Een vals gevoel
van veiligheid
Jaartaai
Soms worden in eerste instantie situaties verkeerd ingeschat. Zoals in het geval van De Bijlmer,
waar veel minder slachtoffers waren dan aanvankelijk werd gedacht.
foto united photos de boer poppe de boer
ver achter. Ik was laatst bij een oefening in
Bulgarije, door veel mensen toch als onder
ontwikkeld beschouwd. Nou, ik kan u verze
keren dat ze op het gebied van de rampen-
hulp hun zaakjes beter voor elkaar hebben
dan wij."
Naar het buitenland verwijst de hoogleraar
wel vaker. Naar Zweden bijvoorbeeld. „Een
rustig landje, maar zo goed op een ramp
voorbereid". Of naar Amerika, waar iedereen
leeft met de wetenschap dat er een wervel
storm kan overtrekken of een aardbeving kan
plaatsvinden. De Boer kan ongevallen, ge
beurtenissen en omstandigheden genoeg
noemen die gespitsheid op een ramp ook in
Nederland zouden rechtvaardigen. „Maar we
willen er niet aan. Het zit niet in onze ge
nen." Is het dan geen ijdele hoop om te ver
onderstellen dat we ooit rampenbewust zul
len zijn? „Ik vrees van wel, maar ik ben ver
plicht te zeggen dat we het moeten worden."
„We zullen in elk geval meer moeten den
ken aan de rampen die ons daadwerkelijk el
ke dag kunen overkomen. Een mooi voor
beeld. Ik werd laatst gebeld door een me
vrouw uit Zeeland. Wat ik van het risico van
de kerncentrale in Borsele vond. Ik stelde
haar een wedervraag: wat doet u bij bij een
tweede watersnoodramp? Toen bleef ze stil.
Daar had ze nog nooit aan gedacht, maar wel
aan het minimale risico op een kernramp in
Nederland. Nou, daar zit ik niet mee. Borsele
is een mini-reactor. Als daar wat misgaat,
sterven er hooguit een paar koeien. We heb
ben het niet over beesten van reactoren,
zoals die in Tsjernobyl."
Bhopal
Overigens behoort ook de ontploffing in die
Oekraïense kerncentrale volgens De Boer tot
de overbelichte rampen. In zijn oratie
'Ramp-zalig Nederland' vergelijkt hij Tsjer
nobyl met het grote ongeluk in de pestici-
denfabriek van Union Carbide in het Indiase
Bhopal. Daar ontsnapte in 1984 een wolk ui
terst giftig methilisocyanaat, waardoor zo'n
2.500 mensen omkwamen en ruim 10.000
anderen zwaar letsel opliepen. Zijn conclu
sie: de alom als enorme ramp beschouwde
ontploffing in Tsjernobyl mag gezien het ge
ringe aantal acute slachtoffers medisch ge
zien nauwelijks als een ramp worden be
schouwd, Bhopal daarentegen des te meer.
Toch was het effect van Tsjernobyl vele
malen groter dan die van de ramp in India.
Wetenschappers en journalisten stortten zich
bij duizenden op de kernreactor in Oekraïne,
maar in Nederland maakte niemand zich
veel zorgen over Bhopal. De Boer in zijn rede:
„En dat terwijl ook ons land vol staat met
chemische industrie Het ongeval bij Cin-
du in Uithoorn heeft even de ogen geopend,
en hier en daar verschenen er wat geleerde
en ambtelijke commissies, die zich bogen
over wettelijke regelingen en over het mole
culair gewicht van de chemische substanties.
De echte medische en medisch-organisatori-
sche problematiek wordt echter niet of nau
welijks opgepakt."
Het is een passage die zijn grootste angst
weerspiegelt: die voor een chemische ramp.
„Daar ben ik zonder meer het bangst voor. Er
heerst bij de medische stand in Nederland
een groot gebrek aan kennis van chemische
letsels. Artsen weten absoluut niet wat ze er
mee moeten. Plaatselijk gezien zijn er wat
uitzonderingen, zoals in het Botlek-gebied.
Daar zijn een paar artsen gespecialiseerd op
dit terrein, maar landelijk bekeken is er niets.
Ik ben zelf een zeer ervaren chirurg, maar ik
zou met de handen in het haar staan als ik
een patiënt met chemisch letsel voor me op
de operatietafel had liggen. Scholing op dit
gebied is vreselijk hard nodig."
„De kans op een chemische ramp is vol
gens mij veel en veel groter dan de mensen
ook de verantwoordelijken voor rampen
bestrijding willen weten." De Boer wijst
uit het raam, in de richting van de ringweg
rond Amsterdam. „Ik heb het wel eens ge
turfd. Gemiddeld elke vijf minuten komt daar
een tankwagen voorbij. Die wagens bevatten
natuurlijk niet allemaal giftige, brandbare en
explosieve stoffen, maar een groot deel ervan
gegarandeerd wel. Dat davert dag in, dag uit
door dicht bevolkt gebied. Gelukkig gaat het
vrijwel altijd goed, maar dat wil niet zeggen
dat het veilig is. We sluiten onze ogen ervoor
dat het een keer fout móet gaan."
Doemdenkerij
De Boer hoopt dat hij als hoogleraar zijn
steentje kan bijdragen aan de bewustmaking
van de Nederlanders. Hij is de VU dan ook
dankbaar voor het in leven roepen yan de
leerstoel. „Het getuigt van een vooruitziende
blik, maar vooral ook van realiteitszin. Daar
gaat het om. Ik word vanwege mijn vak al
heel snel vereenzelvigd met doemdenkerij en
somberheid. 'Vraag Jan de Boer niet op je
verjaardagsfeestje, want dan blijft het niet
lang gezellig', zeggen ze dan. Onzin. Ik doe
niet aan doemdenken, maar ik bekijk de wer
kelijkheid realistisch en nuchter. En een
somber mens ben ik al helemaal niet. Alleen
al het feit dat men mij als somber ervaart,
duidt op verdringing. De mensen sluiten hun
ogen liever voor de werklijkheid."
De ontploffing bij Cindu in Uithoorn, juli 1992. De Boer: „Dat ongeval heeft even de ogen
geopend, maar de echte problematiek is niet aangepakt." foto dijkstra fred steenman
Eert klein landje, grotendeels onder de zeespiegel gelegen,
doorsneden door rivieren, beschermd door kwetsbare duinen en
dijken, volgebouwd met chemische industrie, bewoond door ruim
vijftien miljoen mensen en vergeven van verkeer. Dat gaat ooit
écht mis en dan zal blijken dat hulpverlenend Nederland niet op
een grote ramp is voorbereid. Dat denkt althans prof. dr. Jan de
Boer, de eerste hoogleraar rampengeneeskunde in Nederland. Hij
vreest dat we alleen door schade en schande zullen leren hoe we
meteen echte ramp moeten omgaan. Want: „Rampenbewustzijn
zit niet in onze genen.
gaan: Bij een grote chemische
fabriek in de Randstad onstaat
een lek waardoor gif ontsnapt. Er volgt een
explosie die brand veroorzaakt. In en rond
het bedrijf lopen mensen door de ontploffing
brandwonden, botbreuken en ander 'mecha
nisch letsel' op. Het ontsnappende gif ver
oorzaakt bij honderden tot duizenden men-
n de omgeving ernstig oog-, huid- en
longletsel. Het is spitsuur. Hulpdiensten kun
nen de fabriek moeilijk bereiken. En als ze
aankomen weten de onvoorbereide hulpver
leners niet wat ze moeten doen. Ter plekke
wordt bijna niemand behandeld. Gewonden
belanden in ziekenhuizen, waar artsen zich
geen raad weten met 'chemisch letsel'. Veel
mensen sterven daardoor alsnog.
Het lijkt bijna een té zwart scenario, maar
volgens prof. dr. Jan de Boer zou het elke dag
werkelijkheid kunnen worden. De Boer, van
oorsprong chirurg, specialiseert zich al sinds
jaren in de rampengeneeskunde. Hij advi
seert het ministerie van volksgezondheid op
dit vakgebied en is sinds twee maanden bui
tengewoon hoogleraar op zijn terrein. De
Vrije Universiteit (VU) in Amsterdam riep de
leerstoel in het leven. Alleen een Zweedse
universiteit deed dat in Europa al eerder.
In de korte tijd dat De Boer aan de VU is
verbonden, heeft hij de knuppel al flink in
het hoenderhok gegooid. Zijn stelling: de
overheid beweert ten onrechte dat Neder
land goed is voorbereid op een ramp. Vooral
op het medische vlak is er weinig tot niets ge
regeld. We hebben veel te weinig professio
nals, maar doen het vooral met in De
Boers woorden „horden ongetrainde vrij
willigers", die meer kwaad dan goed kunnen
doen. Daarom moet er heel snel worden in
gegrepen. „We kunnen echt niet rustig gaan
slapen. De tijd dringt", aldus De Boer.
Amateuristisch
Hij zegt dat niet alleen omdat hij over een
paar jaar met pensioen gaat en dan een goed
georganiseerde en gefinancierde rampenge
neeskunde wil achterlaten. „Vanuit de kans
berekening gezien ben ik ervan overtuigd dat
we voor het jaar 2000 in Nederland een grote
ramp meemaken. Van de hulpverleners is al
leen de brandweer er dan klaar voor. Die
doet dagelijks ervaring op en is goed georga
niseerd. Voor de politie geldt dat al in minde
re mate, maar op medisch gebied is de situa
tie ronduit amateuristisch."
We moeten daarom af van het idee dat
EHBO-vrijwilligers of onvoldoende geschool
de ambulance-bemanningen de medische
zorg bij een ramp aankunnen, zegt De Boer.
Dat werk moet worden gedaan door de pro
fessionals van de al bestaande Landelijke Or
ganisatie van Traumateams (LOTT), die
daarvoor moet worden omgegooid en uitge
breid. Daarnaast moet er veel geld en moeite
worden gestoken in scholing en oefening,
vooral op het gebied van chemisch letsel.
Maar allereerst moet er een eind komen aan
de devaluatie van het begrip 'ramp', zodat in
elk geval de hulpverleners weten wanneer er
sprake is van een échte ramp.
„De betekenis van het woord is in Neder
land nogal rekbaar geworden", constateert
de hoogleraar. „Het wordt gebruikt in de
meest uiteenlopende gevallen: van twee
vrouwen die op een feest dezelfde jurk dra
gen tot en met een aardbeving in Algerije. Ik
pleit daarom voor een degelijke, wetenschap
pelijke omschrijving van het verschijnsel
ramp. Ook moet er een stelsel komen om de
ernst van de gebeurtenis aan te geven. Ge
woon een schaal met cijfers, zodat snel dui
delijk wordt welke middelen je in welke situ-
'Hulpverlening is nergens bij échte ramp'
Limburgers zullen het niet met De Boer eens zijn, maar de overstroming van vorige maand was
wetenschappelijk gezien geen echte ramp. foto anp paul vreeker
atie moet inzetten."
Volgens de wetenschappelijke criteria van
De Boer blijkt wat wij een ramp noemen al
snel geen ramp meer te zijn, zoals bijvoor
beeld de recente wateroverlast in het zuiden.
„Natuurlijk is het voor die mensen zo onge
veer het ergste wat ze kan overkomen", zegt
De Boer. „Ze zullen er dan ook lak aan heb
ben dat ze het van de wetenschap niet over
een ramp mogen hebben. Maar die overstro
ming in Limburg was ab-so-Iuut geen ramp.
Zijn er geen doden of gewonden, dan heb je
het over een catastrofe of een calamiteit. Me
disch gezien mag een gebeurtenis pas een
ramp heten als er grote aantallen slachtoffers
zijn en als er meer slachtoffers zijn dan op
vangmogelijkheden.'
De bewoners van de Amsterdam Zuid-
Oost zullen De Boer waarschijnlijk acade
misch muggeziften verwijten, omdat zelfs de
Bijlmerramp volgens die definitie geen ramp
mag heten. „Medisch gezien niet, nee. Er was
geen sprake van een groot aantal slachtoffers
dat niet kon worden opgevangen. Ik weet dat
dit een kille, wetenschappelijke benadering
is, maar die is nodig om te voorkomen dat de
ernst van de situatie fout wordt ingeschat. In
de Bijlmer gebeurde dat. Er was een overkill
aan hulpverleners en er werd ten onrechte
gesproken van honderden slachtoffers. Een
nuchtere schatting, zij het grof, kan altijd
worden gemaakt. Gewoon een sommetje.
Dat is niet gebeurd. Er stonden in de Bijlmer
70 ambulances klaar, waarvan er 60 meteen
rechtsomkeert konden maken."
Arrogantie
Paniek speelt bij die verkeerde inschattingen
een grote rol, erkent De Boer. „Paniek is in
herent aan een ramp, maar een goed ge
schoolde, degelijk opgeleide en ervaren hulp
verlener hoort daar immuun voor te zijn. We
hebben alleen een schrijnend gebrek aan zul
ke uitgebalanceerde persoonlijkheden. Ja, ge
oefend wordt er genoeg in Nederland, maar
door de verkeerde mensen en op de verkeer
de manier. Kijk, elke oefening hier is 'ge
slaagd'. Nou, pardon, maar dan zeg ik: laat
me niet lachen. Die oefeningen worden ge
daan door EHBO'ers, die een aantal 'gewon
den' verzinnen en ze vervolgens gaan behan
delen."
De Boer verheft voor het eerst zijn stem
enigzins: „Waar halen ze de arrogantie van
daan! Zelfs ik heb als ervaren, geschoolde
traumatoloog nog moeilijkheden met de
snelle, levensreddende behandeling ter plaat
se van een zwaargewonde, laat staan dat een
EHBO'er dat kan. Zeg nou zelf, als u op ster
ven na dood op straat ligt, wie heeft u dan
liever snel bij u: een geschoolde chirurg of
een vrijwilliger met een avondcursus? Het is
gewoon niet reëel te veronderstellen dat die
mensen medisch en psychisch zijn voorbe
reid op een echte ramp."
„De medische kant van de rampenhulp in
Nederland is nog gebaseerd op de situatie
van vijftig jaar geleden. We gaan volledig
voorbij aan de ontwikkeling van de trauma
tologie en vooral ook de ontwikkeling van de
maatschappij in die periode. We hebben
weliswaar traumateams opgericht, maar die
hebben weer geen straatervaring. Opereren
in een ziekenhuis kunnen ze daar als de bes
te, maar dat is iets heel anders dan in het
donker op straat iemand met gecompliceer
de verwondingen helpen."
Gillen
„Eigenlijk is de LOTT dé instantie voor eerste
hulp bij rampen, maar dan moet ze wel op
een andere leest worden geschoeid, een mili
taristische leest. Je moet medische hulpverle
ning bij een ramp gaan zien als een militaire
operatie, waarbij heel zakelijk en heel snel
prioriteiten worden gesteld. Laat iemand met
een gebroken pols maar gillen en concen
treer je op de mensen die veel harder hulp
nodig hebben. Doe zo veel mogelijk levens
reddend werk ter plaatse. Ga niet als een kip
zonder kop met gewonden lopen zeulen. Dat
kost levens. Nederland loopt op dit terrein
ZATERDAG 29 JANUAR11994
Onze Taal
Gelukkig is de maand januari al
weer een heel eind voorbij. Ik vind
het de ergste maand van het jaar.
Voor mij is het altijd een opluchting
als februari begint en alles achter de
rug is. Dit jaar was zo mogelijk nog
erger dan andere jaren.
Het eerste dat mij aan januari niet aan
staat, zijn al die kaarten met een voor
spoedig 1994. Daar word ik zo intens treurig
van. Dankzij de PTT is de grote stroom al
voor kerst aan de gang en dat spreidt de el
lende een beetje. Maar vadertje Post stimu
leert het sturen heel erg, zodat wij dit jaar
zelfs een kaart kregen van de schilder die
dit voorjaar de dakkapel geschilderd heeft,
van de schoorsteenveger en van de man die
om het jaar onze geiser schoonmaakt. Ik
stuur nooit iemand zo'n kaart, maar dat
helpt niet. Het liefst gooi ik ze allemaal
meteen in de prullenbak, maar dat is me
door de huisgenoten verboden, zodat het
nu in onze huiskamer een vreselijke rotzooi
is met al die onbeantwoorde heilwensen.
Per 1 februari worden ze opgeruimd.
Het tweede erge aan januari is de eerste
dag op je werk. Iedereen stormt op je af
om je een gelukkig nieuwjaar te wensen, de
vreselijkste dames plaatsen met smakkende
zoengeluiden hun beste wensen krachtig op
je wangen, terwijl dat ene aardige meisje
van de administratie mij alleen maar met
een stijfgestrekte arm 'ook de beste wensen'
toestaat. Je wordt geacht om met een stra
lend gezicht dit alles te doorstaan, ja zelfs
enthousiast op anderen toe te lopen en ac
tief mee te doen in dit circus. Er is een toe
spraak van de directeur, waar geen touw
aan vast te knopen is, maar 't ging geloof ik
over 'inzet' en 'nieuwe kansener is koffie
en krentenbrood, en er mag niet gerookt
worden. Ik heb dan ook wensen, maar 't
zijn niet de beste.
En als je denkt dat je alles gehad hebt, en
weliswaar geknakt maar niet gebroken weer
gewoon aan het werk gaat, dan krijg je het
boekje 'Jaartaai' van Frans van Lier.
Misschien moet ik dat even uitleggen.
Van Lier is een verzamelaar van nieuwe
woorden. Het hele jaar door noteert hij
nieuwe woorden die hij hoort of leest. Op
oudejaarsavond zet hij er een streep onder,
print alles uit en op de eerste werkdag van
het nieuwe jaar holt hij met zijn verzame
ling naar een uitgever, en die maakt er dan
rap een boekje van: 'Jaartaai 1992', 'Jaartaai
1993'enzovoort. Ondertussen zit Van
Lier al weer notities te maken voor 'Jaartaai
1994'. Flinterdunne boekjes zijn het steeds,
maar ze zijn dan ook niet duur.
Tot zover lijkt er niks aan de hand. De na
righeid begint pas als men het boekje open
slaat.
Van Lier heeft namelijk een fijne neus voor
woorden die niemand anders tegenkomt,
zoals 'hosselaar', 'hus', 'flopij', 'kroko', 'me
tromethode', 'operama', 'parapenten',
'partnerisme', 'punkvissen', 'sanadome',
'snelfoon', 'teenneuken', 'verbolling', 'zap-
meester' en 'zorgmakelaar'. Van de meer
dan honderd zogenaamde nieuwe woorden
heb ik er maar drie of vier wel eens ge
hoord, en die bestonden al jaren: 'door-
stroomprofiel','onderdompelingsonder-
wijs', 'regiolect' en 'snuffelstage'. Dat is toch
kras! En met 'Jaartaai 1992' was het vorig
jaar al precies zo. Er zijn in 1993 stellig veel
nieuwe woorden in onze taal bijgekomen
maar in het boekje van Van Lier kom je ze
niet tegen. Hij zou zich een hoop moeite
kunnen besparen door ze gewoon allemaal
zelf te verzinnen. Het effect is hetzelfde.
Natuurlijk hoeft men het boekje niet te
kopen. Doe ik dan ook niet. Maar het er
ge is dat ik het krijg. Ie kan er niets aan
doen, het gaat vanzelf. Net als die vochtige
nieuwjaarswensen op mijn wangen en al
het heil en zegen dat de schoorsteenveger
mij wenst.
Volgend jaar zal ik de gever voor straf maar
eens een nieuwjaarskaart sturen.