'Er is niets illegaals aan mijn verzameling' Een klap die psychisch doorwerkt NS zelf schuldig aan treinramp Hoofddorp E?SS;'' T Illegale oudheidkamer Leiden uniek 5T WhW9ÈM -jP 3 november 1993 tr„ houlm »<»KJ: Romeinie krujker •cLaIo-, borden, een c 13de-rruwM beer rllir.ger 1^'" Al. Ik JÏ,™ w»t fp" T. w,Utn =F- vondilen graan aen bh 01 hjj iteit ze are*» in.w ij ■>d geprikt een bepaalde plek li inderdaad gevonden Jtaal in de Koop oude gralkarne Di# Kee Op grote houten stellingen staan ze opgesteld: Romeinse kruiken, potten uit de prehistorie en honderden anderen archeologische vondsten. Zomaar in het huis van D. van der Plas, in het hart van Leiden. Daar heeft hij een privé'- oudheidkamer ingericht met een illegale collectie, die is verkregen door 20 jaar graven in Valkenburg en Leiden. k heb alleen maar I positieve, leuke re- _JL_ acties gehad", zegt D. van der Plas uit de Leidse Groenesteeg. Hij haalde de voorpagina omdat hij in zijn woning zo'n enorme hoeveel heid archeologische vondsten bewaart dat zijn huis de betite ling 'illegale oudheidkamer' meekreeg. „Maar mijn verza meling is niet illegaal. Ik heb het merendeel van die spullen van anderen gekregen." Niettemin zou volgens Van der Plas tegen hem aangifte zijn gedaan na de publikatie. „Dat verhaal ging inderdaad. De po litie zei dat er een archeoloog bij ze was langsgeweest om aangifte te doen, maar daar heb ik verder niets meer van gehoord. Later zei een politie woordvoerder dat het allemaal een storm in een glas water was geweest." Wie zelf iets waardevols op graaft, moet dat bij de gemeen te melden. Anders begaat hij een misdrijf. Daarbij moet ie mand echter wel zo'n beetje op heterdaad worden betrapt. Bij Van der Plas ("Ik heb echt veel gekregen") was dat onmogelijk. „Graven kan ik al zeven jaar niet meer, zelfs al zou ik willen. Vanwege mijn rug." Hij kent wel ménsen die in de grond wroeten op zoek naar iets waardevols. „Er zijn er zelfs twee die later opziener voor de gemeente zijn geworden bij ar cheologische opgravingen. Van een stroper wordt een jager ge maakt", beweert Van der Plas. Hij verzamelt al twintig jaar en vindt dat bepaald niet bij zonder. Van 'heling' van ar- Van der Plas voor een deel van zijn verzameling. cheologische vondsten wil hij al bemiddelen, als bijvoorbeeld lijk zou doen. Maar verzamelen heidkundige bodemvondsten, helemaal niet weten. „De poli- de Rijksdienst voor archeolo- is niet strafbaar. Op de Hoge- Zo openlijk gaat het dus." tie zei zelfs dat ze wel wilden gisch bodemonderzoek moei- woerd is een winkel in oud- De benaming 'illegale oud- archieffoto loek zuyderduin heidkamer' vindt hij dan ook niet alleen om het 'illegale' overdreven. „Ik vind het hier ook geen 'oudheidkamer'. Zou het dat wel zijn dat zou alles als in een museum opgesteld zijn, compleet met jaartal en plaats van herkomst. Dat is bij mij niet zo." In zijn huiskamer ligt inmid dels wel een complete schilde ring in kleur uit 1600 op de grond. „Olieverf op linnen. Ik heb geprobeerd te achterhalen wat het nou precies is. Kijk, je ziet er twee levensbomen op met gestileerde bloemen en planten. Een klein stuk had ik al. Dat zat achter het behang op een eikenhouten deur van een woning op de hoek van de Langebrug en de Diefsteeg. Van heel iemand anders kreeg ik het andere stuk, dat ik er aan vast heb genaaid. Dat zat weer achter een andere deur op die plek. Fraai, hé." Van der Plas kreeg ook de VPRO-radio en TROS-Aktua op bezoek. „De TROS kwam op dezelfde dag dat minister d'An- cona bij een congres van ar cheologen in de Pieterskerk was", zegt hij. Aan hem en zijn verzameling werd een item van vier minuten gewijd, maar hij heeft meer bijzonders in huis. Vol trots toont hij zijn eeuwen oude 'kelder'. Een nauwe ronde nis, waarin je kunt staan. „Het is een beerput die hier al zeven eeuwen zit. Ik heb er een ste nen vloer en licht in aange bracht. Een soort iglo, uniek in Nederland, alleen in Amster dam schijnt er nog een te zijn." Voor Van der Plas houdt het leven niet op bij de archeolo gie. Voor de gemeente Leiden moet het nog 'beginnen'. „Vlak na het artikel in de krant werd er door de wethouder een stadsarcheoloog beloofd. Toe val?" pielt macntr 13 november 1993 Uitspraak in een slepende kwestie. Onder voorzitterschap van mr. Pieter van Vollenhove komt de Spoorwegongevallenraad tot de conclusie dat de NS schuldig is aan het ernstige treinongeluk bij Hoofddorp, eind vorig jaar. In een reactie zegt de vrijgesproken machinist dat hij psychisch nog steeds last heeft van het ongeval. Dat geldt voor meer slachtoffers. De Nederlandse Spoorweger,en mel de st. .ebben schuld aan iber vorig schreven. ...jterdain-Vlissingen RCfeeeid. „Terwijl Vo)f.cn, dc raad »s uil nader i vielen vijf doden en raakten 32 personen g hc.touwbtl„ daarom geen V 'Aanvullende Ti|del#f Snel- w«au« ,ltualtei denl- chmls' - hridsbecertdng (ATSBI heetl d_. „.„igfreiifeinfor- Map; wond. Tomas Brandt en zijn zus Sandra. „Zij is een ontzettend grote steun voor me geweest." foto united photos de boer rob hendriks omas Brandt (Hoofd dorp: 25 jaar). Voor 30 november 1992 fa natiek perfectionist, toonbeeld van orde en netheid. Nu een sloddervos. Voor die bewuste datum een ambitieuze leerling, die alleen genoegen nam met de hoogste cijfers. Nu een bij vlagen lakse student, tevreden met een mager zesje. Zijn ver anderde instelling maakt hem soms moedeloos. „Ik kan er niets aan doen, echt niet. 't Is allemaal de schuld van dat on geluk", zucht hij. „Van anderen krijg ik te horen hoe ik vroeger was. Ik heb me er bij neergelegd dat ik nooit meer dezelfde van voor het treinon geluk word." Vader Cor: „We hebben een andere zoon gekre gen." Zijn moeder Tiny: „Het valt niet te begrijpen." Tomas kijkt zijn ouders berustend aan. Zijn ogen drukken twijfel uit. De treinramp bij Hoofddorp heeft hem veranderd. Tomas Brandt is op 30 no vember 1992 een van de zestien zwaargewonde slachtoffers van het treinongeluk. Met onder meer een hersenkneuzing, ze ven gebroken ribben, een aantal hoofdwonden en een gebroken onderarm wordt hij op die rampzalige ochtend in zorgwek kende toestand overgebracht naar de intensive care van het VU-ziekenhuis in Amsterdam. Ruim een jaar later blikt hij terug. Neerslachtig: „Ik heb een ellendige periode achter de rug. Voor mij is 1993 een loodzwaar jaar geweest. Ik wil niet zeggen een verloren jaar, want dat is geen enkel jaar. Het is een cli ché, maar wel waar: je beseft de kwetsbaarheid van het bestaan. Ik hoop dat ik mijn studie elek tronica aan de technische uni versiteit in Delft afmaak." Hij zegt het gelaten en zonder zelf vertrouwen. Geen herinnering De uren en minuten voor het ongeluk staan haarscherp op zijn netvlies, 't Was een ochtend van jachten en jagen. „Ik reed met de stoptrein van Hoofd dorp naar Schiphol. Ik moest nog spurten op het station van Schiphol om de sneltrein naar Vlissingen te halen. Ik zat net in dienst. Ik zou die ochtend in Keizersveer beginnen aan een rij-opleiding." Hij komt er nooit aan. Van de treinramp zelf en de negen dagen die er op vol gen, kan hij zich niets meer her inneren. „Dat is uit mijn geheu gen weggevaagd. Nachtmerries of zo heb ik gelukkig nooit ge had." Als hij bijkomt in het zie kenhuis is zijn eerste gedachte: 'Ik moet hier weg'. „Je wilt het eerst niet geloven, maar na ver loop van tijd dringt het tot je door dat je blij moet zijn dat je nog leeft." Hoewel hij langzaam maar zeker herstelt, valt het hem moeilijk zijn concentratie vast te houden. „Als ik iets wilde le zen, ging het gewoon niet." Hij begon te piekeren. Heldere toe komstplannen veranderden in vage schetsen. „Ik stelde mezelf vragen als: kan ik nog in de maatschappij functioneren? Ik zag mezelf al als een soort zom bie door de straten lopen." Eind juli gaat hij met vrien den in twee auto's op vakantie naar Zuid-Frankrijk. Het is een test-case voor hem. „Eerlijk is eerlijk, het ging perfect. Mijn vrienden hebben me uitstekend opgevangen. Vrienden zijn van levensbelang, dat kan ik nu uit eigen ervaring zeggen." Opstandig: „Lichamelijk gaat het steeds beter. Ik begin weer de oude te worden. Maar gees telijk is het niet goed met me. Het valt vooral anderen op, hoe ik verander., Zelf merk ik vooral dat zaken waarover ik me vroe ger druk kon maken, me nu geen snars interesseren. Waar om gebeurt dat nou? Wist ik het maar?" Hij zwijgt. Zijn vader vertelt: „We waren gewaar schuwd door het ziekenhuis. Dat we een andere zoon zouden terugkrijgen. Maar daar wil je niet aan hè. Dat verdring je. Dat veranderde gedrag van hem, dat heeft in het gezin voor spannin gen gezorgd." Zijn vrouw Tiny knikt. „Tomas was zo'n perfec tionist. Hij had oog voor details. Soms was hij dwangmatig piet luttig. Alles moest altijd even precies bij hem." Voor het on geluk voltooide Tomas de HTS in Haarlem. Een even pientere als ijverige jongeman, die aan de lopende band hoge cijfers haalde. De TU was het logische vervolg. „Maar sinds dat onge luk valt het studeren me zo moeilijk. Ik heb de grootste moeite om me te concentreren. Ik wil nog zo graag, maar ik ben vaak zo laks, zo ongeïnteres seerd. Als het niet meer gaat, stop ik." Voorlopig zet hij door, met een gevoel van 'ik zie wel waar het schip strandt'. Hij reist in ie der geval weer geregeld met de trein tussen Delft en Hoofd dorp. Die eerste treinreis was een paar maanden na het onge luk, om zijn angst te overwin nen. Hij zag er als een berg te genop. „Ik vond het moeilijk. Mijn zus Sandra ging mee. Zij is zo'n ontzettende steun voor me geweest. Die eerste keer was voor mij een grote overwin ning." Op 30 november 1993, pre cies één jaar na het ongeluk, neemt hij dezelfde trein als een jaar eerder. De sneltrein van 7.15 uur naar Vlissingen. Hij gaat in hetzelfde treinstel op precies dezelfde plaats als toen zitten. „Het deed me minder dan ik dacht. Ik bedoel, ik kan toch geen herinneringen oproe pen. Ik heb al weer vaak met de trein gereisd, maar elke keer ben ik gespannen. Elke hobbel, elke wissel, die angst dat er wat misgaat, dat gaat volgens mij nooit over. Dat andere reizigers rustig en ontspannen de krant zitten te lezen? Zegt me niets. Want dat was vorig jaar ook zo." Verbitterd Met andere slachtoffers van het ongeluk heeft hij nauwelijks contact. „Via- via heb ik begre pen dat er veel mensen in die trein zijn geweest die onge deerd waren, maar toch nooit meer een voet in een trein zet ten. Wel mensen trouwens die het ongeluk bewust hebben meegemaakt. Die vreselijke beelden van de ramp ken ik al leen van de tv. Alles wat over het ongeluk is geschreven, heb ik verzameld. Aan de hand daarvan kan ik me een beeld vormen." De schuldvraag schuift hij ter zijde. Verbitterd: „Het is een sa menloop van allerlei factoren geweest. Eén ervan is dat ma chinist Boersma te hard heeft gereden. Oké, zijn naam is ge zuiverd. Als ik hem tegen zou komen, zou ik hem niet aanvlie gen, maar hij zou toch ook niet zo makkelijk van me af komen. Hij wist dat op diezelfde plek twee dagen eerder ook een trein uit de rails was gelopen. Hij had voorzichtiger moeten rijden", zegt hij opstandig. Waarna hij weer terugvalt in kalme berusting. „Ik zal moeten aanvaarden dat ik ben gewor den zoals ik nu ben."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1993 | | pagina 36