Ook ontwikkelingswerk moet milieuvriendelijk Trekkende spreeuwen als deken over Europa Natuur Milieu Begonia's verraden 'regenwoudeilanden' WOENSDAG 23 MAART 1994 EINDREDACTIE ONNO HAVER» NATUURLIJK In de nazomer van 1980 moest het 'Zwart boek roofvogelsterfte' verschijnen, het was de hoogste tijd. Roofvogels en uilen werden in ons land in toenemende mate geschoten, vergiftigd en geklemd om o.a. te voldoen aan de vraag naar opgezette exemplaren. Die dode vogels kwamen via illegale en le gale preparateurs in de handel. De Wetge ving was beslist ontoereikend en onbruik baar voor de-politie om er iets tegen te doen, ondanks artikel 5 van de toen nog fungerende Vogelwet 1936 Daarin staat zwart op wit door iedereen te lezen: "Het doden, pogen te doden, vangen of pogen te vangen van beschermde vogels is verbo den." Onderzoeksresultaten van de 'Werkgroep Vogelsterfte', in samenwerking met de afde ling Pluimvee van het Centraal Diergenees kundig Instituut te Doorn en de afdeling Analytische Chemie en Toxicologie van het Diergeneeskundig Instituut te Rotterdam zijn toen gebundeld door de Nederlandse Vereniging tot Bescherming van Vogels tot het 'Zwartboek roofvogelsterfte'. In 1980 is het aangeboden aan de Minister van Cul tuur, Recreatie en Maatschappelijk werk en aan de Ministers van Landbouw en Visserij en van Volksgezondheid en Milieuhygiëne. Resultaat? Van regeringszijde, zoals gebrui kelijk weinig of geen reactie. Wel beginnen er activiteiten in de Tweede Kamer, zodat er eindelijk in 1993 voorstellen tot verande ring, opgenomen in de 'Nota van Wijziging op de Flora-en Faunawet', de bewindsman Gabor ter hand gesteld zijn. Enkele minder belangrijke onderdelen zijn daarna bijge steld, maar de wet in haar geheel voldoet nog lang niet aan de eisen van zorgvuldig beheer. Het is nu maar de vraag of deze wet nog in de huidige regeerperiode behandeld zal worden. En wat is er van de toekomstige regering te verwachten? Hoe dan ook, natuur, en daarmee dus milieu, mogen niet langer opzettelijk be schadigd worden. Dal heeft de 'Werkgroep Roofvogels Noord - en Oost-Nederland' (WRNON) niet alleen goed begrepen, ze zijn ook aan hel werk getogen. Van 1983 tot 1991 is, in samenwerking met Vogelbe scherming, WNF, Natuurmonumenten en Unie van Provinciale Landschappen hard gewerkt, met als resultaat dal de uitgebrei de onderzoeksresultaten gebundeld zijn tot een 350 bladzijden tellend boekwerk met meer dan 175 kleurcnfotós en ongeveer 140 kaartjes, statistische afbeeldingen en illu straties, onder de titel: 'Ecologische Atlas van de Nederlandse Roofvogels'. Hulde, niet alleen aan de samenstellers Rob G. Bijlsma, Anne Marie Blamert, Willem van Manen en Maria Quisl, maar niet minder aan het 'leger' vrijwilligers dat met volle in zet de gegevens verzamelde. Het boek is een document, zodanig dat regeerders er hun conclusie uit kunnen trekken ter vast stelling van een serieuze Flora en Fauna wet. Terugziende op het Europese Naluurbe- schermingsjaar 1970 en de Wereld Confe rentie ter bescherming van de Roofvogels van 1 - 3 oktober 1975 in Wenen, gevolgd door de conferentie in Radolfsell van 5 - 9 april 1976 kunnen we nu, twee decennia la ter, toch vooruitgang constateren. Mijn vraag is nu, hoe is de situatie in de Ui lenwereld? Ter oriëntering breng ik in de komende weken in deze rubriek enkele van die 'nachtdieren' voor het voetlicht. Abortus-epidemie trof Bredase runderen in late middeleeuwen utrecht anp Eeh spontane abortus-epidemie heeft aan het begin van de vijftiende eeuw de veesta pel van Breda getroffen. De epidimic werd veroorzaakt door de brucella-bacterie. Boe ren raakten ook besmet en liepen chroni sche ziekten op. Dit concluderen onderzoe kers van de universiteit Utrecht, Oklahoma State University (USA) en de gemeente Bre da. Zij onderzochten een zand-composlmon- ster uit een vijftiende-eeuwse afvalput van een stadsboerderij en ontdekten dat het DNA van de brucella-bacterie erin zat. Daarmee is voor het eerst aangetoond dat brucellose al in de middeleeuwen bij run deren voorkwam. Brucellose is een bacteriële infectieziekte die bij dieren abortus veroorzaakt. De ziek te is vooral bekend geworden als de Malta- of Middellandse-Zeekoorts. Deze kwam in de vorige eeuw voor bij Britse militairen op doorreis naar het nabije en verre oosten. De stadsarcheoloog van Breda ontdekte in 1991 in de afvalput opvallend veel botten van ongeboren kalveren. De onderzoekers gaan er vanuit dat onder de koeien van Bre da en omstreken een ware epidemie heeft gewoed. Gezien de aard van de infectie en de omstandigheden van die tijd, moet deze epidemie vrijwel alle koeien hebben getrof fen. De boeren liepen volgens de onderzoekers de ziekte onvermijdelijk op van hun koeien. De burgers raakten besmet door consump tie van-ongekookte besmette melk. Hoewel brucellose niet dodelijk is, kan de ziekte wel veel langdurig leed veroorzaken. Het afweersysteem vermindert sterk, waar door andere ziekten kunnen toeslaan. De wetenschappers sluiten niet uit dat de ziek te heeft bijgedragen aan de geringe levens duur van de middeleeuwse mens. De ziekte komt in Nederland dankzij een bestrij- dingscampagne niet meer voor. Leidse universiteit onderricht cursisten antropologie De een vindt dat de arme bevolking in Afrika voor zich zelf hout moet kunnen kappen, de ander heeft het voort durend over behoud van het regenwoud. De ideeën van de milfeubeweging en die van Derde-Wereldgroepèn staan nogal eens haaks op elkaar. De ontwikkelingswer ker moet hier tussen schipperen. Ontwikkelingssamen werking zonder aandacht voor het milieu is foute boel, maar hulpplannen zonder aandacht voor de noden van de lokale bevolking evenzeer. leiden monica wesselinc De aandacht voor de gebruiken en behoeften van de lokale be volking in ontwikkelingslanden is volgens ontwikkelingssamen- werkingsdeskundigeT. Draisma van de universiteit van Leiden, de afgelopen jaren al aardig ge groeid. Het milieu is pas sinds de nced-conferentie in Rio de Janeiro enkele jaren geleden, een 'item'. „Milieu is nieuw. Dat bete kent dat er nog niet automa tisch bij projecten voor ontwik kelingssamenwerking ook aan dacht is voor de effecten van dat project op het milieu", con stateert M. Pattiselanno. Patti- selanno is mede-organisator van het seminar 'Milieu en ont wikkeling' dat op dit moment aan de universiteit van Leiden wordt gegeven. Het seminar is onderdeel van de cursus Ontwikkelingsproble matiek van de vakgroep antro pologie en sociologie der niet- Westerse samenleving. Het feit dat er nu een afzonderlijk semi nar over milieu en ontwikkeling gegeven wordt, maakt eens te meer duidelijk dat milieu nog niet geïntegreerd is. „Maar het is zeker de bedoeling binnen kort milieu als vast onderdeel van het reguliere onderwijspro gramma op te nemen." Milieuproblemen zijn niet 'voorbehouden' aan het rijke westen. Ook landen in Afrika en Indonesië zien zich voor gigan tische moeilijkheden geplaatst. Bekend is het verlies van het tropisch regenwoud, waardoor plaatselijk erosie ontstaat en mondiaal het klimaat verstoord raakt. Minder bekend, maar minstens even erg, zijn de kwa lijke gevolgen die industriële ontwikkeling op sommige plaatsen heeft gehad. Draisma: „Een koperfabriek in Zambia loost zware metalen op de rivier. De vis sterft en het gevolg is dat een vissersdorpje verder stroomafwaarts brode loos is." Pattiselanno voegt daar als voorbeeld het probleem van door het Westen geëxporteerd chemisch en nucleair afval aan toe. Optima forma Grote milieuproblemen déar, die om een oplossing vragen. „Dat besef is niet alleen bij de ontwikkelingswerkers doorge drongen. De mensen daar we ten het ook donders goed. Dat wordt hier nog al eens ont kend." Pattiselanno geeft een voor beeld van het milieubesef: „Vroeger gebruikten de wou wen in bijvoorbeeld Afrika een klein stukje grond, verbouwden er twee jaar gewassen en lieten de grond enkele jaren braak lig gen om te herstellen. Milieube houd in optima forma. Toen kwam het Westen, dat grote hoeveelheiden tapioca, koffie of andere gewassen vroeg en werd het systeem verstoord." Het Westen kan veel doen aan de verbetering van het 'Derde-Wereld-milieu', is de overtuiging van Draisma en Pattiselanno. Dat betekent dat ontwikkelingswerk niet meer al leen verbetering van de inko menspositie behelst, maar ook vermindering van de aantasting van het milieu in het ontwikke lingsland. Nederland en de an dere geindustrialiseerde landen hebben voldoende milieutech nologie in huis om in elk geval een deel van de milieuproble men in de Derde Wereld op te lossen. De industrieën, die ook daar langzaam maar zeker van de grond komen, zijn nog sterk vervuilend. Faliekant Export van kennis moet echter volgens Patiselanno aan strenge regels worden onderworpen. "Een bedrijf dat zijn milieuken nis verkoopt in het buitenland zal vooral het eigenbelang voor ogen hebben en niet dat van de Derde Wereld. Dat kan faliekant uitwerken. Denk maar eens aan proefprojecten in de Derde We reld waarvan de uitkomst onge wis is." Als vast onderdeel van een ontwikkelingsprogramma ver betering van het milieu opne men is volgens Pattiselanno ze ker mogelijk. „Maar dan wel met strenge controle van de be drijven die zich daar commer cieel mee bezig houden." Die controle is nog geen ga rantie voor succes. Pattiselanno geeft een voorbeeld. „Wil je in Afrika het houtverbruik terug dringen, dan zul je zon project moeten richten op vrouwen. Als je mannen onderricht hoe ze een energiebesparende oven moeten gebruiken, heeft dat geen enkel effect. Het zijn de vrouwen die koken en hout sprokkelen, dus milieules moet bij hen beginnen." Minister Pronk en de zijnen staan voor een moeilijke taak: ontwikkelingswerk én milieu verbetering. „Moeilijk, maar het kan." Behoud van natuurreservaat Normerven kees wiese gpd Tijdens de jongste ijstijd 70.000 tot 12.000 jaar geleden is het Afrikaanse regenwoud sterk ingekrompen en vermoe delijk zelfs uiteengevallen in een aantal geïsoleerde gebie den: in 'regenwoud-eilanden'. Waar die gebieden, die ge kenmerkt worden door een gro te verscheidenheid aan levens vormen, zich nu bevinden, kan waarschijnlijk eenvoudig wor den opgespoord aan de hand van het voorkomen van bepaal de soorten begonia's. Die op sporing is van groot belang voor de natuurbescherming. Tot die conclusie komt drs. M. Sosef in het proefschrift, waarop hij aan de Landbouwu niversiteit Wageningen is ge promoveerd. Uit tropische gebieden zijn ongeveer duizend soorten be gonia's bekend. Afrika is met ongeveer 120 soorten armer aan begonia's dan andere continen ten. Sosef onderzocht de verwant schap tussen veertig Afrikaanse begoniasoorten. Uit de bouw leidde hij af dat de Loasibegonia en de Scutobegonia lot afzon derlijke groepen behoren, die strikt gebonden zijn aan het le ven in tropisch laagland-regen- woud. Zij hebben zich tijdens de ijstijd kennelijk op 'regen woud-eilanden'gehandhaafd. Ze bleken bovendien vooral voor te komen in gebieden die door andere onderzoekers al als zulke 'eilanden' waren *aange- wezen: Liberia-Ivoorkust, Ka meroen-Gabon en Oost-Zaïre. wieringen Op het wad aan de noordzij de van het Noordhollandse Wieringen wordt onderzoek gedaan naar de water stroming en zandverplaatsing die hier bij hoogwater plaatsvindt. Het doel daar van is te komen tot een gericht behoud van het buitendijkse natuurreservaat Normerven. Deze voormalige polder is de afgelopen jaren gereduceerd van 20.000 (in '86, na suppletie) tot minder dan 800 vierkante meter (mei '92). Des ondanks blijft het gebied zeer in trek bij broedende kustvogels. Zo werden verle den jaar nog 236 paar kluten en 328 paar visdiefjes geteld. De installatie op de foto geeft via een zender informatie door naar de vaste wal over stroming, golfhoogte en zand verplaatsing. Aan de hand van deze in formatie hoopt men bij rijkswaterstaat tot een gerichte aanpak te komen tot be houd van het Normerven. Dit werk valt overigens binnen een groter kustproject, waarbinnen ook de naburige natuurre servaten van Vatrop en Balgzand vallen. Op deze foto verrichten medewerkers van de meetdienst van rijkswaterstaat onderhoudswerk aan de opstelling die alleen bij laagwater en na een lange baggertocht in waadpakken te bereiken iS. FOTO MARTIJN DE JONGE jubbega gpd Het spreeuwenspektakel van Jubbega mag kranten- en TV-ploegen uit het hele land hebben getrokken, echt bijzonder is het niet. Het sparrebos aan de Wolter Jagers- wijk is een van de vele doortrekslaapplaat- sen voor de Sturnus vulgaris. Met een ge schat aantal spreeuwen van enkele hon derdduizenden behoort het bos echter wel lot de grotere overnachtingsplaatsen. Alleen in de rietlanden van de Flevopolders zijn er grotere. Daar schatte Luit Buurma uit Den Haag, de spreeuwendeskundige van de Ko ninklijke Luchtmacht, het aantal eens, op meer dan een miljoen. Buurma houdt met hulp van het radar station bij Wier de spreeuwentrek nauwlet tend in het oog. Ruim drie wéken geleden begon die trek en ze ging niet van zuid naar noord, maar van west naar oost. De spreeu wen van Jubbega zijn vrijwel allemaal af komstig uit Engeland en ze waren op weg naar hun broedgebieden in Polen, Scan dinavië en Rusland. Zo ver als Siberië gaan ze echter niet. Een klein deel haalt Moskou en een enkeling de Oeral, maar dan houdt het wel op. De spreeuwen trekken als een deken over Europa. Buurma: „Op onze radar kunnen we ze precies zien aankomen. Het gaat heel georganiseerd. Ze stijgen allemaal op de zelfde dag op in Engeland en komen over een breed front aanzetten over de zee. In de vorm van dat front kun je de vorm van En geland duidelijk herkennen." De slaapplaats bij Jubbega is er zeker al vijftien jaar. „Voor zover we het na kunnen gaan, tot 1979, is er in die streek bij Jubbega zo'n verzamelplaats geweest. Alleen hebben ze voorheen waarschijnlijk op een plek ge zeten waar ze niet zo opvielen of geen last veroorzaakten." Uit de radarpeilingen blijkt dat de samenstelling sterk wisselt. De mees te blijven enkele weken hangen om voedsel te zoeken en een vetvoorraad op te bouwen voor de thuisreis. Onduidelijk De trek mag aardig in kaart gebracht zijn, over het hoe en waarom is nog veel ondui delijk, zegt Joost Tinbergen van de Rijks Universiteit in Groningen. Hij is weten schappelijk medewerker aan de vakgroep gedragsbiologie en houdt zich speciaal be zig met de relatie van het dier tot zijn om geving. „Waarom ze juist op dat moment Een typische spreeuwenpleisterplaats, zoals er in dat ene bosje kiezen, kunnen we slechts ra den. Ze kunnen jaren naar die plaats blijven komen, maar ze kunnen ook zo weer weg zijn." Uit studies in onder andere Israël blijkt dat spreeuwen bij de keuze van hun slaap plaats onder andere afgaan op warmte. De plaatsen waar ze zitten zijn vaak wanner dan andere plaatsen in de omgeving. Maar ook andere zaken, zoals beschutting en be scherming tegen roofdieren kunnen een belangrijke rol spelen. Ook is uit proeven deze tijd van het jaar zo vele waar te nemen zijn. wel duidelijk geworden dat spreeuwen een plek waar ze eenmaal zijn geweest en die hun beviel, kunnen onthouden. De spreeuw is een zeer sociale vogel. Ze zoeken elkaar op, slapen bij elkaar en vlie gen 'rond in grote zwermen. Vooral dat laatste intrigeert wetenschappers. Waarom doen ze dat en wat beïnvloedt de vliegbe wegingen? „Er zijn verschillende theorieën. Vermoedelijk biedt de zwerm bescherming tegen roofdieren zoals de sperwer. Bekend is dat, als er een roofvogel in aantocht is, de FOTO UNITED PHOTOS DE BOER speeuwen in een bolvormige wolk gaan vliegen. Verder wordt de zwerm wel gezien als signaal naar andere spreeuwen in de omge ving om duidelijk te maken waar ze zijn en waar die anderen naar toe moeten. Tegen de zwermen spreeuwen is weinig te doen. Buurma zou ze kunnen verjagen. „Maar wat schiet je daar mee op. Dan gaan ze gewoon ergens anders zitten." 'Natuurlijke processen d in regenwoud versnellen! nico hylkema gpd Onderzoekers van de Missouri Botanical^ Garden hebben een verband gevonden ty, sen het menselijk verbruik van fossiele brandstoffen en potentieel verlies aan biiS{ diversiteit in de tropen. In een artikel in het Amerikaanse blad Science stelt Peter Raven, dat er sprake ii van baanbrekend onderzoek, dat de relai tussen de moderne maatschappij en zelfl de verste regenwouden vaststelt. „We ku nen niet langer volhouden dat dergelijke^ gio's onafhankelijk van hun ligging u niet door menselijk handelen zijn beïn- vloed". A De botanici Oliver Philips en zijn in 1993^ overleden collega Alwyn Gentry hebbend' gegevens van tropische wouden op ver- b schillende plaatsen op de wereld bestu- b deerd en vastgesteld dat de snelheid waa mee bomen groeien en sterven snel toe- neemt. De meest voor de hand liggende 0 verklaring voor deze versnelling in natuu lijke processen, zo menen de twee, zijn d hoge niveaus koolstofdioxyde (C02) in di atmosfeer. Die hoge niveaus komen vooi L namelijk voort uit het verbranden van fa siele brandstoffen zoals kolen, olie en aaiij gas. tl Het waarschijnlijke gevolg van de versnelJF 'circulatie' is een verlies van soorten, war v neer de vallende bomen schade veroorza li ken in het delicate eco-systeem van het t» e pisch regenwoud. Door de versnelde circ r latie ontstaan door die vallende bomen e sneller gaten in het 'dak' van het regen- c woud, die weer sneller worden opgevuld s door jonge bomen. Die situatie zou licht 7 minnende bomen en ranken bevoordele Die zouden gebruik maken van de veranii rende omstandigheden, ten koste van sdu duwzoekende planten. Wanneer de schaduwzoekende plantem dwijnen, gaan daarmee ook andere tropi sche organismen, verbonden aan die pla ten, verloren. Het resultaat zou een wate val van effecten door het hele eco-systea zijn en zelfs daarbuiten. Bovendien, zo stelt het tweetal, hebben groeiende bomen en ranken minder dich 1 hout dan schaduwzoekers. Dat betekent het regenwoud wel eens veranderen kan van een opnemer van C02, in een bron 11 C02. Deze studie is uniek, volgens Stuart Pimi_ hoogleraar aan de universiteit van Tenne see, omdat die studie voor het eerst een verband aantoont tussen veranderingenijl de chemie van de aarde en veranderinge in het tropisch regenwoud. Er zou overige een mogelijk voordeel zitten aan de snelF circulatie: op kleine schaal zou er een grcD re diversiteit aan soorten kunnen ontstaavi Philips en Gentry schrijven evenwel dat cL grotere schaal de biodiversiteit zal afnenm Pimm stelt: „De circulatie is een fhermo meter voor het milieu en we hebben koof Met deze studie is het virus dat de patiën heeft geïnfecteerd ontdekt". „Nu de versnelde circulatie is vastgesteld-, het noodzakelijk kennis op te doen overr. gevolgen voor het verlies aan soorten", meent Pimm. „Wijlen Gentry zou die stui' hebben kunnen voortzetten. Hij zou wel d eens tot de angstaanjagende conclusie ge komen kunnen zijn, dat wouddiversiteit L waarschijnlijk stervende is". V Philips: „Zelfs als we elders nieuwe woudfri aanplanten, kunnen we ze niet afschermtfc van atmosferische veranderingen. De CQir niveaus zijn nu hoger dan ze in de afgelo-d pen 160.000 jaar zijn geweest. Planten he!B ben geen recente evolutionaire ervaring d met deze situatie. Onze gegevens tonen v aan, dat we geen scheiding kunnen aan- ii brengen tussen zaken als vervuiling en uiitt sterving". Mens blijkt weer vaker i oorzaak dood roofvogels i appelscha anp Het aantal roofvogels (inclusief uilen) dal vorig jaar door mensen is gedood, is op- - nieuw toegenomen. Van de 93 dode vogel die het Centraal Diergeneeskundig InstiWI (GDI) in 1993 heeft onderzocht, blijken ei 66 te zijn vergiftigd, doodgeschoten of an derszins omgebracht. Het ging om dieren die in Groningen, FrieA land, Drenthe, Overijssel, Gelderland en Flevoland zijn gevonden. De cijfers staan het jaarverslag van de Werkgroep Roofvo gels Noord- en Oost-Nederland (WRNON c De werkgroep denkt dat het aantal gedodT dieren in werkelijkheid veel hoger is. omd-* het onderzoek bij het CD1 verleden jaar ee1 aantal maanden vrijwel heeft stilgelegen. s Van de 34 stuks aas die zijn ingestuurd, c bleek 85 procent vergiftigd. Er is een scala j aan middelen gebruikt om (roofjvogels er andere (roofjdieren te vernietigen. Favoriete (landbouwbestrijdings)middele'f om dat te doen zijn parathion en aldicarbij Maar ook een bestrijdingsmiddel voor in- sekten op gewassen blijkt zeer giftig voorU le diersoorten, inclusief roofvogels. In tien J gevallen werd een jachtgeweer gebruikt, ii twee gevallen een klem. In het jaarverslag staat een aantal voorbeeJ den van manieren waarop vogels zijn ge- dood.Erisondermeeropvisdievenge- schoten vanaf een vissersboot bij Rottum en op diverse plaatsen zijn bomen doorgf zaagd, waarin nesten met buizerds, havik'^ en bruine kiekendieven zaten. In Heeren-y veen ging iemand op de bon die bij de aa' leg van een golfbaan een boom met een nest omhaalde. Dat kostte vier jonge havi-1 ken het leven. De Werkgroep Roofvogels Noord- en Oosi1 Nederland gaat sinds kort landelijk verdei1 als de Werkgroep Roofvogels Nederland.! samenwerking met de Vogelbescherming 1 Nederland zullen alle activiteiten landeüjl worden voortgezet. Naast het bestrijden van de roofvogelvervolging besteedt de werkgroep aandacht aan onderzoek en wi selt die gegevens nationaal en internatio- 1 naai uit.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1994 | | pagina 22