Ml
^Jéi
Gospelveteraan en predikant
brengt liefde in praktijk
Wezen
"Tl
195
ZATERDAG 9 JULI 1994
't Moet heerlijk wezen, om jezelf te
zijn. Dat schreef ik een paar weken
geleden, en ik denk er nog net zo
over. Ik verwachtte wel een paar
brieven van lezers die helemaal
zichzelf zijn en konden bevestigen
dat het heerlijk is. Of die me zouden
tegenspreken en zeggen dat het
niks als narigheid is. Maar nee, er
kwam alleen een heel andere brief.
Een brief met de vraag: is 'wezen'
hier wel goed gebruikt? Zou er niet
eigenlijk moeten staan: 't Moet
heerlijk zijn, om jezelf te zijn?
Wezen of zijn, daar gaat het nu over.
Moet het wezen zijn of moet het zijn
wezen? Je hoort het allebei: dat kan wel zo
wezen en dat kan wel zo zijn. Of: Je moet
voorzichtiger zijn en Je moet voorzichtiger
wezen. Zodra er in taal twee mogelijkheden
zijn, beginnen mensen zich af te vragen wat
beter is. En als de discussie hoog oploopt,
en onbeslist blijft, schrijven ze een brief.
Bijvoorbeeld naar mij. Vooral als een zin
van mij de aanleiding geweest is.
Eerst de feiten. Het komt allebei voor.
Sommige mensen zeggen altijd 'zijn', ande
ren meestal 'wezen' en er zijn er ook die al
lebei door elkaar gebruiken. Het hangt af
van de streek waar je geboren bent. Er zijn
gebieden in Nederland waar 'wezen' nau
welijks voorkomt, terwijl het elders juist
heel gewoon is. Waar ik geboren ben en
woon, in Leiden, is 'wezen' heel gewoon.
Maar niet iedereen vindt ze even mooi. Veel
mensen, vooral mensen met een goed inko
men, vinden 'zijn' mooier. Daarom zeggen
we dat je in de standaardtaal 'zijn' moet ge
bruiken en niet 'wezen'. Mijn zinnetje was
dus niet helemaal standaardtaal.
Maar 't is de vraag of je je daar altijd en
overal aan houden moet. Ik vind mijn zin
nog steeds heel goed: beter zelfs dan 'Het
moet heerlijk zijn, om jezelf te zijn'. In de
eerste plaats omdat je op die manier heel
vervelend twee keer 'zijn' achter elkaar
krijgt. Maar belangrijker vind ik dat je in
een zinnetje over jezelf-zijn natuurlijk zeker
jezelf moet zijn (of wezen) en precies dat
woord moet kiezen dat het meest eigen is.
Want laten we niet vergeten dat we met het
gebruik van die prachtige standaardtaal van
ons vaak juist niet onszelf zijn.
Er is maar één situatie waarin iedereen in
Nederland 'wezen' gebruikt en dat is in
zinnen als: 'We zijn wezen zwemmen' of
'Hij is boodschappen wezen doen'. Hier is
'zijn' onmogelijk. Maar het verzet van de
standaardtaal tegen 'wezen' is zo groot, dat f
menigeen om die reden zulke zinnen niet
wil gebruiken en liever zegt: 'We hebben j
gezwommen' en 'Hij heeft boodschappen I
gedaan'.
De problemen komen doordat het werk-
woord 'zijn' al sinds onheuglijke tijden ei- I
genlijk niet één werkwoord is. maar een
lappendeken van drie werkwoorden. Is en
zijn horen bij elkaar. Maar voor eerste en
tweede persoon gebruiken we vormen van
een ander werkwoord: 'ik ben' en 'jij bent'.
Vergelijk het Engels, waar we ook nog stuk
jes van dat werkwoord zien in 'to be' en het
voltooid deelwoord 'been'. Voor de verle
den tijd gebruiken we vormen van een der
de werkwoord: was en waren. Het voltooid
deelwoord 'geweest' hoort dus bij 'was' en
'waren'. Van 'zijn' en 'ben' is er in het Ne
derlands geen voltooid deelwoord. Als we
het hele werkwoord nodig hebben, is er de
keuze uit 'zijn' en 'wezen', ook al heeft de
standaardtaal intussen een voorkeur ont
wikkeld voor 'zijn'. Vandaar: 'Je moet voor
zichtiger zijn' en 'Dat kan wel zo zijn'. Maar
in menig dialect is 'wezen' nog springle
vend.
Merkwaardig is wel de vorm 'geweest',
want dat zou eigenlijk 'gewezen' moe
ten zijn: sterke werkwoorden hebben een
voltooid deelwoord a la geven gafge
geven, genezen genas, genezen. Daarom
zou je 'gewezen' als de normale vorm ver
wachten: wezen was gewezen. Het is
echter 'geweest' geworden. Toch is 'gewe
zen' ook bewaard gebleven, namelijk in uit
drukkingen als: 'mijn gewezen collega', 'een
gewezen minister'.
Een van de belangrijkste voorwaarden
om jezelf te kunnen zijn, is natuurlijk dat je
je daar niet voor schaamt. Dat je, als het zo
uitkomt, gewoon je moedertaal gebruikt,
ook als dat niet helemaal de standaardtaal
is. Want dan pas merkje hoe heerlijk het
moet zijn, om jezelf te wezen.
JOOP VAN DER HORST
universitair docent Nederlands
Al Green: „Ik
kan geen
scheiding ma
ken tussen
lieffde en lief
de." FOTO PR
'Er is één Al Green met tivee gezichten, maar hij zingt altijd over hetzelfde'
en góeie soulzanger werkt zich in
I m het zweet als een prijsvechter, me-
neer. Die ligt na het optreden voor
dood in zijn kleedkamer, meneer. Met geen
droge draad meer aan het lijf, zodat je zijn
kleren letterlijk van het lichaam moet stro
pen. Al Green is er zo één. Zo n goeie, ouwe
professional die zich de volle vijftien ronden
van de wedstrijd kapot vecht. Voor zichzelf,
zegt U? Natuurlijk, meneer. Maar ook de zie-
lerust, en niet te vergeten de emotionele ont
lading die ieder mens zo nu en dan nodig
heeft. Voor U en mij, meneer.
Laten we hem even voorstellen: Al Green is
de naam. Tussen de soulsterren van de jaren
zestig James Brown, Aretha Franklin, Otis
Redding, Carla Thomas viel Al Green nau
welijks op. Zijn soepele, sensuele stemmetje
haalde wel af en toe een hitnotering binnen
eerst met Back Up Train, een singletje van
het trio The Creations. Iets later zag de legen
darische producer Willie Mitchell wel wat in
de vrolijke en levenslustige Al. Een hele serie
hits aan het begin van de jaren zeventig ves
tigde zijn naam als hofleverancier van de
Memphis Sound voorgoed. Slechts de scha
duw van Marvin Gaye voorkwam dat de we
reld in Green de King of Soul zag.
Teleurgesteld wendde Green zich eind ja
ren zeventig van de showbusiness af. Wat
stelde het wereldse genoegen voor als je het
Koninkrijk Gods kon bezitten? Op basis van
dat vertrouwen in het geloof overwon Green
de ene na de andere persoonlijke crisis. Ge-
leidelijkaan kreeg AI ook weer geloof in een
carrière in die andere wereld. In 1982 werd
hij gestrikt voor de Broadway-musical Your
Arms are too short to box with God. Toepas
selijker kon het niet zo dacht ook de filmer
Robert Mugge. Hij draaide een pracht van
een documentaire waarin de levensloop van
deze en de vorige alinea werd samengevat.
Gedreven
The rest is history, zeggen ze in de States. In
1982 overleed Marvin Gaye, door de hand
van zijn vader, een emeritus-predikant, die
de worsteling die zijn zoon Marvin voortdu
rend heen en weer deed slingeren tussen de
geestelijke en lichamelijke liefde niet langer
kon verdragen. Sindsdien is de ster van Al
Green langzaam maar zeker rijzende. Op het
festival in Montreux zong de teruggekeerde
predikant uit Memphis tot zijn stembanden
het bijna begaven. Vorig jaar moest de BBC-
tv een live-uitzending van Jools Holland ver
lengen omdat Green in het vuur van het spel
niet van het podium was te slaan. Met na af
loop telkens hetzelfde resultaat: het publiek
voelt zich intens bezield, de prediker zelf is
öp.
De jonge generatie soulzangers Bobby
Brown, Tata Vega, Curtis Stigers, Johnny Gill
mocht willen dat ze die drijfveer bezat. Af
en toe staan ze samen met hem op het podi-
Toegegeven, inde Verenigde Staten genieten verkondigers van Gods
blijde boodschap de reputatie uitstekend op de hoogte te zijn van de
wetten van de showbusiness. Billy Graham, Pat Robertson, Jim
Bakker, zelfs Jim Jones en recentelijk David Koresh weten heel goed
hoezehun eigen zakelijke imperium kunnen vestigen.
Je hebt ook de echte vertegenwoordigers van het evangelie. De
belangrijkste is misschien wel de 48-jarige Al Green. Hij is part-time
Minister of the Full Gospel Tabernacle in Memphis. De rest van zijn
tijd verdeelt Green tussen zijn gezin en zijn muzikale carrière. Als
grootste nog levende soulzanger staat hij dit weekeinde op het North
Sea Jazz Festival in Den Haag.
York, op Times Square. Dat heeft er heel lang
gehangen; langer dan de bedoeling was ik
bedoel, het reclamecontract was al afgelopen
en nog was het niet verwijderd. Ach, de busi
ness is je altijd te slim af."
„Maar het is waar: eigenlijk zijn er geen twee
Al Greens, maar heeft die ene Al Green twee
imago's. Weet je: we praten als christenen al
tijd over onze naaste. Over de liefde die je
hem of haar onvoorwaardelijk moet gunnen.
Dat is letterlijk verwoord in mijn song Love is
a Beautiful Thing." Hij citeert zichzelf: „It's
been so long since I met you. AU the things
that we've been through. I find that I can't
forget you. I find that I'm thinking of you'.
Wat is daar verkeerd aan? 'And ev'rywhere I
turn, I think of you." De dominee kijkt me in
dringend aan. Green pakt mijn schouders
vast en schudt me heen en weer. Ik zit in
mijn gedachten al in de tabernakel iri Mem-"
phis.
Hij zegt: „De wereld beschouwt het als een
werelds liedje, maar eigenlijk is het gospel.
Neem Let's Stay together, dat onder meer een
grote hit was voor Tina Turner. Waar denkt
de wereld waarover ik zing?" Hij zet in, heel
zachtjes: „Whether the times are good or
bad, happy or sad. I'm so in love with you,
whatever you wanna do. It's alright with me.
You make me feel so brand new'. Waar denk
je dat die zinnen over gaan? Over de vleselij
ke liefde? Over de band met Hem Hierboven?
Is dat fout?"
'Liefde is alles'
Een derde 'bewijs' dat het woprd vlees kan
zijn, en toch kan inspireren als de Heilige
Geest. „Neem Call Me, ook van mij. 'It's been
a beautiful time we spend together. Now it's
getting late, we must leave each other. Re
member the time we had and how right I
tried to be.' Dat kostte me een dag om te
schrijven. Wat is fout aan zo'n tekst als je er
geen overspel inziet maar iemand die pro
beert op het rechte pad te blijven? Vertel me,
John, wat is hier fout aan?"
In me stormt en waait het. Een klein innerlijk
stemmetje jubelt al: Hallelujah! Praise the
Lord! I've seen the Light! Maar ik zeg slechts:
d'r is niks mis aan, sir. Green incasseert het
compliment, laat zich terugzakken in de kus
sens van een keurige driepersoonsbank.
Al: „Ik weet wat je wilt zeggen! Dè mensen
hebben het over de dominee en de herder Al
Green en dat hij als man van de Heer derge
lijke songs niet mèg zingen. Zodat ik zeker
niet mag zondigen en Otis Bedding's prachti
ge Sittin' on the Dock of the Bay moet laten
voor wat het is. Maar ik ben een artiest. En ik
kijk naar het kunstzinnige aspect. Heeft dat
liedje respect voor de héle mens? Of alleen de
Zondagse Mens? En hoe zit 't dan met de
Maandagse Mens, en de Dinsdagse? Ik kan
geen scheiding maken tussen liefde en liefde.
Ik volg I Korinthiërs 13: Liefde is alles, liefde
verovert alles, liefde draagt geen haat in zich.
En dat klopt, mijn zoon. Daar heb ik de vori
ge week nog over gepreekt, en daar zal ik ir
Den Haag over zingen."
Al Green, pop-ster en predikant.
voordat iemand anders er een dodelijk oor- kan heel goed leven met mijn eerbetuigingen
deel over kan vellen, hoewel anderen alles aan Hem Hierboven."
wat ik maak voor meesterwerken houden. Als Maar Al, het is al dertig jaar of meer dezelfde
mijn vroege werk je beter bevalt, dan mijn stem, je zingt het een met dezelfde passie als
huidige, heb ik daar geen moeite mee. Als je het ander. Om het in je eigen beeldspraak te
mijn aquarellen meer waardeert dan mijn verivoorden: je aquarellen en je olieverven
olieverven, óók goed. De één houdt van ero- verraden dezelfde hand. Wat kan iemand nou
tiek en dus van mijn soulmuziek. De ander tegen de verticale liefde hebben als die even
fraai wordt bezongen als de horizon-
tale? En toch hebben de mensen, de
critici weinig waardering voor je
gospelalbums.
Al Green: „O.K., O.K. De seculiere
wereld kan alleen maar zichzelf her
kennen, heeft geen boodschap aan
een verdieping, aan de diepere zin
van het bestaan. Daarom zijn er ei
genlijk twee verschillende verschij
ningen van Al Green. Je hebt de
pop-jongen, voor de massa, en de
predikant en zo je wilt, de zondaar,
voor Hem Hierboven, en voor ieder
een die in Hem gelooft."
Maar het gaat bij jou om dezelfde
woorden, om vaak dezelfde tekst. Als
jij de liefde betuigt, dan kan het net
zo goed gaan om de liefde voor een
vrouw als om de liefde voor Onze
Heer.
De predikant reageert verrast. „Hoe
kun jij dan zeggen dat je leeft in de
seculiere wereld? Oh, je bedoelt dat
we allemaal moete leren leven met
de realiteit van alle dag, en dat in
evenwicht moeten brengen met ons
geloof, ons streven naar het diepe
re?"
Ik kan me herinneren dat jij reclame
maakte voor Kentucky Fried Chic
ken door middel van grote bill
boards.
AI Green giert 't uit van het lachen,
slaat zich op de knie. „Zó bedoel ik
't ook weer niet, maar je hebt gelijk.
Dit gezicht hing meer dan levens
groot opgeblazen midden in New
um, soms zelfs op zo'n hóge bühne als die
van Montreux, waar ze na een kwartiertje
maar uit respect de eer aan zichzelf houden.
„Ik kan er niets aan doen", zegt Al Green, zo
bescheiden als hem mogelijk is. „Ik heb het
vak geleerd in harde tijden. Je moest niet al
leen in jezelf, in de muziek, maar óók in het
publiek geloven. En dat ontbreekt er tegen
woordig maar al te vaak aan."
„Als jonge muzikanten tegen
woordig carrière maken dan is een
mooi stemgeluid al heel wat, maar
weten wat ze moeten doen, en
waarom je daarvoor op het podium
staat, wordt hen niet bijtijds bijge
bracht. Gek is dat niet. Alleen al
daarom is de tijd weer rijp voor
soulplaten, voor muziek die van de
performer alle energie en levenser
varing vergen die hij heeft opge
daan. Een jonge ster heeft namelijk
alle moeite om een klassieker als
Love is a Beautiful Thing te kunnen
brengen. Wat weet hij van 't onder
werp af?"
Green is een keurige verschijning,
aan wie je zijn middelbare leeftijd
amper afziet. Hij gaat gekleed in
driedelig grijs of bruin, met bijpas
sende stropdas in zijde en zorgvul
dig gepoetste Italiaanse molières.
De predikant weet hoe hij zich bui
ten zijn kerkelijke gemeente moet
bewegen door lobby's van vijfster
ren-hotels. Het is des te vreemder
dat de showbusiness en de media
op hun beurt amper raad weten me
de geestelijke bagage van Al Green.
Kiezen
De dominee gaat er voor zitten: „Ik
ben als het ware een artiest, een
kunstenaar. Ik schilder. Soms maak
ik schetsen uit de losse hand, soms
vind ik ze zo slecht dat ik ze zelf van
de schildersezel haal en ze weggooi