Zeldzame roggelelie van ondergang gered Natuurvoeding voorspoedig groeiend produkt Natuur Milieu Verbeter controle op verwerking oude olietanks Milieuvragen per fax naar KNOV i*4 WOENSDAG 1 JUN11994 EINDREDACTIE PETER WOLFSBERGEN Woelmuizen zijn kleine knaagdieren die een aparte plaats innemen in het grote rijk van de muizen. Ze vallen op door hun korte staart, hun minder puntige snuit en hun lang, dicht haar. Maar het grote verschil is te zien aan hun gebit; daar de volgende keer uitleg over. Woelmuizen komen in talrijke soorten voor, elk met een bijzonder kenmerk, afhankelijk van het terrein waar ze leven. Een stuk gras land, heide, moeras of bos met dichte on derbegroeiing kan hun leefgebied zijn. In ons land leeft de rosse woelmuis in niet te droge en niet te schaduwrijke plekken van naald- en vooral loofbos, daar waar veel on derhout en veel ruigte goede dekking biedt. Het zijn zogenaamde schaduw-dieren. Geen wonder dat ze bij de argeloze wande laar niet opvallen. Ingespannen waarne ming, overdag en in de nacht wordt wel be loond met inzage in een rijk gevarieerd le- Met alle woelmuizen heeft de rosse woel muis de stompe kop gemeen. Voor het ove rige is hij vrij fors gebouwd. De lichaams lengte ligt tussen de 8 en 13 centimeter, de staartlengte tussen de 3,5 en 7 cm. Een vol wassen dier heeft een gewicht van 25 tot 40 gram. De vacht is tweekleurig, de rugzijde rood bruin, de buik zilvergrijs met gele tinten, de flanken laten een geleidelijke overgang zien. De staart vertoont dezelfde kleurscha kering. Het menu van de rosse woelmuis bestaat voornamlijk uit zaden, vruchten, grassen, soms aangevuld met enige slakken en in- sekten. Struiken, bomen en bladeren spelen een grote rol in zijn leven. Zo leveren bij voorbeeld rozestruiken en meidoorns in het voorjaar met hun blad- en bloemknoppen de nodige vitaminen. De niet-geconsu- meerde knoppen leveren in het najaar de zeer gewaardeerde rozebottels en mei doornvruchten. Het rosse-woelmuisvrouwtje kan in de pe riode van april tot oktober gemiddeld drie tot vijf worpen brengen, elk met gemiddeld vier jongen; maximaal dus twintig nakome lingen per moederdier per jaar. De naakte, aanvankelijk blinde, jongen worden moe derlijk verzorgd, zodanig dat ze na drie we ken zichzelf kunnen redden en na negen weken ook geslachtsrijp zijn. In onze ogen waarlijk een snelle vermenigvuldiging. Door allerlei klimatologische factoren, door wisselend voedselaanbod en door roofvij- anden zullen niet alle twintig aan de popu latietoename deelnemen. Laten we toch een jaar nemen waarin klimaat en voedsel optimaal gunstig voor de rosse woelmuis zijn. Dan zullen de predatoren, in dit geval uilen en wezels, ook goed aan hun trekken komen. Aanvankelijk kunnen de roofvijanden het werk nog niet aan, hun voortplantingstem- po is veel lager dan dat van de woelmuizen. Toch zal de muizenpopulatie onherroepe lijk minderen. Niet alleen leggen de jongste en de zwakste dieren zo al het loodje, ook de ouderen worden bedreigd. Als gevolg van de hoge populatiedichtheid raken zij zó onder stress (spanning), dat de voortplan - tingsdrift terugloopt en de populatie in grootte afneemt. Bovendien blijven de roofvijanden nog eni ge tijd in kracht winnen als gevolg van de vette jaren en zo decimeren zij de muizen stand ook nog eens. Wanneer de woelmui zen daarna schaars worden, krijgen uil en wezel krappe tijden; zij gaan in aantal terug, zodat de woelmuizen hun voortplanting weer op volle toeren kunnen brengen en zo herhaalt zich de cyclus. De veldmuis leeft een geheel ander leven, t het de volgende keer over. De overheid moet beter controleren wat er gebeurt met oude olietanks, die door sane rende bedrijven uit de grond worden ge haald. In de praktijk verdwijnen die tanks, met resten olie en bitumen binnenlaag, naar onbekende schroothopen, deels in het buitenland. Dat stelt de Inspectie Milieuhygiëne Gel derland, die in de afgelopen maandert ne gen Gelderse saneerders aan een onderzoek heeft onderworpen. Aanleiding voor het Qn- derzoek waren alarmerende geluiden oyef. de werkwijze van sanerende bedrijven en het in werking treden van het Besluit Op slag Ondergrondse Tanks (BOOT) in maart- 1993. A. Stortenbeek van de Gelderse inspectie zegt „niet geschrokken" te zijn van de uit komsten van het onderzoek. Over het alge meen wordt de inhoud van de tanks goed verwerkt. Slechts enkele saneerders bieden de resten olie aan als brandstof, terwijl het eigenlijk om chemisch afval gaat. In geen enkel geval is proces-verbaal opgemaakt. Tanks die niet uit de grond worden gehaard, worden meestal goed afgevuld met zand, zoals in het BOOT wordt voorgeschreven, hoewel dat op onderdelen nog beter kan. „Veel erger is dat tanks die wel uit de grond komen eigenlijk uit beeld verdwij- nen. In het BOOT is niet beschreven wat met deze vuile tanks moet gebeuren. De verwerking van de afgevoerde tanks kan nauwelijks door de beugel. We stellen daar om voor dat het BOOT hier regels voor gaat geven, zodat saneerders aangepakt kunnen worden op de verschroting van oude tanks," aldus Stortenbeek. Ergens in Drente ligt een uniek stukje natuur. Het is de enige plaats in ons land waar de roggelelie nog in het wild voorkomt. De plek wordt angstvallig geheim gehouden. „Maar de eigenaar van het land is op de hoogte en koestert dat stukje natuur", verzekert Fred Bos uit Winterswijk. Hij, zoon van een keuterboer uit Gieten op de Hondsrug, is kenner van deze wilde bloem die zö zeldzaam is, dat zij met de viltroos, het madeliefje en het bos- vergeet-me-nietje op een postzegel werd vereeuwigd. Frecl Bos pleitbezorger van bijna verdwenen bloeih Het Koninklijk Nederlands Ondernemers- verbond heeft een speciale faxlijn geopend voor milieuvragen van het midden- en Jdeinbedrijf. Aanleiding daarvoor is de enor me stijging van het aantal vragen op milieu gebied waarmee de vakgroep milieuadvisë- ring van KNOV-Advies te maken heeft. Het faxnummer 015-191470 is 24 uur p.er. dag en 7 dagen per week bereikbaar. Bin nen twee dagen krijgen de bellers antwoord op hun vragen. De telefonische milieüad- vieslijn blijft eveneens bereikbaar via 015- 191351. Nieuwe tips voor geurvrij composteren postzegel is afgebeeld. In de tweede helft van de vorige eeuw zagen sommige korenvelden op de schrale Drentse zandgronden oranje .van de bloeiende roggelelies. Ondanks het prachtige ge zicht ervoer menig boertje de aanwezigheid van deze bolbloem als een plaag. 'Drente' was immers een syno niem van 'onvruchtbare grond' en een 'onkruid' dat con curreert met een cultuurgewas was men liever kwijt dan rijk. schat i i informatie De container voor groente-, fruit- en tuipafT val of biobak blijft particulieren en bedrij: ven inspireren om iets te bedenken tegen de stankoverlast. Haarlemmer jan Slewe komt mét een idee om een plastic zak over de klep van de container te schuiven, zodat de afdichting beter is. Hij heeft goede ervaringen met een gewone grijze vuilniszak, waarvan hij aan de open zijde een strook van 15 cm afknipt.-. „Komt niet in- aanmerking voor een schoonheidsprijs, maar werkt wel," zegt Slewe. Citin Products brengt de Geurslokker op de markt, een vloeistof in sprayflacori 'dm stank uit de biobak mee fé lijf te gaan. J3e Geurslokker bevat een plantaardig extract, dat onaangename geur langere tijd neutra liseert. Bijkomend voordeel is, dat ook vlie gen en wespen op afstand blijven. De vloeistof is volgens de fabrikant biolo gisch afbreekbaar en beïnvloedt het cöm- posteringsproces niet. Het produkt is even-' eens geschikt om stank tegen te gaan van afvalcontainers, afvoerputjes, was- en spoelruimten. De prijs bedraagt ƒ11,95 voor een halve liter. Inmiddels Zijn'de goudgele rog- gevelden, als kenmerkende stof fering van schrale zandgronden, vrijwel geheel verdwenen, veelal om plaats te maken voor mono tone maïsvlakten. Met de rogge h£d ook de bijbehorende lelie bijna geheel het veld geruimd, toen Fred Bos tien jaar geleden plotseling werd getroffen door de uitstraling van de ranke bloem die in de tuin bij de ou derlijke boerenbedoening een plaatsje had gekregen. In verhalen over de bloem die in het wild uitgestorven werd gewaand, maar nog wel voor kwam in enkele oude tuinen, had Bos senior het steevast over roggelelie. En dat terwijl de bloem toentertijd in officiële ge schriften werd aangeduid als orartjelelie. Inmiddels heeft de ...benaming die irt boerenkringen werd gëbëzigd echter weer de voorkeur gekregen. En terecht, want de roggelelie is een bloem vaft het boerenland. Gefascineerd door zowel de onbekendheid als de bekoring van de fel-oranje bloeiende bloemen, met de vorm van een jeneverglaasje, ging Fred Bos op onderzoek, uit en dat leverde hem op. Intussen is de 49-jarige on derwijzer aan de openbare ba sisschool De Schakel in Win terswijk zonder enige twijfel 's lands grootste kenner van de roggelelie. Zijn botanische ar beid heeft inmiddels geresul teerd in een reeks artikelen, in onder meer Natarahet maand blad van de Koninklijke Neder landse Natuurhistorische Ver eniging, en in het heemtuintijd- schrift Oase. Fred Bos ontdekte niet alleen dat de roggelelie nog altijd een plaatsje heeft in tientallen Ne derlandse tuinen, maar ook dat de min of meer officiële gege vens over de verspreiding van de Lilium Bulbiferium Croceum niet geheel strookten met de werkelijkheid. Zo meldde de At las van de Nederlandse Flora dat na 1950 geen roggelelie meer was gesignaleerd in Dren te. Dat kon niet kloppen, want zijn vader had in '52 een aantal bollen van de roggelelie van de wat hoger gelegen korenvelden overgeplant naar de tuin bij zijn boerderij. Alpen Op grond van eigen bevindin gen en consultaties van deskun digen gaat Fred Bos er van uit dat de roggelelie afkomstig is uit de Alpenlanden en vandaaruit is verspreid via de grote rivie ren. „De roggelelie kwam vroe ger vooral voor op de stroom- ruggen, de hogere stukken langs de rivieren. Met de Alpenhellin gen hebben die gemeen, dat de neerslag er niet blijft staan. Op plaatsen waar dat wel het geval is kan de roggelelie niet overle ven, doordat de bol dan verrot", weet Fred Bos. Daarmee haalt hij de theorie, dat de bloemen die vroeger (vooral) in roggevelden voor kwamen in feite verwilderde cultuurplanten waren, onderuit. In elk geval meent Bos te kun nen constateren dat de exem plaren die nu nog voorkomen in tuinen voornamelijk zijn gecon centreerd in de nabijheid van de oerstroomdalen van rivieren als Rijn-Lek-IIssel, Overijsselse Vecht, Elbe, Eems en Weser. Daarnaast staat vast dat de soort bekend is in Hongarije, Oostenrijk, België en Roemenië. In al deze landen landen zijn namelijk al roggelelies op post zegels afgebeeld, ver voordat de PTT op 15 maart met 'zijn' serie kwam. Tot de plaatsen en regio's waar roggelelies anno 1994 als tuinbloem voorkomen behoren de Betuwe, de Honds rug, Dalfsen, Epe, Barchem, Bredevoort en (uiteraard) Win terswijk, waar ze in Fred Bos' 'natuurtuin' uitstekend gedijen. Overigens is de verspreiding in het Emsland, aan gene zijde van de Drents-Duitse grens, heel foto willem hissink wat dichter doordat de natuur daar minder in het defensief is gedrongen. Uitsterven Hoe zeldzaam de roggelelie ook is, het ziet er naar uit dat zij voor uitsterven is behoed. Dat is niet alleen te danken aan de ac tiviteiten van Fred Bos, maar ook aan de moderne techniek. Dr. jaap van Tuyl van het Cen trum voor Plantenveredeling en Reproductie-onderzoek/Dienst Landbouwkundig onderzoek in Wageningen heeft namelijk kans gezien bollen van roggele lies versneld te vermeerderen, zodat er nu voldoende plantma- teriaal voorhanden is. Inmiddels hebben enkele botanische tuinen, de Provinci ale Landschappen van Drente, Groningen en Gelderland, het Openlucht Museum in Arnhem en het Paleis het Loo in Apel doorn roggeleliebollen ter be schikking gekregen. Ook bollenkweker Adrichem uit Ens wil op zijn (commercië le) wijze bijdragen aan de ver dere verspreiding van de rogge lelie. Welgeteld 44 jaar nadat een Hillegomse collega als laatste de soort uit zijn assorti ment had geschrapt, heeft Adri chem de roggelelie weer in de catalogus opgenomen. Fred Bos: „Tien jaar geleden had ik niet kunnen denken dat deze hobby zo uit de hand kon lopen. Maar de bekroning mag er wezen. Een boeiende bloem is gered en kan over een paar jaar weer overal bloeien. En dat geeft veel voldoening". IN 'T VELD AMELISWEERT Er moet nog heel wat gebeuren, wil natuurvoeding in Nederland tot de massaprodukten beho ren. Maar de biologisch dyna mische (BD) beweging, die het afgelopen weekeinde het zeven tigjarig bestaan vierde, wrijft zich elk jaar weer in de handen bij het zien van de verkoopcij fers. De consument voelt steeds meer voor groenten, fruit en vlees die zonder kunstmatige middeltjes zijn geproduceerd. „De omzet stijgt jaarlijks tien tot twintig procent," zegt Geert- Jan van der Burgt van de Ver eniging Biologisch Dynamische Landbouw. „En dat zal de ko mende jaren wel zo blijven. Over vijf jaar een verdubbeling dus." De biologisch dynamische beweging is in 1924 ontstaan. Rudolf Steiner, de grondlegger van de antroposofie, introdu ceerde in dat jaar de manier van landbouwen als reactie op de 'vervreemding van de mens van de natuur door de moderne landbouw'. Nederland telt anno 1994 ruim 500 boeren die hun gewassen op biologische of bio logisch dynamische manier ver bouwen of hun vee op puur na tuurlijke manier behandelen. De biologische landbouw ge bruikt geen chemische bestrij dingsmiddelen en kunstmest. De 'strengere' biologisch dyna mische landbouw, met het keurmerk Demeter, kijkt daarbij nadrukkelijk naar de samen hang tussen de gewassen en zoekt een evenwicht waarbij de boer de natuur zoveel mogelijk de natuur laat. Sinds vorig jaar is de term biologische land bouw wettelijk vastgelegd en staan de produkten onder con trole van de landelijke controle organisatie SKAL. „Bij de BD-landbouw gaan we ervan uit dat planten en die ren, net als de mens, een soort geest hebben," legt Van der Burgt uit. „Door samenhang te kweken tussen de planten en dieren, ontstaat een netwerk van relaties, een samenhang, met sterkere produkten." Ziekten die planten teisteren, worden zoveel mogelijk zonder (natuurlijke) bestrijdingsmidde len aangepakt. „Bij ons geldt: versterken in plaats van bestrij den. Niet met middelen een ziekte onderdrukken, maar de plant sterker maken zodat deze ertegen bestand is. Een wandeling langs de ge- Michel Smits (links) van de biologisch dynamische boerderij De Aard- vlo, met zijn collega Geert-Jan van der Burgt. foto»anp wassen op boerderij De Aardvlo in Amelisweert, jnet twaalf mé dewerkers een van .de kleinere bedrijven, laat zien wat dat be tekent. 'Kleine en middelgrote kroppen sla staan op een veld waar afgelopen winter nog rog ge werd geteeld.'De'grond werd daarna omgeploegd. De rogge diende zodoende als natuurlijke mest, maar steekt.nu hier en daar tussen de sla de kop op. Een eindje verder hangt tus sen de bladeren van een besse- plant een kleine bloempot met stro, omgekeerd aan een touw tje. „Daar zit een oorwurm in", wijst bedrijfsleider Michel Smits van de Aardvlo naar het potje. „Een uitstekende remedie tegen luis. Binnen enkele dagen nadat we de potjes hadden opgehan gen, was de luis weg." Bij de worteltjes ligt het gaas klaar dat binnen enkele weken over de planten wordt gespan nen tegen de gevreesde wortel- vlieg, een insektensoort die in de omgeving van De Aardvlo voorkomt en doorgaans in juni uitvliegt. Een doorsnee land bouwer zou er simpel met de insekticidespuit overheengaan De over het algemeen iets duurdere biologisch dynami sche produkten hebben in som mige supermarkten hun intrede gedaan. Behalve enkele kleine en middelgrote ketens van ge zondheidswinkels zoals Gimsel, zijn er twee 'gewone' super marktketens die de natuurpro- dukten verkopen naast het ge wone aanbod. Met 's lands grootste kruidenier is al eens voorzichtig gefilosofeerd over een samenwerking, maar dat is bij praten gebleven. „Dat is iets voor de toekomst. Dat is nu te groot voor ons. Het is nog een jaartje te vroeg", er kent Geert-Jan van der Burgt. „De twee struikelblokken zijn de hoeveelheid en de continuï teit. Op dit moment kunnen we nog niet op de schaal produce ren die voor grote supermarkt ketens nodig is." Het is de schuld van mijn dochter. Ik vroeg haar waarover ik het vandaag zou hebben en prompt zei ze: pissebedden. Ik dacht eerst nog: 'Moet dat nou?' Want als mensen iets vies vinden dan zijn hét wei pissebedden. Maar waarom eigenlijk ook niet? Want vrij wel iedereen kent ze uit de tuin. En... ik kan dan ook eens kwijt hoede wonderlijke, duis tere wereld van de pissebed eigenlijk in el kaar steekt. Pissebedden hebben hetbver het algemeen moeilijk. Dat zou je niet zeggen als je be denkt dat elke tuin en bijna elke kelderkast in Nederland wel enkele exemplaren her bergt. Het zijn eigenlijk waterdieren en verre familieleden van krabben, kreeften en gar nalen. Ze zijn in een ver verleden dan wel ooit aan land gekropen, maar moeten het doen met een badpak dat nogniet helemaal is aange past aan een aards leven. Ze beschikken bij voorbeeld nog over kieuwen voor hun adem haling. Die kieuwen moeten altijd vochtig blijven, anders werken ze niet. Zondereen vliesdun laagje water zouden ze cte broodno dige zuurstof niet aan de lucht kunnen ont trekken. Vandaar dat pissebedden altijd vochtige plekjes opzoeken: uitdroging is hun allergrootste bedreiging. Dat is ook de reden waaronï ze et zo razend snel vandoor gaan als u de steen of het blok hout optilt, waaronder ze'verscholen zitten. Denk vooral niet dat ze bang zijn voor u. Ze kunnen u niet eens zien. De organen die bij pissebedden voor ogen moeten doorgaan, zijn alleen in staat om licht en donker te on derscheiden. Donker betekent schaduw en vocht; licht staat voorzon, en die is de groot ste vijand van elke pissebed. Pissebedmoeders zijn voorbeeldige ouders. Ze koesteren hun jongen in een druppeltje water, dat ze meevoeren tussen de achterste huidplaten. In die vochtige omgeving groei en de jongen op tot ze als complete pissebed- jes zelfstandig uit de voeten kunnen. Pissebedden doen geen mens kwaad. Het enige dat ze eten, is oude troep en plantaar dig afval. En daarmee zorgen ze er mede voor dat de belangrijkste voedingsstoffen uit dat afval weerzo snel mogelijk worden om gezet in voedsel voor uw viooltjes en andere dierbare planten. Pissebedden zelf hebben nauwelijks vijan den. Er zijn wat spinnen dié óp ^e jagen, èn kippen zijn dol op pissebedden. Maar vóór andere hongerige beesten zijn ze niet om te genieten. Ze hebben namelijk een machtig stel wapens in huis-. Sommige soorten kun nen zich oprollen tot een keihard kogeltje en andere kunnen als ze worden aangeval len een of ander vies vocht afscheiden, dat blijkbaar niet erg in de smaak valt. Mijn dochter vroeg ook nog even giechelend, of ik vooral wilde verrellen wciarom,pisse- bedden eigenlijk pissebedden hetèti. Dat zit zo: vroeger aten mensen die opgerolde pisse bedkogeltjes als ze last hadden van kwaal tjes aan de nieren of de blaas. Pissebedden hebben namelijk een voch tafdrijvende wer king. Probeer het eens, zou ik zeggen. TON IN T VELD Illegale walvisvaart verleidelijk voor Noorwegen en Japan PUERTO VALLARTA IPS Michel Smits (links) en Geert-Jan van der Burgt met een potje oorwurmen, die gebruikt worden ter bestrijding va de bladluis op aalbesstruiken. foto Over twee weken beslist Noorwegen of het de regels van de. Internationale Walvis vaartcommissie (IWC) zal gehoorzamen of niet. Vorig jaar besloot Oslo zich niets aan te trekken van het yerbod op de commer ciële walvisvaart en stelde het land eigen vangstquota vast. Japan, het andere grote walvisvaardand, twijfelt over het lidmaatschap van de IWC na de instelling van een walvisreservaat in het Zuidpoolgebied, verleden week. Kartsen Kelpsvik, de Noorse z de bij de vorige week afgesloten jaarverga dering van de IWC in de Mexicaanse bad plaats Puerto Vallerta, toonde zich onge lukkig met de instelling van het- reservaat. Maar een lichtpuntje. vQór, Noorwegen is dat een toekomstig quotasysteem niet ge heel is uitgesloten, zo vinA'Kelpsvik. Maar het zal nog minsteps twee jaar du ren voordat de vangstquota worden inge steld, als dat al ooit gebeurt Tor die tijd blijft het verbod op de commerciële walvis vaart, dat in 1986 werd afgekondigd, onver minderd van kracht. Oslo overweegt echter het voorstel voor de vangstquota eenzijdig toe .te passen, zoals het ook vorig jaar heeft gedaan. Vol gens Kelpsvik gaat het dan om driehonderd dwergvinvissen per jaar. Dit jaar zijn er al 136 dieren voor wetenschappelijke doelein den gevangen", zegt Kelpsvik. Dat aantal telt mee bij de quota." Het. Wetenschappelijke Comité van de IWC en Noorwegen zijr^ het niet eens over het aantal dwergvinvissen in het noordoos ten van de Atlantische'Oceaan. De IWC zegt dat er 53.000 zijn, terwijl Oslo hun aantal op 87.000 schat. i De internationale milieu-organisatie Greenpeace is een campagne- begonnen voor een boycot van de Noorse'toeristenin- dustrie als de Noren hun plan doorzetten om van de IWC-regels af te wijken. Andere organisaties hebben .de- Verenigde Staten opgeroepen sancties in te stellen. Vooral in de Verenigde Staten/samen met Frankrijk de grootste tegenstander van de walvis vaart, is de druk op de politiek groot. Kelpsvik noemt het stemgedrag tijdens de IWC-vergadering eerder politieH dan wetenschappelijk gefundeerd. Noorwegen weigerde mee te stemmen over het Franse reservaatvoorstel, dat al op eerdere jaarver gaderingen aan de orde is geweest. Het voorstel werd uiteindelijk aangenorpen met 23 stemmen voor en één tegen. Dat was Ja pan. De teleurstelling was groot bij de Ja panse delegatie. Ook Kauzo Shima, de Ja panse IWC-afgevaardigde, vindt* dat de IWC niet heeft geluisterd naar vyetenschap- pelijke argumenten. Het Japanse onder zoeksprogramma naar de walvissen in het Zuidpoolgebied zal misschien gewoon doorgaan, zo liet Shima doorschemeren.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1994 | | pagina 31