Tinbergen: pionier en strijder voor rechtvaardigheid Tapie bluft zich op de voorgrond Feiten &Meningen 'We hebben niemand van dat kaliber' 'Tinbergen was een van eerste wereldburgers' Qtiytfiq ER. ££M STVtf'Mq uif Vt MS Tö£M 6S\i VEftteB&Afcfc, M&mvmx,, wEqfys OAE moet hand in eigen boezem steken \,y DINSDAG 14 JUNI 1994 NIEUWSANALYSE Bernard Tapie is een interessant studie-ob ject voor politicologen geworden. Ondanks de haast niet meer te overziene reeks schandalen waarin de zakenman en eige naar van voetbalclub Olympique Marseille de afgelopen maanden verstrikt is geraakt, heeft de politicus Tapie zondag een van de fraaiste overwinningen van zijn leven be haald. Vrijwel vanuit het niets haalde Tapie bij de Europese verkiezingen met zijn cen trum-linkse lijst Energie Radicale ruim 12 procent van de stemmen. Goed voor der tien zetels in het Straatsburgse parlement. In de regio Marseille, de stad waarvan Tapie graag burgemeester wil worden, haalde hij zelfs ruim 30 procent van de stemmen. Ondanks alle schandalen is Tapie erin ge slaagd zich in Frankrijk op de politieke voorgrond te bluffen. Of misschien juist wel dankzij al die geruchtmakende rechtszaken en breed in de media uitgemeten juridische gevechten met zijn bank, de belasting, de douane en de Franse voetbalbond. Bernard Tapie lijkt te bewijzen dat de in de reclamewereld populaire stelling dat 'het er niet toe doet hoe ze over je praten, als ze maar over je praten' ook op de politiek toe gepast kan worden. De volksjongen die zich met veel bluf. bravoure en niet altijd even zuivere methodes op wist te werken tot multimiljonair en, zij het kortstondig; tot minister, heeft in Frankrijk de status van een soort volksheld verworven. Hoe meer hij in het nauw raakt en wordt aangevallen, hoe meer sympathie hij wint, zo lijkt het. Vooral onder arbeiders en jon geren is Tapie razend populair. Hij praat nu eenmaal als een van de w einige Franse po litici de taal van het volk en weet als het moet te vloeken en te schelden als een bootwerker. Tapie zelf heeft een heel simpel verweer tegen alle aantijgingen. Hij rept voortdu rend van complotten die men tegen hem, zijn voetbalclub of zijn stad Marseille smeedt. 'Men' zou er op uit zijn hem kapot te maken omdat hij zowel in het Franse po litieke wereldje als in de zakenwereld te ei genzinnig en succesvol zou zijn. Het succes van Tapie valt deels te verkla ren door de uitstraling, de enorme energie en de charme die het omhoog gevallen 'schoffie met een gouden hart' nu eenmaal heeft. Maar het moet ook heel wat politici aan het denken zetten. Met name de Franse socialisten onder wiens duiven Tapie na drukkelijk schiet. Michel Rocard en de zij nen zijn, in tegenstelling tot Tapie, het con tact met de basis duidelijk kwijt. Als de socialisten volgend jaar bij de pre sidentsverkiezingen een serieuze kans wil len maken, hebben ze de hulp van Tapie nodig om zijn achterban te mobiliseren voor de kandidaat van links. Tapie verheugt zich duidelijk over de sleutelrol die hem nu ten deel is gevallen. Hij lijkt het spel te wil len meespelen als de socialisten hem op hun beurt helpen om burgemeester van Marseille te worden. Tapie's sleutelrol bekoort echter niet ie dereen in het progressieve kamp. „Je hebt werknemers op straat gesmeten, je hebt voetballers als slaven gekocht en verkocht. Ben jij een man van links?", zo beet Tapie's vroegere lijstgenoot professor Léon Schwartzenberg hem gisteren toe. „Jazeker, beste Léon. De resultaten bewijzen het", zo riposteerde een triomfantelijke Tapie. Waarna Schwartzenberg het laatste woord had: „Hoe heb je die resultaten behaald? Met je grote bek. Je versimpelt de proble men. smeerlap! Als jij een man van links bent, moeten Léon Blum, Jean Jaurès en Pierre Mendès France (drie legendarische linkse leiders, red.) zich omdraaien in hun graf'. Tapie hoorde het glimlachend aan. .Alweer een paar stemmen extra", moet hij gedacht hebben. PARUS HANS GERTSEN CORRESPONDENT Voor Jan Tinbergen, die vorige week donderdag op 91-ja rige leeftijd overleed, was wetenschap nooit 'I'artpour l'art'. Richtsnoer bij al zijn denken en handelen was de vraag hoe hij zijn grote intellectuele gaven kon aanwen den vor de opbouw van een duurzame en rechtvaardige samenleving, voor hem belichaamd in de sociaal-demo cratie. Dat stelt directeur C. Zalm van het Centraal Plan bureau (CPB) in zijn memoriam van Nederlands grootste econoom en eerste Nobelprijs-winnaar economie. Tinbergen was iemand van zeer grote gaven van geest en hart. Wetenschap stond voor hem al tijd in dienst van de samenle ving en vooral in dienst van de zwakken. Deze levenshouding heeft Tinbergen consequent toegepast tot de dag waarop hij stierf. Zo was hij de afgelopen maanden, samen met andere Nobelprijs-winnaars, nog bezig met de bestrijding van kinderar beid in ontwikkelingslanden. Gevolg van deze levenshouding was dat als de rangorde van maatschappelijke problemen veranderde, Tinbergen zijn on derzoeksprioriteiten verlegde. Dat verklaart waarom hij op veel terreinen pionier was en door zijn enorme denk- en daadkracht een groot aantal in novatieve bijdragen heeft gele verd aan de economische we tenschap. In de loop der tijd is in zijn werk langs twee lijnen schaalvergro ting opgetreden: van nationale naar mondiale problemen en van een louter economische be nadering naar een geïntegreer de maatschappij-analyse met bijvoorbeeld ook aandacht voor het milieu en voor vraagstukken van oorlog en vrede. Als jong afgestudeerd fysicus en dienstweigeraar op het CBS stort Tinbergen zich in de crisis jaren op de bestudering van de conjunctuurcyclus; de enorme werkloosheid en de daarmee samenhangende armoede. In dit kader ontwikkelt hij een ma cro-economisch model voor de Nederlandse eocnomie (1936), het eerste model van deze soort in de wereld. Tevens is hij een van de hoofdauteurs van het Plan van de Arbeid (1935) van de toenmalige SDAP om de werkloosheid te bestrijden. Daarnaast levert hij als medeo prichter van de Econometrie So- ciety belangrijke bijdragen aan de ontwikkeling van de econo metrie. Vanaf 1933 is hij ook hoogleraar aan de Nederlandse Economische Hogeschool te Rotterdam, de voorloper van de huidige Erasmus Universiteit. In de tweede helft van de jaren dertig vindt zijn werk een inter nationaal vervolg wanneer hij voor de Volkerenbond de mo numentale studie Statistical Testing of Business Cycles Theo ries (1939) uitvoert. In de Twee de Wereldoorlog denkt Tinber gen na over de lessen van de ja ren '20 en '30, die hij in de pe riode 1945-1955 als eerste direc teur van het Centraal Planbu reau in de praktijk gaat bren gen. In deze periode verricht hij baanbrekend onderzoek op het terrein van de economische po litiek. Zijn studies On the Theory of Economie Policy (1952) in slechts enkele weken geschre ven en Economie Policy: Principles and Design (1956) behoren tot de klassiekers van de economische wetenschap. Samen met het conjunctuur- werk uit de jaren '30, levert dit hem in 1969 de eerste Nobel prijs voor de economie op, sa men met Ragnar Frisch. Tinbergen heeft zijn aandacht dan al lang weer verlegd. Aan het begin van de jaren '50, na een reis naar India, wordt hij gegrepen door de immense ar moede in deze en andere pas onafhankelijk geworden koloni ën. Het CPB is ondertussen een gevestigd instituut geworden, waarover hij eind jaren '80 op merkt dat hij het als zeer suc cesvol beschouwt. In 1955 neemt Tinbergen daarom ont slag om full-time hoogleraar ontwikkelingsprogrammering te worden aan de Nederlandse Economische Hogeschool. Tot 1972 wijdt hij zich dan bijna volledig aan de problematiek van de ontwikkelingslanden en de internationale economische samenwerking. In deze periode levert hij belangrijke bijdragen aan de onderwijs-economie, de ruimtelijke economie en de be oordeling van grote investe ringsprojecten. In de jaren '60 maakt Tinbergen ook vele rei zen naar ontwikkelingslanden, onder andere naar Egypte en Turkije, om te helpen bij de op stellingvan ontwikkelingsplan nen. Als voorzitter van de VN- commissie voor Ontwikkelings- planning heeft Tinbergen ook in belangrijke mate bijgedragen aan de voorbereiding van het tweede ontwikkelingsdecenni- um, het zogenaamde DDII. Na publikatie van het eerste rapport voor de Club van Rome vindt in Tinbergens denken op nieuw een heroriëntatie plaats. Milieu en grondstoffen dienen als randvoorwaarden te worden betrokken in het mondiale ont wikkelingsproces. Deze her overweging van het denken mondt uit in het RIO-rapport Reshaping the International Or der (1976). Onder dreiging van de nucleaire mondemisering „Een uitzonderlijke man. Hij was een be grip. Iedereen kende hem. We hebben nie mand anders van dat kaliber." Zo luidt de reactie van het PvdA-Kamerlid Rick van der Ploeg op de dood van Jan Tinbergen. Een week geleden nog opende Tinbergen een nieuw gebouw van het Tinbergen Insti tuut aan de Amsterdamse Keizersgracht, waarvan Van der Ploeg zelf directeur is. Van der Ploeg, die tot zijn kamerlidmaatschap hoogleraar economie aan de Universiteit van Amsterdam was, is nog actief aan het onderzoeksinstituut dat genoemd is naar de man die hij mateloos bewondert. „Het bijzondere van Tinbergen is dat hij een enorme wetenschappelijke innovatie wist te combineren met maatschappelijke bevlogenheid. Hij was in dat opzicht een persoonlijk voorbeeld voor mij. Daar komt nog bij dat ik me altijd erg met Tinbergen verbonden heb gevoeld, omdat ik net als Tinbergen begonnen ben als natuurkundi ge." Van der Ploeg herinnert eraan dat Tinber gen, die kan worden gezien als de aartsva der van economische modellen die nu in veel verfijndere vorm worden gehanteerd door het Centraal Planbureau (CPB), in de jaren dertig niet beschikte over een compu ter. „Het was natuurlijk een monnikenwerk om dat allemaal uit te werken." Van der Ploeg realiseert zich dat Tinbergen met zijn economische plannen nog wel erg dacht in de sfeer van 'de maakbaarheid van de sa menleving', een opvatting die de PvdA de afgelopen jaren met veel pijn en moeite als onbruikbaar terzijde heeft gelegd. Toch kan van Tinbergen niet gezegd wor den dat zijn theorieën voor vandaag geen belang meer hebben. Van der Ploeg: „Veel van Tinbergens theorieën zijn nu stan daardkost voor economiestudenten. Boven dien zal Tinbergen altijd van belang blijven als inspirator, als man van de grote visie." Van der Ploeg vindt het typerend dat Tin bergen zich na zijn pensionering als hoog leraar onvermoeibaar is gaan bezighouden met de problematiek van de Derde Wereld, uitmondend in aanbevelingen voor een nieuwe economische wereldorde. „Het ge zin Tinbergen moet toch wel heel bijzonder zijn geweest, als je beseft dat zijn broer Ni co eveneens de Nobelprijs heeft gekregen, maar dan voor biologie. Het is uitzonderlijk als je ziet hoe hij tot op het laatst actief is gebleven. Zijn dood is een groot gemis voor Nederland." Jan Tinbergen. aan het begin van de jaren tach tig begint Tinbergen op ruim 80-jarige leeftijd met de analyse van vraagstukken van oorlog en vrede. In zijn lange leven heeft de econoom alles bij elkaar enkele honderden boeken en artikelen geschreven. Tinbergen was daarmee niet alleen Nederlands grootste econoom, maar zeker ook de meest produktieve. De kracht van zijn denken straalt nog steeds van zijn werk af. Het kenmerkt zich door een groot vermogen om zeer ingewikkel de problemen tot in de kern te analyseren en vervolgens via eenvoudige relaties in 'model' te brengen met als sluitstuk een empirische toetsing van het model. In feite was de econo mie voor hem niet anders dan de consequente toepassing van de natuurwetenschappelijke methode op economische ver schijnselen. Ook het huidige CPB wordt bij model-ontwikke ling en model-gebruik nog steeds in belangrijke mate beïn vloed door deze opvattingen. Zo bezien is Tinbergen de na tuurwetenschap altijd trouw ge bleven. Dit gold niet alleen de methode, maar ook de toepas sing van economische model len. Hierbij komt nog een laatste aspect van Tinbergens persoonlijkheid naar voren: dat hij als sociaal-democraat een groot geloof had in de maak baarheid van de samenleving en de positieve rol van de over heid daarbij. Ondanks alle rampen die zich in de twintigste eeuw voltrok ken hebben, heeft hij dit geloof nooit verloren. Te allen tijde bleef hij geloven dat mensen door rationale analyse en dis cussie, los van eigenbelang, ge- konden worden voor (ingrijpende) veranderingen om maatschappelijke problemen op te lossen. Voor Tinbergen was dat de enige weg, zelfs als iedereen hem utopisch en naïef noemde. Met recht kan dit altijd bescheiden en vriendelijk mens daarom een moderne 'heilige' worden genoemd. We kunnen Tinbergens nage dachtenis het beste eren door zijn voorbeeld te volgen om de (economische) wetenschap in dienst te stellen van de oplos sing van maatschappelijke pro blemen. Of zoals Tinbergen het zelf enkele jaren geleden ver woordde: „Het welzijn van de mensheid, daar is het in econo mie om begonnen!" DEN HAAG G. ZALM DIRECTEUR CENTRAAL PLANBUREAU Minister Pronk van ontwilckelingssamen- werking beschouwt Jan Tinbergen als een van zijn leermeesters. In een reactie op de dood van de professor zei hij: „Het is een groot verlies. Tinbergen was in feite een van de eerste wereldburgers. Pronk roemde zijn visie. „Hij heeft baan brekend werk verricht op tal van terreinen. Hij was een internationaal denker. Een leermeester voor velen, niet alleen in Ne derland, maar iemand die school heeft ge maakt over de hele wereld." Hij voegde daaraan toe: „Tinbergen was iemand die anderen leerde, mij ook, om vijf jaar vooruit te denken. Als je langer voor uitdenkt, dan wordt het dromen, dan wordt het irreëel. Als je je alleen maar bezighoudt met de problemen van vandaag, dan wordt het te korte termijn. Mede daarom heeft hij zöveel school gemaakt onder diegenen die wetenschap wilden gebruiken als een basis voor gezond beleid." DEN HAAG ANP WIM STEVENHAGEN Elk jaar opnieuw kun je je afvra gen of de Organisatie van Afri kaanse Eenheid eigenlijk wel bestaansrecht heeft. Op elke topontmoeting blinkt de organi satie uit door een overdaad aan luxueus vertoon en een gebrek aan actie, waaraan het Afrikaan se volk dat gebukt gaat onder oorlogen en tirannieke heersers juist zo'n behoefte heeft. Dit jaar zal het niet veel anders gaan. De Afrikaanse staatshoof den die gisteren in Tunis zijn begonnen aan hun jaarlijkse topontmoeting staat ongetwij feld niet veel meer voor ogen dan het onderstrepen van de economische ontberingen waaronder hun landen gebukt gaan, het bekritiseren van het Westen dat daarvoor groten deels verantwoordelijk zou zijn en het met de mantel der liefde bedekken van het door henzelf aangerichte kwaad. Of zijn ze nu eindelijk wel bereid de hand in eigen boezem te steken? Kritiek op bloedige en onmen selijke Afrikaanse praktijken bleef jarenlang beperkt tot het apartheidsregime in Zuid-Afri- ka. Nu dat niet meer bestaat en het nieuwe Zuid-Afrilca zelfs weer lid mocht worden van de organisatie, lijkt het de hoogste tijd voor de OAE om alle energie te steken in het actief bestrijden van de door de eigen leiders veroorzaakte wandaden in lan den als Somalië, Sudan, Liberia en, uiteraard, Rwanda. Wat dat betreft zijn er wel dege lijk veranderingen waarneem baar binnen de OAE. De tijd is voorbij dat binnenlandse con flicten worden doodgezwegen en OAE-functionarissen naar dictators worden gestuurd om diens praktijken 'in het belang der natie' te prijzen. Zoals begin jaren zeventig, toen in Burundi een massslachting in gang werd gezet door de autoriteiten vergelijkbaar met wat nu in Rwanda gebeurt en op het hoogtepunt van de moordpartij en een OAE-man naar Bujum bura vloog om toenmalig presi dent Michel Micombero geluk te wensen met de ordelijke wij ze waarop hij zijn zaakjes op knapte. De laatste paar jaar worden, mede door het meer realistische beleid van secretaris-generaal Salim Ahmed Salim, bloedige conflicten aan de kaak gesteld en buigen de Afrikaanse leiders zich zelfs over voorstellen voor interventie. Maar daar blijft het dan weer bij. Er wordt niet in de richting van de schuldigen ge wezen en actie blijft al helemaal uit. Neem Rwanda. Na ellenlange discussies werden de ministers van buitenlandse zaken, die de OAE-top van deze week hebben voorbereid, het er uiteindelijk over eens dat de den in Rwanda verwerpelijk zijn, een misdaad tegen de mensheid betekenen en onmid dellijk gestopt moeten worden. Maar ondanks grote druk van buitenaf lieten de bewindslie den zich niet vermurwen om ook de daders aan te wijzen; de militia noch de twee legers wer den bij naam genoemd en ver oordeeld (omdat ze zelfbij de discussies aanwezig waren) en kunnen derhalve ook niet wor den aangepakt. Desalniettemin moet de OAE in het geval van Rwanda duidelijk geworden zijn dat zij ook zelf een poging dient te wagen om de kastanjes uit het len. Te lang is de organisatie er van uitgegaan dat het Westen altijd wel klaar staat om de za ken voor de Afrikaanse leiders op te knappen. Na Somalië, waar de OAE wei nig of niets heeft bijgedragen aan een oplossing van het con flict, is dat echter niet meer het geval. Afrikaanse problemen moeten in eerste instantie door Afrika zelf worden aangepakt, luidt de redenering van het Westen. Misschien, zou je er aan toe kunnen voegen, dat de OAE dan ook harder haar best doet om in te grijpen voordat bepaalde conflicten gigantisch uit de hand lopen. Het lijkt er op dat het nu ook bij Afrikaanse leiders begint te da gen. Zeven landen zeggen klaar te staan om een contingent sol daten naar Rwanda te sturen om deel te nemen aan de hu manitaire W-missie aldaar. Het wachten is, zeggen ze, alleen nog op zwaar materieel en lo gistieke steun uit het Westen. Uiteindelijk, zij het veel te laat, kan de OAE in Rwanda dan toch haar bestaansrecht bewijzen, i NAIROBI FRANS VAN DEN HOUDT CORRESPONDENT A

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1994 | | pagina 2