'De Kaag is nu een beetje bla-bla' Drijvende vuilnisbelt voor gemaal in Katwijk ZATERDAG 9 JULI 1994 15 Bestemming: Leiden en omgeving De boot van het Leidsch Dag blad vaart zaterdag en zondag in en om Leiden. Omdat de Leidse binnenwateren door de vele lage, vaste bruggen nauwe lijks bereikbaar zijn, beperkkhet varen zich tot de Vliet, Rijn- Schiekanaal, de Zijl en de Rijn met een uitstapje naar de Ha ven. Verslaggevers moeten daarom regelmatig van boord om zich per kleiner vaartuig door grachten en singels te be geven. Maandag vaart de boot richting Warmond en de Kagerplassen. Daar wordt, met wellicht een uitstapje richting Lisse, enkele dagen rond gevaren. Wie tips heeft voor de bemanning kan bellen naar het speciale tele foonnummer op de redactie van het Leidsch Dagblad (071- 356401) of rechtstreeks met de schipper aan boord (06- 52801476). Joop Doderer mag dan gerid derd zijn, in zijn hart is hij nog steeds 'een bloedrode rebel'. In het Leidse restaurant Het Haag- sche Schouw weet hij door enig gehannes met een peper- en zoutstel onmiddelijk weer de heerlijke chaos op te roepen die hij ons voortoverde in de tv-se- rie Swiebertje. Met de creatie van die figuur stal hij het hart van Nederland. En - Swiebertje werd zo'n beetje de schutspa troon der zwervers. Maar Doderer deed meer, veel meer. Tegenwoordig is hij te zien in de Sylvia Millecam Show. En onlangs zette hij bij het Zuidelijk Toneel in een stuk van O'Neill een ontroerende bankdirecteur neer. Tegenwoordig woont hij in Roelofarendsveen, maar lange tijd woonde de acteur op het Kaageiland. Dan moet hij dus wel erg van water houden? Nee dus. ,,Ik heb geen boot, nee. Water is vaak zo saai. Je zou er een wandelingetje op moeten kunnen maken." Over het ruime sop, acteren, Theo Bakker De opkomende zon wekt de vlieg die gevangen zit tussen het slaapkamergordijn en de balkondeur. Vlieg's gebrom wekt mij uit mijn gevangen zit ten in dwangdromen over vooral niet te vergeten werk zaamheden. Deur open, vlieg weg, terug in bed en niet meer slapen. Ik hoor de stilte van de nacht die het geraas van alledag nog even op afstand houdt. Waar aan herinneren mij deze maagdelijke uren? Als de groe ne geur van ochtenddauw langzaam de slaapkamer vult," weet ik het: aan het lopen van de krantenwijk. Ooit verdiende ik daarmee centjes om op va kantie te kunnen gaan. Hoe lang geleden al niet? Jon gens waren we nog - maar aar dige jongens. Al zegt ik 't zelf. Dit onnavolgbare begin van Nescio's Titaantjes schiet me te binnen, als ik wegzink in een zachte mijmering over 'vakan ties van toen'. Pineda doemt op, het plein met zijn bomen, de cocktails, de nagenoeg donkere disco, de zoetste Duitse zoenen, het vers het slapen tussen de bedelaars, het liften terug naar huis. Mooie herinnering. Het boemeltje een jaar later hoog de Bosnische heuvels iri, het gebarsten bad, de aan komst later in Kastel aan de baai van Split, de muggen, de hoop. die te kunnen ontlopen door met luchtbed en al het water op te gaan. Veel mee mogen maken. Van de vakantie in Kastel ver schijnt één nacht me nog met regelmaat voor de geest. Hel der als de volle maan die nacht, die simpel de weg wees en het leven eenvoudig maak te. Disco geweest, hoog boven de grond gedanst, schoenen gestolen, blootsvoets de kleine vijf kilometer terug naar de camping. Zou op blote voeten lopen nog steeds net zo'n goed, 'een met de aarde' ge voel geven? Hoe dan ook, de maan scheen, de kus ('Waar om heb je niet eerder gezegd, datje me leuk vindt?) brandde na op de lippen en ik liep daar en het leven was goed zo. Op zolder in het doosje 'belangrij ke papieren' zit nog steeds het papiertje dat ik toen, eenmaal terug bij de tent, geschreven heb. 'Nooit heb ik het recht te vervallen tot een moe en zorgengrijs man.' Wie nooit een jongen is ge weest, laat staan een aardige, wie zich nooit op één van zijn jeugdvakanties heeft voorge nomen om er iets leuks van te maken, moet direct ophouden met het lezen van dit stukje en doorbladeren naar de beursbe richten. Aan al die lui die toen al kankerden op de muggen, de drollen in het water en de hardheid van het betonnen strand, aan al die geboren zei kerds die er voor hun dertigste al vrede mee hadden dat het toch nooit wat met hun leven zou worden, aan al die fanta sieloze verliezers heb ik geen boodschap. Wél aan alle aardi ge jongens van toen, die vast besloten waren dat ze 'iets' gingen doen. Hé, ouwe Leidenaar van eind dertig, begin veertig, ouwe 'ja ren zestig' reus, ouwe dagdro mer, haal je briefie weer eens tevoorschijn. Of die ene foto, of dat vel papier met daarop de volgende plaats waarnaartoe je wilde liften. Pak dat relikwie en vraag je af hoe stakkerig wijs je nu bent. Kom op, neem je re likwie mee op vakantie en ga onder een boom liggen of langs het water en kijk ernaar. Doe maar joh, laat de haast maar wegstromen. Geef je hoofd maar een beetje rust. Mag wel, echt. Zo dauwdroom ik zoetjes een tl. Ik hou van alle i en vrouwen die blij vend weigeren om zorgengrijs te worden. Hé, Leidse broeke- mansen, schrijf ook eens zo'n briefie tijdens deze vakantie, want aardige jongens die 'iets' gaan doen, blijven het gist van de samenleving. En jij, ouwe Leidse knar, zullen we deze va kantie weer even aardige jon gens worden? Het gootsteenputje van het hoogheemraadschap Rijnland Joop Doderer over water, acteren en emoties Dit is het nulnummer van de Waterkrant. Grotendeels giste ren geschreven vanaf de wal. Want vanochtend is het alle maal pas echt begonnen toen in alle vroegte de trossen wer den losgegooid. De komende zes weken schrijven de varen de verslaggevers met het tekst - verwerkertje op de kniee"n hun verhalen aan boord. Een handzaam zendertje zorgt er voor dat ook vanuit de riet kragen langs de Braassemer- meer de tekst in luttele secon den in de centrale computer van het Leidsch Dagblad te recht komt. Maandag verschijnt in het Leidsch Dagblad de eerste echte vanaf het water geschre ven Waterkrant. De pagina's zullen zoveel mogelijk met kleurenfoto's worden opge sierd en krijgen daarom een aparte en prominente plaats in de krant. Aan boord bevinden zich naast de kapitein een paar duizend petjes en enkele hon deren t-shirts bedrukt met het logo van de Waterkrant. Als mede dozen vol kaartspelen, pennen en bonnenboekjes waarmee kortingen veriaegen kunnen worden bij diverse atracties in de regio. Allemaal bedoeld om op en langs het water uit te delen. Er is gelukkig nog net plaats voor drie journalisten die u de komende weken verslag zullen doen van hun omzwervingen door de regio. Hou ze in de ga ten en spreek hen aan. Hij is voorlichter van het Hoog heemraadschap Rijnland en heeft het tafereeltje dus al tallo ze malen gezien. Toch priemt hij boos met zijn wijsvinger naar beneden, naar het water van de Rijn dat daar zachtjes te gen de roosters van het Katwijk- se gemaal klotst. Alsof hij de Rijn bestraffend wil toespreken, maar dat is niet zo. Hans van den Hoek is boos op de mensen. Daar, vlak voor zijn voeten dobbert een vuilnisbel- tje. En wij mensen hebben voor die troep gezorgd. Lege pakjes shag, wijnflessen, een bus haar lak, een kartonnen doosje waar in een hamburger heeft geze ten. Het is alsof de Rijn ons een spiegel wil voorhouden: zo on gezond leven wij dus. En zo on zorgvuldig gaan wij met de na tuur om. ,,Ja, wij mensen zijn smeerlappen", zegt hij. Ironisch, tussen de stukken piepschuim en de blikjes groei en waterplanten, met prachtige gele en paarse bloemen. De na tuur is sterk. „Het valt vandaag trouwens wel mee met de troep", meldt Van den Hoek, maar er valt geen spoortje van opluchting te bespeuren in zijn stem. Het valt alleen maar mee, omdat het gemaal al een tijdje niet heeft gedraaid. „We zitten hier rond Leiden in een geslo ten boezemgebied hè. Een ge bied van sloten, plassen, kana len en grachten met overal de zelfde waterstand. Als het ge maal werkt, merkje dat elders meteen. Dan ontstaat er stro ming. En dan wordt het vuil meegevoerd door het water, jaap Ouwehand is installatiebe heerder van het gemaal. Als geen ander weet hij wat er zoal in het water wordt gegooid. Nou ja, gegooid. Hij wil liever toch wat nuance aanbrengen. Het is niet altijd het werk van mensen. „We vinden ook veel zwerfvuil. Takken, papieren die in het water zijn gewaaid." Hij wijst naar een balk van een paar meter. „En zoiets. Waar komt die nu vandaan? Dat lijkt me niet zomaar in het water ge gooid." Het gros van de echter troep wel. Ouwehand wandelt naar een gastank. „Hoe bestaat het hè. Die is niet het water inge waaid. Laatst hadden we een tankje waar nog een laagje ben zine inzat. Hebben we nog ge bruikt bij het schoonmaken. En lege bierflesjes doen we in een krat. Zo houden we er nog een paar centen aan over." Maar het merendeel van de rot zooi is van nul en generlei waar de meer. Dat afval wordt uit het water gevist en in containers af gevoerd. „Plastic boodschap pentassen, volle vuilniszakken, inlegkruisjes, lege melkpakken. Het afgelopen jaar bijna hon derd ton. Dat kostte ons 23.000 gulden. Voor de huur van de containers, het vervoer, de ver werking.. j\1 wordt dat natuurlijk weer verrekend door het Hoog heemraadschap." Kortom, de Nulnummer van de Waterkrant vervuiler betaalt uiteindelijk toch. „Zover denken de mensen niet na", reageert Ouwehand. „Als je een oude autoband wegbrengt, moet je hier een tientje betalen. Voor de verwerking. Nou, we vinden hier veel autobanden in het water. De mensen gooien ze liever, weg, dan dat ze ze weg brengen." „En dat is nou het ra re", filosofeert Van den Hoek. „Men denkt blijbaar: als ik het weggooi, ben ik het kwijt en kost het me niks. Fout natuur lijk. Hoe meer men in het water gooit, des te hoger zijn de kos ten voor de verwerking. En dat wordt natuurlijk weer verhaald op de inwoners van dit gebied." Maar de dieren hebben daar niets aan. Er drijft een dode vo gel tussen de flessen en stukken plastic. Opgezwollen. „Die ligt hier dus al een tijdje", zegt Ou wehand. „Ik denk dat het een duif is. Verder vinden we veel eenden en zwanen. Piepschuim is vaak begroeid met allerlei groen. Die beesten eten het groen maar krijgen ook het piepschuim in hun maag. Dan sterven ze jammerlijk. Vlak naast de duif zien we een kammetje, een bus haarlak, een flacon van een schoonmaak middel en een spons. En het kalme water is als een spiegel tje. We zien onszelf tussen de troep. Het gootsteenputje van de regio: de uitwatering en het gemaal bij Katwijk. foto dick hocewoning minachting en het gebrek aan historisch besef in de omroep wereld. Fruits de Mer Joop Doderer keurige blazer, prachtige das, kokkert van een gouden ring om zijn vinger bestudeert de menukaart. Om het een beetje in de stijl van de ze waterkrant te houden, besluit hij tot een 'Salade aux Fruits de Mer'. Een koude schotel met garnalen, paling, krab en nog wat voormalige waterbewoners. Na een slokje van zijn Spa rood te hebben genomen, steekt de acteur van wal. „Ja", zegt hij, „het was vijftien jaar geleden gezellig op het Kaageiland, bijzonder gezellig. Van het ene feestje naar het an dere. Maar nu is de Kaag de Kaag niet meer. De winkels zijn weg en ook de oude kem is voor een groot deel vertrokken. Er zijn nieuwe mensen komen wo nen, mensen met huizen van zeven, acht ton. Beetje bla-bla allemaal. En dat bepaalt de sfeer in zo'n dorp. Effe ergens binnenlopen en een praatje maken, is er niet meer bij." „De watersport is echt uit zijn corset gegroeid. Wat er allemaal niet vaart in de weekenden. Een vloot van ellende. Ik heb nooit behoefte aan een boot gehad. Al dat gedoe met een winter- en zomerstalling. En om een boot te hebben om te kunnen zeg gen: 'Kijk, daar ligt mijn boot!' - nee, daar heb ik het niet zo op. Maar ik heb er wel een heerlijke tijd gehad. Als ik de pont over was, had ik altijd het gevoel dat ik de deur van de wereld achter me had dichtgetrokken. Je zat daar een beetje beschermd. Dat water werkte toch een beetje als een slotgracht. Maar dat neemt niet weg dat er om de haverklap mensen bij me naar binnen stonden te kijken. Ik zat eens te lezen toen de telefoon ging. Een kennis van me. Hij zegt: 'Joop, je moet voor de aardigheid eens in de voortuin gaan kijken.' Ik ga naar de voortuin en wat zie ik daar? Drie bejaarde dames op hun kniee"n voor de venster- gen, maar ik wil graag een wan delstok.' 'Waarom?', vroeg de regisseur. 'Dat kan ik je niet zeggen', antwoordde ik. Na af loop zei hij tegen me dat het een gouden vondst was. Ik zat daar en liet mijn twee handen rusten op de knop van die wan delstok. "(Laat zijn beide han den rusten op de knop van een denkbeeldige wandelstok, kijkt ons met triest-strenge blik on derzoekend aan). „Zo houdt die man zijn zenuwen in. Zo houdt hij nog een beetje zijn waardig heid." „Ik heb goede kritieken gehad op die rol. Mijn vrouw vertelde me dat de mensen toen ik op kwam fluisterden: 'Daar is-ie, daar is-ie! Daar heb je hem.' Mijn optreden duurde tien mi nuten. Je kon een speld horen vallen. Toen ik wegging, slaak ten de mensen een zucht. 'Tje- zus!', hoorde mijn vrouw hen zeggen. Dan heb ik mijn doel bereikt. Ik hou niet van acteurs die gaan theoretiseren over een rol. Lazer op!, denk ik dan. Je speelt zo'n rol vanuit je hart." Kastje „Ik doe gewoon mijn vak. Zo kan ik ook genieten van een schrijnwerker. Van een mooie tafel die hij heeft gemaakt. Het is niet zo datje bij een mooie tafel gaat staan huilen, dat is wel zo. Ik werk met emoties, ja. Maar het is en blijft gewoon een vak. Een ernstig vak. En dat geldt ook voor kluchten. Dat geldt ook voor zo'n serie als Swiebertje. Maatje zit hier in Holland altijd en eeuwig in dat kastje waar je nooit meer uit komt. Ik klaag niet hoor, ik heb een verrukkelijke carrière ge had. Maar ze laten hier de mooiste dingen verloren gaan. Geen historisch besef, die om- roepjongens. Schandalig, meer dan schandalig, dat ze de St. Vi- tusstudio hebben afgebroken, de allereerste televisiestudio. Dat kerkje, waar je tijdens de opnamen zachtjes de deur moest opendoen om naar een andere scène te gaan. Als ik er nu langskom, is het een grote woestenij. Onkruid tiert er we lig. Daar hadden ze een televi siemuseum van moeten ma ken." „Ik heb een tijd lang in Enge land gewerkt, met grootheden als Richard Attenborough en Otto Preminger. Heb gespeeld in 'The Human Factor'. Toen de film hier in première ging, werd ik met mijn vrouw uitgenodigd door de directeur van de bio scoop. Mijn vrouw kreeg aan de ingang een mooie bos bloemen. Toen we de zaal betraden, zaten er zes mensen. Zes mensen." „In Engeland vroegen collega's me wel eens wel eens wat ik in Holland allemaal had gedaan. Dan zei ik dat ik daar zeventien jaar lang in een serie heb ge staan. 'You must be a very rich man', zeiden ze dan. Ik liet dat maarzo." De acteur Joop Doderer woonde jaren aan de Kaag. Maar water op zich. bank. Ze probeerden door de kier van de gordijnen naar bin nen te kijken om een glimp van me te kunnen opvangen. Wel lachen, ja. Dat is nu eenmaal de prijs die je moet betalen voor je bekendheid." „Maar het was ook wel eens las tig. Dan had ik een repetitie en vroeg ik aan de pontbaas: 'Joh, laat mij even voorgaan met de auto?'. Zei-ie: 'Nee hoor, jij moet net als de anderen ge woon op je beurt wachten.' Dan had je een beetje bonje, ja. Dan word ik vervelend. „Maar ik zeg het: het water daar deed mij niks. Ik kreeg veel uit nodigingen om mee te gaan va ren. Maar ik vond het strontver velend om de hele dag op zo'n tuffert te gaan zitten. 'Ja', zeiden ze, 'we gaan ergens naar toe'. Waar naar toe dan!?" Acteren Zo, het hoofdstuk Water is wat betreft Doderer afgesloten. En wat ons betreft ook. We willen immers geen Oude Wateraars worden. Maar het acteren? Hoe zit het daarmee? Doderer: „Ik ben nu 72 en wacht maar op wat me toe komt waaien. In het laatste an derhalfjaar heb ik de Sylvia Mil lecam Show gedaan. En ik heb een kleine maar mooie rol ge had in een stuk van O'Neill. Voor de rest doe ik niet echt veel. Het is doodzonde dat er nog maar zo weinig drama op de televisie te zien is. Er is in Hilversum een vloed van stu dio's bij gekomen. Studio 21, studio 22, noem maar op. 'Me diapark' heet het daar tegen woordig. Die studio's staan alle maal leeg. Ze worden alleen nog maar verhuurd. Het lijkt wel als of het televisiedrama samen met Ko van Dijk is begraven." „Ik vind dat erg. Ik ben een ac teur, een goed acteur, en dan wil je spelen. Maar het hele vak is tegenwoordig een soort koei- enmarkt geworden. Je moet je dat vind-ie maar saai." foto hielco kuipers laten zien. En ik ben nu een maal geen man die in Amster dam bepaalde kroegen afloopt. Ze zien mij nooit op een of an der lullig feestje. Door collega's werd er over Swiebertje bijzon der minachtend gesproken. 'Het is maar een kinderuitzen ding', zeiden ze dan. Morreen kinderuitending' "Iedereen voelt zich hier meteen een grote jongen. De meeste regisseurs beldjken je niet als je een kleine rol hebt. Wat dat betreft, was het bij Het Zuidelijk Toneel een verade ming. Ivo van Hove is bijzonder goed. Ik moest in dat stuk van O'Neill een oudere bankdirec teur spelen, een keurige man die door twee jonge mensen volledig naar de knoppen is ge holpen. Die door deze mensen wordt gedwongen zwart geld wit te wassen. Dat wil die man eigenlijk helemaal niet, maar hij moet wel. Dat is het drama." „Tijdens de repetitie zei ik: 'Als het niet kan, moet je het zeg- „Meneer, zelfs een aap kan er mee varen", meende de joviale bootverhuurder te moeten op merken toen we de Leidsch Dagblad-boot voor de eerste keer in ogenschouw namen. Maar over aanmeren heeft hij het niet gehad. Het kan zijn dat de evolutie in middels zover is doorgeschoten dat de nautische capaciteten van de aap boven die van de ge middelde journalist uitstijgen of het netjes aan de kant krijgen van zo'n wiebelig bij lage snel heden nauwelijks bestuurbaar vaartuig is echt een kunst apart. Wat de jovialiteit van de boot verhuurder echt waard is, weten we half augustus, als hij zijn be kraste en gebutste eigendom te rugkrijgt. Voorlopig blijft het vaarplezier nog even beperkt tot de rechte einden. Op de Zijl, de Kager plassen en de Rijn ziet u ons voorbijkomen alsof we nooit anders hebben gedaan. Ont spannen de rechterhand op het gangboord, de linker losje aan het stuur. Soms ziet u ons aan de kant liggen, aan een verder verlaten kade. Alleen de grote zoogdieren die zich grazend aan de oever ophouden, weten hoeveel moeite het ons heeft gekost om hier ter komen. Nog een paar dagen oefenen en dan hopen we helemaal klaar te zijn voor de bewoonde wereld met zijn nauwe jachthavens, broze aanlegsteigers en reeds afgemeerde buren in glimmen de peperdure jachten. PICK VAN DER PLAS/PAUL DE VUEGER

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1994 | | pagina 15