a
Gerry Adams besmet
met de tijdgeest
Gezond terrein
ZATERDAG 26 FEBRUARI 1994
Denkwijzer
De foto die in Engeland voor zoveel opwinding zorgde. Gerry Adams (rechts in het midden) als drager van een doodskist met het stoffelijk overschot van IRA-terrorist Thomas Begley.
Een maand na zijn one-man-show in Amerika staat Gerry Adams
dit weekeinde opnieuw in de schijn werpers. De wollige woorden
van de Sinn Fein-leider vermogen gewoonlijk alleen fijnproevers
van de Ierse politiek wakker te houden. Maar als Adams
vandaag, zaterdag, het jaarlijkse congres van zijn partij
toespreekt, behoort half Engeland tot zijn gehoor. Ijs en weder
dienende zal de voorzitter dan het finale oordeel vellen over hel
vredesaanbod dat de premiers van Groot-Brittannië en Ierland
eind vorig jaar deden aan Sinn Fein en IRA.
Portret van een leider.
FOTO •ARCHIEF
'Vredesduif in Iers politiek geweld
CEES VAN ZWEEDEN
Fein-leider Gerry Adams. Hij slaagde erin de partij
tigszins los te weken van de IRA. foto archief
De foto haalde elke voorpagina in
Engeland: Adams als drager van
een doodskist die was omhan
gen met de Ierse driekleur. Een krant, de Sun,
had een kop boven de foto geplaatst die de
stemming van miljoenen Engelsen weergaf:
„Gerry Adams: de twee walgelijkste woorden
in de Engelse taal."
In de bewuste kist lag het verminkte lijk
van Thomas Begley, een IRA-terrorist die een
bom had willen plaatsen in een protestantse
vishandel. De bom was te vroeg afgegaan en
had Begley zelf en een negental argeloze pro
testanten, merendeels vrouwen en kinderen,
gedood.
Maar terwijl Adams voor miljoenen Engel
sen als een schijnheilige paljas had afgedaan,
wekte de foto in Noord-Ierland zelf nauwe
lijks beroering. Begley, zo wisten de Noordie
ren, was misschien wel het 200ste IRA-lid
wiens lijk door Adams naar de Milltown Be
graafplaats was gebracht. De leider van Sinn
Fein beschikte zelfs, zoals een correspondent
noteerde, over 'een standaard begrafenisjas
waarvan de schouders tot op de draad zijn
versleten van het dragen van talloze lijkkis
ten'.
Adams was zich vorig najaar steeds meer
gaan profileren als vredesduif, en had de
bomaanslag door Thomas Begley veroor
deeld als 'verkeerd' en 'onvergeeflijk'. Niette
min was zijn deelname aan Begley's begrafe
nis volkomen logisch. In de ogen van iedere
Sinn Feiner was de jeugdige Begley slechts
het zoveelste slachtoffer van de Britse bezet
tingvan Noord-Ierland.
Familiegeschiedenis
Het is slechts weinig Engelsen gegeven zich
te verplaatsen in de bizarre belevingswereld
van een Noördierse katholiek. Gerry Adams
gaf ooit een korte schets van zijn familiege
schiedenis, die niet wezenlijk verschilt van
tienduizenden andere in de provincie. „Een
neef van mij werd opgepakt gemarteld en
doodgestoken door de loyalisten (protestan
ten, red.)", zei Adams. „De meesten van mijn
naaste bloedverwanten hebben in de gevan
genis gezeten. Een broer van mij zit op dit
moment achter de tralies."
Het was een niet volledige schets. Het Brit
se leger schoot zijn zwager dood en verwond
de een andere broer. Zelf belandde Adams
ook in het gevang, na eerst door Britse mili
tairen bewusteloos te zijn geslagen. In 1984
raakte hij ernstig gewond toen protestanten
het vuur op hem openden. Een paar maan
den geleden nog vond er een granaataanval
plaats op zijn rijtjeshuis in West-Belfast.
Adams groeide op in het katholieke getto
van West-Belfast. De IRA-boekhandel, die pal
naast Adams' kantoortje aan Falls Road ligt,
verkoopt een roman die een indringend
beeld geeft van het alledaagse leven in dat
getto. Titanic Town is gebaseerd op de jeugd
herinneringen van Mary Costello, die in 1981
naar Australië emigreerde. Maar de roman
had evengoed van de hand van Adams of
enige andere katholiek kunnen zijn.
Als jong meisje hield Annie, de hoofdper
soon in het boek, zich verre van de politiek.
Maar diezelfde politiek bemoeide zich dage
lijks met haar leventje. Zoals zovelen sliep
Mary bijvoorbeeld op een matras op de
grond. „Pappa had de bedden uit elkaar ge
haald, voor het geval er een kogel door de
ruit kwam", noteerde ze klinisch.
Maar zelfs die voorzorgsmaatregel ver
mocht haar ouders niet altijd gerust te stel
len.
„Annie, ben je uit bed"? riep mamma on
der aan de trap.
„Nee, ik slaap bijna! Waarom"?
„Oh, er wordt geschoten buiten. Blijf weg
van het raam."
,Oké. Welterusten.
„Welterusten schat."
Tijdgeest
Dialogen als deze moeten ook in Adams ou
derlijke woning gemeenplaats zijn geweest.
De politiek was nooit ver weg in zijn leven,
en zoals bijna al zijn leeftijdgenoten raakte
Gerry Adams besmet met de tijdgeest.
Zijn vader, een bouwvakker, was IRA-acti-
vist. Hij werd in 1939 door de politie neerge
schoten gn verdween drie jaar later achter de
tralies. Zijn moeder was een telg uit het Han-
naway-geslacht, een van de meest vooraan
staande Republikeinse families in Ulster.
Als tiener ging Gerry Adams naar een ka-
thoüekjïymnasium, dat hij echter op vijftien-
jarigèlèèffljdverlieuAdams werkte enige tijd
als kastelein in een protestarirse-RK-piii), om
vervolgens aan het eind van de jaren '60 de
onvermijdelijke stap te zetten; hij sloot zich
aan bij de IRA.
Adams speelde een vooraanstaande rol in
de burgerrechtenbeweging, maar verruilde
de IRA in 1972 voor Sinn Fein. Tot dat jaar
was de IRA weinig meer dan een marxisti
sche debatvereniging. Terwijl in Derry en
Belfast katholieke huizen in vlammen opgin
gen, woedde binnen de IRA de discussie of
het juist was politiemannen te doden. In de
ogen van velen verzaakte de IRA haar plicht
om de katholieke gemeenschap te bescher
men, en op een blinde muur in Belfast ver
schenen de woorden IRA - I Ran Away (ik
ben weggerend).
Opmars
Uit de onvrede over de oude IRA ontstond in
1972 de Provisional IRA, die weinig scrupules
meer zou kennen en inmiddels verantwoor
delijk is voor de dood van 1600 mensen.
Adams heeft echter altijd ontkend deel te
hebben uitgemaakt van de 'Provo's'.
Hij sloot zich aan bij Sinn Fein, en begon
aan zijn lange mars naar de top. Adams
slaagde erin de partij enigszins los te weken
van de IRA. Sinn Fein (Gaelic) voor We
Ourselves beëindigde haar boycot van het
Ierse parlement en van de Noordierse ge
meenteraden.
In het jaar 1983 kwam zijn kans. Adams
werd gekozen tot voorzitter van de partij en
veroverde een zetel in het Britse Lagerhuis,
die hij overigens nooit innam. Sinn Fein, die
30 procent van de katholieke stemmen kreeg,
had zich voorgoed als partij gevestigd.
Adams, nu 45 jaar oud, is getrouwd en
heeft een zoon. Een normaal leven was hem
echter nooit gegeven. De laatste keer dat hij
zich te voet in het stadscentrum van Belfast
waagde, was in 1972. Hij verlaat zijn getto
zelden, en zelfs daar moet hij zich laten ver
voeren in een gepantserde auto met kogelvrij
glas. Als hij naar de bioscoop wil, moet hij
naar Dublin reizen.
Over de lijnen tussen Sinn Fein en de IRA
is weinig bekend. Martin MacGuiness,
Adams rechterhand in Sinn Fein, staat vol
gens de Britse inlichtingendienst aan het
hoofd van de legerraad van de IRA. Michael
Mates, een voormalige minister voor Noord
ierse zaken, betichtte Adams er onlangs van
tot diezelfde legerraad te behoren.
Adams heeft dit altijd ontkend, maar vast
lijkt te staan dat hij over uitstekende commu
nicatiekanalen met de terroristen beschikt.
Het was-mede om die kanalen open te hou
den dat Adamstn oktober vorig jaar IRA-lid
Thomas Begley ten grave droeg;
Wat houdt ons tegenwoordig langer in leven dan pakweg
zo'n honderd jaar geleden? Is dat de wonderbaarlijke voor
uitgang van de medische wetenschap? Ik stel de vraag na
tuurlijk omdat dat niet het juiste antwoord is, of althans
maar voor een heel klein gedeelte. Gelukkig maar, want het
zou niet best zijn als onze gezondheid of levensverwachting
grotendeels te danken zou zijn aan een bepaalde weten
schap, en dan bovendien nog aan eentje die je toch al niet
zo gemakkelijk op bescheidenheid kunt betrappen. Maar
wat is dan het goede antwoord?
Stel dat in 1894 een van onze
overgrootouders 45 jaar oud
was. Dan mocht hij of zij ver
wachten nog zo'n 25 jaar te le
ven. Dat is 'maar' een jaar of vijf
minder dan de levensverwach
ting van iemand die nu 45 jaar
oud is. Met andere woorden, de
vele miljarden guldens die in de
afgelopen eeuw aan medische
research en technologie zijn uit
gegeven, de miljoenen proefdie
ren en de vele duizenden proef
personen die zijn gebruikt, heb
ben voor volwassenen op zijn
hoogst een paar jaar extra opge
leverd. Ik zal overigens niet be
weren dat vijf jaar niks is. Wat ik
wel beweer is, dat het nog maar
helemaal de vraag is of die vijf
wel op het conto van de medi
sche wetenschap mogen worden
bijgeschreven. En wat ik ook be
weer is, dat het feit dat tegen
woordig zoveel meer kinderen
dan vroeger gezonde volwasse
nen worden - gelukkig - in plaats
van als kind al de dood in te
gaan, niet zo erg veel (let op: ik
zeg niet 'niks') met de ontwikke
ling van de medische weten
schap van doen heeft. Wat zijn
mijn argumenten?
T n 1987 ontmoette ik, kort voor
1 zijn dood, een van de meest in
teressante geleerden van deze
eeuw, Thomas McKeown.
Ik werkte nog maar pas voor
de Wereld Gezondheids Organi
satie in Genève en een van mijn
eerste opdrachten was het schrij
ven van een rapport over het ver
band tussen gedragen gezond
heid. Mijn toenmalige baas advi
seerde me contact met Mc
Keown op te nemen. Er was net
een herdruk verschenen van zijn
zowel briljante als geruchtma
kende boek met de veelbeteke
nende titel The Role of Medicine
(De Rol van de Geneeskunde).
Lezing van het bock maar vooral
de gesprekken met McKeown -
het waren trouwens eerder een
soort van privé-colleges - hadden
op mij het effect van een open
baring. Laat ik een voorbeeld ge
ven. „Waarom", zei McKeown
op een bepaald moment, „zien
we tegenwoordig zo weinig ge
vallen van tuberculose in verge
lijking met honderd jaar geleden?
De meeste mensen denken dat
de medische wetenschap dat
voor hen gedaan heeft. Inder
daad kwam in 1947 het eerste ef-
fec tieve middel tegen tuberculo
se beschikbaar, het antibioticum
streptomycine. Het effect van de
invoering ervan was dramatisch.
De sterfte als gevolg van tubercu
lose werd in korte tijd gehalveerd
en nam vervolgens verder af tot
op het punt dat tuberculose in de
meeste westerse landen een be
trekkelijke zeldzaamheid is ge
worden. Maar", zo ging Mc
Keown verder, „is dit feit, de
zeldzaamheid van tuberculose,
een medisch succes? Alleen de
kortzichtigen zullen dat durven
blijven beweren. Kijken we na
melijk over een langere tijd te
rug, dan moeten we constateren
dat tuberculose als doodsoorzaak
al sterk op de terugtocht was
lang voordat streptomycine op
het toneel verscheen. Rond 1840
was het een zeer belangrijke
doodsoorzaak: jaarlijks stierven
er in landen als Engeland en Ne
derland op de 100.000 mensen
zo'n 400 mensen als gevolg van
de ziekte. Een eeuw later, in
1940, dus nog voordat strepto
mycine beschikbaar kwam, was
dat aantal spectaculair gedaald
naar 50 per 100.000. De reden
van die daling was gelegen in het
feit dat twee belangrijke 'bevor
deraars' van tuberculose
(verminderde weerstand als ge
volg van ondervoeding en onhy
giënische leefomstandigheden in
de dichtbevolkte grote steden) in
diezelfde honderd jaar sterk wa
ren temggedrongen. Het waren,
kortom, sociale veranderingen
die ons voorhet overgrote deel
van de ziekte bevrijd hebben. We
kunnen van de medische weten
schap hoogstens zeggen dat ze
het karwei heeft afgemaakt - ove
rigens ook geen geringe prestatie
- door ons grotendeels van de
laatste staart van het probleem te
bevrijden."
Het verhaal van de tuberculose,
zo toont McKeown in zijn
boek aan, is ook het verhaal van
pneumonie, influenza, mazelen,
roodvonk, cholera, tyfus en
kinkhoest, een van de belangrijk
ste kinderkillers van de vorige
eeuw. Vijfennegentig procent
van de afname van deze ziektes
is het gevolg geweest van sociale
en gedragsveranderingen en 5%
van medische ontdekkingen. Ik
haast me overigens er aan toe te
voegen dat er een beperkt aantal
ziektes zijn waar de rol van de
medische wetenschap veel groter
is geweest. Een voorbeeld is polio
(kinderverlamming) dat sinds de
introductie van immunisatie in
1956 zeer sterk is afgenomen.
Maar de bijdrage van polio aan
de totale sterfte onder kinderen
is, in vergelijking met de eerder
genoemde ziektes, altijd maar
betrekkelijk gering geweest. Wat
overigens niets afdoet aan het
bedreigende karakter van de
ziekte, onder andere door de le
venslange handicaps van dege
nen die haar overleven. Een an
dervoorbeeld is pokken, waar
immunisatie zelfs zo'n grote rol
heeft gespeeld dat de ziekte vrij
wel van het wereldtoneel is ver
dwenen.
Maar alles bij elkaar genomen
zit er geen overdrijving in de stel
ling dat we tegenwoordig langer
leven en gezonder zijn. Niet om
dat we zo'n wonderbaarlijke ge
neeskunde hebben, maar heel
simpel omdat we minder de nei
ging hebben om ziek te worden.
Onze weerstand is beter, we heb
ben betere sanitaire vooi zienin
gen en we bereiden ons voedsel
verstandiger. We drinken bij
voorbeeld geen onge'pasteur'i-
seerde melk meer. Pasteur zelf,
zo legde McKeown mij uit, hoe
wel hij zijn hele leven op zoek is
geweest naar de ziekteverwek
kende rol van microorganismen
zoals bacteriën, heeft zich aan
het einde ervan sterk bezigge
houden met de vraag wat nou ei
genlijk belangrijker was voor het
ontstaan van ziekte: de ziektever
wekker (bacterie, virus) zelf of de
omgeving waarin die ziektever
wekker terechtkomt. Hij voerde
daarover heftige debatten met
zijn collega en tijdgenoot Claude
Bernard, die de mening verde
digde dat de lichamelijke en psy
chische toestand van (ie persoon
in kwestie de belangrijkste factor
was. Blijkbaar heeft Bernard hem
tenslotte weten te overtuigen
want op zijn sterfbed zou Pasteur
gezegd hebben: „Bernard avait
raison. Ie germe n'est rien, c'est
Ie terrain qui est tout." (Bernard
had gelijk. De ziekteverwekker is
niets, het is de bodem waarop bij
valt die alles is). Dat is natuurlijk
lichtelijk overdreven, maar ver
moedelijk heeft hij het gevaar
onderkend van een gezondheids
zorg die voornamelijk denkt en
werkt in termen van bacteriën,
virussen en, vandaag de dag
steeds meer in zwang, genen als
de bepalers van ziekten en le
vensduur. Dat wij daarin zelf,
door middel van ons gedrag, ook
een behoorlijk partijtje mecbla-
zen, is inmiddels wel duidelijk uit
een hele reeks van studies op het
gebied van wat tegenwoordig de
gezondheidspsychologie wordt
genoemd. Uit een daarvan, on
der zo'n 10.000 volwassenen die
17 jaar gevolgd werden, bleek dat
er tussen degenen die ziek wer
den en stierven en degenen die
gezond bleven, een belangrijk
verschil bestond in gedragsge-
woonten (natuurlijk waren er in
dividuele uitzonderingen). Het
ging daarbij om oma weet het he
/er-gewoonten als niet roken,
matig of helemaal geen alcohol
gebruik, regelmatige lichamelijke
oefening, s'ochtends ontbijt ge
bruiken, op vaste tijdstippen
maaltijden gebruiken, een nor
maal gewicht houden, regelmatig
met iemand anders vertrouwelijk
kletsen en voldoende (7-8 uur)
slaap krijgen. Een 45-jarige vol
wassene die 7 of 8 van deze ge
zondheidsgewoonten heeft, mag
door de bank genomen (op
nieuw: het gaat om gemiddel
den) verwachten dat hij of zij elf
jaar langer leeft dan een leeftijd
genoot die maar 1 of 2 van die
gewoonten heeft. Die elf jaar is
een enorm verschil, als we in
aanmerking nemen dat de ge
middelde toename in levensver
wachting over de laatste eeuw
'maar' 5 jaar is. We bepalen,
kortom, in veel gevallen voor een
belangrijk deel zelf hoe gemak
kelijk we ons 'terrein' prijsgeven
op het moment dat de verwek
kers zich aandienen of de genen
beginnen op te spelen. Alleen is
het 'beter' niet tot dat moment te
wachten.
RENE DIEKSTRA
hoogleraar klinische en
gezondheidspsychologie