'Mijnheer Biesheuvel, u geeft het te vlug op' De hoed en de rand De menselijke factor bij kabinetsformaties was. De koningin was uitermate verbaasd. „Geeft u het nu al op? Dat is wel erg snel, mijnheer Biesheuvel. Daar neem ik geen ge noegen mee", kreeg hij kort samengevat te horen. Het eind van het liedje was dat Biesheuvel de opdracht kreeg z'n huiswerk nog eens over te doen. De beteuterde formateur wilde zich tegen over de buitenwereld echter niet laten ken nen en legde na terugkeer in Den Haag de verklaring af dat hij „onderweg naar Soest- dijk op de gedachte was gekomen dat er mis schien tóch nog wel wat mogelijkheden wa ren om verder te formeren". Insiders die be ter wisten en hem zelfs vooraf hadden ontra den naar de koningin te gaan, hebben er nog dagen om gelachen. Lang duurde de her nieuwde poging van Biesheuvel echter ook niet. Toen hij er echt geen gat meer in zag, benoemde het staatshoofd KVP-minister van defensie Piet de Jong tot formateur. Deze slaagde wèl. Het jaar daarvóór, kort na de beruchte Nacht van Schmelzer waarbij het kabinet- Cals ten val kwam, was de voormalige onder zeebootcommandant De Jong ook al een keer als kandidaat-premier in beeld geweest. Schmelzer, die 'voor straf zelf de door hem veroorzaakte brokken moest opruimen ('wie breekt, betaalt', heet het nu eenmaal aan het Binnenhof) deed als formateur een vergeefse poging een kabinet onder leiding van De Jong in elkaar te timmeren. Toen Schmelzer de nog zittende minister van sociale zaken Gerard Veldkamp (KVP) polste of hij in zo'n kabinet zitting wilde nemen, riep deze uit: „Geen sprake van! Ik ben niet van plan onder die half-gekke schout bij nacht te gaan die nen!" Toen De Jong op 5 april 1967 alsnog pre mier werd, gaf hij op een persconferentie openlijk toe dat hij weinig kaas had gegeten van financiële en economische vraagstukken. Maar de laconieke wijze waarop hij dat mee deelde brach^ geen gefronste wenkbrauwen, maar een luid Schaterlachen teweeg: „Van economie heb ik net zo veel verstand als een aap van een roestige wekker." Veldkamp zat trouwens niet in zijn kabinet. Poppetjes Na de oorlog is het een paar keer voorgeko men dat er in de allerlaatste fase van een ka binetsformatie, op een moment dat alles in kannen en kruiken leek, toch nog iets mis ging. Het bekendste en meest schrijnende voorbeeld is natuurlijk die mislukte poging in 1977 om een tweede kabinet-Den Uyl te for meren. In deze langste kabinetsformatie aller tijden stortte na zes maanden geploeter het moeizaam opgerichte bouwwerk in elkaar door een ruzie tussen PvdA en CDA over de 'poppetjes', Haags jargon voor de ministers kandidaten. Daarna kwam in een paar weken tijd het kabinet-Van Agt/Wiegel tot stand. Minder bekend is de zeperd die KVP-for- mateur Jan de Quay op 19 mei 1959 haalde met zijn kabinet-in-oprichting van KVP, ARP, CHU en WD. Hij had alles rond: het regeer- program, de portefeuilleverdeling, de minis ters en de staatssecretarissen. De tijd was dus rijp voor het zogeheten pre-constituerend beraad, zeg maar de 'kennismakingsvergade ring' van het aankomende kabinet. Dat vond plaats in het Scheveningse Kurhaus. Het tele visiejournaal van de toenmalige NTS was er zelfs bij. Twee dagen na het beraad in het Kurhaus deelden de antirevolutionairen Bieuwenga (die voor landbouw stond genoteerd) en Ha- zenbosch (die sociale zaken onder z'n hoede zou nemen) doodleuk aan De Quay mee dat ze bij nader inzien toch maar liever niet mee wilden doen. Ze vonden dat het kabinet in wording een onvoldoende „christelijk-sociaal gezicht" had. Voor De Quay, die met de ko ningin al een afspraak had geregeld voor de beëdiging van zijn ploeg, zat er toen niets an ders op dan op zoek te gaan naar vervangers. Het duurde vervolgens nog drie weken eer het nieuwe kabinet op de trappen van paleis Soestijk stond. Van Agt De record-kabinetsformatie van 1977 werd vooral gekenmerkt door de karaktertegen stellingen tussen CDA-leider Dries van Agt en zijn PvdA-opponent Joop den Uyl. Het was overigens niet de eerste keer dat dit tweetal met elkaar aan de onderhandelingstafel zat. Van Agt had immers als informateur meege holpen aan de totstandkoming van het kabi net-den Uyl in 1973, waarin hij uiteindelijk zelf minister van justitie werd. Aanvankelijk leken de twee wel met elkaar overweg te kunnen, maar gaandeweg werd hun verhouding steeds stroever. In de forma tie van '77 uitte zich dat onder meer in her haaldelijk vluchtgedrag van Van Agt. Hij meldde zich een paar keer ziek, waardoor de onderhandelingen stil kwamen te liggen, trok er enkele malen tussenuit om op z'n racefiets een tocht te maken met een fietsclub van de rijkspolitie en ging uiteindelijk een lang weekend naar de Tour de France, een uit stapje dat hij later als premier tot een vast jaarlijks ritueel maakte, ook tijdens de kabi netsformatie van 1981. Bij laatstgenoemde formatie, die zou lei den tot het tweede kabinet-Van Agt, liet de wielrennende politicus tot woede van zijn mede-onderhandelaars Den Uyl en Terlouw (D66) bij een cruciale bespreking verstek gaan omdat hij het startschot moest lossen bij de wielerronde van Boxmeer. „Ach", ver klaarde hij later, „ik had dat die mensen nou eenmaal beloofd. Dan kun je ze toch niet la ten zitten?" Had Van Agt in 1977 nog de mogelijkheid om PvdA en D66 te laten vallen en de WD als regeringspartner te kiezen (wat-ie uitein delijk ook deed), in 1981 was die alternatieve Formateur De Koning (midden) zag de lol wel in van het grapje van Ed Nijpels, maar Bert de Vries (links) lachte als een boer met kiespijn. archieffoto anp De beteuterde formateur Biesheuvel verklaarde dat hij „on derweg naar Soestdijk op de gedachte was gekomen dat er misschien tóch nog wel wat mogelijkheden waren om ver der te formeren". Insiders wisten beter, archieffoto anp route afgesneden omdat CDA en WD samen geen meerderheid in de Tweede Kamer meer hadden. Den Uyl en Van Agt waren dus tot elkaarveroordeeld. Het werden moeizame onderhandelingen, die vastliepen, waarna werd besloten konin gin Beatrix te adviseren een informateur aan te stellen om het schip weer vlot te trekken. Van Agt had Steenkamp in z'n hoofd en dacht dat de koningin daar ook wel oren naar zou hebben. Maar Beatrix beschikte anders: zij benoemde niet de vertrouweling van Van Agt, maar de 'linkse' CDA'er De Gaay Fort man, die aan het Binnenhof in de wandeling 'Gaius' wordt genoemd. Van Agt was deze benoeming (die 's avonds laat plaats vond) echter ontgaan. Hij belde dan ook de volgen de ochtend onwetend naar Steenkamp en zei: „Piet, houd je gereed. Ik denk dat je van daag naar de koningin moet om informateur te worden." „Maar Dries!", riep Steenkamp aan de andere kant van de lijn uit, „heb je het nieuws dan nog niet gehoord? Gaius heeft de opdracht al geloegen!" Van Agt was woedend door deze 'streek' die hem vanuit Huis ten Bosch was geleverd. Nukkig bleef hij die dag in het Catshuis zitten en gaf zijn secretaresse opdracht dat hij voor lopig niet met De Gaay Fortman wilde pra ten. Hij moet met weemoed hebben terugge dacht aan die laatste maanden van 1977 toen hij onder het PvdA-juk uit kon duiken en met WD-voorman Wiegel in conclaaf kon gaan. Hoe gemakkelijk die formatie (onder leiding van informateur prof. Van der Grinten) ver liep, beschreef Van Agt een paar jaar later in en interview met Vrij Nederland: „En dan za ten we daar, de professor met z'n grote sigaar aan, en die zei: 'Heren, waar zullen we het vandaag eens over hebben?' Door elkaar ge nomen hadden we steeds in anderhalf uur gedaan wat er die dag maar te doen viel. Bui ten dromde de schare der journalisten met veel laweit en ongeduld, maar dan zaten wij soms al te kaarten. En dan gingen we om een uur of vijf met bekommerde gezichren de trap af en dan hoorde je het 's avonds gonzen dat er een buitengewoon moeilijke situatie was ingetreden en dat het helemaal niet ze ker was dat de nieuwe coalitie tot stand zou komen." Schmelzer en Steenkamp (op de foto tijdens een persconfe rentie in 1975) speelden in de jaren zestig en begin zeven tig vooraanstaande rollen tijdens de formaties archieffoto cpd De ruiker met paarse bloemen die ex-informateur Tjeenk Willink afgelopen maandag bij zijn op volgers Van Aardenne, Vis en De Vries liet be zorgen, was de eerste openbare uiting van frivoliteit tijdens de nog maar net begonnen kabinetsformatie van dit jaar. Deze geste haalde het echter niet bij de grap die WD-fractieleider Ed Nijpels zich op 16 juni 1986 veroorloofde. Op weg naar de zware onderhandelingen met CDA-fractielei der Bert de Vries over het euthanasievraag stuk kocht Nijpels bij het ijskarretje op het Binnenhof drie bekertjes ijs. „Om die chris ten-democratische hoofden wat af te koe len", ginnegapte hij toen hij in het gebouw van de Eerste Kamer z'n gesprekspartners de ijsjes overhandigde. Informateur Jan de Ko ning (ook CDA) kon er wel om lachen, maar de stugge Groninger Bert de Vries had er geen waardering voor. Als een boer met kies pijn lepelde hij z'n bekertje leeg. Tot de jaren zeventig waren kabinetsfor maties altijd omhuld met een waas van ge heimzinnigheid. Journalisten moesten vaak de grootste moeite doen om een tipje van de sluier te kunnen oplichten. Maar na de ver kiezingen van 1971 werd alles anders toen KVP-senator Piet Steenkamp, tevens hoogle raar sociaal recht in Eindhoven, tot informa teur werd benoemd. De immer opgeruimde prof viel aTgauw op door zijn joyeuze om gang met de media. Hoogtepunt was zijn te levisie-optreden in een reportage van VARA's Achter Het Nieuws. De kijkers zagen de vro lijk babbelende Steenkamp in de tram zitten op weg naar zijn werkkamer aan het Binnen hof, ze zagen hoe hij z'n tas uitpakte, hoe hij de dagelijks door z'n echtgenote Constance gebakken cake voor z'n gasten klaar zette, hoe hij z'n dossiers ordende en vooral hoe hij tussen de middag een dutje deed: gelegen op een stretcher, waarbij hij de ogen tegen het daglicht bedekte met speciaal daarvoor be stemde kleppen, die hij ooit aan een lange vliegreis had overgehouden. Zo'n vriendelijke, ongedwongen informa teur had Nederland nog nooit meegemaakt. Het gevolg was dan ook dat de fanmail voor Steenkamp met postzakken tegelijk binnen stroomde: niet alleen kaarten en brieven met opbeurende teksten en adviezen, maar ook cadeautjes in de vorm van Groninger koeken, Zeeuwse babbelaars, rumbonen, een pot gember en bonbons. Zelfs 's lands nationale moppentapper Max Tailleur schreef Steen kamp een brief met de mededeling dat hij politiek nog nooit zo leuk had gevonden. Regelmatig ging Steenkamp tijdens zijn bijna zes weken durende arbeid bij koningin Juliana langs om haar op de hoogte te stellen van zijn vorderingen. Vaak liepen deze ont moetingen uit op urenlange gesprekken. Zijn eindverslag aan de koningin besloot de infor mateur dan ook met de mededeling:^Harte- lijk dank voor uw steun en medeleven'. Dat was schrikken voor de mensen van de rijks voorlichtingsdienst. 'Dat kunt u niet doen hoor. Die laatste zin moet u schrappen, want dat is nog nooit vertoond', kreeg Steenkamp te horen. Maar hij hield vol en de zin bleef staan. Staatshoofd Het contact met de koningin is een van de vaste punten in het leven van informateurs en formateurs. De gesprekken met het staats hoofd verlopen overigens lang niet altijd in de sfeer van 'goed gedaan jochie'. Oud-pre mier Barend Biesheuvel kan daarover mee praten. Na de verkiezingen van 1967 werd de toenmalige ARP-lijsttrekker en minister van landbouw tegen zijn zin benoemd tot forma teur, die een coalitie van confessionelen en liberalen moest zien te smeden. Biesheuvel wist dat er nogal wat weerstan den tegen hem waren, met name bij de WD. Tegen heug en meug begon hij aan z'n for matie-opdracht, maar na vijf dagen hield hij het al voor gezien, ging naar paleis Soestijk en vertelde Juliana dat het onbegonnen werk Fragment uit een kabinetsformatie in de jaren twintig: formateur Ruijs de Beerenbrouckfietst op een middag kort na de verkiezingen door de ^Haagse Parkstraat, ziet een hem bekende politicus lopen, remt af en vraagt de voorbijganger of deze iujmisschien minister zou willen worden in het nieuwe kabinet. De aangesprokene zegt ja 5 en daarmee is de zaak geregeld. Tegenwoordig gaat het niet meer zo Ïemakkelijk. Formeren lan een kabinet is een zware klus, waarbij heel wat politici en J tijdelijk ingehuurde oud-politici zich ran ka weken en soms maanden langde blaren op de tong praten. En het is lang niet altijd 'hogere politiek' wat de klok slaat. ZATERDAG 21 ME11994 Onze Taal Binnenkort is het weer tijd voor een nieuw spoorboekje. In de loop van de maand mei gaat de nieuwe dienstregeling in. Wie regelmatig met de trein gaat, ziet het ruim van te voren aangekondigd. Er wordt blijkbaar aardig verdiend aan dat spoorboekje, anders was al die re clame niet nodig. Ik denk wel eens dat de NS opzettelijk af en toe de tijden een beetje veranderen, om de klandizie van spoorboekjes op peil te houden. En ieder jaar heeft het een ander kaftje. Steenkamp (geflankeerd door twee notulisten) ontving in 1971 de fractieleiders Veringa (KVP, op de mg ge- Van Agt (rechts) en Wiegel bij informateur Van der Grinten. „En dan zaten we daar, de professor met z'n gro- zien), Biesheuvel (ARP), Udink (CHU), Geertsema (VVD) en Drees (PvdA, uiterst rechts), archieffoto anefo \e sigaar aan, en die zei: 'Heren, waar zullen we het vandaag eens over hebben?"' archieffoto anefo Het nieuwe spoorboekje heeft op het kaft een bruine hoed afgebeeld staan. De reisplanner, het spoorboekje op computer schijfje, heeft een groene hoed en het inter city-boekje een blauwe hoed. Allemaal wor den ze aan de man gebracht met de leuze: 'Weet u al van de hoed en de rand?' De eer ste drie mensen die ik ernaar vroeg, hadden nog nooit gehoord van de uitdrukking 'van de hoed en de rand weten', maar daar kan ik niets aan doen. Ik ken de uitdrukking wel; ze betekent zoveel als 'op de hoogte zijn, goed geïnformeerd zijn'. Maar ik weet niet waar dat vandaan komt. 't Is geen uitvin ding van de spoorwegen, dat is zeker. En voorzover ik weet is het ook geen oude uit drukking. In mijn jeugd heb ik 'm nooit ge hoerd. Misschien zo'n jaar of tien of vijftien geleden opgedoken? Vanwaar die hoed en die rand? Wat hebben die te maken met goed geïnformeerd zijn? Ik ga op zoek in allerlei spreekwoordenboe ken, maar ik vang overal bot. Mijn indruk dat het geen oude zegswijze is, wordt dus wel bevestigd. In de dikke Van Dale staat het pas vanaf de elfde druk, oftewel vanaf 1984. In oudere drukken is er niets over te vinden. In het woordenboek van Van Dale Hedendaags Nederlands staat het pas vanaf 1991. Kennelijk is 'van de hoed en de rand weten'nogal jong. Spreekwoorden en uitdrukkingen waar Tioeden in voorkomen, zijn er genoeg, maar van die hoed en die rand kan ik niets vinden. Ik vond wel '(niet) onder een hoed je te vangen zijn', 'zijn hoed staat op drie haartjes' (schuin, hij is heel opgewekt, hij ziet er parmantig uit), 'zijn hoed staat op halfzeven' (hij is dronken), 'zij spelen onder één hoedje', en uiteraard: 'met de hoed in de hand, komt men door het ganse land'. Een variant op die laatste is: 'Een zaak die gij niet sparen moet, dat is de rand van uwen hoed'. Hier is weliswaar sprake van de rand van de hoed, maar het biedt dunkt me niet de oplossing van ons raadsel. Het zelfde geldt voor een variant op 'twee han den op één buik', waarvoor men oqjc wel eens zei: 'dat is hoed en rand'. Ook al is er sprake van hoed en rand, het verklaart niet de herkomst van onze (moderne?) uitdruk- king. Het allermerkwaardigste vind ik, dat deze uitdrukking zo'n verspreiding heeft kunnen krijgen in een tijd dat er nauwelijks hoeden meer gedragen worden. Want spreekwoor den en gezegdes weerspiegelen meestal de gewoontes van een bepaalde tijd. 'Een ge geven paard niet in de bek kijken' bijvoor beeld zou onmogelijk in onze tijd ontstaan kunnen zijn, want behalve dat bijna nie mand het zou durven, weet ook bijna me mand waar je dan naar moet kijken in die bek. Kennelijk stamt die uitdrukking uit een tijd dat paarden veel algemener gebruikt werden. Hetzelfde geldt voor 'opgroeien voor galg en rad': in een tijd waarin zelfs geen doodstraf meer bestaat, laat staan de doodstraf door ophanging of radbraken, kan zo'n uitdrukking niet ontstaan. Die moet dus wel van ouder datum zijn. Even als: 'Nou breekt mijn klomp'. Natuurlijk kunnen uitdrukkingen, als ze eenmaal ge meengoed zijn,.blijven bestaan, lang nadat klompen, galgen en paarden uit het dage lijks leven verdwenen zijn. Hoeden zijn niet echt uit het straatbeeld verdwenen. Toch zijn ze nu veel minder algemeen dan zo'n veertig jaar geleden. Te weinig algemeen, lijkt me, om nog aanlei ding voor een zegswijze te vormen. Vandaar mijn vermoeden dat 'van de hoed en de rand weten', hoewel pas een jaar of tien een algemene uitdrukking, in feite toch veel ou der is. Is het afkomstig uit een dialect? Komt het uit Vlaams-België? Is het een letterlijke vertaling uit; een andere taal? Of, en dat is wel eens bron van moderne uitdrukkingen: is het afkomstig uit een lied je of een reclamespreuk? Wie, liefst met be wijzen, inlichtingen kan verschaffen, nodi gen we vriendelijk uit het ons mee te delen. Bij de Spoorwegen weten ze het waar schijnlijk evenmin, ook al wekt het nieuwe spoorboekje nog zo de indruk dat het goed geïnformeerd is.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1994 | | pagina 35