'Leven heeft pas zin als je ook voor dood kunt kiezen' René Diekstra. Pleidooi voor een referendum 9 A René Diekstra, klinisch psycholoog te Leiden, is de Kop van Jut. Hel aambeeld waarop media het openbare debat over zaken als zelfdoding en euthanasie smeden. ~)ver zijn hoofd ontlaadt zich de toom van sommige 'ïïistelijke ethici als Diekstra het waagt met grote njmoedigheid over het einde m een persoonlijk bestaan te spreken. Over zijn populistische toon van schrijven en debatteren liaken collegae onderzoekers en wetenschappers zich stiekem vrolijk Ondertussen volgt een steeds \reder publiek de Denkwijzer Diekstra. In drie artikelen René Diekstra als onderzoeker, pralist en pleitbezorger voor een referendum over zaken van leven en dood. JOHNOOMKES René Diekstra mag dan veel aan dacht hebben getrokken met tal van. al dan niet gepopulariseerde, publicaties, zijn waarnemingen over mensen die de dood onder ogen zien, zijn gebaseerd op empirisch onderzoek. Hij is niet aüeen wetenschapper, maar ook hulpverlener. Diekstra is bovendien daadwerkelijk begaan met cliënten die al dan niet langer willen le ven. „Als hulpverlener kun je het heel moeilijk hebben", zegt Diekstra in zijn werkkamer aan een van de Leidse singels. „Dan zit er op eens een aantrekkelijke man of vrouw tegen over je. Eentje die intelligent blijkt. Iemand die er zó attractief uitziet dat je weet: hij of zij hóeft helemaal niet alleen door het leven te gaan. Voor je zit een móói mens dat geen en kel probleem zou hebben om een partner te versieren." Diekstra strijkt de mouwen van een smet teloos wit shirt glad, alsof hij een plooi in zijn gedachtenwereld rechttrekt. Hij zegt dat hij dergelijke cliënten wel eens aanduidt als "mensen die op de verkeerde planeet terecht zijn gekomen". Als hij vertelt hoe hij door gaans te werk gaat bij de eerste gesprekken met hen, die zich aan zijn zorgen toevertrou wen, komt hij vanzelfbij deze categorie 'bui tenaards en'. De eerste twee vragen waarop een hulpver lener bij zo'n eerste gesprek antwoord pro beert te vinden, zijn praktisch van aard. Lijdt de persoon in kwestie aan een depressie of een andere psychische stoornis? Heeft hij of zij eerder geprobeerd zich van het leven te beroven? En verder wil je als hulpverlener weten of die man of vrouw die voor je zit nog wat van het leven verwacht. „Bij ons komt er nog iets bij: al dadelijk in het begin vragen we: heb je ooit in je leven een emotioneel in tieme relatie gehad? Eentje waarin je met een ander niet aUeen emotioneel mooie dingen kon uitwisselen, maar waarin je ook verve lend, kloterig of confronterend te keer kon gaan, zonder dat je de angst hoefde te heb ben dat je daardoor de relatie kon opblazen. Er zijn heel veel suïcidale mensen die zeggen: dat heb ik nooit gehad." Klinisch psychologen noemen het ant woord op deze vraag dé aanwijzing, dé indi cator hoe 't er met de cliënt voorstaat. Diek stra: „Wij hebben het dan over een basic trust-relatie. Als de persoon in kwestie nooit in staat is geweest om zichzelf emotioneel helemaal aan een ander te kunnen geven, dan ontbreekt er iets essentieels in zijn leven. Het kan óók dat zo'n vertrouwensrelatie zich niet heeft kunnen ontwikkelen omdat ande ren jouw cliënt in emotioneel opzicht nooit hebben vertrouwd, 'Sommigen zijn opeen verkeerde planeet terechtgekomen' nooit dat vertrouwen hebben gegund." „Soms word je in mijn vak met vol wassenen gecon fronteerd, die zeg gen: ik heb mijn hele leven het gevoel ge had dat er zich tus sen mij en de wereld een heel dikke gla zen wand bevond. Ik kon de andere men sen zien, hen waar nemen, hen horen, maar er zat iets kouds tussen. Ik heb geen echt emotionele contacten met anderen kunnen opbouwen. En dat is eigenlijk al twintig, dertig jaar zo. Een heel trieste bood schap, óók voor een behandelend psycho loog of psychiater. Want die mensen spreken heel vaak de waarheid. Een hulpverlener is op z'n hoede. Onder cliënten zitten altijd een aantal echte risico gevallen, zo maakt Diekstra duidelijk. Vooral mensen die lijden aan schizofrenie, paranoï de zijn, last hebben van achtervolgingswaan, kunnen plotseling, van het ene op het andere moment, een zelfmoordpoging doen. Diekstra waarschuwt voor het clichébeeld waarmee deze gevallen orqgeven zijn. „De buitenwereld denkt dat depressies zich uiten op de. klassieke manier: de persoon in kwes tie zou zich traag of teruggetrokken uiten, nergens meer zin in hebben, in zichzelf ge keerd zijn. Maar bij jongeren - de jongens op de eerste plaats - in de adolescente leeftijd (18-24 jaar), kan je ook andere symptomen waarnemen. Bij hen uit depressie zich soms in uitbarstingen van heftige agressie. Uiterlijk vertoon dat je in eerste instantie niet zou ver binden met depressief gedrag." Een algemeen scenario dat zelfdood tot besluit heeft, is niet te geven, zegt Diekstra. De omgeving vergist zich heel vaak in de symptomen. „Je ziet nog wel eens dat een jongen een tijd lang thuis ontzettend veel ge ruzie heeft. Die conflicten worden niet opge lost, de situatie blijft min of meer bestaan. Op een gegeven moment ontwikkelt zich dan een wegloopgedrag. De jongen verdwijnt zo maar, soms een dag, soms langer. Dat gedrag leidt tot sancties en je ziet dan dat zo'n jon gen terugkeert in de boezem van het gezin of de vriendenkring, en zich een tijdlangheel aangepast gedraagt. En dan opeens: bam! Echt voor eeuwig weg. En dan zegt de omge ving: we begrijpen er niets van; juist de laatste tijd paste hij zich zo goed aan." „Voor sommige zelfdoders geldt nog iets anders: alleen al het besluit om er een eind aan te maken, verschaft hen al rust. Allerlei spanningen vloeien daardoor alsnog weg. Het lijkt erop dat ze nog heel adequaat kun nen functioneren in het volle leven; alsof het iemand né een depressie plotseling heel goed gaat. Maar juist dan moet je attent zijn: voor je het weet, stappen ze er alsnog uit." - Tot de vaste inventaris van het volksgeloof behoort de veronderstelling dat veel mensen die een zelfdodingspoging doen, eigenlijk niet het tijdelijke met het eeuwige willen ver wisselen. Diekstra: „Het is heel gevaarlijk om tegen die mensen te zeggen: het was aanstel lerij, het was een vluchtpoging, je wilde niet echt dood. Dat is maar de vraag. Ook mensen die een overdosis nemen en nog bijkomen, beweren na afloop dat ze gewoon wilden sla pen. Als je dooivraagt blijkt dat er veel ernsti ger zaken een rol speelden: ze wilden ge woon wèg. Ach, in het aloude Gilgamesj Epos staat al dat de slaap de tweelingbroer is van de dood." René Diekstra: „De toename van het aantal zelfdodingen is bij vrouwen groter dan bij mannen. FOTO LOEK ZUYDERDUIN De inkt van de nieuwe Wet op de Lijkbezor- jegens zelfdoding, zo vat Diekstra de historie samen, ging is nog nat. Nog vers in het geheugen Hij legt een rechtstreeks verband tussen het latere waart de levendige herinnering rond van de christelijke dogma en het voorbeeld van de Romeinse vaak smoezelige manier waarop CDA en PvdA in de Se- wetgeving. „Bij de Romeinen was het zo dat de vrijwillige naat ervoor zorgden dat er en passant een voorlopig ein- dood - dus door eigen hand vallen - alleen toegestaan de kwam aan twintig jaar debat over euthanasie. Naar de was aan vrije burgers, niet aan soldaten - dan was het een letter van de wet is euthanasie nog steeds verboden, in de vorm van desertie - of slaven. Als een slaaf suïcide pleeg- praktijk kan de bestaande jurisprudentie voortbestaan. de, dan werd zijn lijk alsnog opgehangen of aan de wol- Geen zinnig mens gelooft dan ook dat het laatste over ven gegeven, of op pen kruispunt ten aanzien van een ie- deze zaak gezegd is, René Diekstra voorop. „Bij het re- der afschrikwekkend op spietsen gestoken. Allemaal be- cente euthanasiedebat in de Eerste Kamer heeft begrips- doeld om anderen te weerhouden zich het leven te bene verwarring tussen euthanasie en zelfdoding een grote rol men. Het leven behoorde niet aan ieder individu, maar gespeeld. De Senaat maakte zich vooral druk over de aan de eigenaar van het leven toe." vraag of iemand vrijwillig de dood verkiest, maar dat had „Datzelfde principe heeft het Christendom later over- slechts tot gevolg dat de zelfdoding en euthanasie in één genomen: het leven is niet van iedere zondaar, maar van adem werden behandeld. Alsof het om dezelfde materie de Heer. De mens had dus niet het recht daarover zelf te zou gaan! Dat heeft de discussie verward en de besluit- beschikken. Mijn idee is niet nieuw, hoor. Al voor de Ver vorming verziekt. Hulp bij zelfdoding hoort niet in het lichting, weerlegde John Donne, een Britse priester uit dé wetboek van strafrecht terecht. Waarover praten we ei- zeventiende eeuw, in zijn boek, Biatanatos de leerstellin- genlijk? Zelfdoding betekent letterlijk dat het iets is dat je gen van Thomas van Aquino en andere kerkvaders, en vrijwillig doet. Als je op grond van die vrijwillige keuze liet zien dat daar geen hout van klopte. Noch logisch, daarover adviezen krijgt, nou en? Diekstra weet waarover hij het heeft. Hij verstoutte zich vorig jaar een boekje te publi ceren dat jongeren advies verschafte over de vele vragen waarmee zelfdoding omgeven is. Vanuit reformatorische kring werden de ver schrikkelijkste verwensingen over zijn hoofd uitgestort; sommigen eisten een verschij ningsverbod. Waar het nooit van is gekomen, eerder het tegendeel. Het boekje werd zelfs in Duitsland en Amerika uitgegeven als 'preventie'., Diekstra vindt dat héél opvallend. „De weerstand tegen het benemen van (je) leven is in de grond helemaal niet van christelijke origine. Dat taboe bestond al heel duidelijk vóór het jaar nul. In allerlei 'heidense' beschavingen werd zelfdoding beschouwd *als een vorm van bezeten zijn door boze, duivelse krachten. In de eerste eeuw van het Christendom bestond er zelfs een zekere coulantie jegens zelfdoding. Als je je als christen in de dood stortte om te ontkomen aan verkrachting door romeinse soldaten, of als je van de rotsen sprong om te ontkomen aan terreur, dan was dat geaccepteerd." Vier eeuwen later spraken kerkvaders als Augustinus zich echter krachtig tegen zelfdoding uit. Dat was nood zakelijk omdat leden van een christelijke sekte, de Dona- tisten, zich met grote aantallen tegelijk van rotsen wierp om zo in het hemelse rijk te komen. De Kerk moest dui delijk maken dat dit de weg niet kon wezen. Vanaf dat moment is een ontwikkeling in het kerkelijk denken tot stand gekomen waarbij een absoluut verbod ging gelden 'Discussie hoort niet in het parlement thuis' noch historisch." De opstelling van René Diekstra staat lijn recht tegenover de ethiek van het CDA, al vindt hij zelf zijn standpunt niet a-christelijk. Diekstra: „Het leven heeft pas zin als iemand het in wezen ook zelf kan beëindigen, aals we niet in gedwongen detentie leven; zelf dus ook voor het leven kunnen kiezen door niet de dood in te gaan. Bij het debat over eutha nasie kwam het zwaartepunt van de morele afweging van die zaak te liggen op de vraag wat je moet doen als iemand wilsonbe kwaam is." „Iemand doden die wilsonbekwaam is, ligt ook als ik het als hulpverlener zelf zou moe ten doen veel zwaarder. Dat is emotioneel gesproken een heel zware, zo niet onmogelijke beslissing. Dat de samenleving daartegen aanhikt, is terecht. Maar deze discussie hoort niet in het parlement thuis. Als ik politicus was, zou ik deze kwesties per referendum aan de orde brengen." Diekstra zou wel wettelijk geregeld willen zien hoe art sen degenen die door middel van euthanasie een einde aan hun leven willen (laten) maken, zorgvuldig kunnen handelen. Diekstra, corrigerend: „En hoe je dat toetst. Maar de waardevraag óf er een mogelijkheid moet zijn voor mensen die op een bepaald moment niet veFder wil len leven om een beroep te mogen doen op een arts die moet niet in het parlement aan de orde komen. Die vraag, en dat debat, moet in de samenleving gevoerd en beslist worden." ls de hoeveelheid alcohol per hoofd van de bevolking JL. zou verminderen, dan zou den we ook een daling van het aantal zelfdo dingen zien. Dat verband is ook in de praktijk aangetoond. Alcohol kan de doodswensen losmaken voordat veel mensen de poging wagen. Mensen die suïcide plegen, hebben vaak eerst alcohol genuttigd, waardoor ze be ter de drempel kunnen nemen. De angst voor de dood wordt als het ware gedempt." Uitlatingen van René Diekstra over het voortgaand onderzoek naar zelfdodingen in Nederland heeft gewicht. Zoals, in dit geval, waar de samenhang tussen alcohol en suïci de daadwerkelijk is vastgesteld. Bij het stijgen van de alcoholconsumptie (de laatste 30 jaar steeds méér alcohol per hoofd van de bevol king) steeg ook het aantal suïciden. „Statistiek is vaak een zaak van gezichtsbe drog", zegt Diekstra.Als ik nu de suïcidecij- fers van een aantal Europese landen over de laatste twintig jaar neem en ik bereken de verbanden met een aantal andere gegevens, dan zie je opeens heel vreemde mogelijke re laties. Zo is het aantal tv-toestellen per huis houden toegenomen, maar het aantal suïci- degevallen ook. Bestaat er dus een verband? Moet je voortaan maar het zekere voor het onzekere nemen en alle tv-toestellen het huis uitflikkeren? Dat is natuurlijk onzin! Je moet naar Alle verbanden kijken; de taak van we tenschappelijk onderzoek is te letten op de samenhang en die te ijken". Het gemiddelde aantal zelfdodingen ligt in Nederland de laatste tien jaar vrij stabiel op 11, 12 gevallen per honderdduizend inwo ners. In Haarlem en omgeving een gebied waar een dikke tweehonderduizend mensen wonen komt het cijfer de laatste jaren óp 16 per honderdduizend. Diekstra: „Ook ge middelden moet je wantrouwen. Er staat dan met grote koppen in de krant dat het aantal zelfdodingen in Haarlem een kwart bóven het landelijke gemiddelde ligt, maar als je 't goed bekijkt, gaat 't om zes doden meer! Nou...zó moet je er ook naar kijken. De wijze waarop je statistieken publiceert kan heel snel misleidend zijn." Al meer dan een eeuw proberen onderzoe kers het fenomeen van de zelfdodingen in Nederland in kaart te brengen. Eén van Diek- stra's wetenschappelijke medewerkers houdt zelfs de verschillende cijfers per regio bij, maar ook bijvoorbeeld de verhoudingen tus sen grote stad en platteland waar het suïcides betreft. De uitkomsten van die mierenarbeid lijkt niet groot te zijn: er komen wel wat fluc- tuatieverschillen in de loop van deze eeuw voor, maar ze zijn niet zo groot. De regionale verhoudingen waar het zelfdodingen betreft is behoorlijk stabiel. Toch kan dergelijk monnikenwerk veel nut hebben indien het cijfermateriaal wordt afge zet tegen de snelle maatschappelijke ontwik kelingen die de Ne- derlandse samenle ving de afgelopen decennia heeft door gemaakt. Diekstra: „Velen denken dat meer mensen een einde aan hun leven maken in tijden van grote armoede of el lende. Zo simpel ligt het niet. Maar als je naar Zuid-Limburg kijkt in de periode die volgde op de mijnslui- tingen - begin jaren 60 - dan zie je wel forse toenamen in het aantal zelfdodingen. Gelijk tijdig dien je je dan te beseffen dat die streek rond diezelfde tijd sterke, snelle veranderin gen doormaakte in godsdienstig opzicht. De kerk verloor zijn greep op Limburg, veel mensen zochten hun heil daar ook niet meer." Vaak vormt de wisselwerking tussen be staande, vastliggende cultuurpatronen aan de ene kant en snelle, plotselinge veranderin gen in de maatschappij aan de andere kant de beste verklaring voor een stijging van het aantal zelfdodingen. Diekstra verwijst daar om naar graag naar Afrika, waar traditioneel het zelfdodingscijfer heel laag ligt. Behalve in die gebieden die een snelle verstedelijking hebben doorgemaakt. Diekstra: „Daar zijn de westerse invloeden het sterkst, en daar zie je een heel snelle ver schuiving bij de meest voorkomende doodsoorzaken. Het gaat lijken op wat wij van thuis kennen: hart- en vaatziekten, kan ker, maar ook suïciden. Dan zie je echt een samenleving in de overgang, in een periode van snelle verandering. Die oude, maar nog steeds vruchtbare theorie van Durkheim gaat in ons vak nog steeds op. Hij zei dat vooral de toestand van anomie - crisis, plotselinge ver andering, normenloosheid - dus perioden waarin mensen culturele normen en waar den loslaten - van invloed is op dit gedrag. Er zijn nogal wat aanwijzingen die aantonen dat dat nog steeds klopt." Het probleem met landelijke suïcide-statis tieken is dat er heel moeilijk verbanden ge legd kunnen worden met andere gegevens over maatschappelijke verschijnselen, zoals werkloosheid, het percentage buitenshuis werkende vrouwen, etcetera. Onderzoekers kunnen maar zeer moeizaam vaststellen of het om dezelfde mensen gaat. Diekstra: „Toch weten we nu wel dat de toename van het aShtal zelfdodingen onder vrouwen over. deze eeuw wat sterker is dan onder mannen. Dat heeft waarschijnlijk van doen met de ver anderde maatschappelijke positie van de vrouw. Zij is steeds meer blootgesteld aan andere patronen, heeft zich kunnen ont plooien op terreinen die traditioneel gezien meer aan de man voorbehouden waren. Vooral vrouwen hebben zich naar voren ge vochten. Maar dat is óók gepaard gegaan met een aantal traditionele verschijnselen bij mannen, zoals zelfdoding." Statistisch onderzoek heeft ook praktisch, zelfs preventief nut, zo toont Diekstra aan. Zo is vastgesteld dat veel mensen de dood ver kiezen op een moment dat in de buurt ligt van de overlijdingsdag van een dierbare. Re né Diekstra:Als je over de afgelopen vijf jaar in Leiden zou kijken wie een partner heeft verloren en wie vervolgens Öe hand aan zich zelf heeft geslagen, dan kun je een verband aantonen. Zulk onderzoek is belangrijk; je kan de naasten of zelfs de huisarts waarschu wen: Iet een beetje op 'die-en-die, pleeg eens een extra telefoontje. Hou de communicatie kanalen duidelijk open." 'Alcohol dempt de angst voor de dood'

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1993 | | pagina 37