Grieken rouwen om Melina Mercouri, een vrouw die vocht Bezoek aan Zaïre betekent spitsroeden lopen 'Als niemand je kietelt moet je het zelf doen' Feiten Meningen MAANDAG 7 MAART 1994 2 Brinkman, de AOW en de hardnekkige mist En nog altijd welen de ouderen niet echt waar ze nu aan toe zijn met het CDA. Vrij dagavond liet lijsttrekker Brinkman weten dat zijn partij van jaar tot jaar zal bekijken of de AOW'ers en andere uitkeringsontvan gers er toch op vooruit kunnen gaan als de economische groei dal toelaat. Gisteravond voor de KRO-televisie voegde hij eraan toe dat voor zo'n koppeling op zijn minst het aantal banen zal moeten toenemen. Tja, groei: moet je daar nu mee als oudere? iets. Wat betreft die economische i bescheiden groei zit er de ko mende jaren wel in. Op advies van het Cen traal Planbureau gaan alle partijen in hun verkiezingsprogramma uit van een gemid delde groei van 1,75 procent per jaar. Maar het moet méér zijn, zei Brinkman, 'enkele procenten'. Wel, het Centraal Planbureau liet onlangs weten dat de groei waarschijn lijk groter wordt, gemiddeld 2,5 procent per jaar. Dat voldoet ruimschoots aan het crite rium van 'enkele procenten'. Zo bezien hoeven de ruim 3,5 miljoen AOW'ers, WAO'ers en bijstandsontvangers zich dus nergens zorgen over te maken. Maar Brink man weigerde die duidelijkheid te geven. Vervolgens de verlangde groei van het aantal banen. Als je hier Brinkman even eens letterlijk neemt, is er voor de uitke ringsontvangers al evenmin een vuiltje aan de lucht. Ondanks de aanzwellende ont slaggolf en een zeer bescheiden economi sche groei van 0,3 procent nam het aantal banen vorig jaar nog toe met 40.000. Als de economie flink aantrekt, zal een groei van het aantal banen ongetwijfeld geen pro bleem zijn. Maar ook hier hult Brinkman zich hardnekkig in nevelen. Waarom houdt Brinkman zo vast aan de bevriezing als uitgangspunt? Dat heeft te maken met een andere sociaal-economi sche grootheid, de verhouding tussen het aantal werkenden en het aantal mensen met een uitkering. In de huidige koppe lingswet staat dat de uitkeringen de loon stijgingen alleen mogen volgen wanneer er tegen elke honderd werkenden niet meer dan 82,6 uitkeringsontvangers staan. En daér zit het probleem. Momenteel is die verhouding ongeveer 100:86. Dat is ook de reden waarom niet wordt gekoppeld. Elk jaar komen er ongeveer 30.000 AO W'ers bij, het aantal bijstandsontvangers neemt de komende jaren met meer dan 100.000 toe en ook aan de groei van het aantal WAO'ers is nog altijd geen halt toe geroepen. Tel daar het groeiende aantal werklozen nog eens bij op, en het zal duide lijk zijn dat er wel een enorm aantal banen bij moet komen om die verhouding van 100:82,6 te halen. Dat lukt ook niet, voorspelt het CPB. Zelfs bij een gemiddelde groei van drie procent per jaar verslechtert volgens het CPB die verhouding in 1998 tot bijna 100:85. Zit hel ietsje minder mee, dan gaat het al snel rich ting 100:88. Met andere woorden: volgens de huidige koppelingswet wordt hoe dan ook niet gekoppeld de komende jaren. Daar ligt tegelijkertijd de kern van het probleem: die bevriezing mag macro-eco nomisch wel een stevige bodem hebben, sociaal gezien ligt het heel anders. Kun je het maken om zelfs bij een groei van 2,5 procent, dat betekent jaar op jaar dertien miljard gulden méér inkomen voor de BV Nederland, de bejaarden, bijstandsmoeders en arbeidsongeschikten daarin niet te laten meedelen? Nee, hebben de kiezers afgelo pen woensdag gezegd. Nee, zegt ook Brink mans eigen achterban in een ruime meer derheid. Brinkman, die toch al zo worstelt met zijn 'sociale gezicht', is nu op zoek naar een vluchtweg en kijkt daarvoor met een schuin oog naar het AOW-standpunt van coalitie genoot PvdA: elk jaar kijken of kan worden gekoppeld. De PvdA doet daarbij geen har de beloften, maar heeft in elk geval de afge lopen vier jaar bewezen zich te willen in spannen voor de koppeling. Brinkman daarentegen kan me te om de zaak van jaar op jaar l niet overtuigen. Hij neemt i onder grote druk vanuit zijn eigen partij dat iets soepeler standpunt in en wil hoe dan ook de bevriezing van de uitkeringen als uitgangspunt niet prijs geven. En voor wie nog mocht twijfelen: de onduidelijkheid die dt CDA-lijsttrekker ook het afgelopen week einde bewust heeft laten voortbestaan over de vraag wanneer bij bereid is om te koppe len, spreekt boekdelen. SJ AAKSMAKMAN* die belof- bekijken slechts Of ze nu voor de filmcamera's of op het politie ke toneel optrad, Melina Mercouri heeft steeds haar liefde voor Griekenland beleden. „Als ik niet zoveel van Griekenland hield, zou ik lui, egocentrisch en laf zijn", zei ze ooit. De 68-iari- ge minister van cultuur èn grootste filmster van Griekenland overleed gisteren in New York. Blauwhelmen moeten afzien in Lukavac De Nederlandse blauwhelmen klagen over hun natje en hun droogje in Bosnië. De omstandigheden waaronder de vluchtelingen moeten leven zijn evenwel veel schrijnender, zoals hier blijkt uit dit tot vluchtelingen- verblijf omgebouwde schoolgebouw in Tuzla. FOTO ANP ED OUDENAARDEN Geen bier, geen bar, geen was machines om vuile onderbroe ken te wassen. Het moreel van de Nederlandse troepen in Lukavac wordt flink op de proef gesteld. Op het grauwe fabrieks complex, waar enkele honder den militairen zijn gehuisvest, ontbreken de meest simpele dingen die het leven aange naam maken. Er is een groot gebrek aan douches, er zijn veel te weinig WC's. „Als niemand je kietelt, moet je het zelf doen", is de lijfspreuk van een officier die is belast met de bevoorrading. Maar er valt bitter weinig te kietelen. Vijf we ken nadat de eerste Nederlan ders in Lukavac neerstreken, staan nog altijd tientallen con tainers in de havenstad Split te wachten op een lange reis naar het noorden van Bosnië. Prioriteiten stellen, is nu het motto. Luitenant Willem Mul ler. hoofd inwendige dienst van de staf, schiet in de lach: „Er worden hier nu zoveel prioritei ten gesteld, dat ik me begin af te vragen wat een prioriteit eigen lijk precies is." Het vertraagde zeetransport en de versnelde ontplooing van de infanterie in de moslim-encla- ve-Srebrenica, brengen de lo gistieke planners in Lukavac tot een lichte vorm van wanhoop. De eenheid in Lukavac, die hard werkt aan de opzet van een be voorradingscentrum, is nauwe lijks in staat de eigen voedsel voorraad momenteel goed voor een krappe week op peil te houden. Het opbouwen van de gewenste voorraden zal maanden in beslag nemen, in plaats van enkele weken. Er is ook een groot tekort aan drinkwater. De waterzuiverings installaties die in Lukavac zijn gearriveerd, moeten naar Sre brenica, zodat in Lukavac voor lopig flessen water van het Scandinavische bataljon moe ten worden betrokken. Een aan tal vrachtwagens dat containers met water kan vervoeren, zit nu minimaal drie dagen vast in Srebrenica, omdat een VN- ambtenaar niet voor de vereiste transportpapieren heeft ge zorgd. De hoogste baas in Lukavac, ko lonel Van der Hooft, zegt wel wat anders aan zijn hoofd te hebben dan het inrichten van een bar. Maar luitenant Muller, die bijna liefkozend spreekt over 'zijn mannen', zou graag zien dat er 's avonds een biertje kan worden gedronken. Muller: „Er is hier de afgelopen weken keihard gewerkt. Dan is het goéd om je even te kunnen ontspannen." Er werd zo hard gewerkt, dat men na een paar weken wat gas terugnam, om dat er gezondheidsproblemen ontstonden. Een soldaat werd aan het infuus gelegd, omdat hij was uitgedroogd, en er viel een militair van een stelling over vermoeid. De sergeant Frans Hoek, sport - instructeur, wacht met smart op rzijn spullen in zitten. Hij wil een fitness ruimte inrichten, maar is nog niet verder gekomen dan twee" gewichten. De spelpaketten metTriviant en Rummikub zijn blijven steken in Split. Al leen zijn bibliotheek begint wat vorm te krijgen. De militairen hebben eigen boeken ingele verd waaronder het boek met de intrigerende titel 'De Macht van de Gouden Aap' en er staan nu 539 genummerde bandjes te wachten op een le zer. Twee boeken per persoonc uiüeentermijn één maand, 's Avonds, als de eetzaal om ze ven uur dichtgaat, is er verder niets te doen. In wat het ont spanningsgebouw heet, staat welgeteld één TV-toestel opge steld in een theaterzaal waar vroeger het personeel van de cokesfabriek naar socialisisch- realistisch toneel keek. De kolonel heeft nu bepaald dat de allerhoogste prioriteit word{ gegeven aan het transport van' water er voedsel. De luitenant Muller ziet in zijn dromen con tainers uit de hemel neerdalen: „Natte prefabs waarin we goed kunnen douchen en poepen. Want een Hollander wil goed zitten, hij neemt geen genoegén met Joegoslavisch sanitair." Muller is een ritselaar. „Het maakt mij niet uit hoe ik hier aan spullen kom, al moet ik ze. 1 stelen", zegt hij. Inmiddels is hij een goede bekende geworden' van het Scandinavische batal- jon, waar de Nederlanders eeri* warme band mee hebben opgej» bouwd. „Als die Noren en Zwe^l den hier niet hadden gezeten, dan waren we allang door ons toiletpapier heen geweest. We worden ontzettend goed gehol pen. Zij begrijpen heel goed dat' we grote problemen hebben." Als Muller niet bij de Scandina: viërs goederen ritselt, dan struint hij wel door het gebouw met 'zijn dametjes' (locale vrou wen die zijn aangesteld als schoonmaaksters), of is hij te vinden in de keuken „want ik' ben hobby-kok". Met de weini'-" ge middelen die er zijn probeert hij de warme maaltijden wat op te frunniken. Muller: „De koks hadden eergis-, teren gepland dat we bloem kool, vissticks en aardappelen zouden eten. Nou, hartstikke leuk bedacht, natuurlijk. Maar ik vind: er moet jus bij. Anders zit je van die droge waterballeri te eten. En een papje op de bloemkool, dat is toch ook niet verboden?" De luitenant heeft inmiddels zijn gedachten al laten gaan over Koninginnedag, ook al is dat nog ver weg in de tijd. Hef hijsen van de Nederlandse drie kleur is dubieus, want de plaat- selijke moslim-bevolking asso cieert onze vlag te veel met dié van de Kroaten. Maar als het aan Muller ligt wordt er wel een barbecue gehouden. „Ik weet al een mooi plekje waar het terras zou moeten komen." LUKAVAC MAURICE WILBRINK Beneden aan de vliegtuigtrap wachtten zo'n twaalf mensen ons op. Ogenschijnlijk een welkomstcomité, maar het vriendelijke Zaï rese echtpaar dat ik tijdens de vlucht had leren kennen, waarschuwde me om dicht bij hen te blijven. Ik schuifelde in hun kiel zog het vliegtuig uit en hield mijn tas stevig vast. Toch probeerden veel mensen me on derweg van het vliegtuig naar de aankomst hal nog te 'helpen'. Na een verblijf van een week in Zaïre begin ik te begrijpen hoe de geprivatiseerde belas tingheffing van het land in zijn werk gaat: ambtenaren zorgen zelf voor hun salaris. Toen ik voor een binnenlandse vlucht uit Kisangani vertrok, had de plaatselijke immi gratiefunctionaris mijn paspoort gepakt en me gevraagd om even in zijn kantoor te ko men. Hij was bijzonder beleefd en ik be sloot te wachten totdat hij de eerste stap zou zetten. Tot twee keer toe bladerde hij mijn paspoort door en las met plechtige stem de in goud gedrukte aanhef voor: 'De Staatssecretaris van Hare Britse Majesteit verzoekt in naam van Hare Majesteit om de Drager vrijelijk doorgang te verlenen en de Drager de noodzakelijke hulp en bescher ming te verlenenenzovoort. Ik besefte dat ik geen vrije doorgang zou krijgen en dat de noodzakelijke hulp door mijzelf zou moeten worden gekocht. De enige vraag was voor hoeveel? Ik bood hem een handvol geld aan. Hij telde het en keek minachtend op. Ik dook weer in mijn zak. „Is dat alles?", vroeg hij. Verontschuldigend haalde ik mijn schouders op en glimlachte. Hij gaf me mijn paspoort terug met de hou ding van iemand die zwaar beledigd is. Kinshasa's belangrijkste vliegveld, Ndjili, is het toppunt van de Zaïrese kleptocratie. Het heeft de reputatie een poel van piranha's te zijn. Een van mijn collega's verloor onlangs alles wat hij bij zich had toen hij met een geweer werd bedreigd. Voor mij was echter bescherming geregeld. Zijn naam: Victor Ubogo. Een man met de bouw van een rug- byspeler die dan ook rugby-technieken ge bruikt om van de ene kant van het Ndjili- vliegveld naar het andere te komen. Hij is bij een Brits bedrijf in dienst als een soort begeleider voor bezoekers en het be drijf was zo goed geweest hem tijdelijk aan The Independent uit te lenen. Victor greep me bij de arm, gaf me een brede grijns en beende met een enorme vaart weg, waarbij hij dwars door de functionarissen van de luchthaven heen leek te stormen. Toen hij me even de rug toekeerde, werd ik onmid dellijk belaagd door twee geüniformeerde mannen de ene eiste dat ik mijn tas opende, de andere wilde dat ik met hem meekwam. Victor maakte korte metten met hen. Onderweg naar de douane verzamelde Vic tor nog een paar medespelers om zich heen: een kruier die volgens Victor be trouwbaar was en zijn 'broer', die nog gro ter was dan Victor zelf. In wigvorm baanden we ons een weg. Victor liep voorop, de dou anebeambten voorbij, terwijl hij voortdu rend praatte in het Frans en het Lingala de plaatselijke taal. Handen graaiden naar me, maar Victor keerde zich om en trok me met een draaiende worstelbeweging door de douane. Vervolgens sleurde hij de kruier met mijn bagage en al door de linie van be ambten. Zijn broer duwde van achteren. Ondertussen bleef Victor maar op de func tionarissen inpraten. Het eind was in zicht. We hadden de uit gang bijna bereikt, toen vier in pak gesto ken functionarissen ons de weg afsneden. We moesten hen naar een kantoor volgen. Victor praatte en schreeuwde, maar zonder succes. In het kleine kamertje aangekomen, werd ik verzocht te gaan zitten steevast een teken dat er ruimte is voor onderhan deling. Victor bleef praten, maar in de stort vloed van woorden viel plotseling een woord dat mij het bloed in de aderen deed stollen: journalist. Ik was ervoor gewaar schuwd nooit tegen een Zaïrese hmetiona- ris te zeggen dat ik een journalist was. Hun imago in de westerse pers zou nogal een ge voelig punt zijn. Prompt doken ze met hernieuwde energie in mijn bagage, maarzoals gewoonlijk had ik mijn stinkende ongewassen goed boven in gelegd. De strategie werkte en ze richtten hun aandacht op mijn paspoort en reisbe- scheiden. Victor ramde met zijn vuist op ta: fel en riep de namen van topfunctionaris sen die hij persoonlijk kende. Een van deze namen werkte als een bezwering en plotse ling waren we vrij om te gaan. Een week eerder had Victor een bezoeker met behulp van de nodige onderhandse fi nanciële transacties door alle sluizen ge- loodst om op de valreep te worden aange houden. De betreffende functionaris be weerde dat zijn beschermeling ongetwijfeld iets had te verbergen, aangezien hij ieder een smeergeld had betaald. Uiteindelijk kon Victor de functionaris overhalen deze 'cor ruptiezaak' in de doofpot te stoppen. In ruil voor een kleine Financiële bijdrage. KINSHASA RICHARD DOWDEN VERTALING. MARGREET HESLINGA De vele sigaretten gaven Mercouri haar zwoele doorrookte stem, maar ook de ziekte die haar dood veroorzaakte. Mer couri was de afgelopen vijf jaar herhaal delijk behandeld wegens longkanker. Na een operatie eind februari in het Memo rial Sloan-Kettering Cancer Center in New York, waarbij een tumor aan haar rechterlong werd verwijderd, verslechter de zaterdag haar toestand aanzienlijk. Ze raakte in een coma waar ze niet meer uit zou komen. Mercouri werd na haar filmcarrière de eerste vrouw in de Griekse geschiedenis die een hoge kabinetsposl bekleedde. Van 1981 tot 1989 was zij minister van cultuur in drie achtereenvolgende rege ringen van socialistische snit. In oktober vorig jaar werd ze na de verkiezingswinst van de Pasok opnieuw tot minister van cultuurbenoemd. De bioscopen in Griekenland sloten gis teren hun deuren naar aanleiding van het overlijden van Mercouri. „Griekenland rouwt over de dood van Melina, een vrouw die vocht, een vrouw die een groots actrice en een fantastisch mens was", aldus premier Andreas Papan- dreou. Melina, zoals de Grieken haar liefkozend noemen, kwam uit een uitgesproken po litiek nest. Haar vader Stamatis was mi nister en parlementariër, haar grootvader Spyros Mercouris was 30 jaar lang (een conservatief) burgemeester van Athene. Toch koos ze aanvankelijk voor een artis tieke carrière. Mercouri, geboren op 18 oktober 1925, schreef zich als tiener in aan de Griekse Nationale Theateracade mie en maakte haar debuut op het toneel in 1945, in de titelrol van Eugene O'N eill's Mourning Becomes Elect ra. Haar eerste belangrijke succes boekte zij in 1950 met de rol van Blanche Dubois in Tennessee Williams' A Streetcar Named Desire. Aansluitend aan haar theatercarrière boekte ze groot succes op filmgebied. Ze brak door met haar eerste rol in de Griekse film Stella in 1955. In Never on Sunday uit 1960 speelde ze Ilja, hel hoer tje met het gouden hart in de havenstad Piraeus. Deze rol leverde haar de prijs op voor de beste actrice op het Filmfestival van Cannes èn een Oscar-nominatie. Ze trouwde later met de regisseur van de film, de Amerikaan fules Dassin die zijn vaderland moest verlaten wegens de hek senjacht op communisten van senator McCarthy. Mercouri zou hetzelfde lot on dergaan toen de Griekse kolonels in 1967 de macht grepen. Nadat ze de machtheb bers in een vraaggesprek in Londen had uitgemaakt voor 'dictators, stommelin gen en Hitiers' werd haar het Griekse staatsburger schap ontnomen. Een arrestatiebevel en een ver bod op haar films en liederen leken haar niet te de ren: „Ik ben als Griekse geboren en ik zal als ïriekse sterven". Vanuit het Westen hekelde ze voortdurend het bloedige en totalitaire bewind in haar land. Dit bracht haar dichter bij Andreas Papandreou. de lei der van de socialistische Pasok-beweging. Na de val van de junta in 1973 keerde ze, 23 jaar na Never on Sunday, terug naar Piraeus, ditmaal als parlements lid. De verkiezingszege van de Pasok bracht haar in 1981 in de regering. Als minister van cultuur ontpopte Mercouri zich tot een hartstochtelijken onvermoeibaar missionaris voor de Griekse cultuur. Maar de geringe belang stelling van haar collega-ministers voor het natio nale culturele erfgoed dreef haar wel eens tot wan hoop. „Er waren maar weinig mensen binnen de Pasok die langer dan tien minuten naar me konden luisteren", klaagde ze ooit. „Met het geld voor één gevechtsvliegtuig had ik een opera kunnen bou wen, maar dat begrepen ze niet." Mercouri kreeg meer politieke tegenslagen te ver werken. Een poging om in het voetspoor van haar grootvader te treden, als burgemeester van Athene, mislukte, evenals haar pogingen om de Olympische Spelen op het eeuwfeest van 1996 binnen te halen. Desondanks bleef ze één van de meest geliefde per soonlijkheden in Griekenland. Tijdens haar tweede ambtstermijn leefde Mercouri op als apostel van het hellenisme, het Griekse zelf bewustzijn. „Dit is wellicht mijn laatste grote strijd", zei ze enkele weken geleden. Zij aan zij met nationalistische politici en orthodoxe geestelijken verscheen ze op betogingen tegen Macedonië, om te benadrukken dat de noordelijke buurstaat haar naam van de Grieken heeft 'gestolen'. Zij trok internationaal gezien de meeste aandacht met haar campagne voor de teruggave van de zoge heten Elgin-marbles.die tot de mooiste beeld houwwerken van de Griekse oudheid behoren. De beelden werden begin 19e eeuw door de Britse Lord Elgin van het Parthenon gesloopt en naar Groot-Brittannië verscheept. Ze staan nu in het Bri tish Museum. De actie voor de teruggave bracht een omvangrijk internationaal debat onder kunsthistorici op gang over de morele aspecten van volkenkundig bezit. Zo kreeg Egypte de afgelopen jaren veel oud heidkundige schatten retour. Zelf preekte Mercoudi geen eenkennigheid; ze gaf het Allard Pierson Mu seum in Amsterdam vorige maand nog toestem ming om een prachtig beeld uit Grieks bezit te to- Mercouri kreeg tot dusver vanuit Londen nul op het rekest. „Wat de Elgin-marblesbetreft, kan ze Never on Sunday uitbreiden tot de overige dagen van de week", liet een Brits lagerhuislid smalend weten. De minister bezwoor echter in een Britse krant: „Ik zal de teruggave van de beelden bij mijn leven nog meemaken. En mocht ik dan dood zijn, dan zal ik verrijzen! De Griekse regering deelde mee dat haar stoffelijk overschot morgen naar Griekenland wordt gevlo gen en met pracht en praal wordt opgebaard in de Kathedraal van Athene. De begrafenisdienst vindt donderdag plaats. Mercouri had geen kinderen. ATHENE-NEW YORK*

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1994 | | pagina 2