De step was een trouwe vriend
'Ik hoor de tanks nog ratelen'
weTk
Het huis van een psychiatrische patiënt wordt steeds stiller
Het Gesprek van de Dag
ZATERDAG 16 APRIL 1994
Ex-dwangarbeiders Tweede Wereldoorlog in Noordwijkerhout bijeen
Noordwijkerhout gonsde afge
lopen week van de oorlog. In
het activiteitengebouw De
Schelft waren op woensdagmid
dag zo'n honderd ex-dwangar-
beiders bijeen voor een reünie.
Ze spraken smalend over de
Nederlandse regering, die hen
nog steeds niet serieus heeft er
kend als oorlogsslachtoffer.
Voorzitter P.M. Kool van de Ver
eniging Dwangarbeiders Neder
land Tweede Wereldoorlog trok
fel van leer. Dwangarbeiders?
Dat zijn toch die mensen die
voor de Duitsers hebben ge
werkt. Zo denken die ambtena
ren. En daarom is er nergens
maar dan ook nergens een mo
nument of plaquette aan te tref
fen die aan ons lot herinnert."
„Een schande!", zo viel een van
de ex-dwangarbeiders hem bij.
„Maar er is één troost: een
standbeeld dat niet is geplaatst,
kunnen ze nooit van zijn sokkel
afhalen."
„Nee, meneer, het was echt
geen grapje", zegt ex-dwangar-
beider Van der Zwart uit Noord-
wijk. Hij werd van 1943 tot aan
de bevrijding te werk gesteld bij
de Kurhessische Kupferschiefer
Bergbau Verwaltung in Sontra,
met koperertsmijnen in Sch-
nepfenbusch, Wolfsberg, Rei-
chenbergen Fischbach.
„We moesten een 4 kilometer
lange mijnschacht in die lang
zaam afdaalde. Te voet. Als je
de hele dag had gewerkt, kon je
dat hele stuk in het donker weer
teruglopen. Ik had geluk dat ik
niet zo groot was. Maar jongens
die langer waren dan ik, stoot
ten steeds hun kop. En dan ging
E S P R El
de mijnlamp op hun helm weer
uit en moesten ze wachten tot
er iemand met lucifers langs
kwam. Wij moesten de schiet-
meesters die de ladingen aan
brachten helpen. De brokken
erts weghalen. Zeer zwaar werk.
Ongezond ook. Bijna alle jon
gens die daar te werk zijn ge
steld, hebben nu een kunstge
bit. Van dat koperstof rotten je
tanden weg."
Hondekar
„Er waren daar ook Russen en
Polen, echt harde jongens. Die
wilden wel in de ziekenboeg,
daar kreeg je tenminste behoor
lijk te eten. Als dan de kar met
erts, de zogenaamde hondekar,
in donderende vaart over een
rails omlaag kwam razen, leg
den ze hun vinger op die rails.
Ik heb dat ook wel geprobeerd,
maar ik trok mijn vinger toch
altijd weer terug. Ik durfde het
In oorden als Sontra was er van
het oorlogsgeweld niet echt veel
te merken. En de Nederlandse
dwangarbeiders hadden er nog
redelijk te eten. Voor de mensen
die in de grote steden werkten,
was het verblijf zwaarder en ge
vaarlijker. Leidenaar L. Duy-
zend heeft gewerkt bij de me-
taalfabriek Rhein Metall Borsig
in Tegel, een plaatsje nabij Ber
lijn. Talloze zware bombarde
menten heeft hij daar meege
maakt.
„Sommige jongens wenden
daar nooit aan, die riepen echt
om hun moeder. Maar ik ging
eraan wennen. Dan lag ik over
dag tijdens mijn kwartiertje
pauze in het gras, in het zonne
tje. En dan hoorde je de bom
menwerpers aankomen, altijd
in een formatie van dertien. Je
wist hoe lang het zou duren
voor de bommen naar beneden
zouden komen en waar ze zou
den vallen. Pas als het werkelijk
link werd, zette je het op een lo
pen. Je wist ook altijd wanneer
er een zogenaamde Zielbombe
werd afgeworpen. Dan zei je:
'Kijk, jongens, die is voor ons'.
En dan was het wegwezen."
"Je had op het terrein van die
sleuven waar je in kon gaan zit
ten bij een luchtaanval. Ik heb
het wel meegemaakt dat een
jongen met zijn rug tegen een
aarden wal aan zat en dat die
massa aarde door de bominslag
tegen hem aan werd gedrukt
zodat zijn longen in elkaar wer
den gedrukt en hij stikte. Op
een keer werd het gebouw
waarin we woonden door een
voltreffer weggeblazen. Wij wa
ren er gelukkig uit. Maar één
van ons was net naar de WC ge
gaan. Toen we terugkwamen,
zagen we alleen nog een paar
paarse billen liggen. En op een
keer vonden we die jongen van
Konijnenburg. Helemaal ver
brand, hij was met eenderde ge
krompen. We herkenden hem
aan zijn laarzen, waar zo'n me
talen hoefijzertje onder was ge
slagen."
Vermorzeld
„Ik werkte van zes uur 's mor
gens tot zes uur 's avonds. Ik
stond bij de oven en moest met
een grote tang brokken staal
van zo'n achthonderd kilo bo
ven de haard kantelen voor ze
de wals ingingen. Die blokken
moesten als lollies worden om
gerold en dat deed je op com
mando en met een paar man
tegelijk. Enorm heet. Een hel.
De brandblaren stonden op je
oren. Je zweette je rot, de hele
dag lang. 's Avonds kon je je jas
je zo neerzetten. Helemaal hard
geworden van het zout. Natuur
lijk had je heimwee. Als ik een
kwartiertje pauze had, ging ik
even naar Holland. Dan ging ik
op een bankje wat liggen dro
men over thuis."
„Als de wals een tijd lang had
bako's worden bijgesteld. Op
een keer was een Duitser daar
mee bezig toen hij plotseling
zijn evenwicht verloor. Hij viel
op de wals en werd verpletterd.
Alleen zijn hoofd kon niet tus
sen de stalen rollen door, dus
dat hebben ze eruit moeten
peuteren. Een aardige vent, een
goede Duitser. Ik vond het ver
schrikkelijk. Maar een Serviër,
een jonge vent die de kraan be
stuurde waarmee de blokken
moesten worden opgehesen,
riep van bovenaf: 'Gut! Prima!'
toen hij zag dat die man werd
vermorzeld."
Ex-dwangarbeider Duyzend: „Het eerste wat ze bij terugkomst deden, was onder je
„We werden bevrijd door de
Russen. Na twee weken hadden
ze Berlijn veroverd. Ik hoor die
tanks nog over de stenen rate
len. Rrrr.... rrrr.... rrr... rrr. En ik
zie de enorme vuurstralen die
uit de lopen kwamen. Ze reden
het hek om de fabriek gewoon
omver. Angstaanjagend. Wij na
tuurlijk meteen met de handen
omhoog. 'Hollandski, Hollands
ki!', riepen we. En toen was het
goed. Die Russen deden van al
Klein wasje, klein, alsof je altijd
in de verte was. Maar opeens s,
lag heel de wereld aan je zolen.
Je had een step. Een step ihet
spaken waarin het zonlicht uit
bundig een radslag maakte. Je
trapte de bekende straten ach
ter je weg en ontdekte nieuwe
buurten. Het avontuur lag om
de hoek. En als je moe was, was
er altijd wel ergens een heuvel
waar je heerlijk vanaf kon zoe
ven. Datje die heuvel ook eerst
op moest, had je toen nog niet
in de gaten.
Ruud Leurs, ex-ondernemer in
Leiden, kan zich die tijd nog le
vendig voor de geest halen. „De
step die ik had was loodzwaar.
Mijn broers en zusters hadden
er allemaal al op gestept maar
het ding was niet kapot te krij
gen. Het was een soort tank on
der het speelgoed. Volgens mij
was-ie ergeps in Duitsland ge
smeed. Hij had massieve wielen
en er zat geen spatje verf meer
op. Je kon er heerlijk mee slip
pen op de schelppaden van het
kerkhof bij ons in de buurt. Dan
zette je je hak tegen de achter
band en dan maakte je toch een
schuiver. Ik heb wat schaafwon
den gehad op dat ding. Op een
keer lag mijn hele knie open. Al
lemaal van dat steenslag. De
dokter heeft het er met een pin
cetje uit moeten halen. Maar je
ging de volgende dag gewoon
weer door. Je step was een trou
we vriend van je. En nooit
moeilijkheden met parkeren. Je
liet hem vallen waar je stond."
„Er schijnt nu in Amerika ook
een step voor volwassenen te
zijn. Mijn vrouw wil zo'n ding
hebben, ze is er helemaal gek
van. Ik voel daar wel wat voor:
hij kan makkelijk mee in de
achterbak. Wat ik me nog goed
herinner, is dat je nooit moe
werd op een step. Maar mis
schien komt dat wel omdat je
toen nog jong was. Mijn zoon
heeft niet meer gestept. Ik weet
niet hoe dat komt eigenlijk.
Waarom verdwijnen de leuke
dingen toch zomaar?"
Frans Horst is rijwielonderne
mer in Leiden. Zijn zaak Bona
parte is alom bekend. De huis
spreuk luidt: 'Slechte wegen
kunt gij tarten met een rijwiel
van Bonaparte.' Van tijd tot tijd
verkoopt hij nog wel eens een
step. Toevalig een paar dagen
geleden, aan een meisje. Aan
zijn eigen steptijd bewaart hij
goede herinneringen.
„Ik had de mooiste step van Ne
derland. Een houten step, met
een zogenaamde wip-wap. Een
treeplank die heen en weer ging
en het achterwiel aandreef. Het
zelfde principe als bij de Vlie
gende Hollander. Ik ging harder
dan de auto's in die tijd en daar
was ik beretrots op. Mijn oudere
broer heeft eens een ongeluk
gehad. Daarbij waren er spieren
en pezen beschadigd. Hij kon
zich nog maar met een been
voortbewegen en toen is hij op
de step gegaan. Dat ging nog
wel."
„Ik heb ook een gewone step
gehad. Er zat een wijzertje aan
de voorkant waarmee je moest-
aangeven welke kant je op ging.
Onzin, natuurlijk. Heel veel kin
deren zijn met de step gevallen.
En dan viel je meestal met je kin
op de splitpen die in het stuur
zat. Daar hield je dan zo'n half
o'tje van een litteken aan over."
De step wordt tegenwoordig
vooral verkocht in speelgoedza
ken. Voor de rijwielondernemer
zit er weinig brood in. Bert van
der Meij, van de gelijknamige
fiets- en bromfietshandel aan
de Middelweg in Leiden, zegt
dat er „geen knaak mee te ver
dienen valt". „Maar ze worden
nog wel gemaakt, hoor, die
steppen. Je hebt tegenwoordig
steppen met motortjes achter
op. En ze worden ook wel ge-
bruikt in grote magazijnen. Als
een werknemer dan even iets
moet halen bij een paar stellin
gen verderop, neemt hij even de
step. Als je moet gaan lopen in
die grote magazijnen, ben je
enorm veel tijd kwijt en-dan is
zo'n stèp natuurlijk een uit
komst."
Tal van mensen krijgen een me
lancholieke blik in hun ogen als
de step ter sprake komt. Ze heb
ben het over hun moeder die
hen op het hart drukte dat ze
maar één blokje om mochten.
En dat deden ze dan de hele
dag. Één blokje om. Eigenlijk
best eentonig. Hoewel. Tijdens
I dat blokje kwam je ineens in I mevrouw tegen je zei: 'Zo, vent,
een buurt waar de deuren bre- wat heb jij een mooie autoped.'
der en hoger waren en waar een cees van hoore
les. Ik stond eens met een colle
ga van me in Berlijn voor een
schoenenwinkel. Hij stond te
kijken naar kinderschoentjes. Er
kwam een Rus langs en die
stootte met de kolf van zijn ge
weer de ruit in en pakte toen
die schoentjes voor hem."
Eigen houtje
„We zijn op eigen houtje uit
Berlijn weggetrokken. Eerst
moesten we over de Elbe. Op de
Truman-bridge moest je erg
goed uitkijken, want de Russi
sche tanks reden in razende
vaart zomaar over je heen. We
kwamen terecht in een kamp
van de geallieerden, tussen de
Russen. Elke avond werd er
door een kapel de internationa
le gespeeld. Dat was ontroe
rend. Heel wat anders dan toen
we hier de grens overkwamen.
Kreeg je te maken met die lie
den van de Binnenlandse Strijd
krachten, die toen de oorlog
voorbij was ineens de held gin
gen spelen. Het eerste wat ze
deden was onder je arm kijken
of je daar geen tatoeage van de
SS had staan. Maar voor de rest
werd je gewoon aan je lot over
gelaten. Alsof je voor je lol naar
Duitsland was vertrokken."
Theo Bakker
'Eén soort nootjes'
Het bier is best, het uitzicht
minder. Door het raam van
het café hebben we zicht op
de stemlokkende affiches van
de politieke partijen. Mijn
buurman die met het pilsje
meer weg krijgt van somber
man wijst ernaar en vat dan
ongevraagd zijn monoloog
aan. „U bent toch die stuk
kiesschrijver, niet? Doet u mij
dan een lol, schrijf eens over
de niet-stemmers. Komen die
ooit aan het woord? Allemaal
worden ze geënqueteerd. Iets
links van rechts, rechts, daar
weer rechts van, de zweven-
den, iedereen. Maar nooit de
niet-stemmers. En dan bedoel
ik niet luien van geest en be
nen. Nee, over al die mannen
en vrouwen heb ik het, die al
die politieke fabeldieren niet
meer aan kunnen horen."
„Luister. Je staat bij AH, veer
tien soorten nootjes. Ik bedoel
maar. Welk geluk wordt daar
mee gediend? Ik wil een partij
die voor één soort merkloze
nootjes is. Waarom staat hier
voor de deur een motor te
ronken en zit daar een gezon
de jongeman op? Binnen de
bebouwde kom verplicht fiet
sen voor iedereen beneden de
veertig, in welk programma
staat het? Je zet de t.v. aan en
hoe je ook schakelt, je valt van
de ene debieliteit in de andere.
Niemand die 'All you need is
love' verbiedt omwille van de
geestelijke volksgezondheid.
Op het journaal zie je vreselij
ke beelden uit Afrika. Waar ko
men die wapens vandaan? Wie
verdient eraan? Waarom ge
doogt Nederland de wapenin
dustrie? Waarom hebben we
nog een leger?»Welke partij be
gint over die dingen?"
„Loop met mij eens over de
Haarlemmerstraat, meneer.
De nieuwste mode hangt in de
winkels. Net even over de knie
moet de rok nu en de tint een
fractie anders beige. Wie
schaft al die onzin af? Welke
geestelijke verrijking brengen
jeans waarin vooraf al gaten
zijn gemaakt? Het hele leven is
toegespitst op consumeren.
De meest overbodige behoef
tes mogen avond aan avond in
de STER-spots worden aange
kweekt. Gek wordt een mens
van al die inlegkruisjes en nog
weer aerodynamischer was-
poeder verkopende meeden
kende in tropische reizen han
delendeverzekeringsconcerns.
Alle reclame moet worden ver
boden, zeg ik u. Weg met die
depressie bevorderende, men
sen voor eeuwig moe maken
de vreet- en zuipsamenleving.
Nou ik het zeg, wil je nog een
pilsje?"
„Zeg nou zelf meneer, kinde
ren van alle leeftijden kunnen
naar het meest vulgaire ge
weld kijken op televisie. Want
moeder is naar afslankles en
vader buigt zich op zijn laba-
ratorium over zijn laatste ge
netische manipulatie. Waan
zin regeert de wereld. We we
ten het niet, we kunnen het
niet. En dan rijdt Brinkman
met zijn bus door den lande
en raakt onroerd door zoveel
nestwarmte. En opent Lubbers
de aanval. Dat zo'n man het
woord nog durft te voeren.
Wat heeft zijn karwei ons ge
bracht, behalve kil gereken?
Laat er iemand één traan als
hij zich straks in zijn kampe
ment terugtrekt?"
„Meneer, de wereld gaat zijn
idiote gang. Van oorlog naar
oorlog. En Nederland draait
mee. Wie heeft er visie, zegt u
mij dat eens. Welke partij zegt
waar het op staat zonder de
kiezer naar de voze egoïstische
mond te praten? Haags ge
rommel in de kantlijn van een
stuurloze wereld is het. Daar
voor, om daarmee weer vier
jaar ongestoord door te kun
nen gaan, willen ze mijn stem.
Ik stem op de eerste partij die
het aantal nootjes aan banden
legt."
„Sombermaii, zeg ik. „Laten
we nog maar een pilsje ne-
men. En wat denk je, zouden
we hier nootjes kunnen krij-
gen?"
Een doctorin de Queen-kunde
De academische wereld is sinds
deze week een 'doctor' in de
Queen-kunde rijker. Na duchtig
te zijn ondervraagd over de
Britse rockformatie Queen,
klonk voor de 21-jarige Milten
burg eindelijk het bevrijdende
'Hora est' (Het is tijd). De
Utrechtse mag zich nu Queen-
promovendusi
Het ceremonieel was een per
fecte nabootsing van de werke
lijkheid. Ter gelegenheid van
het 100-jarige bestaan van het
Utrechtse Academie gebouw,
konden burgers 'promoveren'
op hun favorieten onderwerp.
Het ludieke karakter van de
promoties nam niet weg dat de
ondervragers flink werk hadden
gemaakt van de onderwerpen.
Zo ook professor A. van der
Meiden: „Toen ik de naam
Queen hoorde dacht ik eerst dat
het een feministische studie be
trof. Maar toen een van mijn
kinderen zei 'pa, dat is een
groep', begreep ik dat het over
muziek ging."
DAC: veilige plek
Sinds tweeëneenhalf jaar is
in de Willem Barentszstraat
in Leiden het dagactiviteiten
centrum (DAC) gevestigd. In
het DAC kunnen psychiatri
sche patiënten elkaar ont
moeten, wat drinken en bil
jarten. Er worden tevens al
lerlei cursussen gegeven
Het centrum is een belang
rijk houvast voor psychiatri
sche patiënten. Hun isolatie
en eenzaamheid wordt door
broken en doordat mensen
cursussen en vrijwilligers
werk doen vergroot hun ge
voel van eigenwaarde.
„Hier kunnen de mensen de
draad van het gewone leven
weer oppakken," zegt Frans
Pas, coördinator bij het DAC.
„Dit is vooral een veilige
plek, maar we gaan in de
toekomst ook bemiddelen
baan te helpen."
„Wie eenmaal psychische pro
blemen heeft komt in een
vicieuze cirkel terecht waarin de
situatie alleen maar verergert.
Mensen mijden je en aangezien
ik in een klein dorp woon wordt
er ook veel gekletst. Daar lijden
de kinderen weer onder."
Aan het woord is Marianne. Ze
was onderwijzeres, raakte de
pressief en heeft achttien jaar
psychiatrische behandeling
achter de rug. Ze komt niet
vreemd of onzeker over, heeft
een verzorgd uiterlijk en weet
haar mening goed te verwoor
den. „Sommige mensen die
hier komen, denken dat ik de
psychiater of de hulpverlener
beq," zegt ze in het Dagactivi
teitencentrum (DAC) in Leiden.
Echt gelukkig is ze daar niet
mee, het bewijst hoeveel voor
oordelen mensen nog over psy
chiatrische patiënten hebben.
Achter de fagade van zelfverze
kerdheid gaat een andere Mari
anne schuil. Iemand die ver
scheidene malen een zelf
moordpoging heeft gedaan en
die constante medicatie nodig
heeft om niet weer in een diep
dal te raken. Sinds ze bij het
DAC vrijwilligerswerk doet,
heeft ze weer het gevoel 'nuttig
te zijn' en dat is goed voor haar
zelfvertrouwen.
Als mensen wat meer begrip to
nen kan dat de omstandighe
den al een stuk verbeteren,
meent ze. „Ze moeten niet met
goede raad komen, daar zijn ge
diplomeerde mensen voor. Wel
moeten mensen geduld en be
grip hebben. Doordat je niet be
grepen wordt, ontstaan voor
oordelen en angst."
Erik, ook vrijwilliger bij het
DAC, onderschrijft haar verhaal.
„Ik heb jarenlang gesolliciteerd
en altijd als ik afgewezen werd,
was de officiële reden dat ik te
oud was of dat de vacature al
vervuld was. Dat ze liever geen
mensen hadden met een psy
chiatrisch verleden kreeg je
nooit te horen, hoewel dat na
tuurlijk wel degelijk meespeel
de."
Het gezin van psychiatrische
patiënten kan behoorlijk ont
wricht worden. De kinderen van
Marianne protesteerden tegen
het gedrag van hun moeder. „Je
krijgt een schuldgevoel omdat
je geen goede moeder bent.
Daar kunnen de kinderen mis
bruik van maken door de gren
zen die je stelt te overschrijden.
Mijn dochter kreeg anorexia en
moest ook in therapie. De kin
deren zijn wel sneller zelfstan-
zijn.
Erik raakte door zijn geestes
ziekte zijn gezin kwijt, hoewel
zijn dochter nu weer bij hem in
woont. „Ik heb juist heel strakke
grenzen gesteld van wat wel en
wat niet kon," zegt hij. Dit was
voor mij een vorm van zelfbe
scherming."
Zowel bij Marianne als bij Erik
lieten de vrienden en kennissen
het afweten. De meesten kwa
men niet meer langs en nodig
den hen ook niet meer uit. „Wat
is het hier stil de laatste tijd,
ma," zei Mariannes zoon soms.
En dan nodigde hij weer al zijn
vrienden uit. Die werden door
Marianne gastvrij ontvangen en
ruimschoots van eten en drin
ken voorzien. „Als compensa
tie."
Marianne en Erik zullen beiden
nooit meer een reguliere baan
vinden. Waar een wil is, is een
weg, luidt een gezegde. Volgens
Marianne gaat deze uitspraak
niet op voor mensen met psy
chische problemen. Zij zullen
hun hele leven medicijnen
moeten slikken en worden
nooit meer de oude. „Want die
medicijnen vlakken je gevoelens
af. Je bent nooit meer echt de
pressief maar ook nooit meer
echt vrolijk of blij." Beter wor
den is ook niet het doel van hun
bezigheden, „het gaat erom dat
je het probleem beter leert han
teren."
De namen van de betrokken
personen zijn om reden van pri
vacy gefingeerd.
roderick de smit»
Het dagactiviteitencentrum is een belangrijk houvast voor psychiatri
sche patiënten. foto lofk zuyderduin