Een afgestorven piep Hoe een zacht, geel donsje zich ontwikkelt tot een buitenaards wezen in verendracht. Hoe zo'n vette, pronkende kalkoen verandert in een saucijs onder plastic. Hoe de kalkoen, voor velen eeuwig verbonden aan kerst, uiteenvalt en een hapje wordt vooralle seizoenen. De volwassen kal koen. Een merkwaar dig beest met een ontzagwekkende kop; een en al ophopend vlees. FOTO'S HANS VAN WEEL JOHNSCHOORL. "1 1 en hal. Zacht licht. Zaagsel op de I j grond. Aangename temperatuur. Daar klinkt het piepen van de kal koenkuikens als rinkelende fietsbellen van schoolgaande kinderen. De kwetterende drukte van de donzen menigte. Het ziet er zo warm uit, zó zacht, zó pril. Je krijgt de nei ging om tussen die gele bolletjes te gaan lig gen, tegen ze aan te kruipen. Ze te vertellen dat ze niet bang hoeven te zijn voor de boze wereld. Het zou een leugen om bestwil zijn. Want hier, in deze hal van de kalkoenhou ders Derix en zoon in Noord-Brabant, groei en ze op voor de slacht, voor een oneervol einde onder de plastic verpakking voor de consument. ik Het krioelende leven in de hal is aandoenlijk. De een marcheert met (te) flinke stappen, de een ander waant zich al heel erg groot en sterk en waagt een poging te pronken; te pronken met nog niks. Er doet er eentje z'n oogjes dicht en kruipt tegen een ander aan. Ach, daar valt er een. Ach, daar spartelt er een op de grond. Mooie lieve wezentjes, die stuurloos paraderen in een wolk van onwe tendheid. De ruimte is onderverdeeld in 'ringen'. Een ronding op de grond wordt afgeschermd, door een stuk gaas. Tweehonderdvijftig kui kentjes bij elkaar; hanen gescheiden van de hennen. De ring speelt de beschermende moeder. De moeder die op hen wacht en ver troetelt. Boven de namaak-mamma hangt een straalkachel. Drie uur is het licht, een uur is het donker in de hal. Ook al bedoeld om de nabijheid van mamma-kalkoen te simuleren. Alsof the kids een uur onder moeders vleu gels mogen, waar het donker is en warm. Het licht gaat uit. De kuikentjes piepen kla gelijk. Als kleutertjes die midden in een span nend plaatjesboek zitten als moeder opeens het lampje uitdoet. Langzaam worden ze stil, bedaard. De meeste kuikens sloffen naar het midden van de ring, de warmte van de kachel opzoekend. Met z'n allen dicht bij elkaar. Piep! Een enke le piep, een piepje voor het slapen. En dan gaan de snaveltjes toe. Vier dagen mogen ze zich koesteren aan de warmte van de nep-moeder. Dan is die be scherming niet meer nodig; de ringen ver dwijnen, de scheiding tussen hennen en hanen blijft. Vader en zoon Derix lopen door de hal, loerend als ziekzoekers die door een bollen veld slenteren. Niet elk kuikentje overleeft het beginstadium. Ziekte en gedrang binnen de ring eisen slachtoffers. Af en toe bukken ze om een overleden hummeltje op te rapen en over te dragen aan de struktor-ton Voor de zieke gevederde jongens en meisjes heeft De rix een wondermiddeltje: glucose. Gewoon met een spuit in de snavel en de piep klinkt weer. Als het afvalpercentage na veertien da gen hoger is dan twee procent, wordt de broederij aansprakelijk gesteld. Na drie weken zijn kalkoenen stomme beesten om te zien. Half kuiken, half volwas sen: half a boy, half a man; te jong voor de liefde, te oud voor de poppen. Weer een week later slaan ze op hol. In een vlaag van totale zelfoverschatting gaat het rennen dan over in een poging tot vliegen. Echt hoog ko men ze niet. Ze zweven even. De eigenaardige pukkel tussen de ogen is intussen uitgegroeid tot een snot-sliert die nog tot volle ontwikkeling moet komen. ~k -k De volgende hal. De deur gaat open. Ik sta oog in oog met een haan, negentien weken oud. Hij kijkt als een portier van een disco theek die gebaart dat de tent al vol zit. Wat een merkwaardig beest! Die grote poten, dat vette lichaaam en vooral die ontzagwekken de kop. Rond het hoofd is het een en al op hopend vlees. De slijmerige snotsliert hangt als een lange lok over zijn snavel en wiebelt op het ritme van zijn bewegingen. Net een buitenaards wezen dat zich als vogel heeft verkleed. De een na de ander in de hal pronkt er op los. De kop krijgt de kleuren van de Ne derlandse vlag. De borst wordt volgeblazen met lucht; als een body-builder die even al zijn spieren laat zien. ,,Het is echt een ma cho-dier", zegt Derix. „Hij heeft altijd zoiets van: 'hé, kijkuit, want hier ben ik'." Wie leven in zo'n hal vol kalkoenen wil krijgen, moet even hard op de deur slaan. Bam! De kalkoenen schreeuwen hun longen d'r bijna uit, woest kijkend welke idioot hen dat geintje flikte. De een na de ander richt zijn snavel naar de deur met een blik van kom-maar-op-want-ik-lust-je-rauw. Buiten blijven, dus. Zo lief uitnodigend de piepjes van de kuikentjes klonken, zo dreigend is het brommend gekakel nu. Meer dan drieduizend volgroeide kalkoe nen leven in deze hal van duizend vierkante meter. In vakjargon is dat 'het maximale vlees per vierkante meter'. Het dier moet be wegingsvrijheid hebben. Een probleem in die leefgemeenschap: de geslachtsdrang. Ze zitten per slot van reke ning met alleen maar sexegenoten in dezelf de ruimte. Soms moet een zittende, verzwak te broeder het ontgelden én wordt er hanig gebonkt. Hanen die bij het scheiden der sexen per abuis tussen de hennen zijn be land, hebben overigens niet bepaald een ac tief liefdesleven. Sterker nog: ze worden dood gepikt door de dames-kalkoenen. Hiermee vergeleken is het toelatingsbeleid van het ge middeld Vrouwencafé van een overweldigen de tolerantie. De mannen-kalkoenen daaren tegen laten verdwaalde hennen volkomen met rust. Tonen respect. Hoe dat komt? Derix weet het niet. „Da's de natuur." Wanneer de hennen zestien a zeventien weken oud zijn, beschikken ze over voldoen de 'oproepgewicht': ongeveer tien kilo. Rijp voor de slachterij. De hanen mogen iets lan ger blijven: ze bereiken na 21 22 weken het 'oproepgewicht' van achttien kilo. Dan begint reis naar het levens-einde: de slachterij. In de kantine van het Brabantse bedrijf zit de familie Derix bij elkaar. In de hoek een com puter, opslagplaats van gegevens die het kal koenenleven sturen. Aan de wand schilderijtjes van kalkoenen, gemaakt door mevrouw Derix. Op een bord en op een spiegel laat zij haar interpretatie zien van het dier dat het familieleven be paalt. Vader Derix: „Ons moeder is een en al kalkoen." Ze glundert om zo veel erkenning. Kalkoenkuikentjes. Zó warm, zó zacht, zó pril. Derix: „Bij mij ligt dat toch anders. Ik hou veel van kalkoenen, maar als ik er geen bo terham meer mee verdien, dan is de liefde gauw over. Daar ben ik heel oprecht in. Ik 'geloof in de kalkoen. Het zijn mooie, trotse dieren. Dat pronken vind ik leuk, maar ook dat donzige. Tja... Weet je: een kalkoenhou der is een vreemd mens. Hij heeft iets van ehhhhh... Hoe moet je dat nou zeggen? Als ik op een bijeenkomst ben van boeren, dan haal ik de kalkoenhouders er zo uit. Varken fokkers, bijvoorbeeld, lopen anders. Die lo pen stijver dan wij." k Het proces, de hele cyclus van ei tot verpakte kalkoen, begint in Engeland. Daar, aan de overkant van de Noordzee, zit het grote fok- bedrijf van de Big Six, het type kalkoen waar het hier om gaat. De fokkers knutselen een kuiken in elkaar, 'goed van ei, goed van vlees'. Zo vliegen ze uit - all over the world - naar een vermeerderbedrijf om er op te groei en tot ze een behoorlijk ei kunnen laten. Na een week of dertig is het zo ver. Dan begint het proces cyclus op volle toeren te draaien. Het ei verhuist naar een broederij waar het zich vier weken lang warmt in machines. Nog geen twee dagen oud worden de kuikentjes gesext; gesorteerd naar geslacht. De volgende fase: via een laserstraal een gaatje in de neus. Met die ingreep sterft het voorste stuk van de snavel af, zodat infecties en kannibalisme geen kans krijgen. Ter bestrijding van vogel pest volgt inenting met een spray. Gereed dan voor de vetmesterijen (zoals die van va der en zoon Derix) waar ze in doosjes van 40 naar toe gaan. Om er als volwassen kalkoe nen af te reizen - in containers, op vrachtwa gens - naar de slachterij. Integrale Keten Be waking (1KB), heet dit systeem. Een bedenk sel van Plukon Kalkoen BV, de grootste kal koenslachter van Nederland. ~k ik Op de mat voor de deur van Plukon Kalkoen B.V. in Boxmeer liggen twee veren. Vertrapt, geknakt en legen elkaar aangeplakt. Hier is de slachterij, de plek waar dagelijks tiendui zend kalkoenen van levend gevogelte veran deren in verpakte artikelen. Eén kalkoen per twintig minuten. „Ons gaat het om het afge werkte artikel, het eindprodukt. Het vers- heidsconcept. Wij zijn gespecialiseerd in het opdelen van de kalkoen in produkten", zegt Piet Beltman, directeur van het bedrijf. Volgens het Produktschap voor Pluimvee en Eieren is er wat de kalkoen betreft een kentering merkbaar. Kerst en kalkoen blijken niet meer aan elkaar verknocht. De totale consumptie het hele jaar door, is in opmars. In vergelijking met de eerste drie kwartalen van 1992 werd er in 1993 28 procent meer kalkoenvlees gegeten. Waar vijf jaar geleden de helft nog in de laatste maanden van het jaar werd geconsumeerd, geldt dit niet meer. De kalkoen is de snelstgroeiende vleessoort van Nederland. Dat heeft alles te maken, al dus het Produktschap, met het feit dat de kalkoen nu in onderdelen aan de man ge bracht wordt. Als hamburger, saucijs, nasi- en bamivlees, tournedos of schnitzel. Door de vraag naar het r/ee/produkt is de hele kal koen verdwenen uit de Integrale Ketenbewa king van 'Plukon'. Het bedrijf brengt de hele kalkoen nog wel op de markt, maar geïmpor teerd uit Frankrijk. Directeur Beltman: „Dat heeft te maken met het mestsysteem. Kalkoe nen die als geheel naar de consument gaan, moeten op een andere manier gefokt wor den. Ze mogen bijvoorbeeld niet zo groot zijn. Omdat onze werkwijze daar niet meer op gericht is, halen we ze bij gespecialiseerde bedrijven in Frankrijk en verwerken we ze hier." •k ik De Laatste Wals. In de fabriek in Boxmeer ge beurt Het Onomkeerbare: de anonieme dood. Getraliede bakken naderen langzaam maar gestaag the final curtain. De kalkoenen kij ken even zielloos om zich heen als mensen op een roltrap van een warenhuis. Deze hier gaat naar de bovenste verdieping: de kalkoe- nenhemel. Dat ritme... Dat bonkende ritme... Het rit me van het naderende einde. Het ritme van een kalkoenfabriek. De getraliede bak gaat open. Graaiende handen van een werknemer grijpen de kalkoen en hangen de poten aan rails. Nog anderhalve meter onderste boven genieten van het leven. Dan gaat-ie, letterlijk, het hoekje om. Zwijgend naar z'n lot. Voor dat het zo ver is, laat hij nog even zien wie hij is: hij pronkt zijn hoofd vol kleur en zijn borst vol lucht. Dappere ogen kijken me aan. De kop spoelt door een waterplas; een bad onder stroom en daardoor verdovend. Het aansnijden van de strot krijg ik niet te zien. Zou het zó gruwelijk zijn?! De executie vol trekt zich niet machinaal, vertellen ze me. Een slachter dus, daar achter die deur. Wie zou daar staan?, vraag ik me af. Wat voor ty pe Magere Hein helpt hier die eens zo schat tige kuikentjes om zeep? Zou dat een man zijn die 's avonds bij thuiskomst zijn kinde ren over de bol aait, ze een kusje geeft? Zo'n man die vervolgens z'n kamerjas aantrekt en een liefdesromannetje gaat lezen? De kalkoen bloedt leeg, wordt geplukt. Bui ten die executieplaats loopt een smalle open afvoerbuis. Ik zie opgejaagd, schuimend bloed. Een rivier des doods. En dan die ruim te: warmte, intense stank. De kalkoen is ge knipt, geschoren, kaal. Elke uitdrukking uit de kop. Klaar voor het ontledingsproces. De hallen, de deelhallen. Daar hangt-ie. Het ritme van de fabriek tsjoekum, tsjoekum, tsjoekum als de hartslag van de dode kal koen. De organen eruit. Een bak vol met hartjes. Een bak vol levertjes. Een bak vol magen. Dan: de onthoofding. Allemaal nek ken in een plastic doos. En: lawaai dat door merg en been gaat als de voeten van de kal koen heftig krakend van de romp worden ge trokken. Alsof iemand een lege chipszak met veel vertoon tot prop drukt. Tsjoekum tjsoekum, tjsoekum. Tempo, rit me. De vleugels vliegen eraf. Zo aan zijn po ten hangend, lijkt de kalkoen een geestver schijning die op boze uren in mistige dorpjes rondwaart. Een van de personeelsleden draagt een schort met bizarre opdruk: Jezus. De God van de Deelhal, denk ik. Tsjoekum, tsjoekum, tsjoekum. Lopende banden, fluisterende werknemers en snijma chines. Radio 3. John Lennon die zingt Cold Turkey, has got me on the run. De kalkoen rent door het ontledingsproces. Hij wordt tournedos, schnitzel, gekruid gehakt, saucijs, nasi/bamivlees. De Grote Ontwording. Dan is er stilte. De uitgang van de fabriek. Dood geluid. Verpakte saucijzen, hamburger, tournedos en Filet. Kalkoen, zo onherkenbaar als een boer in een ruimtepak. Kalkoen panklaar. De afgestorven piep. ■y> lél V- li De deelhal. Tsjoekum, tsjoekum.... Tempo, ritme. Het einde van de kalkoen: in delen onder plastic.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Leidsch Dagblad | 1993 | | pagina 29