Belasting en uitkeringen in 1994 Gedeeltelijke inflatiecorrectie INDERDAG 30 DECEMBER 1993 [inimumloon gelijk J AA' L iruto bedragen van het wettelijke mini- ïloon en het minimumjeugdloon wor- op 1 januari 1994 niet verhoogd. Voor werknemer van 23 jaar of ouder is het minimumloon bij een volledig dienst and per 1 januari 1994: er maand: er week: er dag: >ruto minimumjeugdlonen bedragen januari 1994: Per maand 1.838,70 1.568,30 1.330,40 1.135,70 984,30 854,50 746,30 649,00 belasting- en premiemaatregelen :oe het kabinet heeft besloten, stijgen (el alle netto minimumloon- en mini- ïjeugdloonbedragen. De netto-bedra- Izijn echter niet wettelijk bepaald. Ze ien per bedrijfstak of bedrijf verschil- ~it komt door verschillen onder meer emieheffing voor de sociale zekerheid, ior werknemers van 23 jaar en ouder 'e netto minimumloonbedragen per 1 ri 1994 globaal afgerond als volgt: felastinggroep per maand 1370 1613 1802 1764 1816 fgroep 1 heeft betrekking op lonen op geen basisaftrek van toepassing is, tweede baan dus. Door de gewijzigde igeving van het arbeidskostenforfait in hebben deze werknemers voor een de inkomen op minimumloonniveau recht meer op arbeidskostenforfait, or alleenstaande werknemers van 22 en jonger, ingedeeld in tariefgroep 2, aagt het netto-minimumloon per id globaal: Leeftijd 22 jaar 21 jaar 20 jaar 19 jaar 18 jaar 17 jaar 16 jaar 15 jaar bedrag 1405 1228 1070 940 840 754 urwaardeforfait ingang van 1 januari wordt het huur- deforfait verlaagd met 0,1 procent van it 2,8 procent. De bedragen voor 1994 :r als volgt uit: 15.000 30.000 60.000 90.000 120.000 170.000 220.000 270.000 320.000 390.000 460.000 530.000 600.000 2.520 3.360 4.760 (-) 330) 750) 1.740) 2.610) 3.480) 4.930) 6.380) 7.830) 9.280) (11.310) (13.340) (15.370) (17.400) De meeste bruto sociale verzekeringsbijdragen blijven per 1 januari nage noeg gelijk aan het niveau van 1993. Een aantal bruto uitkeringsbedragen verandert echter wel. Dat komt omdat de erbij behorende netto bedragen zijn gekoppeld aan het netto minimumloon. DEN HAAG ANP Het netto minimumloon verandert als ge volg van aanpassingen in de sociale pre mies en de belastingen. Deze verandering werkt via een koppeling door in de bruto- uitkeringen. Een echtpaar bijvoorbeeld waarvan beide partners 65 jaar of ouder zijn en dat alleen een AOW-uitkering heeft, krijgt er op 1 ja nuari aanstaande netto een tientje per maand bij. De totale netto-uitkering voor het echtpaar komt daarmee op 1779,96. Iedere partner ontvangt 50 procent van dit bedrag, namelijk 889,98. Dit bedrag geldt voor een AOW-gerechtigde zonder aanvul lend pensioen en met een ziekenfondsver zekering. AOW Het AOW-pensioen voor gehuwden is netto gelijk aan 50 procent van het netto mini mumloon als beide partners 65 jaar of ou der zijn. Het netto pensioen van een onge huwde is gelijk aan 70 procent van het net to minimumloon. Éénoudergezinnen ont vangen een pensioen dat netto gelijk is aan 90 procent van het netto minimumloon. Het gaat om ongehuwde bejaarden met een kind dat jonger is dan 18 jaar voor wie zij kinderbijslag ontvangen. Voorts wordt per 1 februari 1994 het uit keringsrecht van gehuwden met een part ner jonger dan 65 jaar gewijzigd. Hierbij gaat het om een gehuwde met een partner jonger dan 65 jaar, die voor 1 februari 1994 recht krijgt op een AOW-uitkering ontvangt een pensioen van 70 procent van het mini mumloon (conform de uitkering voor al leenstaanden) en een toeslag van maximaal 30 procent van het minimumloon. Per 1 februari 1994 wordt de verhouding tussen basisuitkering en toeslag gewijzigd. Een gehuwde met een partner jonger dan 65 jaar die op of na 1 februari 1994 recht krijgt op een AOW-uitkering, ontvangt een pensioen van 50 procent van het mini mumloon (de uitkering voor een gehuwde) en een toeslag van maximaal hetzelfde be drag (bruto 972,46). Voor degenen die voor 1 februari al een AOW-uitkering ont vangen verandert er niets. nen onder dezelfde voorwaarden als wedu wen aanspraak maken op een AWW-pen- sioen. Weduwen r Weduwen z Wezen tot 1 Wezen van Wezen van 16 tot 27 j. 2419,72 1767,02 565,45 158,25 110,76 35,44 53,16 70,89 Naast deze pensioenbedragen worden te vens zogeheten fictieve pensioenbedragen vastgesteld die zouden hebben gegolden als de voorstellen van de Commissie-Oort niet zouden zijn ingevoerd. De reële pensioen bedragen worden daartoe verminderd met een fictieve overhevelingstoeslag. De zogenaamde voor-Oortse AO- W/AWW-bedragen zijn in tweeërlei opzicht van belang. In de eerste plaats kunnen deze bedragen worden gehanteerd bij de bereke ning van de pensioenaanspraken. Hiermee wordt voorkomen dat de verhoging van de AOW/AWW-uitkering op grond van de Oort-maatregelen zou leiden tot een kleiner aanvullend pensioen. In de tweede plaats kunnen deze voor- Oortse bedrage worden gebruikt bij de vast stelling van het ffanchisebedrag, waarover geen premies voor de aanvullende pensioe nen worden geheven. uitkering via de werkgever aan de uitke ringsgerechtigde wordt betaald. In dat geval gelden de percentages van de betreffende bedrijfstak. AWBZ De regeling voor de inkomensafhankelijke bijdrage verandert per 1 januari 1994 niet. Het minimum ter vrije besteding blijvende bedrag (het zogenoemde zakgeld) voor mensen die bijvoorbeeld in een tehuis wor den verpleegd, is gewijzigd. Dit is voor on- gehuwden ƒ4261,67 en voor gehuwden 7106,13 per jaar. Premiepercentages 1-1-1994: voor gedeeltelijk arbeidsongeschikte werk- lozen, ongeacht hun leeftijd. Voor de IOAZ Woonkosten komen mensen in aanmerking van 55 jaar Huurders met een huur tussen 324,58 en of ouder en gedeeltelijk arbeidsongeschikte ƒ913,33 per maand hebben meestal recht ex-zelfstandigen (ongeacht hun leeftijd) die op huursubsidie. Bijstandsontvangers met noodgedwongen hun bedrijf of beroep een eigen huis waarvan de woonkosten tus sen ƒ324,58 en 913,33 per maand liggen, kunnen een toeslag krijgen die gelijk is aan moeten beëindigen. De bruto grondslag bedraagt voor: werkg. werkn. totaal. AOW 1) AWW 1) AAW 1) AWBZ 1 WAO 2) Werkloosheidsver ZW 5) ZFW 4) 6) Vorstverlet 3) VUT 3) de huursubsidie. Bij woonkosten boven ƒ913,33 per maand kan hooguit tijdelijk een toeslag worden gegeven. Extra verdiensten. Van het geld dat een bijstandsontvanger verdient, wordt 25 procent niet van de uit kering afgetrokken. Dit geldt voor maximaal twee jaar. Voor een-oudergezinnen geldt, dat de eerste 88,58 van wat de ouder per maand verdient, wordt vrijgelaten. Op de uitkering van ouders met inwo nende kinderen met eigen inkomsten wordt - ongeacht het aantal kinderen - een bedrag van 186,92 per maand in mindering ge bracht. Dit blijft achterwege als er uitslui tend kinderen zijn die studiefinanciering hebben, of (beneden 21 jaar) een inkomen Voor mensen jonger dan 21 jaar gelden la- dat ongeveer zo hoog is als de RWW-uitke- gerebedragen. J- J:~ L:: gehuwde en onge partners beiden 21 j. of ouder alleenstaanden v; alleenstaanden alleenstaanden alleenstaanden De uitkeringen zijn netto gelijk aan de bijstandsnormen. Op de grondslagen wor- (met max.toeslag) 1802,10 1258,88 1621,27 123,13 86,20 110,81 Weduwen met kind tot 18 ji Weduwen zon, kind tot 18 j Wezen tot 10 jaar Wezen van 10 tot 16 jaar Wezen van 16 tot 27 jaar 1781,42 1246,42 398,86 598,28 797,71 125,30 87,70 28,06 42,09 56,13 AOW bruto p/mnd bruto vak. uitk. p/mnd Geh. partner ouder dan 65 Geh. met max. toeslag (partner jonger dan 65) Alleenstaanden Ongehuwden kind tot 18 jr 972,46 1944,92 1401,03 1749,38 59,19 118,37 82,85 106,54 Netto AOW voor gehuwden (50 procent AOW-uitkering per maand): per maand vakantietoeslag totaal 889,98 48,87 938,85 Voor een huishouden zijn de bedragen twee maal zo hoog. Netto AOW voor alleenstaanden: per maand 1240,08 vakantietoeslag 68,40 totaal 1308,48 AWW Het pensioen voor een weduwe met een kind jonger dan 18 jaar is netto gelijk aan het minimumloon. Voor een weduwe zon der kind jonger dan 18 jaar, is het pensioen of de uitkering netto gelijk aan 70 procent van het minimumloon. Weduwnaars kun- Kinderbijslag Per 1 januari 1994 blijft de kinderbijslag ge lijk aan het niveau van het jaar 1993. In ver band met de Wet op de studiefinanciering is het recht op kinderbijslag voor kinderen van 18 tot 25 jaar afgeschaft. Echter, heeft een kind van 18 tot 25 jaar geen recht op studiefinanciering, dan kan toch nog recht op kinderbijslag bestaan. AAW De algemene grondslag van de AAW wordt per 1 januari 1994 niet verhoogd. Ook de grondslagen voor AAW-gerechtigden bene den de 23 jaar, die worden afgeleid van de minimumjeugdlonen, worden op die da tum niet aangepast. Daglonen De daglonen waarnaar de uitkeringen op grond van de WAO en de WW worden bere kend, worden per 1 januari 1994 niet ver hoogd. Over Ziektewet-, WW- en WAO-uit- keringen worden premies werknemersver zekeringen geheven. Daarbij wordt voor de heffing van de wachtgeldpremie en Ziekte wetpremie uitgegaan van een gemiddeld percentage. Dat gemiddelde bedraagt voor de wachtgeldpremie 0,40 procent voor zo wel de uitkeringsgerechtigde als voor de be drijfsvereniging. Ziektewet De gemiddelde Ziektewetpremie bedraagt 1,00 procent voor de uitkeringsgerechtigde en 2,10 procent voor de bedrijfsvereniging. Deze gemiddelden gelden niet wanneer de De overhevelingstoeslag die door werkge vers bovenop het brutoloon wordt betaald ter compensatie van de AAW- en AWBZ- premie die voor rekening van de werkne mer komt bedraagt 11,60 procent van het loon waarover premie wordt geheven. De toeslag wordt berekend over maximaal 76.350,-. 1) Voor de volksverzekeringen geldt een premievrije voet van 5925,- per jaar. Verder is per 1 januari 1994 een nomina le premie AWBZ verschuldigd. De hoog te van deze premie wordt door de zie kenfondsen en andere uitvoeringsorga nen zelfstandig vastgesteld. Ervan uitge gaan wordt, dat de gemiddelde nomina le premie awbz 133,- per jaar per vol wassene bedraagt. Voor personen tot 18 jaar wordt een derde van de premie voor een volwassene gerekend. Voor alle per sonen tot 18 jaar dient nominale premie te worden betaald. 2) De franchise of premievrije voet be draagt 99,- per dag. 3) Geraamd gemiddelde voor bedrijven: deze premies worden vastgesteld door de besturen van de bedrijfsverenigingen. 4) Over de verdeling van de premie moet de Raad van State nog adviseren. 5) Gemiddelde premie voor omslagleden. 6) Voor AOW-uitkeringsgerechtigden die verzekerd zijn volgens de verplichte zie kenfondsverzekering geldt een premie van 0,75 procent over de AOW-uitkering. De loongrens bedraagt 58.100,-. Verder is een nominale premie ZFW verschul digd. De hoogte hiervan wordt door de ziekenfondsen zelfstandig vast-gesteld. Ervan uitgegaan wordt, dat de gemiddel de nominale premie zfw 198,- per jaar per volwassene bedraagt. Voor meever zekerde kinderen geldt de helft van de premie voor een volwassene. Er is voor maximaal twee kinderen premie ver schuldigd. IOAW/IOAZ Met ingang van 1 januari 1994 wijzigen de bijstandsuitkeringen en de IOAW- en IOAZ- grondslagen. Weliswaar wordt het wettelijk minimumloon per 1 januari 1994 niet ver hoogd, maar er treden wel veranderingen op in belasting en premies. Als gevolg hier van gaat de bijstandsuitkering voor een echtpaar met 11,23 per maand omhoog en wordt 1771,54. De uitkering voor een alleenstaande van 23 jaar of ouder wordt met 7,86 per maand verhoogd tot 1240,08. De IOAW is bestemd voor oudere langdu rig werklozen die 50 jaar of ouder waren op het moment dat zij werkloos werden èn ring voor een alleenstaande die bij zijn ou ders woont. Dezelfde aftrek geldt voor bijstandsge rechtigden met één onderhuurder. Voor den de bruto-inkomsten uit of in verband mensen met één kostganger geldt een af- met arbeid van de werkloze of zelfstandige trek van 283,60 per maand. Heeft men en zijn of haar partner in mindering ge- meer dan één onderhuurder of kostganger, bracht. In tegenstelling tot de Bijstandswet dan stelt de gemeente per geval vast welk wordt geen rekening gehouden met andere gedeelte van het kostgeld of de bruto on- inkomsten en met vermogen. Alleen bij de derhuur wordt aangemerkt als netto inko- IOAZ wordt van vermogens boven de men dat op de uitkering in mindering wordt gebracht. Van inkomsten uit arbeid mag niet meer worden behouden dan: 265,73 per maand RiictonH tnottn\ voor ^et hoofd van een een-oudergezin en Dijsrana tneiio j VQOr een echtpaar; 186,01 per maand voor Voor echtparen met en zonder kinderen is een alleenstaande van 23 jaar of ouder, het normbedrag per maand 1771,54. Voor alleenstaanden die jonger zijn dan 23 Hieronder vallen ook twee ongehuwden die jaar en voor schoolverlaters van 21 tot 27 een gezamenlijke huishouding voeren. Dus jaar gelden andere bedragen. Eigen vermogen de graad zijn hiervan uitgesloten. Het va- Niet al het spaargeld behoeft te worden kantiegeld bedraagt 97,72 per maand. Voor echtparen waarvan een partner jon- aangesproken voordat men voor bijstand in aanmerking komt. Het vrij te laten vermo- ger dan 21 jaar of schoolverlater van 21 tot gen is: 18.000 voor gezinnen en 9.000 27 jaar is, of waarvan beiden jonger dan 21 voor alleenstaanden. jaar of schoolverlater van 21 tot 27 jaar zijn, Voor mensen jonger dan 65 jaar die een gelden lagere bedragen. Voor alleenstaande bijstandsuitkering ontvangen en een eigen ouders is het normbedrag per maand huis bewonen, geldt een extra vrijlating. Bij ƒ1594,39. Het vakantiegeld bedraagt hen wordt van het vermogen in het huis na- 87,95 per maand. Voor alleenstaande ouders die jonger dan melijk nog eens 15.000,- volledig vrijgela- ten en van het meerdere de helft. De totale 21 jaar zijn of die schoolverlater van 21 tof vermogensvrijlating is begrensd tot 27 jaar zijn, gelden lagere bedragen. Bij ge- 77.800,- voor gezinnen en 68.800,- voor zinnen die met anderen een woning bewo- alleenstaanden, nen, vindt een vaste aftrek plaats van 186,92 per maand. Ziekenfonds Voor alleenstaanden jonger dan 21 jaar of Wie verplicht verzekerd is bij een zieken- schoolverlaters van 21 tot 27 jaar is het fonds moet van zijn/haar uitkering de no- normbedrag per maand als ze thuiswonend minale ziekenfondspremie en de nominale zijn ƒ465,50, en als ze uitwonend zijn premie AWBZ betalen. Wie niet verplicht ƒ866,30. verzekerd is, ontvangt bij het normbedrag Voor alleenstaanden van 21 jaar of ouder een vergoeding voor de betaling van een en geen schoolverlater van 21 tot 27 jaar, is particuliere ziektekostenverzekering die de- het normbedrag per maand als het geen zelfde risico's dekt als de verplichte zieken fondsverzekering. De vergoeding wordt ver minderd met het bedrag dat een verplicht woningdelers zijn: en als het woningdelers zijn: bij 23 jaar of ouder 1240,08 bij 22 jaar 1032,72 bij 21 jaar 902,82 Vakantiegeld Voor alleenstaanden die ouder dan 21 jaar en geen schoolverlater van 21 tot 27 jaar zijn bedraagt het vakantiegeld per maand: bij 23 jaar of ouder 68,40 bij 22 jaar 70,94 bij 21 jaar 60,52 indien jonger dan 21 jaar of schoolverlaten 37,47. Het vakantiegeld wordt eens per jaar, in juni, uitbetaald. verzekerde in dezelfde omstandigheden als nominale premie aan het ziekenfonds moet betalen. Accijns op borrel twee kwartjes hoger DEN HAAG ANP De accijns op sterke drank gaat per 1 april 1994 met ongeveer twee kwartjes omhoog. Maar er zijn meer wijzigingen in de zoge noemde verbruiksbelasting op alcoholhou dende en -vrije dranken. Zo gaat de ver bruiksbelasting op limonades met 5 cent per liter omlaag, de verbruiksbelasting op limonadesiropen zelfs 15 cent. Ook alcohol vrij en -arm bier kan theoretisch iets goed koper worden. In dit geval gaat het om een verlaging van circa 1,5 cent per flesje. Voor gewoon bier geldt juist weer een verhoging van de accijns met 1 cent per flesje. inflatiecorrectie voor 1994 leidt tot een illing van een aantal belastingvrije jmen, vrijstellingen met 2,7 procent. Op riefschijven zelf wordt geen inflatiecor- toegepast. Uit het Belastingplan 1994 voorts dat het tarief van de eerste f met 0,65 procent wordt verlaagd. ;t schijventarief ziet er voor 1994 als opvolgende inkomensschijven heffing over het totaal var de schijven de eerste inkomensschijf worden be- tg en premies volksverzekeringen V, AWW, AAW en AWBZ) gecombi- 1 geheven. Het 38,25 procent-tarief be- uit 7,05 procent belasting en 31,2 pro premies. Voor personen van 65 jaar en ,r geldt er in de eerste schijf in plaats Zj 18,25 procent een tarief van 17,45 pro- T omdat zij voor een aantal premies verzekeringen (AOW en AAW) niet premieplichtig zijn. Dit tarief bestaat ,05 procent belasting en 10,4 procent lie AWBZ en AWW. dienstbetrekking/uitkering al in een tarief groep wordt ingedeeld die wel recht geeft op een belastingvrij bedrag. Tariefgroep 2 Het belastingvrije bedrag voor personen in gedeeld in tariefgroep 2 is 5.925 gulden (was 5.769). Men wordt in deze groep inge deeld als men niet wordt ingedeeld in één van de andere tariefgroepen, bijvoorbeeld: 1. Men is tweeverdiener en de echtgenoten- huisgenoten verdienen beiden meer dan 5.925 gulden. 2. Als men als alleenstaande ouder niet in aanmerking komt voor indeling in tarief groep 4 of 5. Tariefgroep 3 Het belastingvrije bedrag voor personen in gedeeld in tariefgroep 3 is 11.850 gulden (was 11.538). Men wordt ingedeeld in ta- iefgroep 1 •elastingvrije bedrag voor personen in- ld in tariefgroep 1 is 0 gulden. Tarief- 1 is dus de tariefgroep zonder belas- rij bedrag en geldt in de volgende situ- men als gehuwde/ongehuwde het be- gvrije bedrag overdraagt aan de echt- t/huisgenoot. Dan heeft men bijvoor geen inkomen of een inkomen lager 925 gulden. men twee of meer dienstbetrekkin- itkeringen heeft en bij de andere 1. Als men gehuwd is en de echtgenoot- /echtgenote geen inkomen heeft of een in komen heeft van minder dan 5.925 gulden. Indien in de loonbelastingverklaring tarief groep 3 wordt aangekruist en de echtge noot/echtgenote de verklaring mede-on dertekent, vindt de overdracht van zijn- haar belastingvrije bedrag - automatisch plaats: 5.925 gulden 5.925 11.850 (was 5.769 5.769 11.538). 2. Ook als men ongehuwd is, kan in een dergelijke situatie het belastingvrije bedrag van de huisgenoot worden overgedragen. Naast het feit dat de huisgenoot/huisgenote geen inkomen heeft of een inkomen van minder dan 5.925 gulden (was 5.769), moet men aan een aantal nadere voorwaarden voldoen, te weten: men moet vanaf de aan vang van het vorige kalenderjaar en aan sluitend meer dan 6 maanden in het kalen derjaar samen op één adres ingeschreven staan in het bevolkingsregister. Voorts moe ten beiden bij de aanvang van 1994 18 jaar of ouder zijn. Indien de huisgenoot bij aan vang van het kalenderjaar 1994 jonger is dan 27 jaar doch tenminste 18 jaar geldt als aanvullende voorwaarde dat hij/zij niet meer dan gedurende 6 maanden in het ka lenderjaar door ouders of pleegouders in belangrijke mate onderhouden mag wor den. Voor ongehuwden is indeling in tarief groep 3 voor de loonbelasting alleen moge lijk via een beschikking van de inspecteur. Daartoe moet een gezamenlijk verzoek worden gedaan. Tariefgroep 4 Het belastingvrije bedrag voor personen in gedeeld in tariefgroep 4 is 10.666 gulden (was 10.385). Men wordt ingedeeld in ta riefgroep 4 als men alleenstaande ouder is, bij wie de kinderen, die bij aanvang van het kalenderjaar jonger zijn dan 27 jaar, inwo nen en men één of meer van de kinderen in belangrijke mate onderhoudt. Voldoet men aan die voorwaarden dan krijgt men een extra belastingvrij bedrag van 4.741 gulden (4.616) op het gebruikelijke bedrag van 5.925 (5.769) 10.666 (10.385). Men wordt geacht een kind in belangrijke mate te onderhouden indien voor een kind recht bestaat op kinderbijslag, of de op hem/haar drukkende kosten van levenson derhoud van een kind tenrriinste 56 gulden per week bedragen. Tariefgroep 5 Het belastingvrije bedrag voor personen in gedeeld in tariefgroep 5 is 10.666 gulden (10.385) plus 6 procent van het arbeidsin komen met een maximum van 4.741 (4.616). Als men als alleenstaande ouder naast hetgeen er voor tariefgroep 4 geldt ook nog werkzaamheden buiten het huis houden verricht en het jongste kind dat in woont bij aanvang van het kalenderjaar jonger is dan 12 jaar, dan heeft men recht op een extra belastingvrij bedrag bovenop het belastingvrije bedrag van tariefgroep 4. Dat extra belastingvrije bedrag is 6 procent van het met die werkzaamheden verdiende inkomen. Hiervoor geldt een maximum van 4.741 gulden (4.616). Aanslaggrens De aanslaggrens voor de inkomstenbelas ting wordt in 1994 76.400 gulden (was74.000). De grens voor teruggaaf van teveel ingehouden loonbelasting en premie volksverzekeringen wordt verlaagd. Per 1 ja nuari 1994 wordt voor het belastingjaar 1994 de grens verlaagd van 331 gulden (221 voor bejaarden) naar 150. Arbeidskostenforfait Uit het Belastingplan 1994 vloeit voort dat per 1 januari 1994 het arbeidskostenforfait is verhoogd van 5 procent naar 8 en het maximumbedrag, naast de verhoging met de inflatiecorrectie, met 465 gulden. De vas te aftrek voor beroeps/wervingskosten (van 8 procent van het inkomen uit tegenwoor dige arbeid) kent in 1994 een minimumbe drag van 231 gulden (224) en een maxi mumbedrag Vein 2.086 (1.578). Het vaste af trekbedrag voor niet-actieven wordt 569 gulden (554). Reiskostenforfait De bedragen van het algemene forfait voor 1994 zien er als volgt uit. Deze bedragen gelden voor mensen die helemaal géén ge bruik maken van het openbaar vervoer. Indien men wèl gebruik maakt van het openbaar vervoer (voor de hele afstand of voor een deel) dan kan men in aanmerking komen voor een hoger aftrekbedrag of eventuele vrijgestelde vergoeding van de werkgever. Men moet dan wel aan een aan tal aanvullende voorwaarden voldoen. Men moet beschikken over een openbaar-ver- voerverklaring. Krijgt men een vergoeding van de werkgever, dan mag de werkgever de hogere belastingvrije bedragen alleen toepassen, als men de plaatsbewijzen bij de werkgever inlevert. Algemene reiskostenforfait in hele guldens: 16-20 km 21-30 km meer dan Reiskostenforfait openbaar vervoer 0-10 km 11-15km 16-20 km 21-30 km 31-40 km 41-50 km 51-60 km 61-70 km 71-80 km Het normbedrag voor de belastingvrije au tokilometervergoeding wordt voor 1994 0,57 gulden (0,52). Lijfrentepremie-aftrek De nieuwe bedragen voor de aftrek van lijf rentepremie zijn: maximaal 5.496 gulden (5.351) per persoon en voor gehuwden 10.992 (10.702). Spaarregelingen Werkgevers en werknemers kunnen in overleg werknemersspaarregelingen treffen. Vanaf 1 januari 1994 gelden er nieuwe re gels die het mogelijk maken dat er over maximaal 2.568 gulden aan loon geen be lasting en premies betaald hoeven te wor den. Het gaat daarbij om vormen van loon op grond van de volgende regelingen: pre miespaarregelingen en spaarloonregelingen (waaronder geblokkeerde winstdelingsrege- lingen en aandelenoptieregelingen in het bedrijfsleven). Winstdelingsregelingen Werkgevers in het bedrijfsleven hebben de mogelijkheid om een winstdelingsregeling te treffen. De werknemers hebben dan recht op een aandeel in de (fiscale of com merciële) winst van het bedrijf van de werk gever of van een of meer bedrijven die met dit bedrijf zijn verbonden. Geschenkenvrijstelling Met ingang van 1 januari 1994 geldt een ge schenkenvrijstelling bij feestdagen van maximaal 300 gulden per jaar. Dit bedrag mag de werkgever ter gelegenheid van een of meer feestdagen belasting- en premievrij aan de werknemer uitkeren. Schenkingsrecht Schenkingen door ouders aan kinderen: vrijstelling: (per kalenderjaar) 7.468 gulden (7.272). Vrijstelling eenmalig 37.343 gulden (36.361) voor kinaeren tussen 18 en 35 jaar mits in de aangifte op de vrijstelling een be roep wordt gedaan.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1993 | | pagina 5