Midas Dekkers: een koekoeksjong onder biologen Vroeger heb ik geen secon de zelfs maar het vermoe den gehad dat ik ooit nog bs bioloog zou worden- Professor in de na- =3rkunde, dat was het- voor mij helemaal, uurkunde leek mij de ultieme vorm van enschap. En professor in dat vak het ul- ne beroep. Net van de paterschool geko- n, ben ik die studie gaan volgen. Dat wil gen: ik heb dat jaar eigenlijk gebruikt om leven te leren kennen. Ik heb het geluk iad te mogen opgroeien in de kentering tijden. De maatschappij onderging een irme verandering, in de jaren zestig. En kenterde ik van brave puber naar ver- ïdig student. Op de middelbare school est ik nog verplicht naar de mis. Meisjes tonden daar absoluut niet. Als je ze wilde moest je naar de school een eindje ver- op. Achter de hekken zaten ze. Ik kreeg ia de neiging ze te gaan voederen. Maar ik fde niet eens naar die hekken toe. Als stu it natuurkunde aan de Gemeente Univer- it van Amsterdam heb ik een jaar rondge- igen in de kroeg en in de sociëteit. Ik was geworden van de roemruchte studenten- :niging Olofs poort. Voor het eerst zat ik aan een meisje. )e overstap naar de biologie berustte lou- op toeval. Ik wist na dat ene jaar wat het in zo ongeveer inhield, maar de studie na- kunde kon ik wel op m'n buik schrijven. ioest omzwaaien, zo&ls dat heet. Nou, n heb ik domweg de lijst gepakt van de ken die je aan de Gemeente Universiteit maal kon volgen. Is een kwestie van af tpen geworden. Theologie na een jaar na- jrkunde leek me al te dol. Uiteindelijk lef biologie over. Dat ik die studie dus uit I soort roeping of hartstocht heb gekozen, unee. to ik in de biologie al een buitenbeentje ""Tcht zijn, komt dat daardoor. Alle biologie s' peuten die ik later ontdekte, lagen in de Ni ïg al met een verrekijkertje. Of die hadden e' i vader en moeder, die van geitewol ge- s" Bkt waren. Elk vooroordeel dat ik had over 3li biologiestudenten klopte. Ik kon de jon- Is en meiden niet eens goed uit elkaar liden. Die baarden bij die knullen wilden jielijk nog niet zo goed groeien. Voorstelling de tijd dat ik studeerde, in 1964, werden ogen geitewollensokkendragers ge- md. Maar mijn hoogleraar Slijper kon on- te gelijk tot die categorie gerekend worden. [was een echt ouderwetse professor. Drie- g pak, horlogeketting, deftig, decorum, je ntorstem, archaïsch, vrouwonvriendelijk. e_ ar ja, wel een dijk van een man. Hij was 3k eerste die mij geleerd heeft dat biologie bijheel leuk kan zijn. Hij maakte van zijn ge een voorstelling, waar iedereen graag toe kwam. Een groot didactus. Alles wat op college heeft gezegd, weet ik nog. En eveer een kwart daarvan heb ik gejat en llerlei stukjes verwerkt. ;stal zonder bronver ding, maar onlangs een keertje met. rofessor Slijper wist gehoor niet alleen te len door de stijl van voordracht, ook door onderwerpen. Het ene behandelde hij het inelijk geslachtsappa: in het andere het ïwelijk geslachtsor- n. Dus de collegezalen !n altijd goed vol. ij timede zijn grappen 'Informatie overbrengen in de verpakking van een grap, dat is het mooiste' vakkundig. Aan het einde van een college, waarin Slijper had verhaald van een Afrikaan se stam waarvan de mannen de allergrootste en allerdikste ter wereld hadden, was het zijn grootste plezier om een stierelul tussen de meisjes op de eerste rij te werpen. Prompt maakten die meisjes, die toch al tabak van hem hadden vanwege zijn vrouwonvriende lijke opmerkingen, zeer verontwaardigd aan stalten de collegezaaj^te verlaten. Maar da mes, riep Slijper toen, blijft u toch nog even zitten, de boot naar Afrika vertrekt pas mor genochtend. Nadat ik tot het inzicht was gekomen dat ten. Naar aanleiding daarvan vroeg iemand die jubel beschrijven. Koos van Zomeren kan of ik een schoolboekje wilde schrijven. Naar zó mooi weergeven welk een mooi gevoel bij een hoogleraarschap in de natuurkunde niet verschijnen. aanleiding van dat schoolboekje werd mij g vraagd bij De Nieuwe Linie te komen werken. Naar aanleiding van een stukje dat ik voor dat blad schreef, werd ik geïnterviewd voor het VARA-radioprogramma Vroege Vogels, dat toen net bestond. Dat vraaggesprekje viel kennelijk in de smaak, ik werd gepolst voor een columpje. Naar aanleiding van die co lumn ging ik boekjes schrijven. Naar aanlei ding van die boekjes kwam ik voor de televi sie. Omdat die boekjes goed verkochten, vroegen ze me nog eens voor de camera's te 'Liefde bedrijven met dieren geoorloofd? Als het dier het lekker vindt en de mens ook... voor mij was weggelegd, wou ik professor in de biologie worden. Maar ik heb het geluk gehad tijdens mijn studie een paar jaar te kunnen werken als assistent aan de universi teit. Zodoende heb ik die van binnenuit goed leren kennen. Ik zie in mijn.gedachten nog dat Zoölogisch Museum met die lange gang en al die vertrekken. In het ene kamertje zat iemand te werken aan de linkerachterpoot van de zeemuis, in het andere was iemand bezig met de rechtervoorpoot van de bos muis. Enzovoorts. En als de heren elkaar op de gang tegenkwamen, sloegen ze bekant el- kaars hersens in voor een halve secretaresse. Of voor een driekwart excursie. Echt waar, het liefst zou ik wetenschap bedrijven in de zin van pootjes tellen achter een microscoop. Maar zo leuk de wetenschap is, zo afschuwe lijk is de universiteit. Of althans het mon strum dat daarvan in de loop der tijden is ge maakt. Ik had geen zin om tussen al die man nen een hartkwaal te krijgen. Het alternatief is dat je als bioloog het on derwijs in gaat. Ik heb een aantal collega's gezien voordat ze voor de banken gingen staan. En ook vijfjaar later. Nou, dat lokte me niet zo vreselijk. Bij toeval ontdekte ik toen dat je ook biologie kunt bedrijven zonder ver rekijker, zonder een microscoop, maar met de tikmachine. Ik word altijd moe van jonge mensen die aan loopbaanplanning doen. Helemaal carri- èregericht zijn ze. Ik ben niet gelovig, maar ben wel aanhanger van de stelregel: God die geeft het en wie vangt die heeft het. Bij mij is het allemaal vanzelf ge gaan. Ik zat in een milieu- werjsgroep, alleen maar omdat ik de omslag van een rapport kon tekenen. Het was nog in de tijd dat er van die hele milieu werkgroep maar eentje te lefoon had. Dat was ik, omdat ik nog thuis woon de. Dus de pers belde mij. En omdat ik die journalis ten telkens weer te woord moest staan, ben ik alles wat ik te zeggen had maar eens op papier gaan zet- Mijn carrière wordt voornamelijk bepaald door de grenzeloze luiheid van radio- en TV- mensen. Blijkbaar hebben ze maar een paar laatjes. En als ze een bioloog nodig hebben, trekken zat het desbetreffende laatje open. Vroeger lag de helaas overleden Dick Hilleni- us boven, na zijn dood kwam ik boven te lig gen. Kippeneuker Het laatste boek dat ik heb geschreven heet Lief Dier, gaat over neuken met beesten. Ben ik heel trots op. Een heel enkele keer heb je zo'n onderwerp waarvan je denkt: whamm. Liefde bedrijven met dieren geoorloofd? Als het dier het lekker vindt en de mens ook... Het enige criterium om sex te toetsen in dit verband is dat zowel het dier als de mens het lekker vindt. Sommige dieren hebben er echt bezwaar tegen. De kip staat echt niet vleugel- wrijvend klaar om de kippeneuker te ontvan gen. Of ik het zelf wel eens met een dier heb gedaan? Dat gaat niemand wat aan. Als ik aan het schrijven ben, heb ik uitslui tend voor ogen dat de lezer moet worden geamuseerd. Maar ik ben wel zo veel Hollan der dat ik wil dat de mensen er ook nog iets van opsteken. Informatie overbrengen in de verpakking van een grap, dat is het mooiste. Volgens mij zijn er twee mechanismen. Het ene is het relativeren. Dat is natuurlijk iets dat in de natuurliefhebber^ zelden wordt gedaan. Omdat natuur altijd wordt ervaren als iets heiligs. Mijn tweede dogma is: de na tuur, een beest op zich is niet interessant. Als op dit moment in een of ander bos een lijster zit te kakken, is dat absoluut oninteressant. Het wordt pas belangwekkend als er iemand onder staat. Als die de kak op z'n hoofd krijgt. Dieren zijn pas interessant als ze iets met mensen te maken hebben. Als de zeldzaam voorkomende ijsvogel'het waagt in mijn ach tertuin rond te fladderen, wordt-ie interes sant. Want ik zie hem. En nog wel in mijn achtertuin. Kijk, ik ben natuurlijk niet hele maal a-biologisch. Dat jubelende gevoel dat de meeste biologen krijgen als ze iets zeld zaams zien, ken ik ook wel, alleen niet in die mate. Het onderscheid tussen de meeste schrij vende biologen en mij is dat mijn collega's hem opkomt als hij de drijfsijs of de dwars fluit tegenkomt, dat de lezers van NRC Han delsblad niet eens meer naar buiten hoeven. Dat bejubelen van de natuur is heel legitiem. En dat overdragen van dat mooie gevoel ook. Maar er zit een valse bodem in. In die zin dat bijna alle schrijverij over de natuur zoals wij die kennen voortkomt uit wat ze in Engeland natural theology noemen. Dat is wat Engelse dominees deden in de Victoriaanse tijd. Die liepen de hele week door bos en hei, consta teerden daar dat de hele boel prima in elkaar stak en klommen, dan zondag op de kansel om te zeggen: nou, degene die de natuur zo mooi in elkaar heeft gezet, moet wel een bij zonder iemand zijn. Die kun je maar beter lo ven en prijzen. Vanuit die traditie ziet men in de natuur alleen maar het mooie. En alles wat klopt. Maar als je de natuur met andere ogen bekijkt, zie je dat het één grote moord en slachtpartij is. List, bedrog, roddel en ach terklap. Als je toch ziet dat onnoemelijk veel beesten de boot in moeten om een paartje tot voortplanting te laten komen, zie je dat de natuur in wezen een heel ineffectief systeem is. Als een willekeurige fabriek in Nederland zou draaien volgens de principes van de na tuur, was die al lang failliet. Hoe komt het nou dat men in de natuur, die ronduit fascistisch is, toch altijd weer iets moois ziet? Dat komt, omdat men net als een echte fascist voortdurend het perspectief in neemt van de overwinnaar. Dus in een film over roofvogels wordt bezongen hoe de uil, hoewel het donker is, toch z'n prooi weet te vinden. En ook dat zijn geluidloze vleugelslag de muis niet op de vlucht doet slaan. Tjonge, tjonge, wat is de natuur toch mooi! Maar wat je niet ziet is dat de arme muizenkindertjes verweesd in het nest achterblijven, omdat pappa en mamma zijn gegrepen door die fantastische uil met z'n geruisloze vleugel- slag. Er worden ook wel films gemaakt over muizen, maar dan is het vanuit het muizen perspectief. Van hoe prachtig die tandjes toch altijd maar weer doorgroeien, zodat ze altijd scherp blijven om planten te kunnen knabbelen. En hoe ze dank zij hun fijne ge- hdor aan die uil weten te ontsnappen. Ja kijk, als je voortdurend partij kiest voor degene die je portretteert, ziet het er inderdaad uit alsof het allemaal dik in orde is. De werkelijkheid is an ders. Als ik in het voor jaar een kastje ophang voor de koolmeesjes, mag ik een paar weken later trots kijken naar de vier wolkjes van mezen die daar zitten. Grootgebracht met rupsen uit mijn tuin. Ik voel me dan bijna de opa van deze kleine rakkers. Maar als bioloog weet ik natuurlijk wel dat van die mezen in het vol gende voorjaar er hooguit eentje over is. De rest heeft de pip gekregen of is opgevreten door de kat. Wat ik in mijn koolmezenkastje heb ge kweekt, is dus niet het leven, maar de dood. Maar ja, wij verheugen ons op die kleine rak kers. En daarbij komt de godsdienst weer om de hoek kijken, want zo'n mezennestje is na tuurlijk de absolute metafoor van het geluk kige huisgezinnetje. Daarom zie je bij de EO en de NCRV ook altijd films over vogels. Want in zo'n nest heb je pappa vogel, mam ma vogel en de kindjes vogel. Veel minder vaak zie je in natuurfilms zoogdieren tijdens hun voortplanting. Omdat 99 procent van de zoogdieren niet monogaam is. Daar is het een kwestie van: pa springt er boven op, be vrucht ma en maakt vervolgens dat-ie weg komt, ma met het kroost in ontreddering achterlatend. Rare tweedeling In dit land heb je een rare tweedeling. Je hebt dierenbeschermers en je hebt natuurbe schermers. Dierenbeschermers beschermen dieren die ze om de een of andere reden zie lig vinden, bij natuurbeschermers overheerst nog steeds de gedachte dat een diersoort waardevoller is, naarmate er minder exem plaren van zijn. Laatst kwam de Vogelbe scherming met de mededeling dat de grutto dreigde uit te sterven. Het is zo dat alles wat de Vogelbescherming en de Natuurbescher ming zeggen door het publiek voor zoete koek wordt aangenomen. Vanuit de gedach te: het doel dat die verenigingen nastreven is goed, dus de mensen die erachter zitten zul len ons geen onzin op de mouwen spelden. De trieste werkelijkheid: dat is vaak wèl het geval. Wereldnatuurfonds, Greenpeace. Vo gelbescherming en nog een aantal andere in stanties liegen en bedriegen het Nederlandse volk bij voortduring met voorbedachte rade. Omdat ze op deze wijze meer geld bij de mensen uit de zakken kunnen kloppen. De Vogelbescherming zegt dat het slecht gaat met de vogels in Ne derland. Is gewoon niet waar! Er zijn meer vo gelsoorten in Neder land dan ooit tevoren. Greenpeace suggereert voortdurend dat er walvissoorten uitster ven. Er is nul komma nul walvis uitgestor ven. Ik hou me mijn hele le ven al bezig met de vraag waarom we nou eigenlijk dieren moe ten beschermen. 'Als een willekeurige fabriek in Nederland zou draaien volgens de principes van de natuur, was die al langfailliet' Waarom is het erg dat de panda uitsterft? Met biologisch evenwicht heeft een panda niets van doen. Beesten waarvan er nog zo weinig van over zijn, kunnen daarop geen enkele invloed uitoefenen. Moeten we dan panda's in leven laten omdat ze zo schattig zijn? Dacht het niet, hè. Als je alleen maar schattig uitziende dieren in leven zou laten, zag de wereld er al heel gauw uit als een krankzinnig geworden poppenhuis. Omdat een beest Gods schepping is? Nou, ik geloof niet in God, dat argument valt dus ook af. Eerbied voor het leven, zoals Albert Schweit zer ooit zei? Tot het moment dat de voorzit ter van het Wereldnatuurfonds zijn vrouw aandient als lintwormenreservaat, geloof ik niet zo in eerbied voor alles wat leeft. Niet onfeilbaar Onfeilbaar is Moeder Natuur ook niet. Neem de vrouwenborsten, die zitten op de verkeer de plaats. Bij elk fatsoenlijk vrouwelijk zoog dier zitten de tepels tussen de achterpoten, de zeekoe dan uitgezonderd. Kijk, als man moet ik zeggen dat ik onweerstaanbaar door vrouwenborsten word aangetrokken. Als je met een vrouw staat te praten en ze heeft een beetje decolleté, dan moet je wel heel erg sterke oogspieren hebben wil je je ogen op de hare gericht houden. Als pronkstukken doen ze dus hun werk. Maar in die malle borsten ontwikkelt zich wel heel vaak kanker. Een he leboel mensen stellen zich voor dat zo'n borst vol melkklieren zit. Is niet waar. Zoals professor Slijper mij geleerd heeft: de schoonheid van de vrouw bestaat vrijwel ge heel uit vet. Het vervelende is dat die orga nen overbodig zijn, zodra het laatste kind de borst heeft gehad. Daarna hangen ze alleen maar in de weg. Een professor in Engeland, een oncoloog, heeft gezegd: als je borstkan ker wilt bestrijden, moet je die dingen eraf halen voordat de kanker erin komt. Je kunt je de reactie van het publiek wel indenken: haal eerst dat ding van jezelf er maar af. Maar in wezen heeft die professor gelijk. Het punt is, ik ben ook niet gek, dat de vrouwen moeilijk afstand kunnen doen van hun borsten. Want daarmee zouden ze meteen een groot deel van hun vrouwelijke identiteit opgeven. Over identiteit gesproken, ik woon nu al een jaar of zeventien in Buren, maar mijn hartje ligt in Haarlem. Als ik daar op het sta tion de trein uitstap, krijg ik een gevoel van thuis. Als ik iemand met een Haarlems ac cent hoor, smelt ik. En voor mij is het Spaar- ne de mooiste rivier van de wereld. Ik geloof absoluut dat dit alles ook biologisch te ver klaren is. Je ziet dat in de dierenwereld ook, dat terugkeren naar de geboortegrond. Het blijft trekken en ik zie me ooit terugkeren naar Haarlem. Je wordt als kind geconditio neerd op je omgeving. Helaas hebben die klootzakken van stadsplanologen en stadsar chitecten veel van wat mij dierbaar was kapot gemaakt. Er is een troost. Het mooie van ou der worden is dat je je aan de ene kant ergert aan het feit dat de wereld verandert op een manier die je niet zint, aan de andere kant begint het graf steeds sterker te lokken naar mate de wereld je steeds minder trekt. Na mijn dood mogen ze mij in de vuilnisbak gooien. En als ze dat niet doen, wil ik opge geten worden door de wormpjes. En op de wormpjespoep mogen dan bloempjes bloeien. das Dekkers t poes Arie. FOTO MARCEL ZATERDAG 28 ME11994 Geen geboren bioloog, Midas Dekkers. Meereen koekoeksjong onder de natuurvorsers. Nooit lag hij als opgeschoten jongen waterpas in het duinpan om door de verrekijker naar broedende roodborsttapuiten te koekeloeren. Professor natuurkunde wilde Dekkers worden. Het kwam er niet van. Als tamelijk bleue knaap van de paterschool gekomen, leerde hij als student de aantrekkelijkheden van het leven zó goed kennen dat hij aan studeren amper toekwam. Bij toeval raakte hij verzeild in de biologie. Vandaag de dag probeert de nu 48-jarige Midas Dekkers de medemens tot nadenken te stemmen met zijn boeken, zijn columns in VAR A's TV-Magazine en met zijn radio- en TV-praatjes in 'Vroege Vogels', 'Pootjes'en 'Midas'. Een van zijn opmerkelijke stellingen: vrouwenborsten zitten op de verkeerde plaats. Een monoloog.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1994 | | pagina 35