ZATERDAGS BIJVOEGSEL 'Ik wilde het samenleving zijn' 191 ZATERDAG 23 APRIL 1994 Van enige tristesse is geen sprake. Na een onafgebroken periode van twaalf jaar in het Torentje, een record in de vaderlandse geschiedenis, zit Ruud Lubbers blijmoedig de dagen af te tellen die hem nog resten als minister president. „Laten we er een borreltje bij nemen", zegt hij. Op dit soort vragen over het verleden reageer ik liever met een glaasje. De kamerbewaarder/chauffeur neemt de bestellingen op. De premier houdt het simpel: een korenwijn. Sherry voor de verslaggever. Aldus toegerust reizen we terug in de tijd. Naar 1982. Tot ieders verrassing is het niet CDA- lijsttrekker Dries van Agt die het geplande CDA-WD-kabinet gaat formeren. Dries heeft geen zin meer en verdwijnt in de herfstneve- len van het Mastbos in Brabant. Aangezien de al wat oudere Jan de Koning, aan wie Van Agt de voorkeur geeft als opvolger, liever de beker aan zich voorbij ziet gaan, komt het CDA, de weg gewezen door De Koning zelf, uit bij fractieleider Ruud Llibbers. „Ik ben toen begonnen met het nemen van een revanche op mezelf', begint Lubbers het relaas over zijn werk als premier. Hij doelt er op dat hij als leider van de grootste regerings fractie in belangrijke mate verantwoordelijk was geweest voor het gedeeltelijk mislukken van het ombuigingsplan Bestek '81 van het kabinet-Van Agt/Wiegel. Telkens weer had de CDA-fractie gaten geschoten in de begro tingen. „Het was dus de hoogste tijd voor solidi teit. Ik vond het een fantastische ervaring om te zien dat het kon, dat de overheidsuitgaven inderdaad omgebogen konden worden. Nu, twaalf jaar later, meen ik te kunnen stellen dat dit karwei vrijwel geklaard is: we voldoen aan de nieuwe Zijlstra-norm: geen verhoging van de overheidsuitgaven what so ever. Nu is het een kwestie van volhouden. Vandaar mijn waarschuwing niet linksaf te slaan." Lubbers werpt een trotse blik over zijn glaas je in onze richting. Hoêzo trots? Het gaat toch bepaald niet goed met het land. Voorbeeld: dagelijks wor den er bedrijven gesloten en als gevolg daar van zijn er nu meer dan een half miljoen werklozen, aanzienlijk meer dan in 1982. Lubbers: „Ik weet dat sommige commenta toren het niet met mij eens zijn, maar ik vind dat we er, althans op dit punt, goed voor staan. Twaalf jaar geleden, aan het begin van de vorige economische crisis, was Nederland in financieel-economisch opzicht het zwak ste land van Europa. Nu zijn we een van de sterkste landen. Ik wil daarmee niet zeggen dat het economisch allemaal zo briljant gaat, maar het geeft wel aan dat we er nu totaal anders voorstaan dan toen. Het komt er nu op aan door te zetten met de vermindering van de overheidsuitgaven en alles te doen wat nodig is in het belang van de werkgele genheid." Hoe kijkt u, zelfvan huis uit econoom, aan te gen de stelling dat de overheid in wezen niet bij machte is de economie te beïnvloeden? En dat de overheid, als ze dat toch probeert, de zaak alleen maar erger maakt? Was dat niet de filosofie van het eerste kabinet-Lubbers? De overheid moest toch terugtreden? „Ik zit nu ruim twintig jaar in de branche die 'political economy' wordt genoemd. Vanuit die ervaring zeg ik dat de overheid wel degelijk iets kan. Zij kan voorwaarden schep pen waardoor de kans op economische groei groter wordt. In die zin ben je als regering dus zeker niet machteloos. Een goede econo mie is niet denkbaar zonder een goed be stuur. Daar mag je ook op worden aange sproken als het slecht gaat. Als overheid kun je sturen. Ik denk dat we in Nederland op zichzelf goed gestuurd hebben: het bedrijfs leven moest sterker worden en is dat gewor den. We zijn daarbij overigens niet all out ge gaan.' Dat zijn bewuste keuzes geweest. We wilden niet d.at de armoede op straat terug zou komen, wat op den duur trouwens weer slecht is voor de economie. Zie het Ameri kaanse model. Terug naar de vraag. Het is de plicht van de overheid om voorwaarden te scheppen. Neem het probleem van de AOW. Die groep Nederlanders kan ik maar op één manier echt gerust stellen. Deze leeftijdsgroep groeit met 1,25 procent per jaar. Dus moet ik ervoor zorgen dat het aantal werkenden, die de pre mies moeten opbrengen, óók met 1,25 pro cent per jaar groeit. Dat betekent dus per jaar 100.000 mensen meer aan de slag; en in volle arbeidsjaren 65.000! Dat is de echte garantie dat de AOW op peil blijft. Dat is een grote verantwoordelijkheid. En daaruit volgt dat je bereid mpet zijn om, ook al word je af en toe als weinig sociaal afgeschilderd, je beleid daarop toe te snijden." Leuk voor deAOWers, maar inmiddels groeit het aantal werklozen lustig door. „Allereerst wil ik erop wijzen dat er nu een miljoen mensen méér aan de slag zijn dan in Ruud Lubbers: „Allereerst wil ik erop wijzen dat er nu een miljoen mensen méér aan de slag zijn dan in 1982. Als ze mij toen voor dat getal hadden willen laten tekenen, dan had ik het hoofd geschud. Het is toch gelukt." foto gpd ceeszorn 1982. Als ze mij toen voor dat getal hadden willen laten tekenen, dan had ik het hoofd geschud. Het is toch gelukt. Alleen is er nu sprake van stagnatie. Er zijn namelijk ook ge bieden waarop je als overheid machteloos bent. Het is al zo vaak aangetoond dat heel veel mensen gebaat zouden zijn bij een baan ónder de laagste CAO-schaal maar bóven het wettelijk minimumloon. Ze zouden zelfs mis schien wel het recht moeten hebben een ze kere tijd in zo'n baan te werken alvorens in geschaald te worden in de CAO. Het is be wijsbaar dat je op die manier vele tiendui zenden banen kunt scheppen. En dat is zo hard nodig. Als er demonstraties gehouden worden voor een kleurrijk Nederland, waar ik graag aan mee doe, bedenk dan dat die gekleurde mensen vaak handicaps hebben waardoor ze geen gewone baan kunnen krijgen. Ik zeg vaak tegen de werkgevers en de werknemers: zorg daar nu in hemelsnaam voor!" U had dat zelf kunnen afdwingen door de CAO's niet meer algemeen verbindend te ver klaren. Maar dat hebt u bewust nagelaten. „Het is inderdaad mijn stelling dat het al gemeen verbindend verklaren van CAO's be perkt moet blijven tot het strikt noodzakelij ke. Het mag niet de algemene loonvorming bepalen. Maar als je dat bij wet wilt regelen, moet je afwegingen maken. Heb je er oorlog met de sociale partners en een meerderheid in het parlement voor over? In dat soort ge vallen buig ik meestal heel deemoedig het hoofd. We leven immers niet in een dicta tuur? Dat was ook zo toen het ging om het ongemoeid laten van de zogeheten bestaan de gevallen in de WAO. Dat heb ik aanvaard uit een oogpunt van democratie. Alle partijen behalve het CDA waren immers tegen. Op dat moment word ik primair democraat. Ik wist heel goed dat het daardoor veel langer zou duren de WAO op orde te krijgen. Daar om pleit ik nu voor de uitvoering van het plan-Buurmeijer, waar D66 gelukkig wèl, maar de PvdA helaas nog niet aan wil." Maar toen het ging om de euthanasie was u geen democraat. U dreigde de WD met een crisis als zij het initiatief-wetsvoorstel van D66 aan een meerderheid zou helpen. „In de euthanasie-kwestie was ik dat niet, nee. Maar dat was een zaak van leven en dood. Als het gaat om een zaak als bijvoor beeld het algemeen verbindend verklaren van CAO's is de richting voor mij heel duide lijk. En ik ben ook niet te benauwd om m'n mond open te doen. Er moet meer vrijheid komen in het bedrijfsleven. Het moet meer ademen. Een beleid is niet sociaal als daar door zoveel mensen aan de onderkant van de arbeidsmarkt van een baan verstoken blijven. Maar helaas zitten we wat dit betreft nog in het praat-stadium, nog niet in het doe-stadi- um. Hét is uiteindelijk zo dat je alleen met el kaar iets kunt doen in dit land. Daartoe moet de zaak eerst worden opengebroken. Misschien speelt het volgende kabinet het wel klaar. Als ik zie hoeveel dingen na een tijd toch bereikbaar bleken, stemt me dat hoopvol. De solicitatieplicht, bijvoorbeeld, voor werklozen. Hoeveel jaar heeft het niet geduurd voordat die aanvaard werd? Ook op milieuterrein is het zo gegaan. Zo ben ik er van overtuigd dat er, als je maar volhoudt en doorzet, begrip komt voor de plicht die voortvloeit uit de situatie aan de onderkant van de arbeidsmarkt. Er zijn nog een hoop problemen op te lossen, maar er is ook een hoop bereikt. Een heleboel dingen zijn in be weging. Ik hoop dat het CDA goede verkie zingen maakt, maar dat is niet het enig be langrijke. Er moet zo snel mogelijk een nieuw kabinet komen, om de dingen voort te zetten die wij op een goeie manier in beweging heb ben gezet." Een paar jaar geleden verklaarde u dat Ne derland ziek was. Hoe staat de patiënt er nu voor? „Aan het begin van een genezing staat het toepassen van een goede therapie. Mijn uit spraak van toen had betrekking op de WAO en de Ziektewet. Sindsdien is er enorm veel gebeurd. In de Ziektewet is een stuk verant- woordelijkeid teruggelegd naar werkgevers en werknemers. Daar willen we als CDA nog verder in gaan. Hetzelfde verhaal geldt voor de WAO. Veel mensen denken dat het voor mij een teleurstelling is dat het aantal ar beidsongeschikten niét echt kleiner is gewor den. Teleurstelling? Integendeel, volgens mij is er sprake van een eerste succes. Sinds de wet is gewijzigd, is het aantal arbeidsonge schikten voor het eerst niet meer gestegen! De ondernemers doen veel beter hun best om te voorkomen dat iemand in de WAO te recht komt. Die lijn moeten we vasthouden. Nederland is aan z'n genezing begonnen omdat we de dingen beter zien. Dat is ook op andere terreinen het geval. Neem bijvoor beeld de bestrijding van de criminaliteit. We zijn nu bereid de dingen te doen die nodig zijn: meer wetten op dat terrein aan te ne men en gevangenissen te bouwen." Zijn de Nederlanders nu ook meer bereid tot aanpakken, tot Tüchtigkeit zoals de Duitsers zeggen? „Jazeker, dat geldt vooral voor de jongere generatie. Die voelt donders goed aan dat de overheid zich niet met alles moet bemoeien maar dat ze het zelf moet doen. Dat ze een beetje stevig moet zijn en geen kletsverhalen moet houden. Ik geloof dat de jonge genera tie een goeie sociale antenne heeft. Meer dan mijn eigen generatie. Ze hebben de hand schoen opgenomen. Ja, ik vind ze dus tüchti- gerdan de vorige generatie." Zoals gewoonlijk praat Lubbers vrijwel uit sluitend over sociaal- en financieel-economi- sche zaken. Maar volgens de premier heeft hij ook op andere terreinen succes geboekt. „Ik word te vaak aangezien voor econoom pur sang. Dat is een misverstand. Ik vond economie studeren leuk, maar ik heb het al tijd beschouwd als een aanvulling op mijn middelbare-schooltijd. Het gymnasium dus. Ik ben evenzoveel een man van de geschie denis en analyse van de samenleving. Van daar mijn intense belangstelling voor milieu, voor bestrijding van criminaliteit en voor pa cificatie. Met dat laatste bedoel ik dat we de mensen in het land weer het gevoel hebben gegeven: we Afscheid VUU horen bij elkaar in deze samenle- J ving. Dat begon met de kernwa- Ruud LllbberS pens, de kruisraketten. Dat is een enorme klus geweest. Het land ^^■^■^■■BBBBHBI had erop kunnen breken. Dan was er de kwestie van de euthanasie en van de gelijke behandeling. Ook heb ik veel aan dacht besteed aan zaken die variëren van de wijze van reageren op de Bijlmerramp tot het overlijden van Ien Dales. Door de jaren heen heb ik als minister-president een bijdrage willen leveren aan de saamhorigheid in onze samenleving: zorgen voor het cement in de samenleving, opdat mensen weten dat ze bij elkaar horen. Ik ben natuurlijk ook de koningin zeer dankbaar, het hart van onze natie. Ons werk viel bijna samen. Ik mocht in 1982, twee jaar na haar troonsbestijging, beginnen. Haar voorbeeld was enorm stimulerend. Ook op milieugebied. Dat is mij langzaamaan gaan pakken. En wat het milieu betreft: ere wie ere toekomt, in de politiek is het allemaal begon nen met de WD'ers Winsemius en Nijpels. Het is allereerst hun verdienste dat Neder land als eerste land'ter wereld een nationaal milieubeleidsplan heeft gekregen. Dat leidde weliswaar tot de val van mijn tweede kabinet met de WD, maar het bleef een geweldige belevenis." Is er ook een terrein waarover u niet zo tevre den bent? „De criminaliteitsbestrijding. Daar ben ik te laat mee begonnen. Maar toen ik het be lang daarvan eenmaal inzag, ben ik de minis ters van justitie voluit gaan steunen. Ben ik zelf ook debatten gaan aanzwengelen. Daar heb ik vaak voor op mijn donder gehad. U weet het misschien nog wel: over de mini mumstraffen, over het lik-op-stuk-beleid, over de kampementen voor criminele jonge ren. Het is een soort kruistocht geworden. Criminaliteit kan niet. We moeten het ge woon niet aanvaarden."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1994 | | pagina 33