I De Rode Gloed van de Paasheuvel
v
Delict
'Wij brachten licht. Zo zagen wij het'
Hier is het dan. Die
I plaats van Vrijheids
I Gouden Licht, van
gloeiend Morgen rood
vaar De Nieuwe Metis
werd klaargestoomd
voor de Nieu we Tijd.
De Paasheuvel in het
m Gelderse Vierhouten,
heilig hart van de
Arbeiders jeugd
Centrale (AJC). Waar
:le jonge garde van het
proletariaat zich van
1923 tot 1958 voedde
j aan de natuur,
wijsheid omarmde en
in gemeenschapszin
baadde.
En daar staat hij dan:
«O oud-AJC-er Ad van
en Moock. Op die
to, Paasheuvel, nu een
eenvoudig
kampeercentrum. De
00 Jieuwe Mens mag dan
surkd! wel een dagje ouder
'8S zijn geworden, de
00'manchesterbroek past
net de 79-jarige
00 Haarlemmer nog
steeds.
JOHN SCHOORL
Hier is het dan. De Paasheuvel,
de heilige grond van de socia
listische padvinderij, Mekka
van het 'eendrachtig opwaartsstreven'. Deze
plek vormde voor de geestelijk vader van de
AJC, Koos Vorrink, het baken tegen 'de maal
stroom van lege genotzucht en ijdele pronke
rij' die in zijn ogen de jaren twintig bepaal
den. Potjandorie, dacht Vorrink, de jonge ar
beider mag niet in dit voze stadsleven ten
onder gaan. De moderne mens verslindt
slechts en laaft zich aan zwoele en onreine
stompzinnigheid zoals de 'grammofoon,
prikkellectuur en voetbalmatch'. Als toppunt,
als symbool van het allerslechtste, noemde
hij 'de opgedirkte Zondagsgast die met de
fiets erop uit trekt, buiten in het bos de grond
bevuilt met z'n eeuwige olienoten en sinaas
appelschillen, de bloemen en bloeienden
takken afrukt, om ze halverwege op de tuis-
reis weg te smijten, omdat ze hem vervelen'.
Nee, dan de zijnen, de AJC'ers. Potver-drie-
dubbeltjes-nog-aan-toe. vond voorganger
Vorrink. Mijn Nieuwe Mensen voor de Nieu
we Tijd. Jonge arbeiders en arbeidsters die
niks moeten hebben van de voetbalmatch of
olienoten. De gemeenschapsmens weet dat
geen vreugde kan bloeien op een 'levensak
ker die gemest is met anderer leed en zorg en
pijn'. Zij, de AJC'ers, luisteren naar de natuur,
behagen het 'eenvoudige sobere gemeen
schapsleven' en vechten tegen de gore be
dwelming van de maatschappij. 'Verhef de
klare stem!'
O, wat wilden die socialisten aan het begin
van deze eeuw toch graag een eigen jeugdbe
weging. Voordat in 1918 de Arbeiders Jeugd
Centrale van start ging, was al twee keer eer
der door de voormannen van de SDAP en
NW (voorlopers van respectievelijk PvdA en
FNV) zoiets bedacht. Het moest een Neder
landse variant worden van de Duitse Wan-
dervögeL Jonge arbeiders die ver van de fa-
briekspoorten hun geest en lichaam ontwik
kelden en Spazieren ifn Wald.
Voor een bedrag van ƒ853,40 werden in
1922 de terreinen rond de Paasheuvel aange
kocht; landerijen waar in vroeger dagen de
plaatselijke bevolking hun paasvuren vier
den. Sinds 1923 werden in Vierhouten de
Pinksterfeesten gehouden en kwamen de AJ
C'ers van heinde en verre om hier te zingen,
dansen en hun jonge socialistische zielen te
ontwikkelen.'Bij de inwijding van het kamp
gebouw op de Paasheuvel dichtte Margot Vos
het al:
Makkers in liefde, in lach en lied.
bouwden wij zelf deze tempel niet
Rijker aan schatten dan goud en brons.
iedere steen is een droom van ons.
En daar staat hij: Ad van Moock. hier teza
men met oud-AJC'er Joost de Moor, aan de
rand van het openluchttheater van de Paas
heuvel. Van Moock was van 1945 tot 1956 lid
van het dagelijks bestuur van de AJC, beheer
der van de terreinen van de Paasheuvel en
drijvende kracht van de Stichting Onderzoek
AJC. Die laatste taak heeft hij overgedaan aan
Joost de Moor.
Ze zijn stil, de klare stemmen zwijgen. Op
weg met de auto naar de Paasheuvel is dat
wel even anders geweest: ze zingen elkaar
toe. Want elke oud-AJC'er weet dat geen mo
ment van samenkomst voorbij mag gaan
zonder dat zij geschouderd de stemmen la
ten trillen. De ruitenwissers fungeren als rit
me-box:
Helpt de een dan de ander,
wordt het zwaarste zo licht,
dan heeft kameraadschap een wonder
verricht.
Ze lachen tevreden in de auto, kijken el
kander bijna verliefd aan en twijfelen even of
het volgende couplet wordt ingezet. Een Ro
de Gloed op de gezichten. Lichte gêne. Als ze
met z'n tweeën hadden gezeten, was de hele
rit naar Vierhouten vol zang geweest. Zo ging
en gaat dat bij AJC'ers: zingen, een liederlijk
zijn in saamhorigheid. Verleden tijd, of niet.
Nunspeet, de route naar de Rode Heiland.
Nu een geasfalteerde weg. In de 'proletariese'
jaren kwam de Rode Jeugd op het station van
Nunspeet aan. De vlaggen voorop, lopend
over een ongeplaveide weg richting Paasheu
vel. De bevolking keek toe, of gooide soms
met modder naar het 'rooie tuig', terwijl de
AJC'ers voorbijmarcheerden door het mulle
zand en de kiezelstenen. Van Moock en De
Moor weten het weer. Langzaam rijden we
over de weg zegetocht naar de Paasheuvel
alsof ze beiden weer willen voelen hoe het
voelde, hoe het was om als stadskinderen
langzaam die eindeloze rij bomen aan je
voorbij te zien trekken en te worden tot
Nieuwe Mensenkinderen.
Van Moock: „Wat is het hier toch mooi, hè.
Eén van de mooiste plekken van Nederland."
De Moor: „Prachtig hé. Volgens mij is dit
één van de mooiste plekken van Nederland."
Van Moock: „Ah, daar is het: de Paasheu
vel. Het is nog steeds niet zo maar een paar
gebouwen."
De Moor: „Nee, dit zijn niet zo maar een
paar gebouwen. Altijd een gebeurtenis. We
zijn er weer."
De Nieuwe Wereld
Ad van Moock werd in 1933 lid van de AJC.
Hij had gehoord over de machtsovername
van Hitler in Duitsland. Furieus was hij, hij
moest iets ondernemen. Hoe kon dat nou
toch gebeuren? Wat kon hij doen? 'We' moe
ten in beweging komen. En die AJC? Hij had
er over gehoord, zag die gasten weieens in de
Amsterdamse Diarnantenbuurt lopen. Ze
hadden iets.... Wat? Iets... onbenoembaars.
De meisjes droegen jurken met bonte kleu
ren. En de jongens liepen in manchesterpak
ken met van die 'Koos Vorrink-kraagjes'.
„Dat was wat hè..."
Nadat Van Moock een AJC-brochure had
gelezen, meldde hij zich aan. Hij wilde de
wereld verbeteren en bij de AJC hadden ze
zo'n lied dat eigenlijk alles vertelde: Een nieu
we wereld dragen wij op onze jonge schou
ders. Het land van licht en zonneschijn. Die
zelfde avond had hij zijn eerste AJC-klus en
deed hij iets zijn 'jonge schouders' onwaar
dig. De Rode Jeugd had colportagetocht. Het
kwam er op neer dat het hele gezelschap met
in de ene hand een vaandel en in de andere
hand een stapel socialistische brochures, de
hulzen langs moest. Het eerste huis. Van
Moock belde aan, maar drukte niet door. Hij
durfde niet. Het volgende huis. Weer durfde
hij niet en stopte de brochures in zijn bin
nenzak.
Bij terugkomst durfde hij niet op te biech
ten dat hij niet genoeg lef had gehad om de
Grote Boodschap onder het volk te brengen.
Het sectiehoofd haalde hem naar voren in de
veronderstelling dat deze debutant een
glansrol had verricht, omdat al zijn brochures
op waren. En wat gebeurde? Ad zweeg en
werd vanaf dat moment 'colportagechef
Toen hij voor de eerste keer terugkwam
van het Pinksterfeest op de Paasheuvel,
moest thuis in de Diamantstraat alles anders.
Om te beginnen de gordijnen. Want daar in
Vierhouten 'tusschen de rust en het naaldge-
ruisch' hingen halve gordijnen, zodat men
niet in de kamers kon kijken, maar als je er
behoefte aan had wel de bossen in kon turen.
En dat had hij geleerd op de Paasheuvel: naar
buiten kijken.
Vorrink zei het Van Moock al eens: studen
ten eten van ongeschaafde tafels, met slordig
bestek. Bij de AJC hoorde dat niet. Zo ver
keerde je niet met elkaar. Zo ging het ook als
je na de wandeling uit Nunspeet op de Paas
heuvel arriveerde: orde en vlijt, zorg ervoor
dat alles netjes is. Want kwam je op die pink
sterzaterdag aan bij het tentenkamp, dan
zocht je de tent op en vulde de matrassen
met stro. Daarna volgde de soep. O lè lè. de
pinkstersoep. „Dat was geen gewone soep;
dat was een bewust klaargemaakte soep; een
dikke soep gemaakt door de voorkampers."
's Avonds trokken zij, gereed voor de cultu
rele overdondering, naar het openluchtthea
ter. Daar traden niet zomaar een paar arties
ten op, zegt Van Moock, dat waren hoog
standjes. „Weet je wat het mooiste was? Als
het ging regenen, bleef iedereen zitten. Je
voelde die saamhorigheid, die sfeer van met
elkaar genieten. Dan voelde je de nattigheid
niet eens. Na de artiesten was er een ander
hoogtepunt: de fakkeloptocht. Verdomme,
wat was dat mooi." Van Moock hergeniet.
„Wij brachten licht. Zo zagen we het. Alles
wat we deden zat vol symboliek."
In het gemeenschapshuis. Van Moock wijst
op de beeltenis van Troelstra die op de
schouw van de haard zit gemetseld, en voor
dat de Duitsers in 1940 de Paasheuvel inna
men, ternauwernood gered werd. Daar op de
eerste etage gaan we even zitten. Tegenwoor-
"dig mogen zelfs de klasse-vijanden in deze
gebouwen confereren, de Paasheuvel is voor
bijna iedereen te huur als verblijfplaats. Een
sobere ruimte. Plastic stoelen. Nergens is te
zien dat deze plek te danken valt aan de wijd-
se blik van socialistische voorgangers en hier
door de Rode Jeugd het leven werd bejubeld.
Of toch? In een klein hoekje in een klein kast
je staan de verzamelde geschriften van Pieter
Jelles Troelstra.
Van Moock laat de Grote Herderskamer
zien, voormalig verblijfsruimte van de kamp
leiding. Opeens stoot hij zijn hand naar bo
ven om de dranklijst te bedekken. In zijn ja
ren was het ondenkbaar dat hier gedronken
werd. Want dat was zo'n ongeschreven regel
binnen de AJC: geen drank. Alcohol geen
denken aan, geldt nog steeds voor Van Moo
ck. Ook roken doet hij niet.
En vrouwen? Ook verboden gebied? Meis
jes zaten in eigen tenten en als er een vleselij
ke uitwisseling dreigde, dan grepen de pre-
ciezen in de leer in. Want dat deed je niet.
Reinheid van geest, geen vleselijke zonde,
ondanks de hekel die socialisten toch hadden
aan burgerlijke conventies.
Van Moock liep zijn Jo bij de AJC'ers tegen
het lijf. Zij was hordeleidster van de Rode
Valken. Vaste gewoonte vormde het dansen
om de Meiboom. Een grote paal met bovenin
een groot wiel het staat er nog steeds. AJ
C'ers die in het afgelopen jaar getrouwd wa
ren. deden het hier voor het socialisme nog
eens dunnetjes over. Dat heette 'overtrou
wen'. Ad en Jo moesten nog trouwen maar
mochten toch - tijdens het Pinksterfeest in
1939 - aan die Meiboom de trouw aan elkaar
en aan de gemeenschap beloven.
We lopen over het terrein. Het openlucht
theater, socialistische voederplaats. Na de
oorlog kwam Abel Herzberg langs. Een over
levende uit de nazi-hel. In het openlucht
theater zou hij de AJC'ers toespreken. „Het
was net Christus, zoals hij daar aan kwam lo
pen", zegt Van Moock. ,,'Zal ik hier een toe
spraak houden, zal ik nog wel wat zeggen na
wat er allemaal in de oorlog is gebeurd?',
vroeg hij. Hij liep naar voren, het was enorm
stil. Ook hij bracht geen woord uit, zichtbaar
onder de indruk van de sfeer op de Paasheu
vel. En toen zei hij, heel zachtjes: 'Vriend
schap'. Prachtig, o wat was dat prachtig. Wij
zongen hem toe..."
Het Rode Valkenest, even verderop. Plaats
voor de jeugd van 12 tot 16 jaar De strenge
kop van socialistische voorganger Wibaut
kijkt toe. Een vuurplaats. Hier werd tijdens de
Rode Neerzettingen het Eeuwige Vuur bran
dend gehouden. De kampeerterreinen. Hut
jes, luisterend naar prachtige socialistische
namen als De Vonk en De Fakkel. Altijd de
symboliek van het licht. Uit duisternis gaan
zij naar het licht. „AJC had een sterk religieus
element met al die momenten van bezin
ning. Iemand uit een of ander bisdom zei me
eens: 'Het religieuze van de katholieken
wordt minder, maar bij de socialisten leeft
het nog steeds."
Na de oorlog. De jonge garde had de we
reldbrand meegemaakt, en door deze perio
de zo misvormd dat Het Grote Geloof In Een
Betere Maatschappij enigszins verdween. De
jeugd was veranderd en zou in de jaren vijftig
en zestig nog rebelser worden. In 1958 werd
de AJC overbodig.
Het alles van de ajc
Van Moock bleef ook na de opheffing vol van
zijn rode jaren des onderscheids. Hij pro
beerde het gedachtengoed van de AJC te be
waren. Onlangs gaf Van Moock, oud-hoofd
afdeling jeugdzaken bij de gemeente Haar
lem. de taak van AJC-erflater over aan Joost
de Moor. Maar altijd zal de Rode Gloed van
de Paasheuvel, Het Alles van de AJC bij hem
blijven. „Alles aan mij is AJC. Ik ben erdoor
gevormd. Bij de AJC ging je op een heel an
dere manier met elkaar om. De sterke bin
ding met de samenleving. Bij de AJC ontdek
te ik de schoonheid van het leven. Ik wilde
boeken lezen. Wijsheid vergaren."
En voor alle AJC'ers geldt dat zij nimmer
vergeten wat zij eens waren: de jonge garde
van het proletariaat. „Uit duizenden mensen
herken ik een oud-AJC'er. Dat typische AJC-
loopje. Vrouwen met dat korte kapsel. Dat
emotionele. Ze waren allemaal stronteigen
wijs, ondanks die gemeenschapszin." Het
verhaal gaat dat de oude Drees op een rond
rit door Zuid-Afrika op een dag bij een Ne
derlandse gezin op bezoek ging. Hij keek
naar de Zonnebloem van Van Gogh die aan
de muur hing. Zag de meubeltjes. En zag
vooral hoe het echtpaar met elkaar omging.
'Bent u soms AJC'ers?', vroeg de toenmalige
minister-president. 'Jazeker', antwoorde de
man. „Het is moeilijk uit te leggen", gaat Van
Moock verder. „Maar sommige dingen zie je.
Die herkenbaarheid is moeilijk te duiden.
Misschien is het wel de trots van de AJC. De
trots op de verworvenheden..."
Het eergevoel van de AJC'er. Want je was
iets, je geloofde in iets. Te allen tijde blijft die
Rode Gloed in het gezicht te zien. Alsof ze die
jaren op een andere, en betere, planeet zijn
geweest. En niemand kan ze de bewondering
voor de eigen gelederen afnemen. „Op een
dag zat ik in mijn manchesterpak in het Am
sterdamse Concertgebouw. Daar was het al
tijd een doorlopende modeshow. Veel deftige
pakken en jurken. Een man naast me zei:
'Dat is toch geen kleding voor hier. Wat heeft
u hier te zoeken?!'. Ik wendde m'n hoofd af
en deed net of ik hem niet hoorde. Dat pak
had ik bewust aangetrokken. Manchester
paste bij het gevoel AJC'er te zijn. En die trots
nam niemand je af."
asheuvel eind jaren '20. De
C-jeugdbeweging marcheert in
ït land van licht en zonne-
fiijn'. foto
sp aarnest ad fotoarchief/nfgc
M oete broodjes. De herinnering is
M onontkoombaar. Pasen, en beter
nog de paasvakantie, daar horen
eierkoeken, bolussen en krentenbollen bij.
Worstebroodjes, heet uit de oven. En oud
brood.
Het is de schuld van mijn peetoom. Ome
Jan, de bakker van Zundert. Van de Belgi
sche grens tot diep in de binnenlanden rond
Achtmaal en Rijsbergen was zijn naam een
begrip: Eet Mik van Jan Dik,'Het stond in
sierlijke letters op de bakfiets, die ik als jo
chie met pijn en moeite vanuit de garage de
lentezon in trapte, waarna de knechten met
verse baksels de boer opgingen.
De tragiek van een bakkersgezin. De verse
mikken werden aan huis bezorgdachter de
winkel kwam het brood van gisteren op ta
fel. Een week per jaar, in de paasvakantie,
mocht ik aanschuiven aan die tafel, tijdens
de jaarlijkse logeerpartij bij ome Jan. Het
waren de beste vakanties van mijn kinderja
ren. In Zundert was alles anders. Karren vol
knapperige broden, nog heet van de oven, in
defile voor de snijmachine. Een ronde trog
waarin het deeg traag rondmaalde, balletjes
gehakt die tot worstjes gerold in een klef
hompje deeg verdwenen, eierkoeken warm
van de bakplaat...
Mijn oom tierend op de knechten als de in
houd van hun geldtas
niet overeen kwam met
het aantal uitgevente
broden' ik had mijn
vader nog nooit horen
vloeken. Mijn tante, die naast het huishou
den ook de winkel bestierde mijn moeder
had aan tien paar vuile sokken en tien hon
gerige magen haar handen al meer dan vol.
Mijn neven met lang haar en Puch-brom-
mers: daarbij vergeleken waren mijn broers
maar brave broekies. Mijn nichtje prikte
plaatjes van Michael Jackson en Danny Os
mond op de muur toen Ben en Crazy Horses
de hitparades bestormden; wisten mijn zus
jes wel dat zoiets bestond?
De paasvakantie begon pas echt als die ver
velendefeestdagen achter de rug waren. Dan
verdween het besmeurde witte overhemd in
de wasmand, het strikje met knellend elas
tiek in de kast en mocht ik een vlotter shirtje
aan; wel netjes want ik moest immers uit lo
geren, maar toch wat min
der in de plooi. Niet zelden
keerde ik na een week in
het nieuw gestoken uit
Zundert terug. Ome Jan gaf
mij graag de indruk dat zijn petekind zijn
oogappel was.
Juist die indruk leidde tot het abrupte einde
van de reeks logeerpartijtjes. De stroom van
cadeautjes bracht een kwalijk trekje in mijn
karakter aan het licht. Ik bleek een hebberig
kereltje, dat volop speculeerde op ooms vrij
gevigheid. Dat zou me lelijk opbreken.
Mijn broers en zusters spraken al snel van
'Het Delict in de Zaak O al wist geen van
hen welk vreselijk misdrijf ik op mijn kerf
stok had. Daarover werd erg geheimzinnig
gedaan uit zorg voor mijn tere kinderziel,
neem ik aan.
Onlangs heb ik de sluier van het mysterie ge
licht. Tot hun teleurstelling, want al die op
schudding had niets van doen met mijn be
geerlijke nichtje of een greep in de kassa. In
tegendeel, ik had juist zoveel bijgedragen
aan de omzet van de bakkerswinkel, dat er
van het geld voor mijn treinreis naar huis
weinig over was. En in plaats van een gene
reus gebaar te maken, belde ome Jan met
mijn vader.
Achteraf vraag ik me af hoe ik me zo heb
kunnen vergissen in de middenstandsmen-
taliteit. Waarom anders stond er bij die bak
ker God hebbe zijn zielelke dag oud
brood op tafel?
ONNO HAVERMANS