ZATERDAGS BIJVOEGSEL De versterking van het patiëntenrecht >l\/f ZATERDAG 22 JANUAR11994 Wie bij de huisarts of in het ziekenhuis terecht komt heeft rechtenmaar in de praktijk is het wat dat betreft soms tobben. Binnenkort, een jaar later dan de bedoeling was, debatteert de Tweede Kamer over een wijziging van het Burgerlijk Wetboek waardoor patiënten nadrukkelijker recht krijgen op een correcte behandeling. De kracht van een wettelijke regeling. „Ziekenhuizen", zegt emeritus-hoogleraar Leenen, „zijn zulke bureaucratische in stellingen geworden, dat mensen niet we ten wie ze nou eigen lijk aansprakelijk moeten stellen. Dat is met de nieuwe wet afgelopen. Het zie kenhuis is aansprake lijk." FOTO NPA CEES ZORN Klachtenbehandeling legt meer druk op artsen DICK HOFLAND. I ijn vrouw kreeg in 1982 I Wl I multiple sclerose. De v specialist vertelde het ons niet. Wel aan de huisarts, die het ons ook niet vertelde! We zouden maar schrikken. Wij dachten dat mijn vrouw last had van het Ne derlandse klimaat. We gingen daarom een paar maanden naar Israël. Het was er bloed heet en dat is funest bij multiple sclerose. Mijn vrouw ging min der werken, ze zat in het onder wijs. En ze ging hardlopen als therapie. Nou, sneller kon ze niet in een rolstoel terechtkomen, ik heb de huisarts toen even om hoog gehouden en de waarheid gezegd. Hij voelt zich nu nog schuldig." Er is de afgelopen vijfentwintig jaar veel veranderd in de gezond heidszorg. Verbeterd ook. Artsen schrijven niet meer in een dos sier: Patiënt is gek. Ze kijken niet meer naar hun schoenen als ze half mompelend vertellen dat ze je hebben opgegeven. Artsen zijn niet alleen kundiger geworden, maar ook aardiger, gevoeliger. En toch. Bovenstaand fragment uit 'Weekboek dokter', opgetekend in Vrij Nederland, geeft treffend aan waar het ook in deze tijd nog vaak aan schort. Prof. dr. Leenen, voorzitter van di verse commissies die de nieuwe wet voorbereidden. FOTO NPA CEES ZORN Verplichting „Artsen zijn nog wel eens bang dat iemand meteen van het dak springt als ze hem alles vertellen, maar die angst is bijna altijd on gegrond. De praktijk wijst uit dat patiënten die goed zijn geïnfor meerd juist beter genezen en minder medicijnen slikken", zegt emeritus-hoogleraar gezond heidsrecht prof. dr. H. J. Leenen. Al bij zijn aantreden in 1970 pleitte hij voor invoering van een informatieplicht voor artsen. Topmedici steunden hem, maar de grote groep 'gewone' artsen wilde er toen nog niets van weten. „Ze waren blijkbaar bang dat ze allerlei processen aan hun broek zouden krijgen." Leenen zat diverse commissies voor, die daardoor zijn naam droegen en die de weg bereidden voor een binnenkort door de Tweede Kamer te behandelen wetsvoorstel Hirsch Ballin van justitie en Simons van volksgezondheid. Het gaat om de WGBO, ofwel de Wet Ge neeskundige - Behandelingsovereenkomst. Daarin staat nadrukkelijk dat iedere arts ver plicht is, naar redelijkheid de patiënt te infor meren over diens ziekte, behandeling, herstel en dergelijke. Leenen: „In sommige gevallen mag de arts die informatie in stappen geven, als dat het genezingsproces kan bevorderen. Hij is niet verplicht om in alle omstandighe den alles maar over iemand uit te storten. Maar doorgaans is die terughoudendheid niet nodig, want patiënten kunnen over het algemeen veel meer aan dan artsen denken." De WGBO regelt niet de medische experi menten, waarvoor een strengere wet noodza kelijk wordt geacht, en evenmin de medische keuringen, want die vallen pas over vijf jaar onder de nieuwe wet. Over een jaar zal de re geling ook gelden voor het zogeheten li chaamsmateriaal zoals organen en bloed. Deze materialen mogen dan alleen nog voor wetenschappelijk onderzoek worden ge bruikt als de betrokkene vooraf toestemming heeft gegeven. De Gezondheidsraad heeft daarover afgelopen week nog een apart ad vies uitgebracht, dat in grote lijnen overeen komt met het wetsvoorstel. Verbazing Het verheugt prof. Leenen uiteraard dat zijn 'levenswerk' vruchten heeft afgeworpen, maar hij is tegelijkertijd verbaasd over de grote terughoudendheid van de politiek. Vooral het CDA had twijfels over het wets voorstel, waardoor de behandeling ervan een jaar werd uitgesteld. „Je reinste koudwatervrees", zegt directeur F. Dekkers van de Nederlandse Patiënten- /Consumenten Federatie. „Sommige artsen en ook politici, zijn bang voor Amerikaanse toestanden. Daar worden artsen geconfron teerd met dermate gigantische eisen om schadevergoeding als er iets mis is gegaan, dat ze van de weeromstuit sommige behan delingen nog weigeren te verrichten. Of ze doen èlles wat je maar kunt bedenken, dus ook volstrekt overbodige onderzoeken en be handelingen, om maar verschoond te blijven van een klacht. Begrijpelijk, want gedupeerde patiënten eisen daar vaak miljoenen. Bij een dergelijke 'defensieve geneeskunde' is nie mand gebaat, maar dat zal in Nederland echt niet gebeuren. Waar we het hier over heb ben, zijn zulke wezenlijke belangen van men sen, zulke normale rechtsverhoudingen, dat het te gek voor woorden is om daar moeilijk over te doen." De meeste artsen zijn het daar wel mee eens, hoewel ze ook bedenkingen hebben. Niet zozeer omdat ze zich bedreigd voelen, zeker de jongere generatie niet, maar omdat er bij de afhandeling van klachten steeds meer bewijzen van hen worden verwacht en niet meer van de patiënt. Mevrouw dr. W. Kastelein, secretaris-jurist van de artsenorga nisatie KNMG: „Normaal is het zo dat dege ne die klaagt ook moet bewijzen. Maar er is een tendens dat rechters de bewijslast omke ren, dus dat de arts moet bewijzen dat hij of zij géén fout heeft gemaakt. Dat is bijna on mogelijk. Het zal ertoe leiden dat artsen het dossier van hun patiënten werkelijk tot in de kleinste details moeten gaan bijhouden, om dat het dossier voor de rechtbank een zeer belangrijk stuk is. En het wetsvoorstel is zo geschreven, dat het die ontwikkeling alleen maar versterkt." Ze citeert uit het wetsontwerp artikel 1653 b, een hele mond vol: „De hulpverlener licht de patiënt op duidelijke wijze, en desge vraagd schriftelijk, in over de aard en het doel van het onderzoek of de behandeling die hij noodzakelijk acht en van de uit te voeren ver richtingen, over de gevolgen en risico's daar van voor de gezondheid van de patiënt, over andere methoden van onderzoek of behan deling die in aanmerking komen, alsmede over de staat van en de vooruitzichten met betrekking tot diens gezondheid voor wat be treft het terrein van het onderzoek of de be handeling." Mevrouw Kastelein nahijgend: „Dat gaat toch wel ontzettend ver hè, wat je straks als arts allemaal moet bijhouden en vertellen.... Logisch toch dat er dan enige weerstand bij medici ontstaat. Maar aan de andere kant: er zijn nu eenmaal regelingen nodig voor als het mis gaat. Bovendien zijn we al ruim tien jaar bezig om dit soort zaken goed vast te leggen, dus dan moeten we ook een keer zeggen: doe Probleem Emeritus-hoogleraar Leenen kan die woor den van harte ondersteunen. „Ik heb in huis een enorme rij wetten staan, maar er zit niets bij over patiënten." Hij constateert dat zijn ideeën tijd nodig hebben gehad om algemeen te worden aan vaard. „Op het moment dat ik ermee begon, was het niet zo'n groot thema. De genees kunde kon nog niet zoveel en kon dus ook nog niet zoveel kwaad. Maar door de ontwik keling van de technologie is dat sterk veran derd. Neem alleen al het enorme probleem van de genetische informatie: we zijn al zo ver in het DNA doorgedrongen dat in diverse gevallen te voorspellen is of mensen ziek zul len worden en wanneer. Hoe ver mag je gaan met het vergaren èn verstrekken van dergelij ke informatie? Daarnaast zijn de organisaties in de gezondheidszorg zo ingewikkeld ge worden dat het volstrekt onduidelijk is waar je als patiënt moet zijn als je klachten hebt." „Ziekenhuizen zijn zulke bureaucratische instellingen geworden, dat ten wie ze nou eigenlijk aansprakelijk moe ten stellen. Dat heeft veel patiënten opgebro ken; men doolde van de één naar de ander. Dat is met de nieuwe wet afgelopen: het zie kenhuis is aansprakelijk. Daar dien je voort aan je klacht in, en het ziekenhuis moet het verder uitzoeken en regelen." Leenen verwacht dat daardoor vooral het aantal zaken bij de klachtencommissies van de ziekenhuizen zal toenemen. Bij dergelijke commissies kunnen patiënten terecht die zich onheus of onbeschoft behandeld voelen, danwel vinden dat de arts ze onvoldoende informatie heeft verstrekt of hun pricavy heeft geschaad. Bijvoorbeeld als een arts in een verwijsbrief aan een collega schrijft: „Ik waarschuw je: deze patiënt simuleert." Leenen: „Het is voor de meeste mensen een hele stap om een klacht in te dienen, al was het maar omdat je als patiënt altijd in een afhankelijke positie zit. Je wilt beter wor den en je hebt niets aan een verpeste relatie met je arts. Ik denk dat die drempel lager wordt doordat het recht nu wordt vastgelegd in de wet. Er zijn langdurige procedures ge voerd omdat mensen het recht op inzage van hun dossier wilden afdwingen. Dat hoeft straks niet meer. Dat recht bestaat dan ge- Secretaris Kastelein van de KNMG is wat sceptischer. „Het is heel naar als een patiënt ontevreden is", zegt ze. „De KNMG organi seert cursussen hoe artsen met klachten moeten omgaan. Bijvoorbeeld door een boze brief niet meteen met een boze brief te be antwoorden en ook niet door zo'n brief drie maanden in de la te laten liggen. Ik heb er ook niets op tegen als het recht op informna- tie in wetten wordt vastgelegd. Maar het is wel een bewijs dat de samenleving harder, agressiever is geworden. Dat vind ik jam- Kastelein publiceerde in 1992 een proef schrift - Van klagen naar klachtrecht - waarin ze onder meer deze stelling poneerde: „Aardige hulpverleners krijgen minder klach ten dan onaardige." Ze herinnert zich: „Ik kreeg meteen opmerkingen van medici die zeiden: 'Je bedoelt natuurlijk védrdige hulp verleners'. Helemaal niet. In de praktijk blijkt dat patiënten in veel gevallen nog wel begrip kunnen opbrengen voor een arts die een fout heeft gemaakt. Als-ie er dan maar eerlijk over is. Zodra hij of zij gaat ontkennen, de zaak aan een ander overlaat of zich nooit meer laat zien, dan komen er problemen. Artsen die fouten ontkennen krijgen veel eerder juri dische procedures aan hun broek." Prof. Leenen: „Mensen accepteren een fout veel eerder dan dat ze worden afge snauwd of niet serieus worden genomen. Ze vinden het veel en veel erger als een huisarts door de telefoon zegt: 'Neemt u maar een as pirientje'. Of als een arts bij een gesprek geen aandacht heeft en bijvoorbeeld constant zit te telefoneren. Het overgrote deel van de klachten gaat over onheuse bejegening en niet over medische fouten." Klachtenlijsten Recente jaarverslagen van de Geneeskundige Hoofdinspectie van het ministerie van volks gezondheid laten zien dat het aantal klachten zich toespitst op zaken als kwaliteit, commu nicatie en toegankelijkheid van de zorg, zoals bereikbaarheid, wachtlijsten en huisartsen die weigeren te komen. Tot en met 1991 groeide het aantal klachten gestaag, maar in 1992 was er voor het eerst-een lichte daling. Er werden in totaal 760 klachten in behande ling genomen, waarvan er 511 afgehandeld; de overige zaken lopen nog. De Hoofdin spectie vermoedt dat het aantal klachten iets is afgenomen omdat patiënten mondiger zijn geworden en minder bang zijn om proble men direct aan te kaarten bij arts of instel- ling. Directeur Dekkers van de Patiëntenfedera tie daarover: „Bij de meest recente actie van specialisten tegen de tariefsverlaging konden patiënten naar ons bellen met klachten. Er kwamen veel meldingen binnen, maar de meeste waren anoniem. En meer dan 95% van de bellers wilde er geen werk van maken. Ze zeiden: 'Over drie weken zit ik weer tegen over die man en dan moet hij mij wel goed behandelen'. Mensen zijn nog altijd bang dat ze door het indienen van een klacht veel ka pot maken." Dekkers gelooft echter dat artsen er gevoe lig voor zijn als regelingen in een wet worden vastgelegd. „Die beroepsgroep is gezagsge trouw, dus heeft een wettelijke regeling meer kracht. Er ligt nu een aantal normen vast, waaraan iedereen zich gewoon heeft te hou den, en waarover dus nooit meer onduide lijkheid kan bestaan. Dat was hard nodig. In alle andere sectoren van de samenleving geldt: wat wil de consument eigenlijk? In de gezondheidszorg is dat niet het geval. Daar bepaalt de andere kant ongeveer alles; daar zit het geld, de sterke lobby en de dynamiek. Als je dat vergelijkt met bijvoorbeeld de ho tel-industrie. dan is het verschil schrijnend. Toch is de relatie arts-patiënt ook zakelijk, zeker vanaf het moment dat de dokter zegt: 'We zullen eens kijken'. Het is geen liefdadig heid. Daar moeten patiënten zich ook van bewust zijn." Prof. Leenen tenslotte: „Ik denk dat de ge zondheidszorg zich door deze wet meer zal gaan realiseren dat ze diensten verleent. Een verpleeghuis is drie keer zo duur als het Hil- ton-hotel. Maar als je in een verpleeghuis op het knopje voor de roomservice drukt, mag je blij zijn als je überhaupt een po krijgt."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1994 | | pagina 31