Bruggenbouwer van Vaticaanstad s Ontrouw Zeven jaar was de kleine Johan Wille brands toen hij het zeker wist. Hij zou priester worden. In de Martinuskerk in zijn geboorteplaats Bovenkarspel was hij al misdienaar en zijn oom, een missiona ris, was voor hem een groot voorbeeld. „Noem het maar een verlangen naar het ambt. "Nu, bijzijn zestigjarig ambtsjubi leum, is Willebrands zelf een grootheid in de Rooms-Katholieke Kerk. Vanuit het Vaticaan was hij dertig jaar voorvechter van de oecumene, ofte wel: ambassadeur en bruggenbouwer naar andere religies. En twee keer bijna paus, weten kenners van de curie. „Dat is niet iets waar je zin in hebt. Dat moet je als een opdracht zien.Kardinaal Willebrands: „Watje ZATERDAG 11 JUNI 1994 i de innerlijke aangelegenheden v Kadinaal Willebrands was tivee keer bijna pans Het is zijn stem, het is zijn verschijning, het is zijn di plomatie", zegt de zuster de bezoekers ontvangt. „De kardinaal? ja geweldig." Bij de 25 zusters van het ïondse Sint Lioba-klooster kan Wille- ids niet stuk. Ze hebben ook een sterke d, de kloosterlingen en de kardinaal. Als zijn appartement in Vaticaanstad verlaat r een bezoek aan zijn vaderland, logeert n het klooster. Daar staat de hoge gast bij iagelijkse vespers en diensten vaak voor altaar. Daar is hij samen met de zusters dag in gebed. oor een serie zware, brede kloosterdeu- en via een wirwar van gangen en binnen- ntjes, kom je bij de woonruimte van Zijne inentie. Opvallend energiek voor zijn bij- 35 jaar komt Willebrands van de trap en geert hond Bea naast zijn stoel, ven vlot verplaatst hij de gedachten naar Westfriese geboortedorpje, naar zijn ja- als 'ambassadeur' van Vaticaanstad en betrokkenheid bij de twee conclaven rbij in 1978 een paus gekozen moest den. In alles blijft Willebrands de vriende teid en de intelligentie zelve. I n bij elke praak een bescheiden, behoedzaam di jlornaat. Tot zijn elfde woonde Willebrands in Bo venkarspel. I lij was een van de zeven kin deren van de boekhouder van de groen teveiling. Vader had legio nevenfuncties. „Ik herinner me dat fnj administrateur was van de plaatselijke boerenleenbank en dat hij bestuurswerk deed voor de woningbouwvereniging die toen in op komst was." Of hij bij de notabelen van het dorp hoorde? „In die tijd kon je dat geloof ik wel zo noemen. Maar in de gemeenteraad heeft mijn vader nooit gezeten, hoor. Hij is er eens in geko zen, maar die functie heeft hij toen niet geaccepteerd." Tulpenvelden behulp van een Frans grammaticaboek hij op zijn tiende van zijn vader kreeg, espondeerde hij op die leeftijd al in de ise taal met zijn oom die in Algiers als pa in de missie' zat. „Ik weet niet of dat taal- dig zulke goede brieven waren, hoor. 1 voor zijn twaalfde verjaardag ging Johan ebrands naar het seminarie. De mensen Bovenkarspel leerde hij pas later beter nen, toen hij in weekends en tijdens va- ties van de priesteropleiding naar huis .m. „Dat waren de tijden dat ik met stu- aienden de polder in ging om de tulpen- len te bekijken." het dorp is nu een hofje naar hem ge- md. „Ik heb het zelf nog gewijd, een paar geleden. Het aardige is dat er vooral se- 'enwoningen staan. Huizen voor mensen mijn eigen leeftijd van wie ik er nog ver- illendeken." e kardinaal is inmiddels een paar jaar emeritaat (pensioen). Hij heeft nu meer voor muziek, zijn grote hobby, en de le- hij nog veel wordt uitgeno- W:,tn,o„J. Groot Seminarie, Mei Gaarne Jo l .k mj3c, Ja. A Me. a... m Je KatlieJralc-kcrk te Haarlem, Je Wi,J...S van ket H. Priesterschap koop te ontvanger.. GoJ worden opgeJragen 17 Mei n.%, in Je kerk van Mrd G. M. V/illekramla. digd. De drukke vergaderingen, alle reizen en commissie-besprekingen zijn voorbij. Toch blijft hij in Rome wonen. Niet alleen het weer, maar vooral het 'geestelijke klimaat' en de vrijwel dagelijkse bezoeken aan zijn oude werkkring, binden hem aan Vaticaanstad. Zijn loopbaan begon in Amsterdam, waar hij drie jaar als kapelaan werkte. Vervolgens was hij docent wijsbegeerte en later directeur van het seminarie in Warmond. Door zijn in spanningen voor de oecumene, het over de grenzen van de eigen kerk kijken, werd hij voorzitter van het oecumenisch adviesorgaan van de Nederlandse bisschoppen. De baan brekende contacten van Willebrands met protestanten vielen op bij paus Johannes de 23ste. De kerkvorst haalde de Nederlander in 1960 naar Rome om hem te benoemen tot secretaris van de Vaticaanse raad voor de eenheid van de christenen. Aan die taak (en het latere presidentschap van deze raad) dankt de kardinaal zijn inter nationale bekendheid. „Het oecumenisch werk heeft mij het meest in beslag genomen. De vernieuwende en verruimende banden die we in Nederland met andere kerken had den aangeknoopt, breidden zich uit tot inte resse in oosterse kerken en Slavische kerken." Zo was Willebrands bijvoorbeeld de eerste die persoonlijk op bezoek ging bij gezagheb bende rabbijnen. Juist zijn passie voor de oecumene en zijn hart voor de dialoog maakten Willebrands tot een kanshebbende kandidaat toen er in 1978 bij pausverkiezingen in één maand tijd twee keer witte rook boven Vaticaanstad kringelde. Dat was voor en na de geheimzinnige dood van Johannes Paulus I, die slechts dertig da gen de tiara droeg. De kerk leek in het mid delpunt van veranderingen te staan en een bruggenbouwer als Willebrands zou de aan gewezen leider zijn om de katholieken door een roerige periode te loodsen. En jawel, zijn naam viel bij de stemmingen. De Vaticaan-literatuur beschrijft hem ech ter achteraf als te progressief voor Ro me. Ook zijn Nederlandse achtergrond (de kerkprovincie waar de ene rel met de andere wordt gesust) zou zijn verkiezing in de weg hebben gestaan. Zelf waagt hij zich niet aan uitspraken over het waarom, maar de Egm- onder zusters weten dat hij blij is dat de pau selijke beker aan hem voorbij is gegaan. Willebrands: „Die taak is niet iets waar je zin in hebt. Je moet het als een opdracht zien." Heeft hij met het angstzweet bij die conclaven gezeten? Een'beslist hoofdschud den. „Nee. Er wordt gevraagd of je het accep teert, dus je kunt nog nee zeggen. Aartsbisschop Willebrands kon in Rome niet worden gemist toen hij zeven jaar lang, van 1976 tot 1983, ook aartsbisschop van Utrecht was. Beide ta ken werden met elkaar verenigd. Maar het was te veel, realiseerde hij zich. „De combi natie van die twee functies was niet goed. Beide vragen je aanwezigheid. Ik moest iede re maand minstens acht dagen naar Rome. Het is niet de geografische afstand, maar de inhoud van het werk die totaal verschillend is. Dat was voor beide nadelig." Na een ge-' sprek met de paus, werd Willebrands van zijn Nederlandse taak ontheven. Simonis volgde hem op. Whs het voor de rust in de Nederlandse kerkprovincie wellicht beter geweest als u in Utrecht was gebleven? „Dat kunt u beter aan een ander vragen." Maar u bent vast op de hoogte van de te genstellingen binnen de Nederlandse kerk. Van de Acht Mei-Beweging die graag wil ver nieuwen, van Opus Dei die daar lijnrecht te genover staat. Van de in opspraak geraakte bisschoppen. „Ik volg het wel, maar allemaal van buiten af. Ik neem niet meer deel aan de vergaderin gen in Nederland. Ik bemoei me er ook niet mee. Natuurlijk ben ik enigszins geïnteres seerd, maar het intense contact verlies je na tuurlijk." Zou u in uw hart de bisschoppen niet graag een briefje willen sturen met het advies om naar de volgende bijeenkomst van de Acht Mei-Beweging te gaan om ten minste de dia loog met de vernieuwers op gang te houden? „Nee. Ik zou me er niet in willen mengen. Wat je van de innerlijke aangelegenheden van een ander land vindt, moet je niet zeg gen. Daar moet je je buiten houden. Ik zou dat ook niet kunnen omdat ik niet goed op de hoogte ben van de ontwikkelingen. Ik weet niet wat er recent gebeurd is in de Acht Mei-Beweging. En als je zulke adviezen geeft, dan moet je regelmatig contact met die krin gen hebben, zodat je van binnen uit een ad vies kunt geven." De bruggenbouwer houdt zich op de vlakte als het om de tegenpolen in de Nederlandse kerkprovincie gaat. „Als je de kerk een warm hart toedraagt, moet je aan het leven van de kerk deelnemen en daar je eigen keuze in maken. Van iemand die bij Opus Dei is, kan ik niet zeggen dat hij op de slechte weg is. Noch kan ik dat van een aanhanger van de Acht Mei-Beweging. Maar beiden kunnen ander hun mening ?ijn De zuster had het al gezegd: „Het is zijn di plomatie." Weinigen is het gegeven om bij leven al in vrijwel alle encyclopedieën te worden vermeld. De naam Willebrands en zijn mdrukwekkende loopbaan prijkt in bijna elk naslagwerk. Na zijn studie aan het kleinse minarie Hageveld en het grootseminarie in Warmond en zijn priester wijding in mei 1934, studeerde de geboren Westfries wijsbegeerte in Rome. Van 1937-1940 was hij kapelaan en godsdienstleraar in Am sterdam en vanaf 1940 docent filosofie aan het grootseminarie in Warmond, waar hij in 1945 directeur van het Philosophicum werd. In die tijd was hij de drijvende kracht achter de oecumenische bewegin gen in Nederland, wat leidde tot zijn voorzitterschap van de pas opge richte Sint Willibrordvereniging, het oecumenisch adviesorgaan van de Nederlandse bisschoppen. Paus Johannes de 23ste benoemde Willebrands in 1960 tot secreta ris van de Vaticaanse raad voor de eenheid van de christenen. In die functie legde Willebrands contacten met kerkelijk leiders van onder meer de Russisch-orthodoxe kerk en prominenten van de joodse ge meenschap. In 1964 werd hij bisschop gewijd, vijfjaar later volgde de benoe ming tot kardinaal en het presidentschap van de Vaticaanse raad voor de eenheid van de christenen. Deze taak hield hij aan toen hij eind 1975 moest voldoen aan het beroep om kardinaal Alfrink op te volgen tot aartsbisschop van Utrecht. Die dubbelfunctie bekleedde hij tot kar dinaal Simonis hem in 1983 als aartsbisschop opvolgde. Zes jaar later, tegen zijn tachtigste verjaardag, legde Willebrands ook zijn 'ambassadeurswerk' bij het Vaticaan neer. Sinds 1989 is hij drager van het Grootkruis Oranje Nassau, de hoogste onderscheiding die ons land kent. Willebrands heeft vijftien ere-doctoraten van onder meer universiteiten in Washington, München en Oxford. Denkwijzer Een priester heeft een andere priester te dineren. Aan het eind van de maaltijd merkt de gast, niet helemaal meer nuchter, hoe aantrekkelijk de huishoudster die hen de hele avond bediend heeft eigenlijk wel is en zegt tegen de gastheer: ,,We zijn zulke oude vrienden mij kun je het wel vertellen slaap je... eh... wel eens met eh... haar? De gastheer reageert woedend: ,,Hoe durf jij zoiets in mijn eigen huis te zeggen. Maak alsjeblieft dat je weg komt." Als zijn gast kort daarop inder daad is vertrokken, bemerkt de priester dat er ook een fraaie zilveren lepel vertrokken is. De volgende ochtend schrijft hij een briefje: „Heilige vriend, ik zal niet beweren dat je een dief bent, maar als je mijn zilveren lepel vindt, wil je dan zo vriendelijk zijn om 'm terug te sturen". Het antwoord laat niet lang op zich wachten: „Heilige vriend, ik zal niet beweren dat je een leuge naar bent, maar als je vannacht in je eigen bed had geslapen, had je je zilveren lepel zeker gevon den." Laten we eens aannemen dat uw partner u vanavond of mor genochtend vraagt of u momen teel ontrouw bent of ontrouwe verlangens hebt verlangens naar lichamelijke en emotionele intimiteit met een bepaalde an der zou u dan het meest wer kelijkheidsgetrouwe antwoord durven geven? Ook als dat ant woord bevestigend moet luiden? Of zou u in dat geval, net als de priester, in (schijn)heilige veront waardiging ontsteken? De meerderheid van de zondaars zullen inderdaad niet snel ge neigd zijn op zo'n waag meteen maar even hun geweten te ont lasten. Maar waarom eigenlijk niet, als wetenschappelijk onder zoek aantoont dat vrijwel nie mand, in geest en/ofvlees, zon der zonde is? Het antwoord is dat ontrouw statistisch gezien dan weinig schokkend mag zijn, maar psychologisch heeft het meestal het effect van een aard beving, die de infrastructuur van t een relatie voor lange tijd en vaak voorgoed ontwricht. De verklaring daarvoor is dat de rol en betekenis van een liefdesrelatie in het leven van een volwassene fundamenteel nau welijks verschilt van die van een liefdevolle relatie tussen een ou der en kind. John Bowlby, de grondlegger van de zogenoemde hechtingstiieorie, heeft zijn leven lang twee opvattingen verkon digd, die inmiddels aardig ge meengoed aan het worden zijn. De eerste is, dat onze belangrijk ste motivatie in het leven is: ver bondenheid met andere mensen. Dat vormt de belangrijkste ga rantie op (gevoelens van) veilig heid die we in dit leven hebben. De tweede is, dat een hechte band tussen twee mensen om twee scharnieren draait hun beschikbaarheid en hun verant woordelijkheid voor elkaar. Zo is de behoefte aan lichamelij ke nabijheid tussen ouder en kind essentieel voor overleving van soort en individu: in een we reld waarin voortdurend gevaar loert, is een verantwoordelijke ouder de voornaamste garantie op overleven en ontwikkeling van het kwetsbare kind. Wat geldt voor het kind, geldt ook voor de volwassene, die emotio neel weinig meer is dan een met wat meer vlees en beenderen aangekleed, maar nog altijd kwetsbaar kind. Ook in een hechte relatie tussen volwassenen zijn de kernelemen ten: het gevoel dat er iemand an ders emotioneel beschikbaar voor jou is, dat je figuurlijk en letterlijk contact (van het Latijnse woord voor 'wederzijds aanra ken') kan maken met die ander, die zal reageren, vooral als je het moeilijk hebt. Een hechte, intie me volwassen relatie is kortom een veilige plaats waar twee mensen gevoelens van kwets baarheid kunnen ervaren ge voelens van angst, van door het leven overweldigd te worden, van onzekerheid over zichzelf en over de toekomst. Wij zijn door de evolutie zo ge construeerd dat we zowel li chamelijk als emotioneel niet zonder anderen kunnen, alle mooie verhalen over zelfstandig heid en op eigen benen staan ten spijt. We hebben heel ons leven andere mensen nodig om ons te helpen onze gevoelens te regule ren, te verwerken en het hoofd te bieden aan de zweepslagen en pijlen die het leven op ons af stuurt. In feite is het wezen van een intieme relatie gelegen in het met iemand anders delen van je kwetsuren en kwetsbaarheid: je laat iemand binnen in een ruim te waar je geen verweer hebt. Je geeft aan contact de voorrang boven zelfbescherming. Dat is nu precies wat op slag in het tegenovergestelde kan veran deren in geval van ontrouw: zelf bescherming komt nu voor con tact. Ontrouw roept bij de vol wassen partner bijna onvermij delijk dezelfde gevoelens op als (dreigend) verlies van de hech tingsrelatie met de ouder bij het kind doet: de angst voor afwij zing, voor verlating, voor liefde- onwaardig of onaantrekkelijk zijn. Zulke gevoelens zitten diep in onze constitutie geworteld en gaan gepaard met heftige vecht - ofvluchtreacties. De boosheid van de partner die met ontrouw wordt geconfron teerd, is daarom een gezonde, en letterlijk terechte, vechtreactie om de hechtingsrelatie te her stellen. Het is fundamenteel de zelfde reactie als die van het kind dat boos wordt en geweldig trammelant maakt, als de ouder zich verwijdert: een schreeu wend protest tegen het dreigend verlies van beschikbaarheid en verantwoordelijkheid van de an der en een poging om de ander ervan te weerhouden de onder linge afstand nog groter te ma ken. Het is een smeekschrift om Hierin ligt ook precies de reden waarom zovelen niet uit zichzelf over hun ontrouw beginnen te spreken: ze weten maar al te goed dat zulke heftige reacties van de kant van hun partner on- vermijdelijk-natuurlijk zijn. En net zoals kinderen door allerlei trucs en leugens de boosheid van hun ouders over hun ongehoor zaamheid proberen te ontlopen, zo doen veel ontrouwe volwasse nen dat bij hun partners. Onder die ongehoorzaamheid en ont rouw gaat bij kinderen en vol wassenen een behoefte aan vrij heiden afstand schuil, naast de behoefte aan hechting of nabij heid. Het grote probleem in iedere relatie is het dansen op het gespannen koord tussen die twee polen. In veel partner-relaties wordt het bestaan van de andere pool het verlangen naar vrij A heid en afstand niet erkend, laat staan besproken. En dus wordt erover gelogen, zelfs door degenen die in andere opzichtén eerlijk zijn, zoals het volgende verhaal illustreert. Een houthakker was aan de oe ver van een rivier bezig een boom om te hakken toen op eért bepaald ogenblik de bijl uit zijn handen vloog en midden in de rivier terechtkwam. De man, oht- daan, zonk op zijn knieën en bad tot God om hem zijn bijl terug té geven. Meteen kwam een hand uit de rivier met een gouden bijl daarin en uit de wolken klonk de vraag: 'is dit uw bijl?'. De man zei naar waarheid van niet, waarop de hand met een zilveren bijl omhoog kwam. Dezelfde vraag, hetzelfde antwoord. Toen bracht de hand een ijzeren bijl omhoog, waarop de man bevestigend knikte. Vanwege zijn eerlijkheid schonk God de man ook de an dere twee bijlen. Een paar maanden later bevoer de r v'de tof rivier, er stak een storm op, de boot sloeg om en de vrouw ver dronk. Opnieuw bad de God om het leven van zijn vrouw. Vrijwel meteen stond er een prachtige vrouw voor hem, waarop een stem vroeg of dit zijn vrouw was. De man dacht even na en zei toen 'ja'. Woedend kwam er een stem uit de hemel, die de man vroeg waarom hij nu opeens loog. „Wel", antwoordde de man, „ik dacht: beter één dan drie. Had ik ook nu de waarheid gesproken, dan had u mij behal ve mijn eigen vrouw ook nog twee andere prachtige gegeven. Dat had mijn nooit gepikt." RENE DIEKSTRA •klinische en gezondheidspsychologie

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1994 | | pagina 38