'Ik wat bijgeleerd? Geen flikker'
Fantastisch reizen met Prokosch
Boeken
Juridisch steekspel om
schuldig of onschuldig
De historie van donderkopje
't Hart over de liefde
van zijn leven: muziek
Tweede generatie en
het joodse probleem
DONDERDAG 2 JUN11994
Jan de Hartog is gespecialiseerd in ruimtevaart en 'dikke, oude mannen
In De Buitenboel, de nieuwste roman van Jan de Hartog
(80), zit Commodore Martinus Harinxma, 82, we
duwnaar, in z'n eentje apenootjes te pellen in een huisje
in Zuid-Frankrijk. Een beetje verslonsde oude man, die
het liefst niets doet. Totdat een dame met zeer verleide
lijke benen, half kenau, half sirene zijn rust verstoord.
Deze juffrouw Bastiaans heeft een baantje voor hem: een
reis naar de maan. Harinxma werft bemanningsleden en
vervolgens sleept Juffrouw Bastiaans de van vermoeid
heid op hun benen tollende club oude mannen met hun
dromen en illusies van hot naar her door Amerika voor
een experiment in het Johnson Space Center van NASA
in Houston.
ROTTERDAM FRANS ALTEN
De Hartogs romans en toneel
stukken zijn over de hele wereld
vertaald en verfilmd. Hij oogstte
meer roem dan welke Neder
landse schrijver ook. En wat
meer is, hij werd ook gelezen.
Maar een plaats in 'de litera
tuur' heeft hij nooit veroverd; in
de boekwinkel vindt je zijn boe
ken nog altijd onder het wat va
ge opschrift 'romans' of 'span
ning en avontuur'.
Vroeger heeft hij zich daar
wel tegen te weer gesteld, nu
niet meer. .Als je in Nederland
gevangen zit. als je taalgebied
het Nederlands is, dan ben je
wat makkelijker te jagen. Ais
een dikke, oude vermoeide
muis in een kamer vol poezen.
Maar als je daar uit kunt denk je
daar toch met een zekere vader
landsliefde aan. Voor mij is de
wereld iets groter. En in .Ameri
ka heb je geen last van dat on
derscheid. Dat is mooi.''
De Hartog woont met zijn
vrouw in Houston, Texas, het
centrum van de Amerikaanse
ruimtevaart. Hij kwam bij NASA
binnen omdat de Amerikanen
vonden dat de astronauten eens
wat breder gevormd moesten
worden dan alleen 'ruimtetech-
nisch'. Vertelde die techneuten
van alles over literatuur, toneel,
over de zin van ruimtereizen en
is er sindsdien kind aan huis.
De laatste jaren houdt hij Zich
vooral bezig met 'dikke oude
mannen'. Verbonden aan de
medische faculteit van Houston
geeft hij adviezen aan artsen op
het gebied van de geriatrie.
„Officieel ben ik visiting profes
sor geriatology. Met andere
woorden: expert op het gebied
van dikke, oude mannen. Nou,
dat kan ik makkelijk zijn want ik
ben er zelf een. Ik heb daar een
kantoortje met op de deur: 'Pro
fessor Jan de Hartog. doctor lit.
Resident FOM, by appointment
only.' FOM betekent Fat Old
Men, dikke oude mannen," zegt
hij schaterend van de lach.
Olympus
„Kijk, die jonge artsen, die zijn
allemaal onsterfelijk. Het is ais
een bezoek aan de Olympus. Je
moet ze trachten bij te brengen
wat de eigenaardigheden zijn
van 'Fat Old Men'. Hoe hanteer
je zo iemand. Die Amerikanen
noemen iedereen bij hun voor
naam, wat een idiote gewoonte
is. Daar moet je bij iemand van
tachtig niet mee aankomen.
Vooral bij alleenstaande oude
mannen moet je bedacht zijn
op hun eigenaardigheden, want
die belazeren je waar je bij
staat. Dat leer ik die artsen."
Harinxma ontworstelt zich in
De Buitenboel met Bastiaans'
hulp steeds opnieuw aan dat
ouder wordende lichaam dat
hem eronder probeert te krij
gen. Aan het eind van het boek
moet hij daarvoor ook nog twee
zware rugoperaties ondergaan
en bestralingen voor prostaat
kanker. Jan de Hartog greep
daarvoor terug op z'n eigen er
varingen van zo'n anderhalf jaar
geleden. Desondanks straalt hij
de vitaliteit uit van een vijftiger.
Hoe ervaart hij zelf het ouder
worden?
„Die vitaliteit is een kwestie
van genade. Niet de beloning
van een zuiver en rein leven.
Dan liep ik nu op krukken.
Maar er hangen altijd jonge Ro
meinse godjes boven in de gor
dijnen met zo'n pijltje. Die zit
ten gewoon te wachten tot ie
mand zegt over zes jaar ga ik...
Oh ja?"
„Nee," zegt hij op de vraag of
hij wel eens boos is dat het li
chaam niet meer kan wat de
geest wil. „Integendeel, juist dat
gevoel van verdikkie dat dat nog
lukt, mieters. Want er is wel wat
gebeurd, twee rugoperaties, een
valse knie, waardoor je steeds
gaat piepen bij de security".
„Wat ik er heb bijgeleerd?
Geen flikker. Ik heb er bijge
leerd dat je moet beseffen...Cor
van der Lugt Melsert heeft mij
honderd jaar geleden gewaar
schuwd: in Nederland heb je
nooit talent, alleen maar geluk.
Ik heb een hoop geluk gehad.
Echt. Dat ik hier zo zit, dat we
plezier hebben. Als ik dan aan
mijn recente verleden denk, in
rolstoelen gezeten, op krukken
gelopen, acht weken bestralin
gen. En hier ben ik weer. Ik ben
een gelukkig mens."
Jan de Hartog, De Buiten-
boei. Uitg. De Prom, Baarn,
39,90.
Jan de Hartog: „Die vitaliteit is een kwestie van genade."
FOTO SANDER VAN DER TORREN/GPD
'Het leven is pas zinvol met een nomadenhart
Frenks Uitgevers. 49,5
Prokosch: sterke drang tot dolen.
ARCHIEFFOTO
Negen dagen naar Mukalla is de derde ro
man van Frederic Prokosch die in Neder
landse vertaling verschijnt bij het mijns in
ziens onvolprezen uitgevershuis Coppens
Frenks. De omslag en de linnen 'hardcover'
die de kleur van woestijnzand heeft, zijn al
even prachtig als de vertaling van de in
houd door Martha Heesen. Wat deze in
1989 overleden Amerikaan van Oostenrijkse
afkomst, squashkampioen (sic!) en univer
sitair docent schreef, is zonder meer uniek
te noemen. Het is mij een volslagen raadsel
waarom dit prachtige oeuvre in de vergetel
heid is geraakt. Te meer omdat de kwalitei
ten van Prokosch in de jaren dertig door
collega-schrijvers zeer hoog werden aange
slagen.
Prokosch is de ongekroonde koning van
Albert Camus ooit 'de geografische ro-
noemde, de meester-constructeur
de imaginaire reis. Een aantal van zijn
zijn geschreven volgens dit procé
dé. De mensen die erin voorkomen vinden
na een reeks van ontberingen hun ongrijp
bare ik of het ultieme niets. Door de ge
beurtenissen onderweg, het lijden en de in
spanning raken zij volkomen onttakeld.
Daar waar degenen die teveel geestelijke
bagage en culturele pretenties met zich
meedragen sterven, is het overleven en dus
de loutering voorbehouden aan de enke
ling, mits die voorzien is van het elan van
de jeugd. Zo vergaat het de ietwat naïef
overkomende David Gilbert aan het eind
van de tocht in Negen dagen naar Mukalla.
Hij is duidelijk een alter ego van Prokosch
zelf, dat ook in andere romans optreedt,
een man voorzien van een sterke drang tot
dolen. Volgens hem heeft het leven alleen
zin 'voor de man met een nomadenhart'.
Maar toch is het niet zozeer de mens
waar het Prokosch om te doen is. Zijn per
sonages zijn er psychologisch te onuitge
werkt voor. Hun zieleroerselen liggen veel
eer in de beschrijving van hun omgeving,
de landschappen, steden en - niet in de
laatste plaats - in de atmosfeer. Wat dat be
treft is Prokosch geniaal. Zijn techniek be
staat uit een mengeling van realisme en
poëzie, waarbij zijn gevoel voor het detail
dat een sfeer exact weergeeft, sterk bij
draagt tot het waarheidsgehalte van het ver
haal. Zo kreeg Prokosch na het verschijnen
van The Asiatics brieven van mensen die
hem complimenteerden met de nauwkeu
righeid van zijn beschrijvingen. En dat ter
wijl de hele roman in de studeerkamer met
behulp van atlassen en reisbeschrijvingen
van anderen bijelkaar gefantaseerd was!
Ook in Negen dagen naar Mukalla is het ge
heel van de beschrijving een literaire
droom, mede door de Arabische 'setting'
een sprookje van zulk een evocatief gehalte
dat je je er na een paar regels al volledig in
voelt opgenomen. En dat terwijl het er dui-
mendik boven op ligt dat je met fictie een
rad voor ogen gedraaid wordt. Het kenmerk
dus van waarlijk grote literaire kunst.
Laat ik Prokosch tot slot van dit stukje zelf
maar aan het woord laten. Het moet dan
wel heel gek gaan als de hier geciteerde
opening van Negen dagen naar Mukalla bij
u thuis geen vervolg vindt. „In de diepte
ontrolden zich de miljoenen golven van de
Indische Oceaan. Langzaam kropen ze naar
de onzichtbare kusten van Oman. Vanuit de
lucht schenen ze nauwelijks te bewegen. In
een strak, gevlamd patroon gleden ze traag
over de zee, als een groot wit web dat over
een blauwe glasplaat werd getrokken. In de
doorschijnende uitgestrektheid bewoog
zich hier en daar een vis, om direct weer te
verdwijnen, een reusachtige rog misschien,
of een haai op weg naar koelere wateren. In
het noorden lag een groep eilanden, donker
en verschrompeld, als een rij krokodillen. In
het zuiden, als muskieten roerloos op de
glazen zee, lag een zwerm smalle, koper
groene bootjes, parelvissers misschien."
RECENSIE KOOS POST
Philip Friedman, Dilemma Meulenhoff-
M. 39,90
Om voor mij onbegrijpelijke re
denen heeft Philips Friedmans
boek Inadmissible evidence (on
toelaatbaar bewijs) in de Neder
landse vertaling de titel Dilem
ma meegekregen. Dat snap ik
net zo min als dat er het etiket
'thriller' werd opgeplakt. Het is
meer wat in televisiekringen
een gedramatiseerde documen
taire zou worden genoemd.
Want de moord waar het hele
verhaal om draait dateert al van
drie jaar terug. Toen werd een
aantrekkelijke jonge vrouw op
gruwelijke wijze doodgestoken.
Haar minnaar - een uit het niets
tot rijke volksheld opgeklom
men Latino - werd voor de
moord wel gearresteerd, maar
na een met veel en geruchtma
kende publiciteit omgeven
rechtszaak vrijgesproken. In ho
ger beroep moet de jonge offi
cier van justitie Joe Estrada zien
de man toch veroordeeld te krij
gen.
Philip Friedman volgt in zijn
boek de vertegenwoordiger van
het openbaar ministerie op de
voet. Hij heeft nagenoeg geen
echte bewijzen in handen. Wel
wat verklaringen uit tweede
hand en een aantal bewijzen,
die bij de Amerikaanse jury
rechtspraak als niet toelaatbaar
worden bestempeld. Heel moei
zaam ploegt Estrada door de
materie heen. Er zijn momen
ten, dat ook hij twijfelt aan de
schuld van verdachte Roberto
Morales. Hij staat zelfs op het
punt een compromis - in feite
een nederlaag - te accepteren.
Dan komen er andere, soms
kleine aanwijzingen naar bo
ven, die Estrada weer voldoen
de ruggesteun bieden om zich
toch in de zaak vast te bijten en
de vervolging door te zetten.
Tegen de publieke opinie in.
Racistische overwegingen dui
ken op, waar ze niet mogen
worden verwacht.
Ook Friedman maakt dank
baar gebruik van de voor ons zo
vreemde gang van zaken in de
Amerikaanse rechtspleging.
Daar waar de toonzetting vaak
belangrijker is dan het argu
ment. Waar de beïnvloeding
van de juryleden zwaarder telt
dan de afweging van goed en
kwaad. Waar de luimen van de
rechter te vaak een stempel op
de zaak drukken.
Friedman neemt ruim de tijd
om alle facetten van de zaak
breedvoerig toe te lichten.
Daarom is de aanloop lang en
traag. Maar als de zaak zelf een
maal op gang is gekomen, volgt
voor de zoveelste maal een fas
cinerend juridisch steekspel
verdediger. Waarbij het tot de
allerlaatste bladzijden onzeker
blijft wie die verbitterde strijd
om schuldig of onschuldig gaat
RECENSIE ALFRED KOSSMANN
De olifant het podse probleem Samen
gesteld en ingeleid door Jessica Durlacher
36,90.
De titel van het boek is ontleend
aan een mop die Ischa Meijer
aan Leon de Winter heeft ver
teld. Als een Fransman een
boek over olifanten schrijft, hoe
zal hij het noemen? 'L'éléphant
et sa culture d'amour'. En een
Duitser? 'Die Elephanten von
der Praehistorie bis zur Gegen-
wart'. En een jood? 'De olifant
en het joodse probleem'.
Jessica Durlacher (1961, jood
se vader) bracht twaalf collega
auteurs ertoe te schrijven over
jodendom, antisemitisme en de
erfenis van de oorlog, voorzag
de teksten van een inleiding en
noemde het boek De olifant
het joodse probleem. De oudste
van de auteurs, de Haarlemmer
L.H. Wiener, is geboren in 1945,
de jongste, Arnon Grunberg, in
1971. De tweede generatie, de
kinderen van mensen die ge
vaar en verlies hebben over
leefd.
Jessica Durlachers vader heeft
Auschwitz overleefd, zijn hele
familie verloren en er een be
roemd geworden boek over ge
schreven. Zijn dochter, van een
niet-joodse moeder, voelde zich
in haar adolescentie eerst onge
lukkig omdat over het verleden
gezwegen werd, toen ongeluk
kig omdat er steeds over werd
gepraat. Zij is niet joods. Maar
haar jeugd is wel bepaald door
herinnering aan de vervolging
van joden. Een helder begin van
het boek.
Negentig pagina 's over de allerkortste rust in lezen
RECENSIE KAREL VAN DEN BERG
Wim Daniels, De geschiedenis van de
komma. Sdu Uitgeverij, 24,90
Vraag een schrijver negentig pa
gina's te vullen over het feno
meen 'komma', en hij wijst naar
zijn voorhoofd. Tenzij hij Wim
Daniëls heet. Van hem ver
scheen De geschiedenis van de
komma.
In de eerste zin van het eerste
.hoofdstuk rechtvaardigt hij zijn
publicatie plechtig. „De komma
is een belangrijk leesteken, dat
wil zeggen: van de leestekens
die er zijn is de komma het be
langrijkste teken". En direct
daarna: „Maar haar belang
moet ook niet overdreven wor
den, want in veel gevallen doet
een komma meer of minder ab
soluut niet ter zake".
Wie een beetje leraar Neder
lands heeft gehad, kent vér
strekkende gevolgen van een
weggelaten of verkeerd ge
plaatste komma. Daniëls opent
met de casus van de Russische
gevangene die de tsaar om
strafverzachting vraagt. De vorst
reageert met: „In geen geval,
naar Siberië". De goedhartiger
tsarina wist heimelijk de adem
pauze uit: „In geen geval naar
Siberië".
Minder verstrooiend is Da
niëls' behandeling van het ont
staan van de komma. De punt
die een staartje kreeg blijkt in al
haar eenvoud voorgangers te
hebben. Zoals de 'virgula'
(letterlijk: 'staafje', in werkelijk
heid een ordinaire schuine
streep) en de 'simplex ductus'
die de vorm van de heilige 7
had. En ooit bedoelde men met
het woord 'komma' niet een
leesteken maar een compleet,
leestekenloos deel van een zin.
Niet alleen het leesteken, ook
Daniëls boek blijft imposante
voorgangers te kennen. Neem
de 'Verhandeling over de inter
punctie behelzende een zeer
geleidelijk onderligt aangaande
de gronden en het gebruik van
deze hoogstnuttige wetenschap,
opgehelderd door eene menigte
voorbeelden'. Was getekend: J.J.
Perk, 1819. Perk wijdde hoofd
stuk 1 aan 'dat teeken hetwelk
de allerkortste rust in lezen aan
wijst'. Hij formuleerde dertien
gebruiksregels, goed voor drie
pagina's in Daniëls' boek.
Ook Daniëls voert tal van
anekdotes en citaten op waarin
de komma een centrale rol
speelt. Simpel voorbeeld: de
vergelijking tussen de komma
en het 'donderkopje (^kikker-
visje)' komt van de dichter K.
Schippers. Deze componeerde
in de bundel 'Een leeuwerik bo
ven een weiland' (1980) een
sonnet met louter komma's. Ti
tel: 'Zoek het donderkopje tus
sen de komma's'. Veertig noten
en twee bladzijden 'geraad
pleegde literatuur' completeren
De geschiedenis vqn de komma.
Lewis Wolpert, Het triomferen
de embryo. Hoe produceert één
cel miljoenen cellen, hoe wor
den die cellen georganiseerd tot
complete structuren als armen
en benen, hioe zit het met
DNA? Hoogleraar medische
biologie Wolpert geeft op ver
helderende manier antwoord.
Uitgeverij Aramith, 39,90.
Jan Rouaud, Illustere voor
gangers. Vervolg op zijn be
kroonde debuutroman 'De vel
den van eer'. Hoofdpersoon is
Joseph, de vader van de vertel
ler, die een weinig opzienba
rend leven leidt in een Frans
provincieplaatsje maar in de
ogen van zijn zoon uitzonderlijk
is. Vertaling Marianne Kaas. De
Franse bibliotheek, uitgeverij
Van Oorschot, geboden 49,90,
ingenaaid 34,90.
Martin Schouten, Kleur.
Blank, bruin zwart in Neder
land. Bundeling interviews over
kleurrijk Nederland die eerder
in de Volkskrant verschenen. De
Bezige Bij, 39,50. r
RECENSIE HANS WARREN
Maarten 't Hart, Du holde Kunst Over
muziek. De Arbeiderspers, Amsterdam,
Muziek is de grootste passie van
Maarten 't Hart. Dat wisten we
al uit de vraaggesprekken, de
artikelen, de romans. Nu heeft
hij uiteindelijk een boek gepu
bliceerd dat helemaal aan de
muziek is gewijd: Du holde
Kunst. Met muziek is natuurlijk
'klassieke muziek' bedoeld.
„Andere muzieksoorten zoals
popmuziek, jazzmuziek, volks
muziek, niet-westerse muziek
bevinden zich aan gene zijde
van mijn ervaringshorizon",
verklaart hij meteen. Een paar
bladzijden verderop is hij geluk
kig een stuk minder bedeesd.
Het gaat zijn verstand te bo
ven, laat hij weten, waarom „zo
veel mensen popgruwel of jazz-
troep of waardeloze folk- of
countrymusic waarderen. Heb
ben zij dan geen oren? Zijn ze
dan niet in staat om de melodi
sche onbenulligheid, harmoni
sche knulligheid en ritmische
stupiditeit van popmuziek vast
te stellen?"
Zo'n passage kan alleen maar
in een boek van 't Hart staan.
Niemand schrijft zo fel en boos
aardig, zo onbekommerd en
fris. Als het om p-tuziek gaat,
concludeert hij met veel zelf
kennis, is hij „krankzinnig on
verdraagzaam". Muziek is dan
ook dè liefde van zijn leven, zo
iets als het ware geloof. Over de
muziekbeschouwingen van 't
Hart valt veel goeds te zeggen,
maar uiteindelijk stelt hij teleur.
Want zodra het op de essentie
aankomt, op het karakteriseren
van een bepaald muziekstuk,
laat de auteur ons in de steek.
Hij neemt dan gewoonlijk zijn
toevlucht tot opsommingen en
citaten. Wanneer het over de
muziek zelf gaat, volgt van zijn
kant steevast onhandig gesta
mel, overmatig veel uitroepte
kens en superlatieven of zinnen
waar een grauwsluier over ligt:
„Als je in staat bent om even te
vergeten dat Mozart ook KV
201KV 338, KV 504, KV 543, KV
550 en KV 551 schreef, dan is de
Haffner toch zo'n zeldzaam
mooi stuk."
De kracht van Du holde Kunst
ligt in het verlengde van deze
zwakte: dat is het niet te stuiten,
naïef aandoende enthousiasme
van de schrijver. Hij heeft een
ongeëvenaard talent om te be
wonderen. De uitbundigheid
waarmee hij zijn favorieten
voorstelt, onbekende compo
nisten bekend probeert te ma
ken, ten onrechte verguisde fi
guren tracht te rehabiliteren,
werkt zeer aanstekelijk.
Zo eenvoudig blijft het niet.
Rogi Wieg is vaag-lyrisch.
Wanda Reisel doet voorbeeldig
haar best om het 'joodse' te de
finiëren. Arnon Grunberg zegt
in een brief aan Durlacher 'geen
jood, geen aidspatiënt, geen Ta
mil, geen afvallige moslim' te
zijn. Dan komt een verrukkelij
ke zin: 'Stel je voor dat mensen,
critici, lezers, weet ik wie, zou
den zeggen, ja, die Antigone die
doet een beetje gek, maar geen
wonder, ze is tweede generatie'.
Volgens Marcel Möring gaat
het niet om 'Jeruzalem en de
klaagmuur, kippesoep en boter
koek', maar wordt het joden
dom 'bepaald door de bijzonde
re houding die de joden ten op
zichte van God hebben ingeno
men'. Leon de Winter sluit zijn
bijdrage met 'Want dat is de
diepste wet van het jodendom:
wat jij niet wil dat jou geschiedt,
doe dat ook een ander niet. Zo
simpel is het'.
Over hun moeders hebben de
auteurs het niet vaak, de vaders
zijn kennelijk van meer belang
geweest, zo valt op te maken uit
de bijdragen van Judith Mok,
Mirjam Rotenstreich en Miriam
Guensberg.
VeeJ hedendaags antisemitis
me wordt in het boek niet ge
meld, maar de voorbeelden zijn
pijnlijk. De Winter voegt 'cryp-
to-antisemitisme' in als begrip,
en dat doet denken aan de lich
te paranoia van tijdens de Kou
de Oorlog, toen overal 'crypto-
communisten' werden gesigna
leerd.
Een mooi boek, beweeglijk
samengesteld, soms amusant,
soms plechtig, en heel informa
tief.
't Hart schrijft met een bewonderingswaardige bewondering over mu
ziek. ARCHIEFFOTO LGJK ZUYDElt. UIN
net uit