'Waar blijven de baggeraars in de literatuur?' De onderwereld van de Londense posterijen ZATERDAG 5 FEBRUAR11994 Maarten 't Hart en zijn bezwaren Maarten 't Hart zal ook in het volgende televisieseizoen weer bij de VPRO te zien zijn. Zijn boekenprogramma 'Tussen dagen nacht' sloeg zo aan, dat de VPRO besloot bij te tekenen. ,,Ik vind televisie maken erg leuk. Het geeft instant- bevrediging. f de kritiek een boek van mij m nu neersabelt of niet, dat maakt voor mijn vaste le zers niets uit. Het kan, als het boek net uit is, even wat schelen. Dan stellen de lezers zich afwachtend op. Maar door mond-tot-mond- reclame beginnen ze het dan toch te kopen. Veel van mijn lezers zijn middelbare scholie ren. En veel dames van 40-plus zijn geïnte resseerd. Die categorie vrouwen leest toch veel. Meer dan mannen in ieder geval. Mijn moeder las ook alles wat los en vast zat. Ze zat te breien en te lezen tegelijk en sloeg de bladzijden om met haar breipen." Het is vroeg in de morgen en nog een beetje kil in 't Harts ruime huis in Warmond. De auteur draagt een dikke trui, waar de bui tenlucht zich nog even aan vastklampt. On der zijn nagels zitten maantjes aarde. Hij heeft net gewerkt in de tdin; staan te spitten. Net zoals zijn vader, die grafdelver was, houdt 't Hart van de grond. Elke dag verricht hij minstens een uurtje zware, «lichamelijke, arbeid. „Om de restenergie kwijt te raken, want van schrijven wordt alleen je hoofd 't Harts laatste roman, Hekwoeden der ge hele wereld, is door de kritiek goed ontvan gen. De hoofdpersoon in dit boek, die getui ge is van een moord op een politieman, is de componist Alexander Goudveyl. De roman speelt in en om Maassluis, 't Harts geboorte plaats. Voor de eerste keer heeft de auteur het taaleigen van die streek in zijn boek uit gebreid gebruikt. „Ik vind het leuk om die volkse uitdrukkin gen vast te leggen", zegt 't Hart. „Ik wil die uitdrukkingen bewaren. In de Nederlandse literatuur, waarin de deftigheid zo'n rol speelt en meestal de betere standen aan het woord komen, is het volkseigen ver te zoe ken. Als je zo'n boek van Margriet de Moor leest, zie je dat daarin het volk niet aan het woord komt. De Nederlandse literatuur is een literatuur voor geborneerde en ver schraalde intellectuelen. Zeker op dit mo ment. Alleen maar verheven gevoelens. Con- certgebouwbuurtliteratuur is het. Er zit geen leven in, weinig ruigheid, weinig durf, weinig vitaliteit. Ga eens naar De Slegte, koop een boek van Ben Borgart, dan kom je weer eens in een andere wereld. Al wat we in Nederland hebben aan bijzondere mensen, vissers bij voorbeeld, baggeraars, daarvan is in de Ne derlandse literatuur niets terug te vinden. Waar blijven ze...?! Terwijl er overal ter we reld door ons wordt gebaggerd! Dat is toch doodzonde?! Het zijn in de Nederlandse lite ratuur allemaal intellectuelen die zich met fi losofische problemen bezighouden, mensen die zich in de gunst van Carel Peeters willen schrijven. Marcel Möring is daar een voor beeldvan." De natuur speelt in de boeken van Maar ten 't Hart, die bioloog is, altijd een grote rol. In 'Het woeden der gehele wereld' komen echter niet zoveel natuurbeschrijvingen voor als in eerdere romans. Maar er is wel een prachtig arcadisch tafereeltje in terug te vin den, een passage waarin de hoofdpersoon als kleine jongen zijn geslacht laat zien aan een politie-agent. Een lichte blos kleurt de wangen van de auteur. „Ja, dat heb ik zelf meegemaakt,", zegt hij. „En ik heb dat niet als iets afschuwe lijks ervaren. Ik denk dat het dan ook heel goed en juist is geweest om dat zo mooi mo gelijk op te schrijven. Het heeft veel indruk op me gemaakt. Het gebeurde eenvoudig. Ik was als kind een mooi jongetje, een jongetje voor wie oudere mannen wel belangstelling hadden. Thuis kon ik er met niemand over praten. Ik durfde er tenminste nooit wat over te zeggen. Ach, zo'n man keek alleen maar. Verder ging het niet. Het was toen vrij streng en je draaide zomaar de bak in. Ik denk dat dit soort dingen veel meer voorkomt dan ie dereen denkt en dat het door kinderen ook geaccepteerd wordt. En dat het niet trauma tiserend is. Als er maar niet door ouders en leerkrachten gedaan wordt alsof het iets ver schrikkelijks is. Want dan gaat zo'n kind het ook verschrikkelijk vinden. 'Streekromans' Door 't Harts grote kennis van de natuur heeft de kritiek zijn boeken wel eens betiteld als streekromans. Onzin, vindt hij. „Iedereen die roept dat mijn boeken streekromans zijn, moet maar eens een streekroman gaan lezen. Maar het komt alleen maar door de Holland se sfeer erin. Ik merk dat mijn boeken in het buitenland, in Canada bijvoorbeeld, waar veel Nederlanders zitten, heel graag gelezen worden. Ze herkennen dingen van vroeger. En ik ben natuurlijk een verteller en dat mag tegenwoordig niet meer in Nederland. Kijk eens naar zo'n man als Jan de Hartog. Hol lands Glorie is nog serieus gerecenseerd, maar daarna hebben ze hem de literatuur uitgegooid. Terwijl zo'n man als De Hartog toch onze best verkopende schrijver in Ame rika is. Nee, hij heeft niet de lauweren gekre gen die hij verdient. Geen P.C. Hooftprijs. Niks. Net zoals Den Doolaard. Die heeft in zijn boeken toch aardig aangevoeld hoe het op die Balkan zou gaan. Dat is eigenlijk ui terst actueel. Maar niemand grijpt daarop te rug. Schrijvers worden hier niet serieus geno- 't Hart neemt die schrijvers in zijn televi sieprogramma wel serieus. Hij maakt wel eens een grapje, stuurt soms wel eens een plaagstootje in de richting van de geïnter viewden, maar ze echt afzeiken zoals Ischa Meijer... Nee, dat doet hij nooit. Vindt 't Hart dat televisiewerk eigenlijk wel leuk? „Heel leuk, ja. Het is me honderd procent meegevallen. Je werkt een hele week vrij hard aan zo'n programma en dan moet je dat in de tijd dat je die drie mensen in de uitzen ding hebt, waarmaken. Je moet je kennis pa raat hebben. En je moet ook het geluk heb ben dat die mensen goed willen meewerken. Vreselijk spannend, want je werkt naar een climax toe. En dat heeft iets verslavends, ja." „Ik vind het leuker om een schrijfster te in- i dan een schrijver. Ik kan beter met i overweg. Mannen zijn toch meer concurrenten van me. Maar er zijn net als bij Van Dis mensen die heel graag in het pro gramma willen komen, die hun neus tegen de ruit duwen en zeggen: ik wil ook een keer. Vandaag kwam er nog een boek binnen, ter wijl het programma al is afgelopen." „In het begin was er sprake van dat ik het als vrouw zou gaan presenteren. Ik moest van de VPRO een tijdje op de media-acade mie voordat ik het programma zou gaan doen. Ik heb daar twee dagen als vrouw ge oefend, maar presenteren op zich is al zo vre selijk moeilijk en we zagen toen al heel gauw dat ik dat niet moest doen. De VPRO wilde mij echt gebruiken als gimmick. Ze vonden het jammer dat ik het programma niet als Maartje ging presenteren." Nu ook coryfee Adriaan van Dis lerugkomt, zit de omroep dus met twee literaire pro gramma's. 't Hart: „De VPRO had met mijn programma iets satirisch op het oog. Maar ja, het is een serieus programma geworden. Ik ga de Nederlandse literatuur doen en Van Dis zal zich bemoeien met de buitenlandse lite ratuur en de politiek. Van Dis had een hele andere aanpak dan ik. Ik denk dat ik met schrijvers praat op basis van collegialiteit." Bezwaar „Ik kijk zelf bijna nooit televisie. Toen mijn ouders televisie kregen, was ik het huis al uit. Ik kan me herinneren dat ze bij een van mijn vriendjes thuis televisie hadden en daar gin gen we op woensdagmiddag naar toe. Je moest je schoenen in de tuin laten staan en dan zat je met 20 jongetjes naar Repelsteeltje te kijken." „Natuurlijk kijk ik naar mijn eigen pro gramma. Maar echt leuk vind ik het niet om mezelf te zien, met dat hoge voorhoofd en zo. En ik zit ook vaak zo met mijn vinger in mijn wang te prikken, maar dat heb ik afge leerd. Tja, dan ga je weer met je handen on der de tafel zitten omdat je denkt: ik mag die handen niet omhoog doen. En het is me ook opgevallen dat ik vaak iets heel stellig naar voren bracht. Dat ik zei: 'Dat en dat bedoelt u met uw boek. Of bent u het daar niet mee eens?' Ik had mij al een mening gevormd en die boog ik dan gauw even om tot een vraag. Dat eigenwijze heb ik van mijn vader." „Televisie heeft het grote bezwaar dat alles wordt uitvergroot. Het is heel moeilijk om het spannend te houden. Je ziet de mimiek, de bewegingen van de handen, elk moment van concentratieverlies. En dat laatste is voor de kijker alweer een sein om naar een ander net te zappen." „Mijn moeder heeft me op de televisie ge zien. Die bleef speciaal op voor het program ma. Ze klaagde dan de volgende dag dat het zo laat was. Ze vond het wel aardig. Alleen over het programma over godsdienst was ze verontwaardigd. Ze is nog steeds heel goed gereformeerd en daar kan ik haar niet van af helpen. Dat zit zo diep, dat zit in elke li chaamscel. Dat is haar enige steun in het le- „Ik geloof daar allemaal niet meer in. Maar als ik dat zeg of als ze dat leest van me, doet dat haar pijn en zegt ze tegen me dat ze wou dat ik er anders over dacht. Toch is ze best ruimdenkend. Toen ik als Maartje 't Hart te voorschijn trad, heeft ze daar nooit zoveel over gezegd. Ze zei: 'Ik vind je een beetje stout'. Ik kon me daar wel wat bij voorstellen. Ze zag me ineens weer als een kind dat zich verkleedt en daarbij past het woord 'stout' wel. Kinderen houden er toch van om zich te verkleden? Om de schoenen van hun moeder aan te doen, om met die dameshakken over de grond te schrapen?" Verleden tijd Vroeger deed Maarten 't Hart in de kolom men van NRC-Handelsblad regelmatig van zich spreken als polemist. Maar dat is nu ver leden tijd. „Nee", zegt hij. „Ik heb geen zin meer in polemiek. Verspilde tijd. Komrij lees ik wel. Maar zijn column over Adriaan Vene- ma, die toen zelfmoord had gepleegd, vond ik echt niet kunnen. Dat was een schop tegen Venema's doodskist. Ik had een zwak voor. Adriaan. Maar zijn fascinatie voor die Twee de Wereldoorlog kon ik niet delen. Hij was zo streng. Altijd maar: die en die is fout geweest! Mij interesseerde zijn boek over Vestdijk wel. Ik kan me niet voorstellen dat ik anders ge handeld zou hebben dan Vestdijk. Hij is ab soluut niet iemand die fout is geweest. Hij heeft gewoon om zijn eigen hachje gedacht. Vestdijk was een beetje bangelijk, een beetje een lafaard. Maar fout: nee! Ik heb me niet in die discussie gemengd. Ik heb de oorlog niet meegemaakt en kan me niet een oordeel aanmatigen over mensen die de verkeerde keuze hebben gemaakt. Hoe zou ik zelf heb ben gehandeld? Ik zou het niet weten. Neem dit huis. Dit huis is ontzettend geschikt voor onderduikers. Heel de oorlog door hebben hier onderduikers gezeten. Maar zou ik zelf onderduikers nemen als het oorlog was? Ik zou het niet weten. En je moet natuurlijk ook maar de ruimte hebben. Mijn ouders hadden die niet. Die hadden een piepklein huisje, iets groter dan een doodskist." 'Zwaarmoedige onderstroom 't Harts romans worden al sinds jaar en dag uitgegeven door De Arbeiderspers. Nog steeds betreurt die uitgeverij de 'desertie' van enkele vooraanstaande auteurs. Maar 't Hart is gebleven, ook nadat Theo Sontrop, een van de leidinggevende figuren bij De Arbeiders pers uitgerangeerd raakte. Jammer dat Theo Sontrop wegging? 't Hart wil zijn mening over hem niet ver doezelen. „Jazeker, erg jammer", zegt hij. "Theo was goed, welbespraakt, geestig. Kon alles snel met je regelen. Maar hij dronk een beetje te veel. En daardoor werd hij wat ver geetachtig. Hij kon iets tegen je vertellen en als hij dan naar de wc was geweest, vertelde hij het weer. Dan was het hem binnen vijf minuten ontschoten dat hij het al verteld had. Hij vergat ook afspraken. Er waren film rechten voor mijn boek afgesproken en dat was-ie gewoon vergeten. En dat is vreselijk. Dan gaan de zaken mis. Maar ja, drinken hoort kennelijk bij de literatuur. Van der Heijden drinkt ook behoorlijk. Voordat hij in de uitzending kwam, had hij al vijf wod- kaatjes achter de kiezen en je zag niks aan hem. Het heeft iets met emotionaliteit te ma ken, met het zoeken naar vergetelheid. Er is bij schrijvers, geloof ik, vaak een zwaarmoe dige onderstroom aanwezig die wordt weg- gezopen." Maarten 't Hart: „Ik vind televisie maken erg leuk. Het geeft instant bevrediging. FOTO HIELCO KUIPERS CEES VAN ZWEEDEN Met zachte stem zegt Derek Varrier, de manager van Mail Rail: „We staan hier on der het grootste sorteerstation van Europa. Elke dag worden op deze plaats anderhalf miljoen brieven en paketten binnenge bracht en gesorteerd." Even worden zijn woorden overstemd door het geluid van ijzer op ijzer. Uit een schemerdonkere tunnel rolt een treintje aan dat voor de voeten van Varrier tot, stil stand komt. Er is geen conducteur of zelfs maar een machinist op de trein; alleen een zestigtal postzakken. Varrier glimlacht. „Dit is hoe wij de files ontwijken", zegt hij met een werktuiglijk gebaar naar de trein. „Van hier tot Padding- ton in West-Londen duurt het maar zeven tien minuten. Over de weg kan dat twee uur zijn." Londen heeft, zoals alle wereldsteden, zijn catacomben. Wie de kraan opendraait, krijgt water uit een ondergrondse 'rivier'. Wie de telefoon beantwoordt, luistert naar een stem die een reis heeft gemaakt door kabels in ondergrondse tunnels. En wie naar een disco gaat in West End, staat in schijnwerpers die hun stroom betrekken van een energiecentrale onder Leicester Square. Maar als enige stad ter wereld heeft Lon den twee metro-stelsels. Het ene is voor de mensen, het andere voor hun brieven. De 'Mail Rail' werd aangelegd tussen 1914 en 1925, omdat de koetsen van de posterijen steeds vaker vast kwamen te zitten in het verkeer. Anno '94 zijn de paarden vervan De Britse posterijen zijn, blijkens een recent onderzoek, de meest efficiënte van Europa. Negentig procent van alle brieven wordt de volgende dag bezorgd, een hoger percentage dan in de Lage Landen. Voor wie bekend is met de verkeerschaos in Londen, lijkt dat een klein wonder. Maar diep onder de hoofdstad, verzonken in de Londense klei, ligt de oplossing van het mysterie: een spoorlijn. gen door dieselmotoren, maar de gemid delde snelheid van het Londense verkeer is nog even laag als aan het begin van de eeuw: elf mijl per uur. geboet", zegt manager Varrier. „Als we de treinen niet hadden, zouden we gedu rende vijftien uur per dag 300 extra vracht wagens moeten laten rijden. Niet alleen zou dat onze dienstverlening trager maken, het zou ook duurder zijn. Driehonderd vracht wagens betekent 300 bestuurders en 300 bijrijders." 'Mail Rail' kost jaarlijks het nietige bedrag van acht miljoen pond. Er werken slechts 250 mensen, van wie bijna de helft mon teurs. Deze laatsten moeten ervoor zorgen dat de metro de problemen bespaard blijft die de gewone ondergrondse plagen: over stromingen, stroomstoringen, defecte trei- ,,We hebben hier al jaren geen incidenten meer gehad", aldus de manager. „Elk et maal leggen we alle treinen twee uur stil om de treinen en tunnels te inspecteren. Zorg vuldig onderhoud heeft ons in staat gesteld het maximale rendement uit de treinen te halen. Sommige locomotieven hebben nog motoren uit 1927, die meer al meer dan twee miljoen mijl zijn meegegaan." Het zenuwcentrum van 'Mail Rail' is het sorteerstation Mount Pleasant in de City van London, waar dagelijks anderhalf mil joen brieven gesorteerd worden. In Mount Pleasant bevindt zich ook een enorme on dergrondse werkplaats, waar de treinen hun 4.000-mijlsbeurten krijgen. De ondergrondse spoorlijn, die een leng te heeft van van 37 kilometer, voert langs zeven haltes. Twee ervan liggen onder kop- stations van de Britse Spoorwegen, zodat de postzakken vanuit de ondergrondse recht streeks de gewone posttreinen in kunnen. De overige haltes zijn, zoals Mount Ple asant, sorteerstations. De tunnels liggen ruim zeventien meter onder de grond, maar lopen bij de haltes iets omhoog. Hierdoor hoeven de locotie- ven niet buitensporig I De locomotieven, die een topsnelheid van 65 kilometer per uur halen, zijn onbe mand. Maar ondanks de hoge frequentie van het ondergrondse verkeer - dertig trei nen per uur in de spits - zijn botsingen hoogst zeldzaam. Op de vraag wat de afge lopen zestig jaar grootste ramp is geweest, zegt Varrier na enig denkwerk: „Geen." Hoewel de 'Mail Rail' dateert van het bc gin van de eeuw, was het niet de eerste on dergrondse posttrein. Reeds in 1863 reden er posttreinen onder Londen. Deze treinen waren echter 'pneumatisch'; ze werden voortbewogen door luchtdruk. De wanden van de tunnels lekten zo chronisch, dat de posterijen in 1880 weer bovengronds gingen. De gangen van deze eerste metro liggen er nog steeds, maar de laatste keer dat ze door mensen werden be treden, was in 1928. In dat jaar sloeg een gasexplosie een zo diepe krater dat een der tunnels zichtbaar werd. In de gang werd een complete posttrein aangetroffen, die daar 48 jaar had gestaan. De trein behoort nu tot de collectie van het Science Museum. Derek Varrier is ervan overtuigd dat zijn treinen nooit in het museum van oudheden terecht zullen komen. Eerder nog voorziet hij dat 'Mail Rail' een toeristische attractie zal worden. „Mensen die deze ondergrond se willen zien, zijn welkom", zegt hij. „Ze moeten een brief schrijven, en worden dan op een afgesproken dag hier rondgeleid. Maar zou u zo goed willen zijn ons adres niet in uw, artikel te vermelden...?" De 'Mail Rail' van Londen. Medewerkers laden een container post. FOTO AP

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1994 | | pagina 33