om je ziel aan de duivel ie verko
pen als je daardoor weer gezond kon worden.
Stel, de duivel zegt: je kunt weer gezond wor
den, maar in ruil daarvoor verlies je Caroline
en je nieuwe minnaar. Wat doe je?
„Wat een immorele vraag!!!"
Ze hoeven niet dood of zo, ze verdwijnen ge
woon uit je leven.
„0...juist...ja...eh.,.tja...pfff...die mensen
maken mijn leven nu juist draaglijk. Zonder
die twee zou ik me wel heel erg verlaten voe
len. Jeetje...eh...nee, op die vraag kan ik geen
antwoord geven."
Had je dat ooit gedacht?
„Ik denk veel meer dan vroeger dat wat mij
overkomt niet uitzonderlijk is. Ook al is het
zó erg dat het je verstand te boven gaat. Ik
heb het gevoel dat ik nog niet de helft heb
verteld van wat er aan de hand is, terwijl ik
toch de gave van het woord heb. Maar on
danks alles ga ik gewoon door met leven, ben
ik jarig, ben ik weer verliefd geworden. Elke
keer als ik me goed voel. vergeet ik weer hoe
vreselijk het is als het slecht gaat. De mense
lijke geest zit blijkbaar heel barmhartig in el
kaar. Ik ben niet ongelukkiger dan vijf jaar
geleden, alleen ziet mijn kosten-baten reke*
ning er anders uil, is de balans anders. Aan
de ene kant verlies je iets, aan de andere kant
krijg je er iets bij."
„Ik ben eenzaam geworden, maar door dat
onder ogen te zien ben ik ook rustiger gewor
den. Ik lijd nu eenmaal een leven met uit
schieters. Met Caroline, die zich heeft opge
worpen om ooit misschien mijn levensver
haal te schrijven, heb ik het wel eens over de
titel van die biografie. We hadden gedacht:
Nou dat weer. Dat vind ik wel een aardige sa
menvattingvan mijn leven."
Renate Dorrestein: ,,'Een sterke man' is mijn somberste boek. Maar tegelijk heb ik zelf de somberste periode uit mijn leven afgesloten."