Grootste fietsclub van Nederland bestaat 25 jaar u TT Jolanda, afgezante van een andere wereld ZATERDAG 19 FEBRUAR11994 ®T De exacte datum is niet bekend. Maar het moet op of omstreeks 5 maart 1969 zijn geweest, dat Gerrit Koopman en Jaap Mobron toerfietsclub Le Champion oprichtten. Beide coureurs hadden genoeg van het gejakker naar de eindstreep. Ze wilden tijdens het fletsen wel eens wat meer zien van de omgeving. Anderen ook. Le Champion telt nu bijna vierduizend leden en houdt zich al lang niet meer bezig met toerfietsen alleen. Zo organiseert de vereniging zowel de halve marathon van Egnïond als de Dam-tot-Damloop. Le Champion 25 jaar oud. Een beeld van een club. De kilometervreters van Le Champion Denkwijzer Drie van de bijna vierduizend leden van Le Champion. Links voorzitter Ruud van der Velde, naast de 'bemanning' van het professionele kantoor, Theo Hoogendoorn (midden) en Cees Lansbergen. foto» united photo's de boer »babette stapel Knickerbockers, de remkabels nog in grote bogen boven het stuur en gezellig keuvelend ii grote groep: toerfietsen zoals het bijna niet meer voorkomt. De start van de Ronde van Noord-Holland in de Stationsstraat in Zaandam. Beeld uit het verle- foto le champion den. vj DEN DOBBELSTEEN et was een tijd waarin toerfietsers I elkaar net als motorrijders nog en- B thousiast groetten. Want zoveel re den er in 1969 nog niet rond. Cees Lansbergen: ,,Als ik er op een dag twee tegenkwam, was het druk. Moet je nu komen." Lansbergen is niet de oprichter van Le Champion, Hollands grootste fietsclub, die op 5 maart 25 jaar beslaat. Maar geèn mens zal betwisten dat de in Assendelft ge boren en in Alkmaar wonende veteraan tot de mensen behoort, die Le Champion hebben ge maakt tot wat het nu is: een instituut. De club telt ruim 3.800 leden en de meeste daarvan wonen in Noord-Holland. Een nijver stel. Er bestaan 'Championneii die er geen been in zien tijdens het fietsseizoen ruim 40.000 kilo meter af te leggen. Per rijwiel. Recordhouder is de Oostzaner Klaas Gans, die in 1986, tussen 7 maart en 13 oktober, 53.250 kilometer bij elkaar trapte. Klaas verontschuldigend:Maar het was Aanvankelijk werden ze beschouwd als rare kwanten, die in fel getatoueerde hesjes gestoken toerfietsers. Want wie gaat er nou voor z'n lol op één dag het IJsselmeer ronden: 300 kilometer. Of de profs immiteren op de heuvels van de Ar dennen (Luik-Bastenaken-Luik, 240 kilometer). Of en dat was nog het allerbelachelijkste van Amsterdam naar de Noordkaap rijden: 3.700 kilometer in bittere kou, over slechte we gen en door tunnels die je wandelend, met de fiets aan de hand, moest passeren omdat je geen hand voor ogen kon zien. Theo Hoogen doorn: „Met je rechter arm sleepte je dan voor zichtig langs de kant, zodat je wist dat je geen rondjes liep." Trofee Hoogendoorn is net als Lansbergen een van de leden van hel eerste uur. Toen je met afstanden van slechts 20.000 kilometer al kampioen van de club kon worden. Want daar ging in het in die early years zo ongeveer om. Wie in een fietssei zoen de meeste kilometers aflegde, kreeg het kampioensshirt omgegord. Een trofee waarmee voor de kramen langs kon. Van Luchien Schipper, een bij leven al legendarische 'Cham- pioriner', werd verteld dat hij het titel-tricot net lang droeg tot het draadje voor draadje van zijn tors was gedwarreld. Schipper is het lid dat volgens kenners als eer- te de miljoen fietskilometer kan passeren. Hij is reeds in de 600.000 beland. Voor minder dan 40.000 kilometer per seizoen doet de Zaankan- ter het niet. Alleen in 1989 had hij een ernstige dip. Door privé-omstandigheden zette hij z'n fiets al in het hok toen er nog maar 31.910 kilo meter op de teller stond. Het was het jaar dat Ci lia Koelman-Brand uit Alphen aan de Rijn als eerste vrouw de 40.000-kilometergrens bereikte. Die was toen trouwens al dik in de zestig, Cilia. Daar is bij Ije Champion trouwens altijd veel om te doen geweest, om die kilometervreterij. Groot wantrouwen. Want hoe kon dat? Sliepen die gasten soms in het smalle zadel? Gemiddeld ruim 200 kilometer per dag, dat kon toch niet? Flesten ze de boel soms? Zowel Schipper als Gans diende voortdurend uit te leggen, hoe ze die monstertotalen bij ekaar hadden gesprok keld. jawel, ze hadden een volledige baan. Maar als je met een omweg naar je werk fietst, kom je een heel eind. Luchien Schipper, woonachtig in Wormer, onthulde ooit dat hij 's zomers al op zondagmiddag de deur achter zich terugtrok ten einde maandagochtend op tijd bij zijn baas (ook in Wormer) te arriveren. Zijn favoriete route liep via Heerenveen en Leeuwarden. Had het voor deel dat je onderweg nauwelijks hoefde te stop pen. De Afsluitdijk heeft geen verkeerslichten. Stempelaars Uitleg of geen uitleg: het regende ingezonden brieven in Le Championner, het 'mooiste club blad van Nederland'. Kilometervervalsers waren het, kon niet anders. En toen in Hoorn een da tumstempel uit het station werd gestolen, was het hek helemaal van de dam. Een datumstem pel? Cees Lansbergen grijnzend: „Dat behoeft enige uitleg waarschijnlijk. Om te bewijzen dat je de opgegeven afstand inderdaad hebt gefietst, moet je in een speciaal boekje datumstempels laten zetten. Dat kan bij een station, een post kantoor, een politiebureau soms... Toen dat stempel in Hoorn werd gestolen, dachten ze ze ker dat Gans en Schipper thuis bij de thee hun boekjes volstempelden. Habahaha. Nee hoor, die gasten zijn goudeerlijk." En van gewapend beton zo ongeveer. Gans in een interview jaren geleden: „In m'n vakantie rij ik nooit minder dan 300 kilometer per dag. Goed weer, slecht weer: ik zal wel moeten, an ders kom je er niet." En Schipper: „Maar dan nog moet je goed opletten dat je de route zorg vuldig kiest. Ik heb wel eens gehad dat ik tijdens de rit Delfoijl-Cadzand voor het veer bij Kloos- terzande een uur moest wachten. Zit je je toch te verbijten. Het kan je tenslotte de titel kosten." Dat niemand denke dat Gans, Schipper en Ci lia Koeleman extremen zijn. Arie Overgaauw uit Hilversum kwam in 1993 tot een totaal van 33.680 kilometer. Daar werd hij slechts vijfde mee. Ruim achter de nieuwe vedette van de club, Ben Boer uil Beilen: 43.030. Voorzitter Ruud van der Velde van Le Champion met een semi-bedrukt gezicht in zijn toerboekje blade rend: „Ik kom nooit verder dan 6.000 kilometer. Geen tijd. De club kost me aan vergaderen en dergelijke zeker vijftien uur per week." Professioneel Waarbij de praeses dan nog het voordeel heeft dat Le Champion sinds 1 januari 1987 beschikt over een professioneel bureau dat wordt be mand door Cees Lansbergen en Theo Hoogen doorn. Lansbergen: „Op een gegeven moment begon de boel ons boven het hoofd te groeien. De Dam-tot-Damloop was de druppel. Tot op dat moment hadden we alles in onze vrije tijd georganiseerd. De halve marathon van Egmond, fietsritten dwars door Amerika, Nieuw-Zeeland, Alaska en Japan, klassieke tochten overal in Eu ropa, de samenstelling van het boekje met alle trimlopen erin... Het werd te gek allemaal." Lansbergen was de eerste medewerker van de in Heiloo gevestigde StichtingSportevenementen Le Champion; later kwam Hoogendoorn hem gezelschap houden. 1-ansbergen: „En nóg ko men we om in het werk. Vooral de organisatie van de halve marathon en de Darh-tot-Damloop kost ons veel werk. En dan hebben we de fiets ritten in Indonesië, de Ronde van Noord-Hol land, dwars door Amerika, California, Oosten rijk... We zouden nog wel meer willen doen. Een bergloop door de boswachterij van Schoorl bij voorbeeld, met finish boven op het klimduin. Of een triathlon rond het IJsselmeer. Zwemmen van het Zuiderzeemuseum naar de dijk Enkhui zen-Lelystad, dan fietsend via de Afsluitdijk naar Medemblik en vandaar hardlopend terug naar het Zuiderzeemuseum. We hebben er geen tijd Waarbij ook in ogenschouw moet worden ge nomen, dat veel leden van Le Champion het nu wel voldoende lijken te vinden. Uit een eenvou dig fietsclubje ontwikkelde zich een organisatie bureau van sportevenementen, die tot de groot ste van Nederland moeten worden gerekend. Waar blijft de tijd dat de vereniging een gezellig najaarsritje naar Marken organiseerde en de se cretaris twee weken later een briefje ontving met de volgende inhoud: Mijne heren, Naar mij uit een verklaring van de parkeerwach ter is gebleken, heeft Uw club op zaterdag 6 okto ber jongstleden met 100 fietsen standplaats inge nomen op het gemeentelijk parkeerterrein te Marken. Involge de Verordening op de heffing van parkeergelden, vastgesteld bij raadsbesluit van 27 december 1963, nader gewijzigd bij be sluit van 13 maart 1970, goedgekeurd bij Ko ninklijk Besluit van 20 april 1970, nummer 7, bedraagt de belasting voor elk als standplaats in gebruik genomen gedeelte van het parkeerterrein, per keer voor een fiets fl. 0,25. Op grond hiervan is derhalve een belasting van fl. 25,-- verschul digd. Ik moge U verzoeken dit bedrag binnen acht dagen te voldoen door storting of overschrij ving op mijn postrekening nummer 23305. In dien U aan ons verzoek geen gevolg geeft, zie ik mij genoodzaakt U op de wijze bij wet bepaald, tot betaling te dwingen. De gemeente-ontvanger van Marken. Theo Hoogendoorn: „Dat had je toen nog, dat we met hele pelotons tegelijk de weg op gingen. Aan kop reden zogenaamde voorrijders, die het tempo bepaalden. Bij Luik-Bastenaken-Luik was de groep op een gegeven moment zo groot, dat als je voor in het peloton een lekke band kreeg en een beetje snel plakte, dat je dan achteraan weer kon aansluiten. We kregen in die tijd nogal wat klachten omdat we het verkeer ophielden. De gemiddelde snelheid van zo'n peloton was 25 kilometer per uur en als je daar als automobi list achter zat... Ik heb wat taferelen meege maakt." Maar die tijd is voorbij. Toerfietsers rijden hun rondjes nog maar zelden in grote groepen. De geest van de tijd. Individualisering alom. Lansbergen: „Ik vind dat Le Champion zich goed aan de omstandigheden heeft aangepast. Daarom zijn we nog steeds een populaire club. Niemand weet hoeveel toerfietsers er precies in Nederland 'zijn. Maar als het er inderdaad 600.000 zijn, zoals de voorzichtigste schatting luidt, dan houdt dat in dat maar een paar pro cent lid is van een vereniging." Bij Le Champion treuren ze daar niet om. Bij na vierduizend leden; de vereniging is groot ge noeg. Soms, heel stiekem, wordt er hier en daar zelfs nog wel eens naar vroeger terugverlangd. Toen de Ronde van Noord-Holland, het eerste spraakmakende Le Champion-spektakel nog in de Stationsstraat van Zaandam startte. Met een muziekcorps voorop, 's Ochtends om half zeven. Ruud van der Velde: „Het was mijn eerste ken nismaking met Le Champion. Die gezellige sfeer, al die vrijwilligers, de perfecte organisa tie... Ik dacht, dat wordt mijn kluppie." Hij was niet de enige. Wat me vooral opvalt, is de onderdanige, bijna onder- kruipige houding van Sonja. Het lijkt wel alsof ze zich voor iedere vraag die ze stelt, wil verontschuldigen. Nau welijks is ze aan een vraag begonnen of ze onderbreekt zichzelf meteen weer alsof ze bang is te rechtstreeks te zijn. Begint dan aan een andere vraag die ze ook weer halverwege afbreekt, net zolang tot er iets overblijft waar haar gesprekspartner onmogelijk nog aanstoot aan kan nemen. Dat behoedzame gelaveer staat in schril contrast met de afgemeten en soms haast afgebeten directe en I schokkende antwoorden van haar gesprekspartner. Zoals! ook de blos van opwinding op Sonja's wangen scherp contrasteert met het uiterlijk van Jolanda, een gelaat wit-1 bleek en onbewogen als van een ijskoningin. Wat me ook opvalt, is de stilte die in de zaal heerst. Er wordt gekeken en gekucht alsof het een kerkdienst betreft. Maar niet alleen Sonja Barend en haar publiek, een groot deel van Nederland had het moeilijk zaterdagavond 12 febru ari tussen negen en tien uur. Want wat moesten we denken van die blonde, goed ogende, jonge afgezante van een wereld die de grenzen van het modale voorstellingsvermogen ver te bo ven gaat? Een wereld waar, af gaande op haar verslag, Sodom en Gomorra werkelijk bij verble ken. Maar ook een wereld die, geografisch gezien, op nauwelijks een uur autorijden van onze ei gen voordeur verwijderd ligt. Maar het is natuurlijk juist ook daarom dat Jolanda een bood schapster is die ontzetting, angst en ook twijfel inboezemt. Ont zetting, want haar verhaal stelt ons voor de vraag hoe naïef we eigenlijk wel zijn, hoe onwetend over hoe het er in deze wereld op bepaalde plaatsen werkelijk aan toe gaat. Hoe in een gewone straat achter keurig gelapte ra men ouders hun kinderen, broers hun zusters, en buren hun buurtkinderen seksueel kunnen misbruiken, manipuleren, ex ploiteren, uitventen en, en pas sant, voor het leven beschadigen. Het was onmiskenbaar dat Sonja die zaterdagavond een ernstig beschadigde vrouw voor zich had. Iemand achter wier strakgetrokken gelaatsuitdruk king de spanning, de boosheid, de agressie, de wrok zo wegge pakt kon worden. Een boosheid ook waarvan je intuïtief aanvoel de dat die, als-ie zou losbreken, gevaarlijke en mogelijke oncon troleerbare vormen zou kunnen aannemen. Sonja was duidelijk bang voor die mogelijkheid en die angst gaf haar manier van in terviewen het karakter van een bezweringsritueel. Vandaar ook dat ze de vraag naar de geloof waardigheid van Jolanda's ver haal niet rechtstreeks durfde te stellen. Terwijl het toch zeer voor de hand had gelegen als ze op een bepaald moment gezegd zou hebben: „Jolanda, als ik heel eer lijk bén, heb ik moeite om te ge loven dat wat jij vertelt echt alle maal zo gebeurd is, echt allemaal waar is." Zo'n vraag zou niets anders zijn geweest d'an een uit drukking van wat er gaande is. Want Jolanda heeft het land in middels verdeeld in twee kam pen: in 'gelovers' en 'niet-ge- lovers', en net als bij ieder ander geloof, zitten er in beide groepen hele horden twijfelaars. Maar Sonja was vermoedelijk veel te bang dat ze door zo'n opmerking de engel der wrake in Jolanda zou hebben ontketend. Ik sluit niet uit dat Jolanda inderdaad in woede had kunnen ontsteken en dat zij Sonja, letterlijk of figuur lijk, het een en ander naar het hoofd gesmeten zou hebben. Of dat ze, ook een mogelijke uiting van woede en frustratie, zich vol ledig zou hebben afgesloten. Bovendien, het is ook maar de vraag of het er iets toe doet of Jo landa's verhaal op alle punten wel klopt, wel 'waar gebeurd' is. Het antwoord daarop hangt af van waar het verhaal voor be doeld is of voor gebruikt wordt. Als iemand jarenlang wordt bloot gesteld aan misbruik en soortge lijke verschrikkingen, en zeker als dat op jonge leeftijd gebeurt, dan is er op latere leeftijd meestal sprake van ernstige psychische problemen. Die problemen kun nen, onder andere onder invloed van erfelijk bepaalde kwetsbaar heid, verschillende vormen aan nemen: depressies, psychoses en persoonlijkheidsstoornissen, zoals de ontwikkeling van een border/mepersoonlijkheid. Bij zo'n persoonlijkheid zien we een sterke en snelle afwisseling van enerzijds impulsief boos, agres sief op de buitenwereld gericht gedrag waarbij het soms letterlijk tot gooi- en meppartijen komt, en anderzijds gevoelens van in nerlijke leegte en depressie waar bij de agressieve impulsen niet naar buiten maar tegen de eigen persoon gericht kunnen worden, waardoor tot ernstige suïcidepo gingen kan komen. Als Jolanda, als gevolg van de verschrikkingen haar overko men, bepaalde 'borderline'-trek- ken heeft ontwikkeld - en ik heb een donkerbruin vermoeden dat dit inderdaad zo is - dan is wa heeft gedaan en nu nog aan h< doen is, helemaal zo gek of zo ongezond.nog niet. Door het proces te beginnen, door het boek te publiceren, en door in de publiciteit te treden en haar boosheid op die manier een groot aantal 'ventielen' te geven beschermt zichzelf vermoedelijk tegen depressie en zelfagressie. In die zin is ze ook een model, ei een aantrekkelijk model, voor al diegenen die iets soortgelijks hebben meegemaakt, maar zich- zelf tot nu toe niet uit de depres sie, emotionele malaise en ver warring hebben kunnen hijsen en rekening en verantwoording zijn gaan vragen. Dat laatste geldt vermoedelijk bijvoorbeeld voor haar zusje Evelien en haar vriendin Teuni, beiden eveneens emotioneel ernstig beschadigde vrouwen. Maar het geldt ook voor tal van andere v in mindere rr Ik weet niet of ik Jolanda's ver- I. haal op alle punten moet geloven I en ik heb hier en daar mijn twij- fels. Maar wat ik wel weet is dat de gruwelijkheden waarvan zij I verhaalt, inderdaad soms voor- komen, en dat het nog erger kan. I In 1977 publiceerde de Ameri kaanse arts Sgroi een artikel on- der de titel Sexual Molestation of Children: The last frontier in child abuse. Het is een verschrik- king om te lezen. Hij beschrijft daar onder meer het geval van een 17 maanden oud meisje, dat dood werd aangetroffen met een gescheurde anus en met (mannelijk) zaad in haar mond jan en keel. Er zit gepn overdrijving T" in de stelling dat we ons geen gruwelijkheid, hoe absurd ook, ,'j kunnen voorstellen of vroeg of, laat worden we door de werkelij"- heid ingehaald. IN Wat Jolanda persoonlijk be- le treft, kunnen we zeggen dafVJL ze als een van de weinige slacht- offers van misbruik er in ge- p slaagd is om van haar tragedie L een triomf maken. Voorzover da(L althans mogelijk is na dit soort |ëi ervaringen. Maar het grote ge- L vaar dat nu op haar loert, is dat p ze door de overwinningsroes al m te zeer wordt meegesleept. Ze L, lijkt me niet van het risico ont- L bloot de grens tussen werkelijk- »c heid en fantasie te ver te gaan jn overschrijden en dingen te gaan |j zeggen, die zo overdreven en zo ai aantoonbaar onjuist zijn, dat daarmee op den duur haar hele m verhaal, inclusief de verschrikke- ui lijke kern ervan als 'onzin 'of T| flauwekul zal worden afgedaan. L Zeker als ze daardoor aan andere jfc mensen ernstige en onherstelba- el re beschadiging zal toebrengen, zal haar levensverhaal dan ten- rj( slotte toch weer in een tragedie eindigen. De hamvraag voor mij is daarom. ;|3 wie zal haar en die talloze andere -ij- slachtoffers van seksueel mis- je bruik tegen die ramp bescher- men? t RENE DIEKSTRA hoogleraar klinische en gezondheidspsychologie

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1994 | | pagina 38