Uit superbotsing ontstond maan Zonnepanelen in mimte sterker dan men dacht Wetenschap -CT-scan helpt ij ontrafeling volutie mens Warmte speelt ons parten bij het inslapen Medicijn voor nieren diabetici Minder fouten bij uitstrijkjes VRIJDAG 22 JUL11994'62 •EUWARDEN HENK HELLEMA evolutie van de mens is onder meer af te Jezen uit de manier waarop hij zich met zijn benen voortbewoog. In hoeverre de -oorouders van de huidige mens dat inder daad deden, en bij het voortbewegen nau- meer hun handen gebruikten, kan Jworden afgelezen uit de anatomie van hun (evenwichtsorgaan. Bernard Wood en Frans Zonneveld Jjde laatste is verbonden aan de Afdeling Ra- jTaiologie van het Academisch Ziekenhuis ^.Utrecht) hebben dat onderzocht. Hun be- Uvindingen staan vermeld in het jongste nummer van Nature. Metingen van de drie JSlhalfcirkelvormige kanalen, het benig laby rint dat in het binnenoor het dynamische ^evenwichtsorgaan vormt, werden gedaan 'woor gebruik te maken van computer-to- jmografie (CT-scan). jejDat is een moderne, vooral in de genees- es leunde toegepaste, afbeeldingstechniek die gebruik maakt van röntgenstralen. Volgens onderzoekers zijn met deze techniek ook Jin de schedels van opgegraven menselijke 'voorouders betrouwbare metingen te ver- richten. Uit hun metingen van het benige labyrint van de huidige mens en van (mens)apen blijkt dat hun systeem van drie halfcirkelvormige kanalen verschillen verto nen in de lengte en in de onderlinge ver- ihoudingen van de drie loodrecht op elkaar kanalen. iVoor alle vier soorten mensapen komen de nize afmetingen min of meer overeen. De on derzoekers hebben ook metingen uitge voerd aan schedels van mensachtigen. De ze laten zien dat het evenwichtsorgaan van Australopithecus meer lijkt op dat van de mensapen en dat van Homo erectus meer op dat van de huidige mens. Deze resultaten komen overeen met de menselijke afstammingslijn, die ook op grond van andere gegevens is opgesteld. Homo erectus zou een van de eersten zijn geweest die zich vrijwel uitsluitend op twee benen voortbewoog. Een afwijkend benig labyrint vertoont Homo habilis. Volgens de onderzoekers zou H. habilis nog minder dan Australopithecus op twee benen heb- ben gelopen. Moeizaam wentelt Nederland zich dezer dagen van de ene op de andere zij omdat de slaap maar niet wil komen. De warmte speelt ons parten. En wie plat op de rug ver geefs op de slaap wacht, probeert na ver loop van tijd wel weer een andere houding. Deze beweeglijkheid weerspiegelt de activi teit van het autonome zenuwstelsel, dat drukker dan anders in de weer is om het li chaam op temperatuur te houden. Volgens prof. dr. H. Jongsma van de vak groep medische fysiologie en sportgenees kunde van de Rijksuniversiteit Utrecht, kampen veel mensen met slaapproblemen omdat hun lichaam niet aan de warmte is gewend. Het autonome zenuwstelsel is voortdurend actief om het lichaam te be hoeden voor oververhitting. Na verloop van tijd raakt het echter aan de warmte gewend en nemen de klachten af. De warme nachten van afgelopen week be tekenen een aanval op het autonome ze nuwstelsel, het systeem dat de lichaam stemperatuur controleert. ,,Dat is voortdu rend aan het werk," aldus Jongsma. „Juist daardoor komt er een stress-hormoon in het bloed en dat zorgt ervoor datje de slaap niet kunt vatten." Wie vermoeid zijn bed opzoekt, heeft niet in de gaten dat er adrenaline doorzijn aderen klotst alsof hij zojuist nog een sprintje heeft getrokken en dat komt de nachtrust allerminst ten goede. Gericht onderzoek naar slapeloosheid on der deze omstandigheden is er volgens de hoogleraar niet gedaan. Maar er bestaat wel een duidelijk verband tussen slapeloosheid en lichaamstemperatuur. Veel mensen die ook onder normale omstandigheden kampen met slaapproblemen, blijken 's nachts een wat hogere 'kerntemperatuur' te hebben dan anderen. Dit kan erop wijzen dat een hogere tempe ratuur de normale nachtrust in de weg staat. De hoogleraar houdt echter een slag om de arm: „Het is alleen aangetroffen bij mensen die moeilijk in slaap konden ko- j men. Maar het is ook best mogelijk dat an dere mensen met een hogere lichaamstem- peratuur helemaal geen problemen'heb- ben." Normaal is de lichaamstemperatuur 's J nachts iets lager dan overdag, zo'n 0,3 graad Celsius. „We hebben het hier over de kerntemperatuur," benadrukt Jongsma. Dat iemand die slaapt warm aanvoelt, heeft daar niets mee te maken. Hij houdt er reke ning mee dat nog meer elementen een rol spelen. Zo leidt de hoge luchtvochtigheid tot benauwdheid en zwaarder en sneller ademhalen. Jongsma laat niet na erop te wijzen dat zich bij plotselinge daling van de temperatuur vergelijkbare verschijnselen voordoen. Het lichaam raakt uit balans en het autonome zenuwstelsel moet dat corrigeren. WENEN «ANP Medicijnen tegen hoge bloeddruk, de zoge noemde ace-remmers zoals enalapril, blij ken patiënten met suikerziekte bescher ming te bieden tegen de achteruitgang van hun nieren. De Wereldgezondheidsorgani satie beveelt de behandeling met deze me dicamenten aan ter voorkoming of vertra ging van het proces van nierfalen. Deze ernstige complicatie, diabetische nefropa- thie genoemd, treedt bij diabetici veelvuldig °P- Tijdens een onlangs gehouden internatio naal symposium van medici in Wenen maakte de Wereldgezondheidsorganisatie de nieuwe richtlijn voor de behandeling van suikerziekte met bloeddrukverlagende middelen bekend. „Dit biedt diabetici nieu we hoop," zei prof. C. Mogensen van het Academisch Ziekenhuis in Aarhus in Dene marken. Behandeling met ace-remmers verhoogt volgens de hoogleraar de overlevingskansen van suikerpatiënten aanzienlijk en bespaart de maatschappij veel geld. Het functiever lies van de nieren bij diabetes en mellitus is een doorgaand proces, dat uiteindelijk tot de dood leidt. Als de nieren tenslotte niet meer functioneren, blijven nierdialyse of- transplantatie de enige uitweg om het leven van de patiënt te sparen. Nierfalen is de belangrijkste oorzaak van het vroegtijdig overlijden van suikerpatiën ten. Tussen de 25 en 50 procent van alle diabetici loopt kans de functie van de nie ren te verliezen. De jaarlijkse kosten van nierdialyse schat de Wereldgezondheidsor ganisatie bij voorbeeld in de Verenigde Sta ten op een bedrag van tussen de drie en vier miljard gulden. Behandeling met ace-remmers heeft, zo blijkt uit onderzoek, een vertragend effect op de achteruitgang van de nierfunctie bij beide voorkomende typen suikerziekte. De middelen werken onafhankelijk van de vraag of de patiënt hoge bloeddruk heeft of niet. Het onderzoek toont aan dat ace-rem mers ook de bloedstroom naar de nieren verbetert. Dr. H. Bilo, internist in het ziekenhuis De Weezenlanden in Zwolle, deelde mee dat het aantal suikerpatiënten in Nederland dat bij het volledig falen van de nieren dialyse nodig heeft, nog steeds toeneemt. Ons land telt momenteel tussen de 250.000 en 300.000 diabetici. Op het ogenblik hebben 350 van hen meer dialyse nodig. UTRECHT MARGRIET HUNFELD Het aantal 'missers' in de beoordeling van uitstrijkjes voor baarmoederhalskanker is het afgelopen jaar bij een proefproject in Midden-Nederland teruggedrongen naar minder dan vier procent. Landelijk wordt nog altijd gemiddeld dertien procent van de uitstrijkjes verkeerd beoordeeld. Een uitstrijkje van de baarmoederhals bevat gemiddeld 300.000 tot 500.000 cellen en in de meeste gevallen zijn slechts weinig afwij kende cellen aanwezig die wijzen op een voorstadium van baarmoederhalskanker. Analisten die dagelijks achter een micro scoop speuren naar deze afwijkende cellen, moeten veelvuldig pauzeren om concentra tieverlies tegen te gaan en om te voorko men dat belangrijke gegevens over een dreigende baarmoederhalskanker worden gemist. Desondanks is het werk van analis ten nooit honderd procent waterdicht, want het blijft mensenwerk. „Celgroepen controleren is te vergelijken met het lezen van een ingewikkeld boek," verduidelijkt hoofdanalist Harm van der Seyp van het Utrechtse universiteitslabora torium Cyt-U, dat uitstrijkjes controleert. „Een analist moet bij wijze van spraken uit 500.000 woorden een aantal verkeerd ge spelde zoeken. Dat is intensief werk en niet langer dan twee uur vol te houden. Het ge vaar van aandacht-verlies ligt op de loer." Het afgelopen jaar zijn 10.000 van de 40.000 uitstrijkjes uit de regio Utrecht naar het Amerikaanse onderzoekscentrum NSI in New York gevlogen om daar met behulp van een computer te worden 'gescand'. Een. tweede beoordeling van deze uitstrijkjes vond op de gebruikelijke wijze plaats op het Cyt-U-laboratorium. Vervolgens werden de resultaten van de oude en de nieuwe me thode met elkaar vergeleken. De Amerikaanse 'uitstrijkjescomputer', waarvan inmiddels ook een exemplaar in Amsterdam staat, maakt uit een half mil joen cellen een selectie van de 128 meest afwijkende. Deze worden op een beeld scherm getoond. De analist kan deze beel den tot 400 maal vergroten en opslaan op een DAT-tape. Dit betekent een veiliger en minder vermoeiende manier van controle ren. hoewel de beoordeling van de resulta ten uiteindelijk ook mensenwerk blijft. Patholoog Heieen Doornewaard, die bij het proefproject is betrokken, is erg tevreden over de resultaten van de computertests. „Maar het systeem moet nog verder ver fijnd worden. Wij willen aan de hand van de uitstrijkjes ook andere afwijkingen, zoals ontstekingen, kunnen opsporen. Dat kan de computer nog niet. Daarom blijft voorals nog het onderzoek met een microscoop naast de computermethode belangrijk." Vondsten van Apollo-expeditie ondersteunen theorie NOORDWUK» ANP Nu het deze maand, juli, 25 jaar geleden is dat de eerste mens voet op de maan zette, is een van de belangrijkste vondsten die de Apollo-expedities opleverden, weer actueel geworden. De naar de aarde meegebrachte maanstenen, 382 kilogram in totaal, 'fluisterden', bezien onder microscopen, deeltjesversnellers en massa-spectrografen, een fysische oer taal die teruggaat tot het begin van ons zonnestelsel. De zonnepanelen die satellieten van energie voorzien, blijken de vijandige om geving waarin ze in de ruimte verkeren, goed te kunnen overleven. Ze lopen wel enige schade op door kleine meteorieten en ruimteafval, maar dat heeft geen merkbare invloed op hun functioneren. Het technologisch centrum ESTEC van de Europese ruimtevaartorganisatie ESA in Noordwijk onderzoekt op dit moment nauwkeurig twee zonnepanelen die vorig jaar uit de ruimte zijn gehaald. Ze behoorden tot het wetenschappe lijk ruimteplatform Eureca en de astronomische satelliet, de Hubble Ruimte Telescoop. Meer dan vijfentwintig jaar zijn satellieten uitgerust met zonnepanelen. Tot voor kort echter beschikte de ruimtevaartindustrie niet over enige informatie betreffende de houdbaarheid van deze complexe en delicate krachtbronnen, omdat de satellieten na afloop van hun dienst nimmer naar de aarde terug keerden. Het is nu voor het eerst dat men zonnepanelen, nadat ze lange tijd bloot hebben gestaan aan grote temperatuurverschillen en inslagen, kan be studeren. Een eerste blik op de panelen van de Hubble telescoop laat donkere plekken zien op het synthetische oppervlak. Maar dat hadden deskundigen op grond van laboratoriumtesten verwacht. Daarnaast zijn op de panelen tal van kleine kratertjes te zien. Deze werden veroorzaakt door stukjes meteoriet en ruimteaf val ter grootte van enkele millimeters of nog kleiner. Op de zonnecellen zelf telden onderzoekers 672 inslagen met een diameter van 1,2 millimeter of meer. Enkele deeltjes zijn naar binnen gedrongen. Toch hebben de energiebronnen niet geleden onder deze schade. Ze zijn blijven functioneren en de elektriciteitsproduktie is niet achteruitgegaan. Opvallend is een duidelijke brandvlek op een van de panelen van Eureca. Hoe deze is ontstaan, is nog een raadsel. Het paneel moet volgens deskundi gen in een korte periode tijdens de missie bloot hebben gestaan aan een tem peratuur van boven de 2000 graden. Met uitzondering van deze ene brandvlek en afgezien van de minimale kra tertjes lijken de panelen van buiten af als nieuw. De zonnecellen zijn in kwali teit iets achteruitgegaan, maar minder dan men had verwacht van de slechte omstandigheden waarin de zonnepanelen moeten opereren. In de ruimte ko men ze afwisselend bloot te staan aan temperaturen van min honderd tot ne gentig graden boven nul. Voorts komen ze in aanraking met radiostraling uit de ruimte en ontmoeten ze stofdeeltjes uit het heelal en rondzwervend materi aal uit de ruimtevaart. Het onderzoek heeft volgens ESA in ieder geval aangetoond dat de zonnepa nelen in de ruimte uitstekend kunnen overleven. De bevindingen kunnen te vens een belangrijke bijdrage leveren aan de verbetering van de komende ge neratie zonnepanelen. Een tekening van de Hubble, uitgerust met zonnepanelen die het in de ruimte beter uithouden dan men aan vankelijk dacht. illustratie archief Een vreselijk begin. 3,9 miljard jaar geleden, toen de aarde net goed een half miljard jaar oud was, botste onze, toen met lava zeeën overdekte, planeet met een andere planeet, die zeker zo groot was als de huidige planeet Mars. Zo'n gebeurtenis tart elk voor stellingsvermogen. De aarde zelf zal er zo goed als zeker groten deels door uit elkaar gereten zijn en van de kleinere planeet bleef weinig meer over dan een zieden de magmabol die zich, als de ver traagde opname van een kanons kogel in een overrijpe meloen, steeds dieper in de aarde begroef. Ontelbare tonnen materie, flar den magma ter grootte van conti nenten, verspreidden zich in de ruimte. Een deel vervloog voor goed, maar de rest bleef toch min of meer in de buurt van de samen smeltende massa die de aarde en de botsende indringer werden. Je zou in feite kunnen stellen dat de aarde toen opnieuw ont stond. En zij was, kosmisch ge sproken 'al spoedig' niet meer al leen. Alle brokken en brokjes die haar als een reusachtige ring om gaven, verdichtten zich allengs tot een nieuw hemellichaam: de maan. En die begon net als de aar de: heet. Theorieën Deze theorie, gebaseerd op de 'taal' der maanstenen, ontstond tien jaar geleden tijdens een con ferentie van planeetdeskundigen op Hawaï. Daar werd goeddeels afgerekend met enkele andere theorieën over het ontstaan van de maan. Zo zou de aarde in haar begintijd veel sneller om haar as hebben gedraaid dan de 24 uur die ze er nu over doet. Door die snelle rotatie zou zich een reus achtig, vloeibaar stuk aarde als een steeds groter wordende bult naar buiten hebben gestulpt en zijn weggeslingerd. Deze hypothese werd voor het eerst meer dan een eeuw geleden gepostuleerd door George Darwin, een van de tien kinderen van be roemde vader Charles. Maar het is een uiterst onwaarschijnlijke hy pothese. De oerdag van de aarde zou amper twee-en-een-half uur moeten hebben geduurd om die uitstulping te creëren en zo'n enorme rotatiesnelheid kan de oer-aarde nooit hebben gehad. Een andere theorie gaat er van uit dat de maan ooit door de aar de werd 'ingevangen'. Onze trou we metgezel zou dan in een ander deel van het zonnestelsel zijn ont staan, door de een of andere oor zaak 'op reis' zijn gegaan, waarbij hij voorgoed ten prooi viel aan de aardse aantrekkingskracht. Com putersimulaties van dat proces verwijzen ook die mogelijkheid 'met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid' naar het rijk der fabelen. Bij de ontmoeting van twee van zulke hemellichamen zijn er twee mogelijkheden: of de maan stort op de aarde neer of, veel waar schijnlijker, hij krijgt zo'n 'gravita- tie-zet' mee, dat hij een totaal an dere baan gaat beschrijven die hem juist voorgoed buiten de in vloedsfeer van de aarde houdt. De 'midden-weg' daartussen zou de maan wèl in haar huidige baan kunnen brengen, maar die kans mag gerust 'vrijwel nihil' worden genoemd. Maanstenen Daarnaast zijn er nog enkele ver klaringen in omloop. Maan en aarde zouden gelijktijdig zijn ont Een artistieke impressie van de botsing van een proto-planeet met de proto-aarde, die 3,9 miljard jaar geleden zou hebben plaatsgevonden. illustratie gpd staan in hetzelfde stukje oernevel waaruit het gehele zonnestelsel werd gevormd. Of er zou, miljar den jaren geleden, een stuk van de aarde zijn afgeslagen door een reuzenmeteoriet. Deze mogelijk heid werd al in de vorige eeuw ge opperd door onder anderen pro fessor Quirijn. De door de astronauten tussen juli 1969 en december 1972 naar de aarde overgebrachte maanste nen en een steeds beter inzicht in de ontstaansgeschiedenis van ons zonnestelsel leren dat een super botsing inderdaad het meest waarschijnlijk is. De met supercomputers moge lijk geworden processimulaties van de vorming van het zonnestel sel laten om te beginnen zien dat de ruimte rond de piepjonge zon Computersimulatie van een botsing tussen twee planeten, ter grootte van de aarde (don ker) en Mars. Als gevolg van een dergelijke botsing zou on ze eigen maan zijn ontstaan. illustratie cpd bezaaid was met grote en kleine brokken. Botsingen waren eerder regel dan uitzondering. Verder is er het in het oog lo pende verschil in de verhouding tussen ijzer- en magnesiumoxyde tussen de aarde en de maan. De maan beschikt niet, zoals de aar de, over een ijzerkern. Beide ver schillen zijn verklaarbaar, omdat tijdens de botsing delen van de aardmantel en (vooral) van de mantel van de botser (dus niet hun beider ijzerrijke kernen) wer den weggeslingerd. De enorme hitteproduktie tij dens de botsing beroofde het weg geslingerde materiaal (waaruit de maan werd gevormd) van vluchti ge stoffen zoals water(damp). De maan is inderdaad gort- en gort droog. Als een boek Het oppervlak van de piepjonge maan. dat toen misschien bedekt was met uitgestrekte lava-zeeën, kreeg tijdens en na de vorming een intens bombardement te ver duren van miljoenen grote en klei ne brokken. Dat gaf de maan zijn huidige, pokdalige uiterlijk: be zaaid met kraters. De aarde, met haar grotere omvang en sterkere aantrekldngskracht. onderging dat proces in nog veel heviger mate, maar hier zijn de littekens door erosie en tectonische bewegingen grotendeels uitgewist. Maar de maan is een schitte rend 'museum' waar de geschie denis van ons zonnestelsel nog een open boek is. Veel leesbaarder dan het geologische geschiedenis boek van onze aarde. Enkele regeltjes van enkele bladzijden hebben we tussen juli 1969 en december 1972 en daarna kunnen lezen. Om de rest van dat boek te kunnen lezen, moeten we weer terug naar de maan. Het liefst om er te blijven, want zo'n boek moet je in één adem uitle zen. Niemand weet nog hoe schok kend sommige hoofdstukken van dat boek zullen zijn. Maar dat we op de maan veel meer over onze bloedeigen aarde aan de weet kunnen komen, daarover bestaat geen twijfel. (Bron: G. Jeffrey Taylor 'The Scientific Legacy of Apollo' in Scientific American, juli 1994.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1994 | | pagina 7