Wachten op het echte leven Bouraouis lugubere allegorie Boeken Bert Spoelstra veipakt zijn Turkse' thriller danig dun Haarwrong Meijsings zoektocht naar een 'beste vriend' een beproeving! Bronzen August Willemsen DONDERDAG 19 MEI 1994 Boeken op de Dam amsterdam De markt Boeken op de Dam zondag 22 mei op de Amsterdamse Dam besteedt dit jaar extra aandacht aan de na tuur. Boekhandel Architectura et Natura is present met een kraam. Tevens houdt de Heimans en Thijsse Stichting een ten toonstelling met onder meer foto's, schets- en dagboeken van de gelijknamige natuurvorsers en hun geestverwanten. Boeken op de Dam is van 10.00 uur tot 18.00 uur te bezoeken. Het verhaal in Bert Spoelstra's Aga doet danig dun aan. Ergens in een Limburgse mergelgroeve wordt een kist met wapens ge- vónden. Gedacht wordt, dat die daar waren opgeslagen door Koerden die een aanslag zou den willen plegen op de Turkse president tijdens zijn bezoek aan Nederland. Op zichzelf niet zo gek. Koerden kunnen in de historie meer dan voldoende zinnige argumenten vinden om bar weinig sympathie te koesteren voor het Turkse ge zag. Om het eens vriendelijk uit te drukken. Speurder Ruud Hendriks en zijn politieteam vinden echter weinig houvast om hun verden kingen wat vastere grond onder de voeten te bezorgen. Maar zij stuiten wel op de Turkse ge meenschap in het Limburgse. En dat verschaft de auteur een alibi om in zijn ('authentieke') politieroman vele vastzittende vooroordelen weer te bevesti gen. „Wanneer je over dit on derwerp authentiek wilt schrij ven, ontkom je nu eenmaal niet aan het gegeven dat er ook bin nen de Turks-Koerdische ge meenschap criminelen zijn. Zoals er zich ook onder Neder landers racisten bevinden," zegt hij in zijn voorwoord. Het klinkt plausibel. Heel ontwapenend. Maar de door Spoelstra ten to nele gevoerde Turken kruipen wel erg gemakkelijk door de mazen van onze sociale wetge ving. Zij kunnen griezelig glad een fikse welstand bereiken dankzij de goedgelovigheid en vrijgevigheid.van de Nederland se ambtenarij. En zij kunnen hun verworven welvaart ten slotte schragen met criminele praktijken in een daarbij bijna uitnodigend maatschappelijk klimaat. Probleemloos kunnen zij een florerend drugs-import- bedrijf opzetten. Dan mag de held Hendriks te gen het einde van de geschiede nis uitroepen, dat er in ons land genoeg sloebers met Turkse na tionaliteit rondlopen die geen vlieg kwaad doen en trouw het opgedragen en ondankbare werk verrichten. En dat je die mensen toch niet op één hoop mag gooien met de criminele Turken of Koerden. Maar de geest van het verhaal ademt toch teveel een andere - minder vrijblijvende - richting uit. Dit temeer, omdat er van al dat sa- menzweerders-gedoe aan het einde van het verhaal maar bar weinig overblijft. Niks in feite. Dan komt die uiteenzetting over Turkse criminele praktij ken in ons land toch wel erg ge- isoleerd te staan. Teveel, als je het mij vraagt. Haar haarwrong als 't niétzo'n cliché was zou ik durven vergelijken met een wolk. Maar wat kan mij 't letterlievend volk verrotten? Ik doe het. Ik zeg het: Haar wolk is als een haarwrong. Tegen beter weten in kun je proberen in de verzamelde ge dichten van Hugo Claus het gedicht te vinden dat representa tief is voor zijn gehele poëzie. Zo'n gedicht bestaat niet want zijn veelzijdigheid is duizelingwekkend. Het etiket 'aards, di rect, dierlijk' is wei wervend, maar zegt niets over de ingrediën ten. Wat voor woorden zou je ook aan deze vuistdikke bijbel vol woorden wijden? Je kunt dit boek Gedichten 1948-1993 (De Bezige Bij, Amsterdam, 95,=) slechts met enige eerbied aan bevelen. Iets van de vrijheid die de dichter Claus zich altijd voorbehoudt, spreekt uit bovenstaand gedicht. WIMVEGT In haar nieuwe korte roman Do de vuist heeft Nina Bouraoui (1967) het thema van de verve ling en isolement, dat in haar rauwe debuut De Gluurster ook aan de orde komt, nog verder weten te verdichten. En hoe! Het resultaat is dat zij verzeild raakt onder de groene zoden, waar de tand des tijds aan hout werk, lichamen en geesten knaagt. Bouraoui (dochter van een Al gerijnse vader en een Franse moeder) laat haar nieuwe hoofdpersoon rond waren op een kerkhof, als de schim van haar schim, een naamloze te midden van naamlozen. Dit ijle wezen met een alziend oog heeft 'voor het andere kamp ge kozen, dat van degenen die dood liggen'. Ze voelt zich be vrijd van het Islamitische juk dat ze levenslang op haar schouders torste. 'Geen blik meer die me beoordeelt, geen stem meer die me bevelen geeft', zegt de vrouw, die terug blikt op een droefgeestig leven. Een aantal verontrustende mo menten passeert daarbij de re vue. En net als in De gluurster wordt ons deze lugubere allego rie geschetst in de meest fantas tische metaforen. Als baby speelde deze vrouw, die met opzet naamloos blijft om haar tot symbool van verzet te maken, al met 'de rammelaar van de dood'. Als kind besloot ze niet meer te groeien en zich te wreken op 'het leven'. Geïn fecteerd door 'het slechte' sloeg ze padden de hersens in, speld de ze sprinkhanen aan de muur en spuugde ze op de grond waar een maagdelijke bruid had gelopen. Wanneer de mikpun ten van de haat zich eens niet vertoonden, vulde dit boosaar dige kind de eenzame uren 'met de aangename maar gevaarlijke bezigheid die zinsbedrog heet.' Later op het kerkhof tegen het eindè van het boek vindt deze zinsbegoocheling haar hoogte punt in een laatste poging om liefde te geven. De vrouw pro beert te copuleren met een vers lijk. Als 'een obscene massa' ligt ze op de deksteen, het marmer Nina Bouraoui. schiet onder haar handen door, schaamte komt in haar op. Met geweld probeert ze nog een maal een hand te liefkozen, maar net als de rest van haar li chaam is haar vuist al dood. Lijkt deze 'dode vuist' niet een symbolische waarschuwing aan het adres van al die andere vrouwen die nog ten prooi zul len vallen aan Middeleeuwse ri ten die het fundamentalisme in stand uil houden? Is het ballen van die vuist misschien het laatste monddode gebaar, waar mee nogmaals wraak wordt ge zworen? Of is zij simpelweg een uitnodiging om de horlepijp met Magere Hein te dansen? Al le schoonheid vergaat immers, ook de al in een vroeg stadium van het kindzijn verminkte, ja foto pr zelfs de onderdrukte en de uit eindelijk versmade. Alles is ijdelheid en vergankelijk. In dat donkere licht bezien, is deze korte roman van Bouraoui een 'vanitas'. Maar dan één waarin de uitgebeelde motieven die herinneren aan de dood niet langer vergezeld- gaan van de dingen, waarin de mens tijdens zijn leven behagen schiep. Om de dooie dood niet. Nina Bou raoui heeft een genrestuk ge maakt waarin gebruikelijke mo tieven vervangen zijn door waanvoorstellingen, die voort komen uit opperste verveling en dood en verderf zaaiend isole ment. Rest mij nog één opmer king: 'Godallemachtig, wat kan deze vrouw schrijven!' Met deuren en ramen dicht genieten van Thoméses roman Heldenjaren: Tobben bij Dro: Nico Dros debuteerde in 199 met de roman Noorderlicht. N le heeft hij een verhalenbunde Ri geschreven. Familiezaken: ruin g< 180 bladzijden vol getob, tob v< bers en tobberijen. In drie vai se de vier verhalen is de vertelle v< een ik die met zichzelf ovei le hoop ligt. g' Er komen nogal wat ongeluk kige liefdes voor in deze bunde! veel landelijk Italië ook, ei Texel, stadsontworteling, zelf M ontmanning door een rat di een broekspijp is ingeklommen j, „Het is hij of ik, brulde Reyei en op de plaats bovenop ziji c dijbeen waar zijn broek vervaar n lijk opbolde, kneep hij zo hari als hij kon. Niet veel later stom de bloederige drap hem in zï klompen. Maar de rat was on gedeerd." Het zou kunnen ziji dat Dros met dit fragment ge j probeerd heeft de lezer aan he lachen te maken. Hoe het oo! S zij: het doet de volstrekte hu e morloosheid van de rest des ti beter uitkomen. c Niets, werkelijk niets heef a Dros nagelaten om aan te gevei hoe smartelijk zijn personage zich voelen. Sterker nog: vee meer heeft hij niet gedaan. Al j ik dan weinig te vertellen hebL móet Dros hebben gedacht, dai moet ik het plechtstatig doen Dat leverde een stoet van tob bers op, „verstikt in een piji waarvoor geen woorden wa ren." Men neemt niet zomaa J afscheid maar „onder gevoelen van verwarring en twijfel," ei „prolongeert het hevig lijdei van zijn hart." Wonden gaaij\ opnieuw open in het hart. IiL verkilde harten raken illusies zoek. Ergens diep was verdriet. F In aanvang is dat wel potsierfd lijk: het wordt echter al gauw slaapverwekkend en het maalqc de opgediste zieleroerselen volt strekt ongeloofwaardig. De per-*1 sonages zitten niet lekker iijv hun vel, dat is duidelijk. Gezien het getal der minkukelige fami^ beleden dat wordt opgevoerdfe lijkt het een erfelijke questiei Daar zou je nog een verhaal vaik kunnen maken dat de eerdergejji noemde bezwaren doet vergeji ten, maarhelaas: Dros Compofe neert op dezelfde wijze als def moeder uit het laatste verhaalt haar brieven. „Meestal ging ze; van de hak op de tak. wat haari te binnen schoot, wat haar prangde." Wat haar prangdfj weet ik niet. Wat Dros prangdJf weet ik evenmin. Ik weet alleeij2 dit: van een prangende nood|r zaak dit boek uit te geven kaii< geen sprake zijn geweest. i( net uit Zusters op jacht. Verhalen vol damesgedachten en dames- verdriet, van onder meer Fay Weldon, Ruth Rendell en Doris Lessing. Uitg. Prometheus, 19,90. De oude dag. Een bloemle zing over ouderdom en ouder worden, samengesteld en inge leid door Adriaan Morriën. Ver halen en gedichten van o.m. Plato, Claire Goll, Hans Lodei- zen, Elisabeth Eybers, Simone de Beauvoir en Morriën zelf. Uitg. Prometheus, 29,90. Peter Claessens, Friedrich Nietzsche; Een leven in scènes. Biografie waarin classicus Claessens onder meer onder streept van het belang van mu ziek en theater voor het denken van de filosoof. Uitgeverij Jan Mets, 22,50. Ben Macintyre, Vergeten va derland. Op zoek naar het fas cistisch paradijs van Elisabeth Nietzsche. De zuster van de be roemde filosoof was een op merkelijke vrouw: dominant, zelfstandig en met starre racisti sche ideeën. Zij stichtte een blanke kolonie in Centraal Zuid-Amerika. Uitg. Kritak-Ba lans, 34,50. den haag Met een beeld en de officiële pre sentatie van zijn twee nieuwste boeken eert het Letterkundig museum in Den Haag mor gen vertaler/schrijver August Willemsen. Li teratuurdocent en -criticus Tom van Deel pre senteert de essaybundel 'Het hoge woord'. Columnist en ex-voetballer Jan Mulder houdt 'De Goddelijke Kanarie' ten doop, een boek over voetbal in Brazilië. Tekenaar Frits Müller onthult vervolgens de bronzen portretbuste die beeldhouwer Pépé Grégoire maakte. Willemsen bracht de Braziliaanse literatuur naar Nederland met zijn veel geprezen verta lingen van Carlos Drummond de Andrade, Machado de Assis en Joao Guimaraes Rosa. Daarnaast schreef hij essays die verschenen in de bundel 'Braziliaanse brieven' (1985). In het autobiografische 'De val' (1991) vertelt Willemsen over zijn alcoholisme en hoe hij in een dronken bui een heup brak. Hij kreeg naast de Martinus Nijhofprijs ook Portugese en Braziliaanse literatuuronderscheidingen voor zijn vertalingen. 'Braziliaanse brieven' werd bekroond met de Van der Hoogtprijs. Willemsen poserend voor Grégoire. foto nathalie grégoire Herman Visch, de hoofd persoon in de nieuwe ro man Helden jaren van P.F. Thomése, doet denken aan Jacob Roggeveen uit het verhaal 'Zuidland', dat werd opgenomen in de ge lijknamige verhalenbundel waarmee Thomése in 1990 debuteerde en in 1991 de AKO-Literatuur Prijs won. In Zuidland portretteerde Thomése een hoofdper soon die leeft van louter voornemens en zijn toe komst liefst hield zoals die was: leeg, want 'met een toekomst kon je nog alle kanten op.' Ook de middel bare scholier Herman Visch wacht op een leven in het groot. Maar dat le ven wil maar niet van de grond komen. Visch zit in zijn gedachtenwereld op gesloten en kijkt als het ware naar buiten, naar de anderen die zich haastig, doelgericht en vastbesloten een weg door de wereld banen. boeken recensie. nico keuning P.F Thomése, Heldenjaren Querido, Am sterdam. 32,50 Het leven van de hoofdpersoon bestaat slechts uit aanzetten tot handelen. Hermans ouders en zusje emigreren naar het weinig tot de verbeelding sprekende Canada en hij blijft alleen ach ter. Als symbool van zijn onbe stemde reis zeult hij zijn koffer met zich mee. Die koffer geeft hem het 'begeerde gevoel van ontheemding'. Maar het is niet meer dan een gevoel. Misschien is die koffer net zo leeg als zijn toekomst en net zo leeg als zijn heden, waarin niets gebeurt. Dat heden van Herman Visch bestaat uit 'inbeeldingen', zoals het eerste deel van de roman heet. En inbeeldingen verteke nen de werkelijkheid die in het geval van Visch aanvankelijk bepaald wordt door zijn vriend je 'Henkie'. Via Henkie wordt hij ingewijd in de wereld van 'de meisjes'. Dat levert enkele her- De nieuwe roman van Thomése dien je bij voorkeur liggend te lezen. Hier de schrijver tijdens een signeersessie. archieffoto» henkbouwman kenbare en komische scènes op, waarin beide jongens zich op hitsen door te luisteren naar seksfilmgeluiden achter een muur, het bekijken van bio scoopfoto's met zwarte balkjes over de verboden delen en het betasten van de beha van de zus van Henkie: 'Je vuist, je moet je vuist erin stoppen!'. Tegenover de branie en de taalbravoure van Henkie staat de zwijgzame geheimzinnigheid van Schut. Met hem deelt Visch zijn bewondering voor Le rouge et le noir van Stendhal. Beiden identificeren zich bij gebrek aan eigen identiteit met de held van het boek Julien Sorel. Plato En behalve Schut is er Ida, de vriendin van Visch met wie hij alleen maar praat. Ida Korver is een afschaduwing van dé vrouw. Niet voor niets wordt zij geïntroduceerd in het hoofdstuk Plato's grot. Via Ida komt Visch in aanraking met de ware kunst. De scheppende kunst. De broer van Ida, Kor Korver, is kunst schilder. De kunstenaar die midden in het leven staat. Dat is wel iets anders dan Wisselaar, de leraar Duits, wiens wanden vol boeken hem moeten af schermen van de wereld. Het liefst onttrekt Visch zich aan al deze figuren en wenst hij niet te bestaan, althans niet in de werkelijkheid. Daarom ligt hij zo vaak in bed. Soms schrikt hij wakker uit een 'dommel', of breekt hij uit zijn 'onmetelijke lamlendigheid' door de natuur in te trekken om te verdwijnen in de weidsheid van het land schap langs de Waal. In de egotistische inbeeldin gen, beschouwingen, overpein zingen en gedachtenspinsels van Visch en in de beschrijvin gen van de natuur en verstilde desolate domeinen, toont Thomése na Zuidland opnieuw zijn scherpzinnige stijl in wat ik dan maar noem, het schrijven in de diepte. Proza met een poëtische dichtheid. Weer zo'n boek waarin niks gebeurt, zal de gehaaste lezer verzuchten. Maar de 'bevindingen' in Amsterdam, in het tweede deel van deze ro man, laten zien dat het leven, hoe enerverend ook, het van de verbeelding verliest. Heldenja ren is een boek waar je ramen en deuren voor moet sluiten. Een boek, waarvan het door leefd proza zich alleen prijsgeeft als je er, net als de hoofdper soon, bij gaat liggen. Sibylle Mulot, Mooier dan waan. Kettingverhaal waarbij de 17 minnaressen van een en de zelfde man aan het woord ko men. Over passie en verraad, ja loezie en verlangen. Uitg. Nijgh Van Ditmar, 29,90. Irene Dische, Een gevoelige snaar of Variaties op een Duit ser. Roman van Duitslands be langrijkste eigentijdse schrijfster over een man, oud, homoseksu eel en eenzaam, die trouwt met de moeder van zijn aangeno men zoon. Uitg. Van Gennep, 49,50. Beste vriend is een bundel met zeven verha len van Doeschka Meijsing. Het gaat de laatste jaren niet zo goed met haar literaire loopbaan. Ook dit nieuwe boek valt tegen. Een leuke hond kijkt ons vanaf de voorflap aan, op de achterflap worden tragikomische taferelen en fijnzinnige understatements beloofd. Maar in het boek zelf wachten de lezer vooral onaangename verrassingen, zoals zwaarwichtige literaire toespelingen, en van die zinnen vol stroop en lood: „De waag naar bewustzijn - geheel los van mo rele complicaties die zelfs voor mindere go den geen gewicht in de schaal leggen - heeft zich voor mij het duidelijkst gesteld ten aanzien van mijn hond." De hoofdpersoon van deze autobiogra fisch getinte verhalen deelt het leven altijd met een hond. Maar daaraan heeft zij niet genoeg, ze is voortdurend op zoek naar een 'beste vriend'. Aan die goede vriendschap pen komt steeds weer een eind, vandaar dat de hoofdfiguur nogal eens bezig is met het likken van haar wonden. Nooit blijkt de ver standhouding helemaal perfect te zijn, een breuk is daarom per definitie onontkoom baar. Het openingsverhaal 'Tegen jezelf. Tegen wie?', waarvan de inhoud al even vaag is als de titel, gaat over schaken. In het slotver haal 'Het einde van het jaar' krijgt de; schrijfster het verzoek een tekst te schrijver over de duivel. Die twee verhalen vallei enigszins buiten het stramien dat in 'Besti vriend' gevolgd wordt, de overige verhalen zijn variaties op 'e'en thema. De uitwerking is ongetwijfeld het best geslaagd in 'De nacht van Altea'. In dit verhaal krijgen de zinnen van Meijsing gloed, hierin worden de hoge toppen èn de onvermijdelijke valpartijen van de vriendschap overtuigend beschreven. Ook 'Verhaal voor de regen uit geschreven' is aanvaardbaar. Maar verder is dit boekje, over menselijke vrienden die altijd teleurstellen en dierlijke vrienden waar je voortdurend op kunt reke nen, voor de lezer net zo'n beproeving als Meijsings laatste romaft 'Vuur en zijde'. I

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1994 | | pagina 26