'Nederland (wordt te sjofel' i TH Lubberiaanse psychologie ZATERDAG 18 JUNI 1994 M U J Denkwijzer Econoom Bomhojf: De lonen zijn hier laag genoeg jM J 7 A -Vv* l J Prof. Eduard Bomhoff: „Laat dan maar sommige langdurig werklozen 's ochtends om half negen naar het gemeentehuis ko men om te horen of ze misschien iets nuttigs kunnen doen." foto cpd Na tien jaar loonmatiging is 'ederland goedkoper geworden dan veel anden om ons heen. IMaar ook sjofeler", "\egt professor Eduard 3 Bomhoff. „Je hoeft '-'fmze steden maar te k vergelijken met yiisseldorfof Keulen, laat staan met ünchen, Stuttgart of erlijn. Nee, ik denk htdat het einde van de weg van loonmatiging is bereikt. Bij de internationale \oncurrentie gaat het niet alleen om de loonkosten, maar "ooral om de kwaliteit van Nederland als „Onze echte concurrenten in de wereld zijn Duitsland, Frankrijk, België, Engeland en Amerika. En dan gaat het vooral om de kwaliteit van Nederland als vestigingsplaats voor bedrijven." archieffoto MARIEN VAN DEN BOS duard Bomhoff, hoogleraar mone- m taire economie aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam, pro beert in zijn recent verschenen boek Een Haagse lente?een einde te maken aan de my the dat Nederland zou moeten concurreren met lage-lonenlanden. In het boek (uitgege ven door Academie Service in Schoonhoven) draait hij die stelling liever in positieve rich ting om: „Niet het land dat het snelst goed koper wordt kan het meest exporteren, maar het land dat het snelst groeit kan zich het best hogere lonen permitteren." Tijdens een gesprek met de eigenzinnige econoom blijkt al snel waar het volgens herh in de economie wèl om draait. En in de poli tiek. Want sinds het verschijnen van zijn laatste boek wordt in Den Haag druk onder handeld over een paars kabinet, zonder het CDA. Dat opent ook voor Bomhoff interes sante perspectieven. Het vraagteken achter 'de Haagse lente' blijft nog even staan. Want: „Er zal altijd wel minder uitkomen dan waar je als burger op hoopt. Daar zijn het politici voor. Maar ze praten in ieder geval over ver standige dingen en worden minder afgeleid door goedkope onzin-oplossingen dan bij eerdere gelegenheden. Maar eerst wil de hoogleraar het misver stand over het concurreren met lage-lonen landen uit de wereld hebben. Bomhoff: „On ze echte concurrenten in de wereld zijn na tuurlijk niet Maleisië en China, maar gewoon Duitsland, Frankrijk, België, Engeland en Amerika. En dan gaat het vooral om de kwali teit van Nederland als vestigingsplaats voor bedrijven. In vergelijking met de kwaliteit van die andere landen. Als je bijvoorbeeld bedenkt dat het be drijfsleven in Nederland al net zoveel geld uitgeeft aan bewakingspersoneel voor 's avonds en 's nachts, als dat er op die tijden politie op de been is, dan praat je ook over extra kosten. Je helpt een bedrijf niet alleen door bescheiden CAO's af te sluiten, maar ook door ervoor te zorgen dat het veilig is op straat, dat je aangenaam kunt wonen en de kinderen naar een goede school kunnen. En of de steden cultureel aantrekkelijk zijn; het gaat om de kwaliteit van Nederland als ge heel." Bomhoff neemt Amsterdam als voorbeeld, dat in de rangorde van toeristensteden in Eu ropa is afgezakt naar de zevende of achtste plaats. „Zelfs achter een plaats als Zürich, die toeristen toch veel minder te bieden heeft. Dan lijkt mij dat er een paar dingen ernstig mis zijn. En die hebben in dit geval helemaal niets te maken met loonkosten, maar met de vraag hoe schoon en veilig het daar is en of de culturele sector wat te bieden heeft." Verkopen „Daaraan werken is minstens zo belangrijk voor de toekomst van Nederland als het ha meren op die loonkosten. Als wij goed zijn in het Concertgebouworkest, of in het toerisme, of de KLM, of de telefoon, dan is dat toch ook prima. Het is niet zo dat ieder land moet be ginnen met zoveel mogelijk spullen in dozen te stoppen en te verkopen aan buitenlanders. Daar zijn we overigens ook heel handig in." De roep om een nieuw industriebeleid, waar ook de werkgevers van het VNO zo ver langend naar uitzien, is volgens Bomhoff al even grote 'onzin'. „Het probleem is dat je dan meteen weer mensen als Van der Zwan terugkrijgt. Meteen een teken dat het weer even slechter gaat met de economie." (Bom hoff doelt op zijn collega prof. Arie van de Zwan, die veel adviescommissies heeft ge leid, met name op het gebied van het indus triebeleid.) „Als men gelooft dat ambtenaren op het ministerie van economische zaken in staat zijn te bepalen welke bedrijven extra subsidie nodig hebben en welke niet, moet je dat ze ker doen." Maar Bomhoff vindt het nogal ge vaarlijk wanneer politici of ambtenaren zich daarmee bemoeien. Van grote onkunde zijn legio voorbeelden uit het recente verleden voorhanden. Maar het is volgens Bomhoff opnieuw „een misverstand te denken dat dat te maken heeft met Maleisië of Taiwan". „We zijn de afgelopen jaren inderdaad goedkoper geworden. Maar ik denk dat het einde van die weg wel zo ongeveer bereikt is. Je kunt niet door blijven gaan met het bevrie zen of verlagen van de uitkeringen. Het gaat iedere keer maar om zo'n 2 of 3 procent. Maar in tien jaar tijd telt dat behoorlijk op. Ook de ambtenarensalarissen zijn in die pe riode zo'n 10 tot 20 procent achteruitgegaan wat koopkracht betreft. Er is een grens. An ders kun je ook geen goed personeel meer aantrekken. We zijn internationaal gezien al zover afge zakt voor een deel door die eenzijdige na druk op loonmatiging dat er al tien landen in de wereld zijn waar èn gemiddeld hogere lonen worden betaald èn gemiddeld een la gere werkloosheid heerst dan in Nederland. Dan kun je toch zien hoe betrekkelijk dat ene punt van die loonmatiging is." Goede richting Minstens zo belangrijk voor Bomhoff is het gevaar dat politici die blijven hameren op loonmatiging, denken dat ze verder niets meer hoeven te doen. Maar, geeft hij toe, na veel gehamer de afgelopen winter, horen we daar weinig meer van tijdens deze Haagse lente. Naast wat losse flarden uit de onder handelingen rond de paarse coalitie komen ook een aantal van de aanbevelingen van Bomhoff terug in rapporten van internatio nale organisaties als de OESO en de Weten schappelijke Raad voor het Regeringsbeleid: dereguleren, decentraliseren en lagere belas tingen zijn ook voor de Rotterdamse hoogle raar sleutelbegrippen voor de komende ja ren. „Nou, ik denk dat een regering zonder het CDA misschien wel meer kansen heeft in dat opzicht. Ze eerder kan oppakken, in ieder ge val. Ze praten in Den Haag in over verstandi ge dingen als lagere belastingen en nog een beetje verder bezuinigen. En wat de sociale verzekeringen betreft, niet zozeer het verla gen van de uitkeringen, alswel het aanpakken van de uitkeringsinstanties. Ik vind het kli maat serieuzer en meer in de goede richting dan bij eerdere gelegenheden." Dat het relatief makkelijk gaat, die bespre kingen op het Haagse Binnenhof, heeft vol gens de sociaal-democraat Bomhoff een paar duidelijke redenen. „In de eerste plaats is het de PvdA die de consessies doet. Omdat ze er niet aan moeten denken terug te moeten naar het CDA. Dat is natuurlijk een nacht merrie voor die mensen. Maar toevallig spelen er internationaal ook geen zaken die de partijen ernstig verdeeld houden. Er zijn natuurlijk verschrikkelijke dingen aan de hand, zoals in Bosnië. Maar dat is anders dan de vroegere tegenstellingen over de NAVO of de oorlog in Vietnam. Alle discussies gaan over binnenlandse en soci aal-economische vraagstukken, waar men kennelijk in staat is een middenweg te vin den". Ook de verkiezingsprogramma's waren volgens Bomhoff dit keer heel bescheiden. „Dat helpt ook. Vroeger heb ik als econoom toch vaak m'n hart vastgehouden, van al die rare dingen als 25 uur per week werken, of met pensioen op 55-jarige leeftijd. Maar de hoeveelheid onzin is zelden zo gering ge weest als deze keer. Weinig Baron van Mün- chhausen-achtige oplossingen of goedkope waandenkbeelden." Bureaucratie Oplossing van de sociaal-economische pro blemen kan volgens de hoogleraar dus niet meer van loonmatiging worden verwacht. „Die weg hebben we nu wel gehad." Het pro bleem is veeleer „dat we verstikken in de bu reaucratie van sociale diensten, arbeidsbu reaus, het GAK en de bedrijfsverenigingen. Die vormen een veel groter gevaar dan dat het hier een Amerikaanse vechtmaatschappij zou worden. Het zijn namelijk allemaal mo nopolies. Het zijn èn overheidsorganisaties die geen winst hoeven te maken, niet hoeven te knok ken om te overleven, èn ze hebben geen con currentie. Dat is vragen om de grootste moei lijkheden. Dat nu de toorn van de politiek zich heeft uitgestort over de bedrijfsvereni gingen en het GAK... Dat is jammer voor de mensen die er werken, maar helaas noodza kelijk. Voor hetzelfde geld hadden het de ar beidsbureaus kunnen zijn en dat zal ook nog wel een keer gaan gebeuren." Tenzij de politiek daar behoorlijk toezicht op organiseert misschien? Bomhoff, op be sliste toon: „Welnee, dat kan de politiek niet. Waarom hoor je zo weinig klachten over het onderwijs en zoveel over de arbeidsbureaus? Heel simpel, omdat de scholen om de leerlin gen moeten concurreren met elkaar. Toen onze dochter een middelbare school moest kiezer», zijn we er heel wat afgeweest. En overal kreeg je een stroopwafel en een kopje chocolademelk. En dan komt er een le raar die gitaar gaat spelen en vertellen hoe leuk en aardig het er allemaal is. Dat zie ik ze bij de bedrijfsvereniging of de woningbouw corporatie nog niet doen. Die mensen krijgen hun klanten toch wel. Het toezicht van de Sociale Verzekerings Raad, daar is toch ook helemaal niets van te rechtgekomen. De arbeidsbureaus hebben ook weer zo'n orgaan boven zich, waar hon derden mensen werken. Nou, dat is in ieder geval niet de manier. De manier is om de klanten de keuze te geven. Als ze niet tevre den zijn, moeten ze ergens anders terecht kunnen." Arbeidsplicht Maar dan nog zal niet iedereen werk vinden, erkent Bomhoff. „Daar moeten we eerlijk in zijn. Ik zie ook niet zo duidelijk wat voor werk er is voor een 40-jarige Marokkaanse mevrouw met amper twee jaar lagere school. De beter opgeleide en meer ondernemende mensen blijven tegenwoordig al liever in Tur kije of Marokko, want daar hebben ze ook economische groei en daarmee kansen. We krijgen hier niet de best opgeleide mensen, om het vriendelijk te zeggen." Bomhoff weet dat er nog een groot politiek taboe omheen hangt, maar denkt het als we tenschapper misschien wat makkelijker te kunnen zeggen: „Laat dan maar sommige langdurig werklozen 's ochtends om half ne gen naar het gemeentehuis komen om te ho ren of ze misschien iets nuttigs kunnen doen. De aantallen beginnen te groot te worden om te zeggen: je betaalt zo'n uitkering en dan hopen we maar dat ze thuis televisie gaan zitten kijken en wij er verder geen last van hebben. Dat tast op den duur toch de sa menhang in de maatschappij aan. Dan gaan ze zwart verdienen of andere dingen die je liever niet zag gebeuren. Dat kan niet in zo'n klein land, waar we allemaal dicht op elkaar zitten." Daar zit een conflict, erkent Bomhoff. Aan de ene kant wil je niet alsmaar de uitkeringen verlagen, aan de andere kant willen we ook geen politiestaat, met het tellen van tanden borstels enzovoorts. Maar dat is geen conflict dat volgens hem door politici in Den Haag kan worden opgelost. „Het vervelende is'dat de politici geen enkel idee hebben over de simpelste dingen uit de wereld van de verze keringen." Bomhoff verwijst naar het eerdere plan-Si- mons voor de gezondheidszorg, waarbij de medicijnen gratis verstrekt zouden moeten worden. „Maar dan heeft hij toch de simpel ste principes uit de wereld van het verzeke ren nooit begrepen. Dan schiet de vraag naar medicijnen natuurlijk omhoog. Zo dom!" Dat soort zaken moet je niet aan politici overlaten. Gekscherend probeert hij zich voor te stellen dat de Tweede Kamer in een groot debat een reisverzekering voor heel Ne derland probeert in te voeren. „Nou, daar ko men ze nooit uit. Iedereen moet zich immers kunnen verzekeren. Maar hoe voorkom je dat een aantal mensen elk jaar een nieuw duur horloge wil, of nieuwe oorbellen? Het zijn de verzekeringsmaatschappijen die daar in concurrentie op den duur mee hebben le ren werken. En vormen de verzekeraars een kartel, dan moet jë dat verbieden, anders kom je natuurlijk van de regen in de drup." De staatssecretaris voor volksgezondheid bezocht een psychiatrisch ziekenhuis en begon een gesprekje met een patiënt. „In mijn ogen ziet u er heel normaal, heel ge woon uit, waarom bent u eigenlijk hier?", vroeg hij de pa tiënt. „Wel, om u de waarheid te vertellen, ik weet het niet precies", antwoordde de patiënt. „Misschien is het omdat ik van kinderen hou?" „Omdat u van kinderen houdt! Wat is daar nou mis mee? reageerde de staatsecretaris terwijl hij een kritisch blik wierp op de directeur-geneesheer naast hem. „Ik hou ook van kinderen." „Echt waar?", reageerde de patiënt opgetogen. „Gekookt of gebakken?" Er zijn nogal wat dingen in de ze wereld die, als we er wat langer bij stilstaan, minder nor maal of meer problematisch blij ken te zijn, dan wij ons zelf en anderen ons in eerste instantie willen doen geloven. Een typisch voorbeeld daarvan is de manier waarop onze demissionaire mi nister-president op het ogenblik bezig is met baantjes-jagerij, an ders kan ik het niet noemen. Ik heb het sowieso niet op mensen die van zichzelf omroepen dat ze de beste zijn, ik vind het al be hoorlijk bedenkelijk als iemand van een ander gaat zeggen dat je die nooit moet nemen ('Lubbers over Dehaene'), maar ik vind het grenzen aan bijna ziekelijke zelf- inflatie als je gaat dreigen met 'als jullie mij niet kiezen, dan zal ik er wel voor zorgen dat er hele maal niemand gekozen wordt' (Lubberss suggestie namens Ne derland een veto uit te spreken als hij niet wordt gekozen). Als een gewone Nederlander naar een baan elders solliciteert en te gen de sollicitatie-commissie op zo'n manier te keer zou gaan 'ik ben de beste, die ander moet je niet nemen, als je het toch doet, ga ik rotzooi trappen' dan zou die commissie hopenlijk niet lang hoeven na te denken. Natuurlijk staat er meteen een hele stoet mensen klaar om te roepen dat in de politiek, zeker op dat niveau, heel andere spel regels gelden. Maar hoezo ande re spelregels voor politici? Ieder een die naar een baan sollici teert, politicus of niet, doet dat op de allereerste plaats omdat hij die baan graag wil. Als hij 'm niet wil, solliciteert ie niet. Zo simpel ligt dat. Dat geldt zeker voor ie mand die ook zonder baan nog wel brood op de planK heeft. Iemand die naar een baan sol liciteert waar een grote hoeveel heid macht en invloed aan vast zit, wil gewoon graag machtig en invloedrijk zijn. Ook dat ligt zo simpel. Maar als een machtig persoon, en dat is Lubbers, naar een andere machtige baan solli citeert op de manier van 'ik vind dat ik en niemand anders recht heb op die baan en dus ook het volste recht heb om al mijn hui dige macht en middelen aan te wenden om 'm te krijgen', dan begint het behoorlijk op machts misbruik te lijken. De Nederlandse kiezers heb ben Lubbers twaalf jaar lang macht gegeven om hun land te regeren en de belangen ervan te behartigen. Ze hebben nooit ge zegd, en terecht, dat hij de macht van die positie mocht gebruiken om een nieuw baantje te verove ren. Ze hebben er zich ook nooit over uitgesproken of ze hem wel geschikt vinden voor die baan of dat het belangrijk is dat er een Nederlander op die post komt. Integendeel, gezien de uiterst la ge opkomst bij de Europese ver kiezingen lijkt het er eerder op dat ze weinig belang hechten aan Europa. Maar Lubbers doet in al le drie de opzichten wel gewoon alsof. In zijn functie van minis ter-president reist hij half Europa rond om in gesprekken onder vier ogen zijn persoonlijke ambi ties veilig te stellen, maar zegt toch rustig na ieder gesprek dat het hem gaat om Nederland en Europa, niet om hemzelf. De Duitse psychiater Cremeri- us heeft in een interessant ar tikel uit 1979, getiteld De Psycho logische behandeling van de Rij ken en de Machtigen, uitgelegd dat langdurige macht het karak ter vervormt en vaak een soort van verslavende werking heeft. Men kan op den duur niet zon der en gelooft steeds meer dat wat goed voelt voor zichzelf ook goed is voor degenen waar men macht over heeft. Lubbers heeft in ons land al zo lang 'mister number one' gespeeld, dat hij vermoedelijk haast ook niet meer anders over zichzelf kan denken dan als iemand die zo'n positie natuurlijkerwijze toekomt en dat de wereld daar ook mee gediend is, ook al moet ze daar af en toe even aan herinnerd worden. Het verontrustende is dat veel Nederlanders zich in de loop der jaren ook op zo'n manier op hem zijn gaan instellen: ze hebben hem in zekere zin boven de wet geplaatst, boven de gedrags- en beoordelingsregels die voor de gewone burgers en politici gel den. Het is al vaak gezegd en ge schreven: de media hebben Lub bers nooit echt durven aanpak ken. Zelfs niet toen hij in de laatste fase van de verkiezings strijd de meest rare fratsen uit haalde en zo mede bijdroeg tot de smadelijke nederlaag van zijn partij, bleven de commentaren overwegend mild. Nu hij Mister One Europe wil worden voor minder gaat hij niet en daarbij weer merkwaardige fratsen uit haalt, blijven de commentaren opnieuw mild. Waarom eigen lijk? Een deel van het antwoord lijkt te vinden in een essay, dat de psycholoog Jay Hayley in 1969 publiceerde onder de titel De Machtspolitiek van Jezus Chris tus. Hayley betoogt daarin dat de strategieën die bepaalde leiders volgen niet in deze tijd zijn ont staan, maar dat deze in hoofdlij nen al in het Nieuwe Testament worden beschreven en ontwor pen werden door die ene man uit Galilea. Afgaande op Hayley's analyse van Jezus' machtspolitiek is Lub bers een ware discipel, zoals blijkt uit de volgende beschrij ving over hoe de leider volgens die politiek opereert: „De leider zegt over zichzelf dat hij geen persoonlijke macht nastreeft, maar dat hij zich grote persoon lijke offers getroost om zijn op dracht te vervullen. Hij zegt niet dat hij een groot leider is of dat ;men hem moet volgen om hem zelf, maar hij verklaart beschei den dat hij alleen maar de vertol ker is van een grote macht, die zijn volgelingen een rijke toe komst zal bezorgen. Hij be schouwt zichzelf echter wel als het enige instrument dat die macht op de juist wijze kan ver tolken. De leider is bereid con cessies te doen en past zijn woorden aan de omstandighe den aan, maar tegelijkertijd be weert hij dat hij een duidelijke en consequente theorie heeft als ba sis voor zijn acties... Hij past een soepele strategie toe en beant woordt een aanval alleen met een aanval als het verantwoord is en niet als de oppositie te sterk is." In verband met de oppositie van Kohl en Mitterand tegen Lubbers als Europees voorzitter en zijn pissige reacties daarop is ook de volgende opmerking van Hayley interessant: .Als de laatste fase van de strijd in zicht komt, laat hij de oppositie blijken dat hij niet van plan is het met hen op een 'akkoordje te gooi en'." En tenslotte een waarschu wing: „Wanneer zulke leiders sla gen hebben ze vrijwel onbeperk te macht, omdat de tegenstand is vernederd of geneutraliseerd. Ik durf de veronderstelling aan dat de verkiezingsnederlaag van het CDA op 3 mei voor een be langrijk deel te wijten is geweest aan het feit dat veel Nederlan ders vinden dat ze onderhand lang genoeg gekookt of gebakken zijn geweest in een dergelijke soort van leiderschapen nou wel eens iets anders lusten. Maar zoals een goed koopmansland betaamt, hebben we er nooit echt bezwaar tegen aan het bui tenland te slijten wat ons zelf niet meer smaakt. RENE DIEKSTRA hoogleraar klinische en gezondheidspsychologie

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1994 | | pagina 37