ZATERDAG S B IJVOEG SE L Een vak waarin je hard kunt slijten ZATERDAG 15 JANUAR11994 Bijgeloof of niet: het overlijden van Ien Dales heefteen nieuwe discussie losgemaakt over de vraag hoe zwaar (lees: hoe ongezond) het ministersambt is. Staan onze bewindslieden niet aan teveel stress bloot? Vergen de marathonvergaderingen in de Trèveszaal, de soms vinnige en slopende debatten in Tweedeen Eerste Kamer, de hele papierwinkel en het vele gereis niet te veel van een mens? Men zou haast denken van wel, getuigde de recente mededeling van de Rijksdienst voor Bedrijfsveiligheid en Bedrijfsgezondheid (RBB) dat bewindspersonen 'met enige regelmaat' om medische redenen een beroep op deze dienst doen. Duizenden mensen bewezen minister Dales gisteren de laatste eer op de Arnhemse begraafplaats Moscowa. De maandag overleden be windsvrouwe werd in de Gel derse hoofdstad geboren. FOTO ANP MARCEL ANTONISSE Het ministersambt. Van loden last tot peuleschil Het ministerie van binnenlandse zaken heeft na het overlijden van Ien Dales een wat macabe re reputatie gekregen. WD-minister Koos Rietkerk stierf op 20 februari 1986 in zijn werkkamer op dit departement aan een hart aanval, de pen nog in de hand. Na de verkiezingen toog CDA'er Cees van Dijk op 'BiZa' aan het werk. Binnen een jaar moest hij het ziekenhuis in: hartklachten en een bypass-operatie. Nu, zes jaar later, lijkt de werkdruk op het ministerie met het over lijden van Ien Dales opnieuw een slachtoffer te hebben geëist. Doodsoorzaak: hartstil stand. Oud-minister Cees van Dijk haast zich elk mogelijk verband tussen zijn eigen gezond heidsproblemen en het overlijden van Dales en Rietkerk te bestrijden. „Er is geen enkele relatie tussen deze drie voorvallen", zegt hij beslist. „Van een jaar ministerschap, want zo lang zat ik er toen ik geopereerd moest wor den, krijg je het heus niet aan je hart. Flau wekul! En van vier jaar ministerschap volgens mij ook niet. Daar komt meer bij kijken. Maar ja, wie bewijst het tegendeel? Na mijn operatie zeiden sommige ambtenaren: Pas op! Dit is geen toeval meer." 'Niet niks' Oud-minister van sociale zaken en ontwikke- lingssamenwerkingjan de Koning, jarenlang de rechterhand van premier Lubbers: „In de twaalf jaar dat ik minister was, heb ik toch wel ettelijke collega's meegemaakt die zicht baar gebukt gingen onder hun ambt en de verantwoordelijkheid die dat met zich mee bracht", zegt hij. „Het is ook niet niks: je moet politiek leiding geven aan duizenden ambtenaren, elke weêk enorme dossiers doorspitten, en voor elke kabinetsvergade ring een stapel papier van twintig tot dertig centimeter. Je moet geregeld van het ene naar het andere onderwerp switchen en bo vendien heb je soms te kampen met een las tig parlement. Dit is een vak waarin je hard kunt slijten. Zestig a zeventig uur werken in de week is heel gewoon en het wordt al gauw Dick Houwaart, voormalig directeur voor lichting van het ministerie van binnenlandse zaken, kan er - zij het discreet - over meepra ten. „Er waren ministers waarvan je zei: die zit echt stuk. Die kan het niet meer aan en gaat verzuipen. Waarom dat laatste dan niet gebeurde? Nou ja, dan gingen de ambtena ren er zo omheen staan dat de minister over eind bleef. Er werd een extra inspanning ge leverd tot het weer een beetje ging. Want ver gis je niet: als je vers op een departement binnenkomt krijg je nogal wat op je bordje. En de Tweede Kamer wordt door bewindslie den die daar niet uit vo'ortkomen soms echt als een leeuwekuil ervaren." Uit de parlementaire geschiedenis is overi gens één geval bekend van een minister die wèl 'verzoop' omdat hij het niet kon bolwer ken. Het betreft KVP-minister Van Rooy van Sociale Zaken (vader van staatssecretaris Yvonne) die er in 1961 niet in slaagde de Kin derbijslagwet in de Tweede Kamer te verde digen. Uit de memoires van oud-minister Veldkamp bleek recent dat de ministersploeg van het toenmalige kabinet-De Quay alge meen van mening was dat Van Rooy niet te gen zijn taak was opgewassen. Hans van der Voet, hoofddirecteur van de Rijksvoorlichtingsdienst en uit dien hoofde meestal aanwezig bij de ministerraden, be nijdt ministers hun ambt niet. „Het is echt een hondebaan", zegt hij. „In de tijd van Den Uyl werd er in het Catshuis vaak zo lang ver gaderd dat ik in de ochtendschemering de konijntjes op het gras zag zitten. Nu gebeurt dat minder, maar daar staat tegenover dat de bewindslieden tegenwoordig de halve wereld over moeten reizen." Uitersten Hoewel op het pluche flink gebuffeld moet worden, blijkt het neerleggen van de verant woordelijkheden na afloop van de ambtspe riode de meeste oud-bewindslieden bitter te gen te vallen. Met veel méér dan weemoed wordt teruggekeken op de periode waarin men het nog voor het zeggen had. De perio de ook, waarin het leven veraangenaamd werd door de glamour en luister die nu een maal met het ministersambt samenhangen. „Ach, je moet na zo'n overstap heel wat inle veren, hè?", verzuchtte ex-WD-staatssecre- taris Dees in 1989 na zijn rentrée in de Twee de Kamer. „Je regeert niet meer mee, de auto met chauffeur ben je kwijt, je hebt geen rian te werkkamer meer en geen staf van ambte naren die je dagelijks terzijde staat." Oud justitieminister Korthals Altes was na een ze venjarig ministerschap het autorijden zo ont wend, dat hij na zijn eerste 'eigen rit' in 1989 een nachtmerrie kreeg. „Ik was naar Apel doorn gereden en 's avonds droomde ik dat ik een vent doodreed omdat ik geen voorrang gaf aan rechts." De aanwezigheid van een niet kinderachtig ambtelijk apparaat en vele ondersteunende diensten maakt het mogelijk de nodige last van de schouders van de bewindspersoon te nemen. Tenminste': als de minister in kwestie dat zelf wil. Na twaalf jaar regeren staat de werkdrift van Ruud Lubbers, die liefst met een broodje-bal doorvergadert, iedereen op het netvlies. Maar er waren premiers en mi nisters die aanzienlijk minder tijd aan het re geren kwijt waren. Oud-directeur voorlichting van binnen landse zaken Dick Houwaart memoreert: „De ministers Rietkerk en Van Dijk waren zeer minutieus. Die lazen alles van kaft tot kaft en dan wordt het al gauw nachtwerk. Een ander uiterste was Wiegel. Als de eerste en de laatste zin van een nota hem een beetje bevielen, dan was het al goed. Minister Beer- nink uit het kabinet-De Jong had ook geen dagtaak aan het besturen van Binnenlandse Zaken. Vrijwel elke dag was hij steevast na vier uur in het perscentrum Nieuwspoort te vinden. Dan zat het werk er voor hem op en kon er een partijtje geschaakt worden." Pre mier Van Agt maakte naam door na zijn aan treden de eerste bode die hem in het week einde een karrevracht stukken aan huis kwam bezorgen de deur te wijzen. „Mijn bes te, doe dit in het vervolg nóóit weer. Het weekend is van mij", moet hij bij die gele genheid hebben uitgeroepen. Van recenter datum is het gemak waarmee minister Koos Andriessen van economische zaken in de zomer van 1991 bij afwezigheid van zijn collega's alleen en doodgemoede reerd het land regeerde. Nadat Irak Koeweit was binnengevallen, klopte het NOS-journaal vergeefs aan bij het ministerie aan de Bezui- denhoutseweg in Den Haag. De heer An driessen, van wie afstraalt dat hij het minis terschap als een peuleschil ervaart, bevond zich in hemdsmouwen in zijn achtertuin. Het was mooi weer en hij stelde voor dat de ca meraploeg hem daér over het onderwerp zou ondervragen. Zo geschiedde. Complex Ervaring, een stevig karakter en de juiste mentaliteit kunnen het dagelijks opereren een stuk veraangenamen, bevestigt oud-mi nister De Koning, die na het ziek worden van Cees van Dijk ook nog een tijdje op Binnen landse Zaken zat. „Of het regeren een onge zonde bezigheid is, ligt ook aafri jezelf. Mijn ervaring is dat bewindslieden die lang dub ben het extra zwaar hebben. Het scheelt een stuk als je een beetje besluitvaardig bent en - gebruikmakend van je ervaring - snel knopen kunt doorhakken." Het leiding geven aan een toko met dui zenden werknemers hoeft, vooropgesteld dat de organisatie bij aankomst op het departe ment goed in elkaar steekt, evenmin slapelo ze nachten op te leveren. De ambtenarij, met aan top de secretaris-generaal en daaronder een staf van directeuren-generaal, heeft de zaakjes doorgaans vrij goed geregeld. „Hele maal blind varen op deze leiding is echter ge vaarlijk", waarschuwt De Koning. „De minis ter is uiteindelijk verantwoordelijk, tot aan de nachtportier van het departement en dat moet ook zo blijven. In 1958 moest de toen malige staatssecretaris van oorlog, de heer Kranenburg, aftreden omdat er een construc tiefout zat in de nieuwe legerhelmen. Te recht, vind ik nog steeds. Want als je de mi nisteriële verantwoordelijkheid loslaat is op het eind niemand meer verantwoordelijk. De uitgedijde departementen, de steeds complexere regelgeving en het toegenomen beslag van de overheid op de samenleving, hebben het besturen de afgelopen dertig jaar steeds onoverzichtelijker gemaakt. „Het is een hele kunst om als minister te selecteren uit de enorme informatiestromen die op je afkomen", meent De Koning. Wie hoofdzaken niet kan scheiden van bij zaken zou het slachtoffer kunnen worden van wat sociologen een informatie-shock noemen: de veelheid aan berichten dringen niet meer door tot het centrale zenuwstelsel van de patiënt. Het klinkt allemaal wat ver ontrustend misschien, maar de glanzende zijde van deze medaille is dat de regering an no 1994 veel sneller en adequater geïnfor meerd kan zijn. Stress in het regeerkasteel. Heeft misschien de Nederlandse volksaard het ministersambt zwaar gemaakt? Is het besturen van een doorgaans eigengereid en vrij goed opgeleid volk een extra taaie klus voor diegenen die niet de lichtvoetigheid van Wiegel, Van Agt of Andriessen hebben? RVD-directeur Hans van der Voet: „Ik ken geen land ter wereld waar het parlement, de regeringspartijen incluis, de regering zo kritisch volgt. Vergeet niet dat pressiegroepen steeds professioneler zijn ge worden. Zij hebben inmiddels ook de weg naar de Eerste Kamer gevonden en dat merk je aan de debatten. Om een wet door de Se naat te loodsen moet een bewindsman soms echt alles uit de kast halen." Niet overdrijven Jan de Koning vindt echter dat de politieke spanningen in Nederland niet overdreven moeten worden. „Vergeleken met de rest van de wereld hebben we onze zaken vrij goed voor elkaar. We leven in een welvarend land en er zijn geen echt grote zaken aan de orde. Als je naar België, kijkt, met zijn taalstrijd en etnische problemen... Daar moeten bewinds lieden een balanceertechniek beheersen waar je duizelig van wordt. Aan de andere kant ziet men hier slakken vaak niet als schepselen waar je zout over strooit, maar als monsters die direct vernietigd moeten wor den. Een goed minister roept dan: wacht nou es even: dit is geen monster, maar een slak!." Professor Rudy Andeweg, hoogleraar parle mentaire geschiedenis te Leiden, heeft bij al zijn onderzoeken nooit gemerkt dat het vak van minister uit de gratie raakte. „Het kost in dit land geen moeite gekwalificeerde minis ters aan te trekken, hoewel sommigen wel voor de eer bedanken. Degenen die de uitdaging aannamen, ver telt Andeweg, hadden daar doorgaans geen spijt van. Het ministerschap een hondebaan? Het is maar hoe je er tegenaan kijkt, stelt de hoogleraar. „Ik heb in totaal achtenzeventig oud-bewindslieden over hun werk onder vraagd. Op één of twee uitzonderingen na beschouwden zij het allemaal als een pieker- varing in hun leven." Minister Ien Dales, iop 62-jarige leeftijd overleden aan een hartstilstand. FOTO ARCHIEF Minister Koos Riet kerk, in zijn werkka mer overleden (58 jaar oud) aan een hartaanval. FOTO ARCHIEF

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1994 | | pagina 27