'Wij apostelen lusten er wel eentje'
AASBIJLAGE
De apostelen van Hoegaarden, wachtend op het sein om te beginnen aan de processie.
Hoegaarden is vooral bekend om zijn wit en mistig bier. Maar
minstens zo bekend - in België althans - is de jaarlijkse
Palmezelprocessie in dit Vlaamse dorpje.
In alle vroegte en met langzame tred voeren op palmzondag vier
l. discipelen een vijf eeuwen oud beeld van Jezus op zijn ezeltje door
o de hellende straten van het dorpje. Samen met twaalf apostelen
wekken zij de intocht van Jezus in Jeruzalem weer tot leven.
Eigenlijk wil de Belgische monumentenzorg zich over het beeld
j1 ontfermen, maar daarover valt met deken Jan vander Velpen niet
s! echt te praten. „We zijn fier op dit beeld. Christus hoort tussen de
mensen. Niet in een museum. De apostelen hebben het Palmezelbeeld uit de kerk (op de achtergrond) van Hoegaarden gedragen. De processie door het dorp begint.
Het is nog vroeg in de ochtend.
Boven de landerijen rondom
Hoegaarden talmen flarden ne
vel. Alsof in de nacht de hemel even op aarde
is geweest en een restje heeft achtergelaten.
Voor een reclamebord waarop het biermerk
Subiet dood wordt aangeprezen, ligt een
hond zich te koesteren in de eerste zonne
stralen.
De pastorij in Hoegaarden, een prachtig
gebouw met een trekbel waarvan de draad
als een waslijn over de volle lengte van de
binnenplaats is gespannen, lijkt wel een
kleedkamer. Zo'n vijftien inwoners van het
dorpje blijken achter de dohker spiegelende
ramen met frisgewassen hoofden klaar te
staan om zich in het apostelkleed te hijsen.
Een aureooltje van aluminium, het zoge
naamde umbracule, moet hun goedlachse
Vlaamse koppen een heilig aanzien geven.
Niet makkelijk voor dat aureooltje, want de
Godsdienstige Broederschap lust wel een
pinteke.
In een hoek van de pastoorskamer wordt
bij e
Hoegaarden
paastraditie
op handen
hun haren z
gen: we gaan nog wel bedelen, maar alleen
om geld. We hebben een aantal sponsors ge
vonden die ons wat bierbonnekes hebben
aangeboden, als ge begrijpt wat ik bedoel."
„Want ja, wij apostelen lusten er wel een
tje. Bier, wijn en katholicisme gaan, zoals u
weet, immers heel goed samen. Bij de conse
cratie wordt wijn gebruikt. En in de abdijen
werd vroeger op grote schaal bier gebrou
wen. Uit noodzaak, weet u dat? In tijden dat
het water besmet was, moesten de monniken
wel overgaan op bier."
„Voor ons kinderen was dit altijd een feest
dag", zegt apostel Stockmans, die de Philip-
pus moet uitbeelden, de apostel die altijd zo
veel aan Jezus vroeg. „Na afloop van de pro
cessie ginge'n we met de palmtakjes rond bij
de mensen en kregen we overal wat franks-
kes. Ach, je had als jonge gast niet veel. Je
had een fietsje en daarmee kwam je niet bui
ten het dorp. Moet je die gasten van tegen
woordig zien. Die gaan vrijdagavond weg
naar Brussel om weekend te vieren en zon
dagavond komen ze pas terug om schone
kleren aan te trekken. Wij hadden als jonge
gast een fijne dag op palmzondag. Als je dan
je palmtakjes had verkocht aan de mensen,
zakte je broek 's avonds bijna af van het ko
pergeld. En daarmee ging je dan naar de ker-
De chef van de apostelen is August van Ne-
rum, wiens familie ooit behoorde tot een van
de vijf invloedrijkste geslachten in Hoegaar
den. Die chef, die toezichthouder, wordt de
momboorvader genoemd. Hij heeft geen
apostelkleed aan en er wordt wel gezegd dat
hij de apostel Judas moet voorstellen. „Maar
dat heeft niks met mijn persoon te maken,
hoor", zegt Van Nerum.
*k
Vanaf 1631 wordt in Hoegaarden de Palm
ezelprocessie gehouden. In die tijd was het
gebruikelijk kerkelijke feestdagen op volkse
wijze uit te beelden en dat houdt men in
Hoegaarden in ere. Met het ronddragen van
het Palmezelbeeld wordt Jezus' intocht in Je
ruzalem herdacht, het moment waarop hij
door een grote schare als de ware Zaligmaker
werd herkend. Om kwart over negen zullen
vier dragers, gevolgd door de apostelen, het
beeld naar de Sint Gorgoniuskerk brengen,
waar deken Vander Velpen het wijdt. Daarna
volgt een ommegang door het dorp, samen
de apostelen zo'n aureool aange
bracht. Er gaan twee pleisters
kruisgewijs over de kruin, pleis
ters waarmee een touwtje wordt
j vastgeplakt op de schedel. Aan
drcicigt dat touwtje wordt een aureooltje
ter grootte van een CD bevestigd.
Een van de 'monteurs' maakt
een slaande beweging. „Ja", zegt
hij, ,,'t geloof wordt hen hier met
een nagel in de kop geslagen.
Voor mensen die nog goed in
s zo'n aureooltje trouwens
af en toe nog een pijnlijke zaak. Als de wind
onder je aureooltje slaat, is het net alsof de
engelkes aan je haren trekken. Maar gelukkig:
prachtig weer vandaag. En het voornaamste
is, dat het niet regent. Want als het regent,
gaat de processie niet door. Dat kan niet met
zo'n eeuwenoud beeld."
De stemming in de pastorie is nogal lacherig.
Als die-onder een paar zwagers die zich ver
kleden voor een bruiloftssketch. Elke apostel
moet een attribuut bij zich dragen waaraan
hij voor het publiek herkenbaar is. En hij
moet een sjerp om waarop zijn naam in
gouddraad staat geborduurd. Karei Peeters,
een goedlachse vijftiger die op de middelbare
school les geeft in elektriciteit - 'Als je hem
een hand geeft, vliegen de vonken er vanaf!' -
heeft de rol van Tadeus toegewezen gekre
gen. „Ik heb eens nagegaan wat die Tadeus
nu precies heeft gedaan, maar ik heb het in
de bijbel niet terug kunnen vinden. Nou ja,
wat geeft het? Ik ben apostel en daar ben ik
trots op. Het apostelschap gaat over van va
der op zoon. Ik heb het geërfd van mijn vader
en mijn zoon erft het weer van mij. 't Is een
traditie, hé. Je blijft apostel tot aan je dood en
als het echt niet meer gaat, komt er een
plaatsvervanger, een remplagant, zoals wij
dat op z'n Vlaams noemen. Er is elk jaar veel
belangstelling voor deze processie. We ma
ken er hier in Hoegaarden een echte feestdag
van. Vroeger was het zo dat de apostelen
eerst bij de boeren in de omgeving gingen
bedelen om brood, eieren, kaas en wijn.
Maar dat gebeurt nu niet meer. Dat wil zeg
met de dorpsharmonie en de kinderen die
met de eeuwig groene palmtakken Christus
lof toezwaaien. Na afloop van de processie
gaan de kinderen met die palmtakken rond
om er loten van aan te bieden aan de bevol
king. In ruil daarvoor krijgen zij net als vroe
ger wat geld. Wie niks geeft wordt een 'gieri
ge pin' genoemd.
Deken Jan vander Velpen is in de Sint Gor
goniuskerk bezig met de voorbereidingen
van de hoogmis, die na de wijding van het
Palmezelbeeld nog zo'n anderhalf uur zal du
ren. Als het beeld en de palmtakken worden
gewijd gaan de apostelen weg, ten teken dat
zij Jezus Christus op een cruciaal moment in
de steek hebben gelaten. Vander Velpen
moet veel zelf doen want voor een koster is er
in het- tamelijk rijke dorp Hoegaarden geen
geld. Nog maar zo'n vijftien procent van de
inwoners gaat geregeld naar de kerk en dat
verdriet Vander Velpen zeer. „De mensen
vinden het niet meer nodig. Ze zeggen dat ze
nog geloven maar ze geven nog maar weinig
inhoud aan dat geloof. Christus heeft saam
horigheid onder de mensen gepredikt. Wel
nu, op zondag kunnen de mensen in Chris
tus' geest samen zijn. Maar dat willen er ve
len dus niet meer. Veel mensen denken al
leen maar aan de materie. Ik geef catechisa
tie op de lagere school. Laatst kwam er een
meisje naar me toe. Ze zei: 'Er zijn veel rijke
mensen int Hoegaarden. Wat fijn hé, dan
kunnen ze veel voor de armen geven.' Ik zei
tegen haar: 't Is jammer meiske, maar de
mensen zijn juist zo rijk omdat ze weinig ge
ven'. Dat is triestig, vindt u niet?"
•k ~fc
Klokslag kwart over negen vertrekt de stoet
apostelen zonder veel gerucht te maken met
het Palmezelbeeld naar de kerk. Het beeld
heeft vier handvatten die met schuimrubber
zijn omwonden om de schouders van de dra
gers wat te ontlasten. Ezel en Zaligmaker we
gen bij elkaar zo'n honderdtwintig kilo en dat
is best zwaar als je er een tijd mee moet
rondlopen.
Zo gauw ze zich buiten de pastorie bevin
den, krijgen de gezichten van de apostelen
een ernstige trek. Ja, ja, nu, onder de blote
hemel, heeft God hen meteen in de smiezen.
Het Palmezelbeeld deint mee op de langza
me stap van de dragers. Stil is het beeld, zich
zelf genoeg. Een baken op zee.
In de kerk wachten, ruw geschat, zo'n vier
honderd kerkgangers op de binnenkomst van
de processie. Na een inleidende plechtigheid
hult deken Jan vander Velpen Jezus en de
ezel in wolken wierook. De houtworm in het
beeld zal het benauwd krijgen. Plotseling, als
bij toverslag, steken alle kinderen in de kerk
hun palmstruiken voor de zegening omhoog.
Ze bewegen ermee. Camera's bliksemen. Het
bos mocht naar de kerk. En waarom niet?
Het bos zingt langer dan de mensen.
Buiten stelt de dorpsharmonie zich op. De
muzikanten stemmen hun instrumenten.
„Wat is dat?", vraagt een jongetje aan zijn va
der, terwijl hij wijst naar een tuba die op de
grond ligt. „Da s 'ne reuzetrompet waarin ze
een knoop hebben gelegd, jongske", zegt de
vader gekscherend. Ernaast ligt een velletje
bladmuziek met daarboven de woorden: Vox
populi, vox dei. Het lied dat de harmonie zal
gaan spelen tijdens de ommegang door het
dorp.
Op het plein voor de kerk staan honderden
i te wachten tot de apostelen met het
Palmezelbeeld naar buiten komen. Als dat
moment is gekomen, sluit de harmonie zich
aan en volgt de rondgang door het dorp.
Langs de kleine kermis gaat het, langs de
draaimolen met vliegtuigjes die een retourtje
naar de hemel beloven, langs de tent met
witte enveloppen die straks leeg over de kas
seien zullen fladderen, langs café De Veneti-
aan, waar de eerste wittekes en bollekes al
over de toonbank gaan.
De tekst van het lied dat de harmonie
speelt is triomfantelijk van toon. 'Jerusalem,
o hemelstad, hier komt Uw koning binnen.
De vijandschappen gaan voorbij, de liefde
mag beginnen.' Maar de melodie heeft iets
slepends. Er zit rouw in, afscheid, wat nog
wordt versterkt door de langzame, statige
tred van muzikanten en apostelen. Voorop
loopt een man met een grote trom. Donker
en hard zijn zijn slagen. Zijn gezicht staat
ernstig. Bij elke slag op de trom vliegt er wel
ergens een vogel verschrikt op. Op de dres
soirs in'de kamers van Hoegaarden moeten
nu de geliefde doden beven.
k k
Na de processie drinken de apostelen in de
pastorij gezamenlijk een Geuzeke. De huis
houdster van de pastoor heeft een stoffig
kratje uit de kelder gehaald. Sigaren worden
opgestoken. De eerste moppen gelanceerd.
Een notaris die wat geld in het gebeuren
heeft gestoken: „Een Belg zegt tegen een Ol-
lander: 'Waarom noem je je zoon niet Gul
den?' 'Gulden? Dat kan toch niet', zegt den
Ollander. 'Waarom niet?' zegt de Belg. 'Ie a'n-
dere zoons heten toch al Frank en Mark.
Na het ene Geuzeke storten de apostelen
zich in het feestgedruis. Het Palmezelbeeld
staat weer een jaar lang in de schemerige
vestibule van de pastorie. De aureolen gaan
in een houten koffer, die gekscherend de kof
fer van Fred Kaps wordt genoemd. Pas als de
laatste apostel op het punt staat te vertrek
ken, komt deken Jan vander Velpen binnen.
We praten nog wat na. Over roepingen, over
de eenzaamheid van het ambt. „Nee, ik heb
er geen moeite mee om 's avonds alleen te
gaan slapen. Ik heb altijd mensen om me
heen."
In zijn werkkamer hangen de portretten
van zijn ouders. Op de schoorsteen staat de
foto van een kleine jongen. Bijna tegelijk kij
ken we ernaar. „Ja", zegt hij, „dat is een triest
verhaal. Die jongen had ouders die nooit
naar de kerk gingen. Op een dag kwam zijn
moeder naar me toe en ze zei: 'Meneer pas
toor, hij wil u toch zo graag iets vragen'. Die
jongen wilde graag akoliet worden, misdie
naar dus. Als een jongen op die leeftijd dat
vraagt, betekent dat dat we met een roeping
te maken hebben. Maar helaas, het heeft niet
zo mogen zijn. Hij kwam met zijn vader en
moeder van de wintersport terug en een paar
kilometer hier vandaan kragen ze een auto
ongeluk. De jongen zat achterin en is aan de
gevolgen van dat ongeluk overleden. Zijn ou
ders hebben het overleefd. Hij heeft ze naar
de kerk teruggebracht en daardoor kunnen
ze zijn dood nu beter dragen. Zij zijn terug en
hij is weg. Da s triestig, hé?"
Wanneer we Hoegaarden verlaten is het
feest al in volle gang. De draaimolen draait
en uit de café's waait het geroezemoes naar
buiten. Buiten café De Venetiaan ligt weer
die tuba. Nu niet meer als een reuzen trom
pet. Maar als een slak. Een enorme blinkende
slak.
De kinderen van Hoegaarden vieren het feest van de ommegang met palmtakken.
Deken Jan vander Velpen. „Christus hoort tussen de
museum.